Plan: | Bedrijventerreinen Nijverheid-'t Belt, Twello, herziening Oude Rijksstraatweg 44 en 59 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.15101-VS00 |
Van Ingen Tweewielers is in 2011 gevestigd op het perceel Oude Rijksstraatweg 59 in Twello en exploiteert hier een tweewielerbedrijf met fietsen, brommers en scooters. Het bedrijf huurt een deel van het pand, bestaande uit een showroom, werkplaats en opslagruimte. Eind 2013 heeft de eigenaar van het perceel een sloopmelding gedaan voor alle opstallen die hier aanwezig zijn. De sloopmelding is begin 2014 aanvaard. Sindsdien bestaat voor Van Ingen Tweewielers onzekerheid over de continuïteit van de onderneming. De wens bestaat daarom te verhuizen naar een nieuwe locatie. Beoogde plek is het perceel Oude Rijksstraatweg 44 in Twello, schuin tegenover de huidige locatie.
Beide percelen zijn in het geldende bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt, Twello" bestemd als "Bedrijventerrein". Binnen deze bestemming is productiegebonden detailhandel en bepaalde vormen van detailhandel in volumineuze goederen toegestaan; detailhandel in fietsen, brommers en scooters valt niet binnen deze categorieën. De huidige showroom is positief bestemd door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in tweewielers'. De beoogde nieuwe locatie kent deze regeling niet. De heer Van Ingen van Van Ingen Tweewielers heeft om die reden verzocht medewerking te verlenen aan het verplaatsen van de maatwerkbestemming voor detailhandel in tweewielers van de huidige naar de nieuwe locatie. Om dit mogelijk te kunnen maken, moet een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld.
Doel van voorliggend bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van de verplaatsing van Van Ingen Tweewielers van het perceel Oude Rijksstraatweg 59 naar het perceel Oude Rijksstraatweg 44 in Twello.
Het plangebied ligt aan de noordwestkant van Twello op bedrijventerrein 't Belt, waarbij de Oude Rijksstraatweg één van de toegangswegen naar Twello is. De bestaande locatie ligt aan de zuidkant van deze weg; de nieuwe locatie ligt ten noorden hiervan. De situering van het plangebied in de omgeving is weergegeven in Afbeelding 1. Een luchtfoto met begrenzing van het plangebied is weergegeven in Afbeelding 2. De gronden zijn kadastraal bekend als gemeente TLO00, sectie A, nummer 1640 (Oude Rijksstraatweg 44) en TLO00, sectie E, nummer 93 (Oude Rijksstraatweg 59).
Afbeelding 1 - Situering plangebied
Afbeelding 2 - Luchtfoto Oude Rijksstraatweg 44 en 59
In het verleden waren beide locaties in gebruik bij de toenmalige vleesverwerker Robu. Nadien zijn de panden en percelen in gebruik geweest voor diverse, al dan niet startende, bedrijven. Het bestemmingsplan laat op beide locaties een breed scala aan bedrijvigheid toe en door de jaren heen heeft het nodige verloop in (onder)huurders plaatsgevonden. Behalve de algemene mogelijkheden voor bedrijvigheid, is detailhandel in tweewielers op de huidige locatie als specifieke functie toegestaan. De omgeving van de locaties kenmerkt zich hoofdzakelijk door bedrijvigheid, variërend in omvang en zwaarte. Ook zijn langs de Oude Rijksstraatweg meerdere (bedrijfs)woningen aanwezig, zoals ten zuidoosten van het plangebied. Ten zuiden van de locaties ligt de spoorlijn Apeldoorn-Deventer, waar aan de westzijde een hoogspanningslijn is gesitueerd.
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente).
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures.
Eén van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn daarbij onderwerpen. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken. Onderliggend plan raakt de nationale belangen niet.
Ladder duurzame verstedelijking
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.
Afbeelding 3 - Schema Ladder voor duurzame verstedelijking
Gezien aard en omvang van de ontwikkeling, is de ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Niettemin kan gesteld worden dat het plan voorziet in een behoefte (het gaat om verplaatsing van een bestaande functie) en dat deze behoefte binnen bestaand stedelijk gebied wordt opgevangen.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland
De Omgevingsvisie Gelderland is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies. De visie is op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
De opzet van de Omgevingsvisie is opgehangen aan de termen divers, dynamisch en mooi. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Divers Gelderland heeft betrekking op de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken en mobiliteit. Mooi Gelderland staat voor de kwaliteiten die bescherming of ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen, waarbij te denken valt aan cultuurhistorie, natuur en water.
