Plan: | Dorpsstraat 9, Terwolde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.12109-VS00 |
De eigenaar van het perceel Dorpsstraat 9 in Terwolde heeft in 1998 een bestemmingsplanwijziging doorlopen. Hierbij is de bestemming ''Gemengd'' gewijzigd naar de bestemming ''Wonen''. Bij de totstandkoming van het geldende bestemmingsplan Terwolde 2012 is het perceel abusievelijk bestemd als ''Gemengd''.
Met voorliggend bestemmingsplan wordt de oude planologische situatie weer hersteld. Het perceel krijgt een woonbestemming. Om het gebruik van het perceel voor woondoeleinden weer formeel mogelijk te maken is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk.
Ruimtelijk is deze ontwikkeling niet bezwaarlijk. Er verandert eigenlijk niets aan de feitelijke situatie, want er wordt immers al gewoond.
Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologisch kader te scheppen waarbinnen de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden uitgevoerd. Het plangebied heeft nu de bestemming gemengd en heeft de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie 3'' en de gebiedsaanduiding ''vrijwaringszone - straalpad''. Binnen het bouwvlak van de enkelbestemming ''Gemengd'' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan. Deze bedrijfswoning is aanwezig. De bestemming ''Gemengd'' zal ter plaatse van het plangebied gewijzigd worden naar een woonbestemming met de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie 3'' en de gebiedsaanduiding ''vrijwaringszone - straalpad''.
De locatie van Dorpsstraat 9 in Terwolde is weergegeven in afbeelding 1. Het plangebied is gelegen ten zuiden van het centrum van het dorp Terwolde. De grotere steden in de omgeving van het plangebied zijn het ten zuidwesten gelegen Apeldoorn, en het ten zuidoosten gelegen Deventer.
Het volledige plangebied beslaat ongeveer een oppervlakte van 300 m2. In afbeelding 2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. het plangebied bestaat uit het perceel welke kadastraal bekend staat als NBK02, sectie D, perceelnummer 2284.
Afbeelding 1: ligging van het plangebied in de gemeente Voorst
Afbeelding 2: luchtfoto van het plangebied
Afbeelding 3 - Luchtfoto Dorpsstraat 9 Terwolde
In dit hoofdstuk worden het dorp, de omgeving, de huidige en toekomstige situatie beschreven.
Het plangebied is gelegen in het dorp Terwolde. Terwolde is een dorp in de gemeente Voorst, in de Nederlandse provincie Gelderland. Het dorp ligt aan de westoever van de IJssel, ongeveer 4 kilometer stroomafwaarts van Deventer. Terwolde telt ongeveer 1820 inwoners, inclusief de buitengebieden. Het dorp Terwolde wordt gekenmerkt door de uit de 14e eeuwse stammende kerk van Terwolde. Verder wordt het dorp gekenmerkt door een actief verenigingsleven en de aanwezigheid van verschillende faciliteiten.
Terwolde kent een rijke geschiedenis. De eerste vermelding van 'Ter Wolde' dateert uit 1295. Het dorp is gelegen op een hoge oeverwal, die een goede vestigingsplaats vormt. Rondom de kerk ontstond een clustering van bebouwing, maar ook verspreid in het landelijk gebied en langs de linten vindt bewoning plaats. Op de kaart van 1850 is deze gefragmenteerde opbouw van het dorp goed te zien. Geleidelijk groeien de clusters langs de linten naar elkaar toe, met name vanaf het einde van de 19e eeuw. Rondom de kerk ontstaat een vooroorlogs klein tuindorp. Dit deel van Terwolde is van cultuurhistorische waarde. Het ensemble van de kerk met historische bebouwing in samenhang met de stedenbouwkundige structuur laat nog goed de oorsprong van het dorp zien. Dit gebied is in april 2011 aangewezen als beschermd dorpsgezicht.
Vanaf 1950 vinden meer planmatige uitbreidingen plaats. In de jaren vijftig vindt de eerste planmatige woningbouw plaats, ten westen van de kerk en aan de Schoolstraat. Veel aandacht was er voor de sociale woningbouw en dit resulteerde in kenmerkende arbeiderswoningen. In de jaren zestig en zeventig wordt het dorp aan de zuidwest- en oostkant verder uitgebreid. Deze worden als schillen rondom de kerk uitgelegd, waardoor een concentrische kern ontstaat. Ten zuiden van deze concentrische kern verdichten de linten zich geleidelijk aaneen. De meest recente grote uitbreiding vindt plaats aan de Kolkweg.
De directe omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door de lintbebouwing. In de directe omgeving van Dorpsstraat 9 zijn voornamelijk woonbestemmingen gelegen.
Ook bevindt zich aan de Noord-West kant, vier woningen verder, een gemengd en bedrijven bestemming.
Verder bevindt het dorp Terwolde zich landschappelijk op het snijvlak van drie landschappen; de oostelijk van de Bandijk gelegen uiterwaarden, de hoger gelegen oeverwal en de lager gelegen komgebieden in het westen.
Op de oeverwal bevindt zich het uitgestrekte dorpsgebied, welke parallel is gesitueerd aan de IJssel met uiterwaarden en Bandijk. De oeverwal kenmerkt zich cultuurhistorisch gezien als een gebied met een ontginningsstructuur en landbouwontwikkeling. Het is van oorsprong een oud woongebied van graan- en veeboeren en fruittelers. De percelen zijn onregelmatig en blokvormig en werden vroeger vaak door (meidoorn)hagen omringd.
Het komgebied ten westen van Terwolde heeft een rationeel verkavelingspatroon, met rechte wegen en waterlopen. Dit deel wordt ook aangemerkt als uniek broek- en veenontginningslandschap, aangezien met name de omgeving van Nijbroek een late veenontginning betreft, in een gebied waar deze weinig voorkomen. Dit landschap is dan ook uniek binnen het rivierenlandschap van Nederland.
Ten zuiden van het dorp zijn in natuurlijke laagten beken en een kanaal gelegen. Deze vormen een doorsnijding van de oeverwal en hebben een belangrijke afwateringsfunctie voor de nattere komgronden.
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Ook wordt de toekomstige situatie, na bestemmingswijziging kort beschreven. De plannen zijn getoetst aan het geldende nationale, provinciale en gemeentelijke beleid zoals in Hoofdstuk 3 is uitgewerkt.
Afbeelding 4 - Huidige bestemmingsplan
Het gehele plangebied heeft de bestemming gemengd. Dit geldt niet voor het gehele perceel (zie afbeelding 4). Naast deze enkelbestemming zijn in het plangebied de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie 3'' en gebiedsaanduiding ''Vrijwaringszone - straalpad'' aanwezig. De bedrijfswoning is geheel gelegen binnen het bouwvlak.
Afbeelding 5 - Vooraanzicht woning vanaf de Dorpsstraat
Afbeelding 6 - Overzicht huidige bebouwing en erfinrichting Dorpsstraat 9
In dit hoofdstuk komt het relevante beleidskader van Rijk, provincie en gemeente aan de orde.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Voorliggend initiatief heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.
Afbeelding 7 - Schema Ladder voor duurzame verstedelijking
Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is.
De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er wel of geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkelingen in relatie tot de omgeving.
Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling zijn de SVIR en de Ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties
Het plan is niet in strijd met de Nationale Omgevingsvisie.
In Nederland zijn 20 'Nationale Landschappen' die elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen hebben. De landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.
Binnen een Nationaal Landschap is ruimte voor sociaal-economische ontwikkelingen, mits de bijzondere kwaliteiten van het gebied behouden blijven of -beter nog- worden versterkt. Plannen voor grootschalige nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen en infrastructurele projecten passen hier dan ook niet binnen. De bouw van woningen om de eigen bevolkingsgroei op te vangen is in principe wel mogelijk.
Voor specifieke gebieden in een Nationaal Landschap gelden extra, al bestaande, beschermende maatregelen. Te denken valt aan de Natuurbeschermingswet voor natuurgebieden, de Natuurschoonwet voor landgoederen en de Monumentenwet voor historische gebouwen of dorpsgezichten.
Het plangebied aan de Dorpsstraat 9 valt niet binnen het Nationaal Landschap Veluwe.
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' die op 19 december 2019 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland. De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.
De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
- Gezond en veilig. Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
- Schoon en welvarend. Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
Gezien de kleinschalige aard en omvang én de effecten van onderliggend plan past deze bestemmingswijziging binnen de kaders van de Omgevingsvisie. In dit geval gaat het enkel om het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, waardoor de eerdere bestemmingsplan wordt hersteld. Hiermee is er geen strijdigheid met de provinciale kaders.
Het is voor provincies mogelijk om invloed uit te oefenen op bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting (artikel 4.1 Wro). De omgevingsverordening Gelderland (2021) dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De verordening kent de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en milieu, Erfgoed, Veilige Leefomgeving en Natura2000-gebieden. Op het plangebied zijn vooral de kaarten Landschap (Nationaal landschap), en Water (intrekgebied) van toepassing.