In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die er voor moeten zorgen dat de in de Omgevingsvisie opgenomen visie ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. De verordening dient dan ook als het (juridische) toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning. De verordening bestaat uit een kaart met daaraan gekoppeld de regels.
Het perceel Oude Rijksstraatweg 44 ligt in de kern Twello en wordt aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. De kaartbladen 'Glastuinbouw' en 'Water en Milieu' zijn op de locatie van toepassing, waarbij nadere regels ten aanzien van glastuinbouw en de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas worden gesteld. Deze functies zijn in onderliggend plan niet aan de orde.
Artikel 2.3.3 van de Omgevingsverordening bevat regels ten aanzien van detailhandel. Op grond van artikel 2.3.3.1 onder 1 is bepaald dat in een bestemmingsplan geen nieuwe locaties voor detailhandel mogelijk worden gemaakt die leiden tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur. Daarnaast is in artikel 2.3.3.2 onder 1 bepaald dat detailhandelsvoorzieningen slechts op perifere detailhandelslocaties worden toegestaan indien deze vanwege specifieke ruimtelijke eisen -volumineuze goederen- en veiligheidseisen binnenstedelijk moeilijk inpasbaar zijn.
De planlocatie kan worden aangemerkt als een perifere locatie. Fietsen, brommers en scooters worden niet gezien als volumineuze goederen, hoewel ten aanzien van -met name- brommers en scooters gesteld kan worden dat deze binnenstedelijk (in een regulier detailhandelsgebied) voor de nodige hinder/overlast kunnen zorgen. Het plan voorziet in het verplaatsen van een bestaande detailhandelsfunctie naar een nieuwe locatie, schuin tegenover het huidige perceel. De huidige winkelruimte zal daarbij worden opgeheven. In planologische zin is daarmee geen sprake van een nieuwvestiging (toevoeging) van detailhandel, maar verplaatsing van een bestaande functie. Het plan leidt niet tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur. Op de nieuwe locatie is sprake van een winkelruimte die van gelijke omvang is als de winkelruimte die momenteel in gebruik is. Het plan levert gezien bovenstaande geen strijdigheid op met provinciaal beleid.
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) geeft de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen).
De Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de regio Stedendriehoek (vastgesteld 2009) maakt samen met Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (voor het bundelingsgebied) het ruimtelijk beleid voor de regio ‘compleet’. Beide documenten vormen samen de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied.
De doelstelling voor de RSV is door de regio uitgewerkt in vijf strategische keuzen:
In de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 is geen beleid opgenomen dat specifiek van toepassing is op dit plan.
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
In de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) is de toekomstvisie geformuleerd voor toekomstig gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dit kader geeft de ambities weer ten aanzien van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en is daarmee een handvat voor onder meer nieuwe bestemmingsplannen. De kern Twello wordt als hoofdkern van de gemeente Voorst gezien als vestigingsplaats voor meer grootschalige opgaven op het gebied van wonen en werken. De visie geeft geen specifieke ontwikkelingen weer die van belang zijn voor onderliggend plan.
Beleidsvisie Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg in Twello
Op 19 september 2011 is een beleidsvisie vastgesteld met betrekking tot ontwikkelingen op de bedrijventerreinen in Twello. De gemeente Voorst heeft als taak de bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt goed te laten functioneren. Binnen de regels krijgen bedrijven zo veel mogelijk de ruimte om naar eigen inzicht te kunnen ondernemen. Tegelijk worden de economische, sociale- en verkeerseffecten en het ruimtelijk beeld voldoende bewaakt. Beide bedrijventerreinen zijn sociaal en verkeersveilig en verweven met het dorp. Door de ligging aan een belangrijke toegangsweg tot het dorp Twello vanaf de Rijksstraatweg is de uitstraling van beide terreinen van invloed op de entree van Twello. De overgang van bedrijventerrein naar landschap vraagt eveneens om inzichten en eisen.