Artikel 2.56 van de Omgevingsverordening Gelderland geeft aan dat een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap en buiten de Groene Ontwikkelingszone, het Groene Natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, alleen bestemmingen mogelijk maakt die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten. Het plangebied valt onder het nationale landschap De Veluwe, deelgebied Zuidelijke IJsselvallei. De kernkwaliteiten van dit gebied worden als volgt omschreven:
Het gehele plangebied is aangewezen als intrekgebied. De provincie streeft ernaar het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. Het is daarom verboden om in een intrekgebied werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten ten behoeven van de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas.
Vanuit de Omgevingsverordening Gelderland worden geen bezwaren gezien voor de beoogde bestemmingswijziging. Het betreft geen bouwplan maar enkel een bestemmingswijziging zodat het perceel ook weer voor doeleinden gebruikt mag worden.
In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Voorst deel van uitmaakt, ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. In deze visie worden doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst. De visie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.
De regio Stedendriehoek legt in deze Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities vast voor het zogenaamde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied, waaronder Voorst. De structuurvisie laat zien hoe deze gemeenten samen streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling. Zo sturen ze in de visie op een toename en een beter woonmilieu. Onderliggend plan sluit aan op het regionale beleid en zal dus een bijdrage leveren aan een beter woonmilieu.
Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit,Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2022 in werking) opgesteld. Met de Omgevingswet wordt het ruimtelijke beleid dynamischer opgesteld, meer ontwikkelingsgericht. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen.
De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomst bestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd:
Het gaat in dit specifieke geval om een wijziging van de bestemming zodat het perceel weer voor woondoeleinden gebruikt mag worden. Gezien de aard en omvang van het plan worden er in de RTV geen uitspraken gedaan die specifiek betrekking hebben op het plan. Het plan is niet in strijd met de uitgangspunten zoals benoemd in de RTV.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de randvoorwaarden vanuit diverse omgevingsaspecten (onder andere milieu en water). Hierbij wordt ook ingegaan op de resultaten van uitgevoerd onderzoek ten behoeve van genoemde aspecten.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of, en zo ja welke, kosten zijn gemoeid met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Voor onderliggend plan hoeft bodemonderzoek niet plaatst te vinden. Het plan gaat over het wijzigen van de bestemming. Hierbij zullen geen bouw of graafwerkzaamheden plaats vinden. Bodemonderzoek is dan ook niet nodig en hierom is er geen bodem onderzoek uitgevoerd.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door Artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Er is in het plangebied sprake van een situatie, waarbij de huidige woning al in gebruik is genomen als burgerwoning. Deze situatie komt niet te veranderen. Het huidige woon- en leefklimaat blijft daarnaast gehandhaafd. Er vinden geen bouwactiviteiten plaats en er worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd. Een nadere toetsing aan de Wet geluidhinder voor vaststelling van dit bestemmingsplan is om deze redenen niet nodig.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit). De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder meer als gevolg van het verkeer. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door het wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan en afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijn stof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 10.000 m2 brutovloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Voorliggend bestemmingsplan leidt niet tot een ontwikkeling die in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. De feitelijke situatie zal niet komen te veranderen, aangezien er nu ook al wordt gewoond.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport van deze stoffen. Op basis van criteria die onder andere worden gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een (mogelijk) risico op zware ongevallen met zich mee brengen. Het gaat dan met name om de grote chemische bedrijven. Maar ook kleinere bedrijven zoals LPG-tankstations en opslag van bestrijdingsmiddelen. De (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen zoals buisleidingen, spoor-, auto- en waterwegen worden ook als een potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het aspect externe veiligheid draait om het beheersen van de risico's bij transport, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het groepsrisico (GR) en het plaatsgebonden risico (PR). Het GR legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het PR biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Als een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Het plangebied is gelegen in een gebied dat volgens de Gelderse Risicokaart een klein risico loopt op overstromingen. Deze kleine kans houdt in dat er eens in de 1000 jaar overstromingen kunnen plaatsvinden en dat de maximale waterdiepte 0,5 is. Bovendien ligt het plangebied in een beschermd gebied. Dit houdt in dat het gebied wordt beschermd door een primaire waterkering tegen buitenwater (zee, grote rivieren etc.) en regionale wateren (kleine rivieren, kanalen etc).