Waar zich mogelijkheden voor herontwikkeling voordoen, wordt rekening gehouden met het gewenste bestaande dorpse karakter en de daarbij behorende passende en gewenste kleine schaal van de bedrijfskavels. Dit geldt vooral langs de oude dorpse wegen Oude Rijksstraatweg, Molenstraat en Molendwarsstraat. Voor de entree van het dorp vanaf de rotonde, langs de Rijksstraatweg en aan beide zeiden van het spoor is de ambitie de ruimtelijke uitstraling te verbeteren.
De uitstraling van de bestaande bebouwing op het perceel Oude Rijksstraatweg 44 is niet representatief. Met de vestiging van de tweewielerzaak worden gevels aangepast en buitenterrein onderhouden, waarmee de uitstraling van het perceel -en daarmee de entree van Twello- wordt versterkt.
Bestemmingsplan Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt, Twello
De in 2011 vastgestelde beleidsvisie voor de bedrijventerreinen is als uitgangspunt gehanteerd voor het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt, Twello. Hierin is bepaald dat de bedrijventerreinen zo optimaal mogelijk gebruikt moeten kunnen blijven worden voor bedrijvigheid, binnen de kaders die hiervoor gelden op gebied van onder meer milieuwetgeving. Naast algemene bedrijvigheid, zijn regels opgenomen voor verschillende vormen van detailhandel in volumineuze goederen; goederen die gezien aard en omvang niet in het kernwinkelgebied van Twello passen. Enkele vormen hiervan (zoals auto's, boten, caravans) zijn bij recht toegestaan op de bedrijventerreinen. Voor detailhandel in onder meer keukens, badkamers en bouwmarkten is een specifieke regeling opgenomen op bestaande locaties en geldt voor het perceel Oude Rijksstraatweg 59 een afwijkingsbevoegdheid voor eventuele nieuwvestiging. Voor reguliere detailhandelsvestigingen is een maatwerkbestemming opgenomen voor de betreffende vorm van detailhandel; de bestaande detailhandelsbedrijven worden gerespecteerd, maar voor nieuwe vormen van detailhandel is op de bedrijventerreinen geen plek. Onder andere voor de locatie van Van Ingen Tweewielers is een dergelijke maatwerkbestemming opgenomen.
Voorliggend plan faciliteert de verplaatsing van een bestaande vorm van detailhandel op het bedrijventerrein, waarbij het vestigen op de nieuwe locatie is gekoppeld aan beëindiging van die functie op de huidige locatie. Er is geen sprake van een toevoeging van een nieuwe detailhandelsvestiging. Het plan is daarmee niet in strijd met de beleidsuitgangspunten van het geldende plan.
Leidraad Spoorzone 2030+
De Leidraad Spoorzone 2030+ vormt een stedenbouwkundig kader voor de beoordeling van nieuwe initiatieven in de spoorzone van Twello, waar het spoor een scheiding vormt tussen het landelijke milieu aan de noordzijde en het dorpse milieu aan de zuidzijde. De leidraad heeft een inspirerende en voorwaardenscheppende rol bij nieuwe ontwikkelingen in dit gebied, om de samenhang en ordening te versterken.
De Leidraad heeft vooral betrekking op nieuwe initiatieven, waarbij onder andere sloop en nieuwbouw plaatsvindt. Bij toekomstige herontwikkeling van de locatie Oude Rijksstraatweg 59 kan dit een rol spelen. De vestiging van Van Ingen Tweewielers op het perceel Oude Rijksstraatweg 44 betreft het hergebruik van bestaande bebouwing waarbij, behalve het creëren van een representatievere uitstraling van het perceel, geen directe veranderingen plaatsvinden. De uitgangspunten uit de Leidraad zijn dan ook niet specifiek van toepassing op dit plan.
Van Ingen Tweewielers wil verplaatsen van Oude Rijksstraatweg 59 naar Oude Rijksstraatweg 44, om de continuïteit van het bedrijf te kunnen waarborgen. De eigenaar van de bestaande locatie heeft een sloopmelding gedaan om de bestaande opstallen te slopen en heeft aangegeven akkoord te gaan met de (planologische) verplaatsing. Het geldende bestemmingsplan biedt op de huidige locatie de mogelijkheid voor een winkel van circa 310 m2. In afwijking van het bestemmingsplan is echter circa 210 m2 extra winkelruimte voor fietsen, brommers en scooters in gebruik. Verzocht is deze oppervlakte op de nieuwe locatie eveneens positief te bestemmen, om zodoende op de nieuwe locatie een toekomstbestendig bedrijf te kunnen uitoefenen met een winkeloppervlakte van circa 525 m2.