In de nabijheid van het plangebied vinden geen risicovolle activiteiten plaats. Op grotere afstand van het plangebied is de Rijksweg A1 gelegen. De Rijksweg A1 betreft een wegtraject met PAG-indicatie (plasbrandaandacht). Dit is een zone van 30 meter naast de infrastructuur, waar aanvullende bouweisen gelden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In deze situatie wordt alleen de
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen die invloed hebben op het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan brengt geen toename van het aantal personen en/of kwetsbare objecten met zich mee. De ruimtelijke situatie aan Dorpsstraat 9 in Terwolde wijzigt niet ten opzichte van de bestaande situatie. Het aspect externe veiligheid levert zodoende geen belemmeringen op voor het nieuwe bestemmingsplan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.
Een woning wordt aangemerkt als een geurgevoelig object. Daarom moet bij dit nieuwe bestemmingsplan beoordeeld worden of de (agrarische) bedrijven in de omgeving worden belemmerd en of er aan de Dorpsstraat 9 in Terwolde sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Afbeelding 8 - Overzicht bestemmingen in de directe omgeving van het plangebied
Afbeelding 8 laat zien dat het plangebied voornamelijk in een omgeving met woonbestemmingen ligt. Ten westen van het gebied is een bedrijfsbestemming gelegen op 45 meter afstand. Onduidelijk is of hier daadwerkelijk bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden. Gelet op de toegestande bedrijfsactiviteiten (maximaal categorie 2) en de afstand ten opzichte van het plangebied mag worden geconcludeerd dat er geen sprake is van belemmeringen. De bestemmingswijziging veroorzaakt geen extra beperkingen op de bedrijfsmogelijkheden vanwege de al aanwezige woonbestemmingen op kortere afstand. Daarnaast zorgt de afstand en de toegestane milieucategorie niet voor onevenredige (extra) hinder op het perceel Dorpsstraat 19, Terwolde.
Afbeelding 9 - Afstand plangebied tot dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden
Op bovenstaande afbeelding is de afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden weergeven. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Rijntakken' ligt op 329 meter afstand. Het onderhavig plan gaat enkel over het wijzigen van de bestemming. Hierbij zullen geen bouw of graafwerkzaamheden plaats vinden. Er is hierbij geen sprake van stikstofuitstoot. Eveneens komt de bestemming gemengd te vervallen waarmee in de toekomst toename van stikstof door de aanwezigheid van een bedrijf uitgesloten is. Geconcludeerd kan worden dat de Wet natuurbescherming, vanuit stikstof gezien, geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
Gemeenten hebben de verplichting om de natuurwaarden te beschermen. Ze moeten bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met beschermde soorten en beschermde gebieden. Het gaat om soorten die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet en gebieden die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet en de planhiërarchie van de Wet ruimtelijke ordening (beschermde natuurmonumenten, gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur). Nieuwe ontwikkelingen mogen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in principe niet verslechteren of verstoren, tenzij een vergunning kan worden verkregen.
Natura 2000
De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitatttypen, habitats van soorten en de leefgebieden van vogels in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen.
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door de projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Als er wel mogelijke negatieve gevolgen zijn, is de activiteit niet toegestaan, tenzij er na de habitattoets een vergunning wordt verleend.
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is gebied 'Rijntakken', welke is gelegen op +/- 329 meter afstand. Het onderhavig plan gaat enkel over het wijzigen van de bestemming. Hierbij zullen geen bouw of graafwerkzaamheden plaats vinden. Er is hierbij geen sprake van stikstofuitstoot. De bestemming 'Gemengd' zal ter plaatse van de bedrijfswoning worden gewijzigd naar 'wonen'. Hierdoor zal na realisatie van het plan geen sprake zijn van een negatieve externe werking. De gemengde bestemming komt te vervallen waarmee in de toekomst toename van stikstof door de aanwezigheid van een bedrijf uitgesloten is. Gelet op deze afstand en de aard van de ontwikkelingen die op grond van voorliggend bestemmingsplan worden uitgevoerd, wordt geconcludeerd dat er geen significante effecten zijn op het betreffende Natura 2000-gebied.
Het Natuurnetwerk (eerder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) genoemd) is een Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In de provincie Gelderland wordt het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) genoemd. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen GNN en GO gebieden gelegen. De kernkwaliteiten van GNN en GO gebieden zijn niet van toepassing op het plangebied.
Afbeelding 10 - ligging van het plangebied ten opzichte van GNN en GO gebieden. Donkergroen het GNN, lichtgroen de GO
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van soorten. Op grond van de Flora- en faunawet is het zonder ontheffing verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.
Zoals in subparagrafen 4.3.2 en 4.3.3 kort is toegelicht, is het plangebied buiten het Gelders Natuurnetwerk, de Groene Ontwikkelingszone en Natura-2000 gebieden gelegen. Ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan gelden dan ook geen wettelijke consequenties vanuit het aspect gebiedsbescherming. Vervolgonderzoek is niet nodig.
In 1992 is het verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden, is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.
De nieuwe wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.
De uitgangspunten van de nieuwe wet zijn:
Het onderhavig plan gaat over het wijzigen van de bestemming. Hierbij zullen geen bouw of graafwerkzaamheden plaats vinden. Archeologisch onderzoek is dan ook niet nodig en hierom is er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De waterparagraaf omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het plangebied valt onder het Waterschap Vallei en Veluwe.
De watertoets is uitgevoerd op 14 november 2023. Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. Ten opzichte van het huidige situatie veranderd er niks aan de verharding of bebouwing. Wanneer in de toekomst toch blijkt dat er acties ondernomen moeten worden die de waterbelangen kunnen schaden moet er contact op worden genomen met het Waterschap Vallei en Veluwe.
De watertoets is als bijlage Watertoets Dorpsstraat 9 Terwolde van deze toelichting toegevoegd.
Met het bovenstaande kan er vanuit worden gegaan dat het waterbelang voldoende wordt waargeborgd en dat het aspect water geen belemmering vormt voor onderliggend bestemmingsplan.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een aangewezen bouwplan geen sprake. Kosten voor eventuele planschade zijn voor rekening van initiatiefnemer.
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komt de volgende enkelbestemmingen voor:
In het bestemmingsplan komt daarnaast een dubbelbestemming voor, dit is:
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er de algemene bouwregels, gebruiksregels, afwijkingsregels, wijzigingsregels, procudureregels en de antidubbeltelregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan kent verschillende enkel en dubbelbestemmingen. De verschillende bestemmingen worden in de subparagrafen hieronder kort toegelicht. Allereerst worden de enkelbestemmingen beschreven, daarna de dubbelbestemmingen.
Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed & breakfast, groen, paden, verhardingen, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Hetzelfde geldt voor openbare nutsvoorzieningen.
Bouwvlak
In dit bestemmingsplan is er voor gekozen om het bouwvlak niet te wijzigen ten opzichte van de huidige planologische situatie. Binnen het bouwvlak mag maximaal 1 woning aanwezig zijn. Overige gebouwen en andere bouwwerken zijn buiten het bouwvlak gelegen.
Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum van 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m². Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.
Bed & breakfast
De woningen en de bijgebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen per bouwperceel maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.
Maximum bebouwingspercentage
Binnen de functieaanduiding 'erf' zijn uitsluitend overige gebouwen en andere bouwwerken toegestaan. Overige gebouwen moeten altijd ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Voor deze maat is gekozen om het visuele onderscheid tussen het hoofdgebouw en de overige gebouwen te behouden. De goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 m bedragen, mits de bestaande hoogte niet meer is. Dit is een maat die veel voorkomt en voldoet aan de gemiddelde eisen en wensen van de burger. Ook wordt met deze maat voldoende onderscheid aangebracht tussen hoofdgebouw en overige gebouwen.
De maximale oppervlakte aan overige gebouwen is begrensd. Deze oppervlaktemaat geldt alleen binnen de gronden met de aanduiding 'erf'. Wat er aan overige gebouwen binnen het bouwvlak wordt gebouwd telt niet mee. Binnen de aanduiding erf mag maximaal 50 m² aan overige gebouwen worden gebouwd. Daarnaast mag het bebouwingspercentage aan overige gebouwen van de gronden met de aanduiding 'erf' de 50% niet overschrijden. Deze oppervlaktemaat aan overige gebouwen biedt - naast het toegestane oppervlak binnen het bouwvlak en de mogelijkheid om omgevingsvergunningsvrij te bouwen - de burger voldoende flexibiliteit om direct in hun behoefte te voorzien. Anderzijds blijft de open ruimte op het erf voldoende gewaarborgd.
Voor het plangebied geldt de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie -3. Op deze gronden gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover in geval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud, overeenkomstig de toegekende bestemming.
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
Binnen de bestemming zijn 2 afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze hebben te maken met de aan huis toegestane bedrijven.
Daarnaast zijn in dit bestemmingsplan de volgende algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
Naast de afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.
Het bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid archeologisch verwachtingswaarde. Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde- Archeologie - 3 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In artikel 3.1.1. wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Overigens zijn per 1 januari 2012 de voormalige VROM-inspectie en de Inspectie van Verkeer & Waterstaat samengevoegd tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.
Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen.
Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Hieruit is naar voren gekomen dat verder overleg niet noodzakelijk is.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 29 november 2023 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.