Uitgangspunt op het bedrijventerrein is om geen extra detailhandelsvestigingen mogelijk te maken. Om die reden is als voorwaarde aan de medewerking gesteld dat sprake dient te zijn van een verplaatsing naar de nieuwe locatie, waarbij de mogelijkheid voor de vestiging van een nieuwe (extra) tweewielerzaak op de huidige locatie komt te vervallen. Uit ruimtelijk oogpunt is het daarbij op voorhand minder relevant aan welke zijde van de weg de winkel gevestigd is. De gevraagde oppervlakte komt overeen met de feitelijk aanwezige winkeloppervlakte op de bestaande locatie en vormt daarmee geen verdere uitbreiding ten opzichte van de nu daadwerkelijk aanwezige detailhandelsfunctie. Gelet op voorgaande, bestaan geen bezwaren medewerking te verlenen aan de gevraagde verplaatsing van de rijwielzaak van Oude Rijksstraatweg 59 naar Oude Rijksstraatweg 44 in Twello.
Bij ruimtelijke ingrepen dient onderbouwd te worden of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk wordt per aspect (milieu, flora en fauna, archeologie, watertoets en economie) aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is.
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Het plan voorziet in het hergebruik van een bestaand pand, waar zowel in de oude situatie als in de nieuwe situatie bedrijvigheid plaatsvindt, met langdurig verblijf van personen. Om die reden mag verondersteld worden dat het pand geschikt is voor het beoogde gebruik en kan bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure achterwege blijven.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
In het moederplan bestemmingsplan Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt is de milieuzonering op de bedrijventerreinen ruimschoots onderzocht en onderbouwd. In onderstaande Afbeelding 4 is de theoretisch bepaalde zonering op basis van woningen in en rondom de bedrijventerreinen Nijverheid en 't Belt vastgelegd.
Afbeelding 4 - Theoretische milieuzonering vanuit woningen in en rondom de bedrijventerreinen
Op het perceel Oude Rijksstraatweg 44 is bedrijvigheid toegestaan tot en met milieucategorie 2 en is detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's en motoren bij recht toegestaan. Handel en reparatie in auto's, motoren en onderdelen hiervan, wordt op grond van de handreiking Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aangemerkt als categorie 2, waar detailhandel in algemene zin en reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) vallen onder milieucategorie 1. De verkoop van fietsen en scooters, evenals reparatie hiervan, is wat hinder op de omgeving betreft vergelijkbaar met de op dit moment toegestane bedrijfsactiviteiten. Vanuit het oogpunt van milieuzonering bestaan op voorhand dan ook geen belemmeringen om de verplaatsing van de tweewielerzaak naar dit perceel mogelijk te maken, waarbij het bedrijf de regels uit het Activiteitenbesluit in acht dient te nemen.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Het plan voorziet niet in de vestiging van een geluidgevoelige bestemming op het perceel Oude Rijksstraatweg 44. Akoestisch onderzoek kan om die reden achterwege worden gelaten.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Het bestemmingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit 'niet betekenende mate' zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ook vindt er in en nabij het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water of door buizen. In de Beleidsvisie Externe Veiligheid Voorst zijn de kaders voor externe veiligheid in milieuvergunningen en bestemmingsplannen vastgelegd. De spoorlijn Apeldoorn-Deventer in de gemeente Voorst heeft een PR 10-6 contour op minder dan 10 meter van het spoor. Er zijn geen overschrijdingen van de oriënterende waarde groepsrisico of mogelijke knelpunten in bestemmingsplannen rond de spoorwegen (zowel huidig als met de komst van het Basisnet spoor). De voorgenomen bedrijfsverplaatsing is niet van invloed op het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (in de Natura 2000-gebieden) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), tegenwoordig bekend als Natuurnetwerk Nederland. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing van het natuurnetwerk. Ruimtelijke projecten kunnen niet zonder meer worden gerealiseerd in of nabij beschermde natuurgebieden. Projecten die in of in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Als sprake is van externe werking dan kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden.
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het ministerie van Economische Zaken (Dienst Regelingen).
De locatie ligt niet in een beschermd natuurgebied. Binnen de planlocatie is de aanwezigheid van bijzondere soorten niet bekend. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan, die naast enkele gevelaanpassingen in principe alleen voorzien in interne verbouwingen, is nader ecologisch onderzoek achterwege gebleven. Te allen tijde dient de algemene zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet) in acht te worden genomen voor alle soorten planten en dieren die tijdens eventuele werkzaamheden onverwacht worden aangetroffen, ongeacht of deze soorten beschermd zijn.
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten is in de Monumentenwet 1988 geregeld. Hierbij gaat de wet uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.
De gemeente Voorst heeft in 2009 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Daarmee zijn de te verwachten archeologische waarden gedetailleerd in beeld gebracht. De beleidskaart is doorvertaald in dubbelbestemmingen voor bescherming van archeologische waarden in bestemmingsplan Buitengebied. Het plangebied (en specifiek de vestigingslocatie) ligt in een gebied dat bekend staat als een historische dorpskern of historisch bekende verhoogde woonplaats. Hier geldt een verplichting tot inventariserend archeologisch onderzoek indien een ingreep plaatsvindt die groter is dan 30 m2 én indien de diepte van de ingreep verder reikt dan 30 cm onder maaiveld.
Vestiging van Van Ingen Tweewielers op de nieuwe locatie vindt plaats in bestaande bebouwing. Verbouwingen beperken zich tot aanpassingen aan de gevels en interne verbouwingen, maar voorzien niet in ingrepen in de grond. Om die reden is het niet noodzakelijk archeologisch onderzoek te laten uitvoeren ten behoeve van voorliggende herziening van het bestemmingsplan.
Vanaf 1 januari 2012 dient met de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening, ingegaan te worden op de relatie van het ruimtelijk voornemen en de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied of de directe omgeving daarvan, bevinden zich geen monumenten. Wel bevinden zich in de omgeving verschillende cultuurhistorisch waardevolle elementen. Deze elementen concentreren zich langs de Oude Rijksstraatweg. De hier aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen zijn met name MIP objecten (monumenten inventarisatie project). Dit zijn objecten die begin jaren negentig zijn aangewezen door de Stichting MIP-Gelderland. MIP is een landelijk opgezet project dat als doel had de bouwkunst en stedenbouw uit de periode 1850-1940 in beeld te brengen. MIP objecten hebben geen bijzondere status zoals gemeentelijke en rijksmonumenten die hebben.
Gezien de aard en omvang van het plan, heeft de ontwikkeling geen nadelige ruimtelijke effecten op de omgeving en aanwezige cultuurhistorische elementen in de omgeving van het plangebied. Het aspect cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
De bedrijven die op de bedrijventerreinen in Twello gevestigd zijn, dienen in algemene zin de benodigde parkeerbehoefte op te lossen op het eigen perceel. Dit gaat zowel om het parkeren voor personeel als bezoekers. Aan de Oude Rijksstraatweg 44 zijn aan de voorzijde van het perceel in de huidige situatie zeven parkeerplaatsen aanwezig voor bezoekers. Aan de oostzijde van het perceel worden vier parkeerplaatsen gerealiseerd voor personeel. Aan de westzijde van het perceel wordt een vervallen fietsenstalling verwijderd, waar de vrijkomende ruimte gebruikt kan worden voor een viertal extra parkeerplaatsen. De parkeerkencijfers van het CROW, het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte, geven geen specifieke normen voor detailhandel en reparatie van tweewielers. Gelet op ervaringen op de huidige locatie is het aannemelijk dat het totaal van vijftien parkeerplaatsen in de nieuwe situatie ruimschoots toereikend is.
Het perceel Oude Rijksstraatweg 44 heeft in de bestaande situatie de beschikking over twee in-/uitritten. Deze situatie verandert in de toekomstige situatie niet. Uitgangspunt is dat de westelijke inrit hierbij zoveel mogelijk gebruikt wordt voor opgaand verkeer en de oostelijke inrit voor verkeer dat het perceel verlaat, in verband met logisch insteken van auto's op de bestaande parkeervakken.
In en rondom het plangebied zijn geen kabelleidingen, brandstoftransportleidingen of straalpaden aanwezig die enige invloed op het plan kunnen hebben.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.
Op 20 maart 2015 is de digitale Watertoets van Waterschap Vallei en Veluwe uitgevoerd (Bijlage 1). Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentiële waterbelangen worden geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. Kosten voor uitvoering van de het plan en eventuele planschade zijn voor rekening van initiatiefnemer.
Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het plan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Het bestemmingsplan betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt, Twello (het 'moederplan') en moet in samenhang met dat plan worden gelezen. Het voorliggende plan voorziet in een herziening van de verbeelding en een aanvulling op de regels van het moederplan. Voor zover in de regels geen wijzigingen plaatsvinden ten opzichte van het moederplan, wordt de tekst 'ongewijzigd' opgenomen als verwijzing naar de bestaande regels, die onverkort van toepassing blijven. Om plantechnische redenen worden in de regels ook de artikelen uit het moederplan benoemd die niet direct van toepassing zijn op voorliggende herziening. Vanzelfsprekend blijven deze artikelen 'ongewijzigd'. De artikelen worden opgenomen om het moederplan en de herziening te zijner tijd op een praktische manier te kunnen samenvoegen in één geconsolideerd bestemmingsplan Bedrijventerreinen Nijverheid-'t Belt, Twello, ter verbetering van de (digitale) leesbaarheid en daarmee gebruiksgemak van de geldende regelingen.
Verbeelding
Op de verbeelding wordt ter plaatse van de nieuwe winkelruimte aan de Oude Rijksstraatweg 44 de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in tweewielers' opgenomen, zoals die ook geldt op de bestaande locatie Oude Rijksstraatweg 59. Middels het figuur 'relatie' wordt een koppeling gemaakt tussen de bestemmingsvlakken van de beide locaties en (daarmee) de daar opgenomen aanduidingen voor rijwielhandel. Voor het overige blijft de verbeelding (en daarmee de ter plekke geldende bestemmingen en aanduidingen) gelijk aan de bestaande bestemmingsplanregeling. Ter verduidelijking hiervan zijn deze bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding van de herziening volledig opgenomen.
Regels
In de regels wordt aan de begripsbepalingen het begrip 'relatie' toegevoegd, dat is gedefinieerd als 'een koppelteken tussen twee bestemmingsvlakken en de daarin opgenomen aanduidingen'. Daarmee wordt gedoeld op de koppeling op de verbeelding tussen beide locaties en de opgenomen functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijvigheid - detailhandel in tweewielers'.
Aan de specifieke gebruiksregels van de bestemming Bedrijventerrein wordt een bepaling toegevoegd die regelt dat ter plaatse van de opgenomen aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein – detailhandel in tweewielers' gezamenlijk maximaal één rijwielzaak is toegestaan, voor zover deze aanduidingen onderdeel uitmaken van middels het relatieteken aan elkaar gekoppelde bestemmingsvlakken. Daarbij is bepaald dat de winkeloppervlakte maximaal 525 m2 mag bedragen en deze aaneengesloten dient te zijn. De vestiging van de rijwielzaak op de nieuwe locatie wordt daarmee onlosmakelijk verbonden aan het beëindigen van die functie op de bestaande locatie. Op beide percelen gelijkertijd een rijwielhandel exploiteren is dan ook niet mogelijk. Zoals hierboven aangegeven blijven de overige regels van het moederplan onverkort van toepassing.
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
Gezien aard en omvang van het plan is geen sprake van directe rijksbelangen. Om die reden heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van het Rijk. Over het plan heeft informeel vooroverleg plaatsgevonden met de provincie Gelderland. Hierbij zijn geen belemmeringen tegen het plan naar voren gekomen. Op grond van de digitale watertoets heeft waterschap Vallei en Veluwe een positief wateradvies gegeven.
Het waterschap en de provincie Gelderland zijn in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan is inspraak in dit geval achterwege gelaten.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 3 december 2015 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn drie zienswijzen naar voren gebracht.
In de in Bijlage 2 opgenomen zienswijzennotitie zijn de zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien. De zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan.