direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kerkstraat 32, De Vecht
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.11102-OW00

Toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0001.png"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Kerkstraat 32, Terwolde bevindt zich de voormalige katholieke Antoniuskerk. Sinds 2015 is de kerk niet meer in eigendom van de parochie. Het monumentale pand heeft een maatschappelijke bestemming. De afgelopen jaren is met verschillende initiatiefnemers gezocht naar een invulling voor het gebouw.

Voorliggend bestemmingsplan maakt een initiatief mogelijk waarin de maatschappelijke ruimte deels behouden blijft en inpandig een woning wordt toegevoegd. De maatschappelijke ruimte kan meerdere functies huisvesten. De huidige eigenaar is voornemens om deze ruimte te gebruiken als boulderhal voor schoolkinderen. De toe te voegen woning wordt op een manier ontworpen die zo min mogelijk impact heeft op de monumentale kwaliteiten van het pand.

Om de herontwikkeling van deze kerk bestemming planologisch mogelijk te maken, is er een nieuw bestemmingsplan nodig. Voorliggend stuk vormt de toelichting op dit bestemmingsplan.

1.2 Het plangebied

Het plangebied is gelegen in De Vecht, een kleine kern tussen Apeldoorn en Terwolde. In afbeelding 1 en 2 is een kaart met de ligging van het plangebied opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0002.png"

Afbeelding 1 - situering plangebied in de gemeente Voorst

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0003.png"

Afbeelding 2 - ligging in De Vecht

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0004.png"

Afbeelding 3 - luchtfoto met plangebied rood omlijnd

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied valt onder de werking van het bestemmingsplan De Vecht 2010. Dit plan is door de gemeenteraad van Voorst vastgesteld op 15 februari 2010.

In afbeelding 4 is een uitsnede van het bestemmingsplan voor het plangebied opgenomen waarbij het perceel met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan rood omlijnd is. Het perceel heeft een maatschappelijke bestemming. Binnen het opgenomen bouwvlak (binnen de zwarte lijn) geldt een maximum goothoogte van 8 meter met een maximum bouwhoogte van 15 meter. De kerktoren heeft een maximum goot- en nokhoogte van 20 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0005.png"

Afbeelding 4 - uitsnede bestemmingsplan plangebied (rood omlijnd)

De bouw van een woning op de locatie past niet binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan. Om die reden is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van de historische en huidige situatie gegeven. In Hoofdstuk 3 wordt het plan beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de relevante beleidskaders. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling beschreven aan de hand van randvoorwaarden zoals milieuaspecten en archeologie. In Hoofdstuk 6 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de onderdelen in dit bestemmingsplan juridisch zijn vastgelegd. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. In Hoofdstuk 7 wordt ten slotte op de procedure van (voor)overleg en zienswijzen ingegaan.

Hoofdstuk 2 Historische- en huidige situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de planlocatie. Allereerst wordt in paragraaf 2.2 de historische situatie beschreven. In paragraaf 2.3 wordt een korte beschrijving gegeven van de huidige situatie.

2.2 Historische situatie

De Vecht ontstaat in de loop van de 19de eeuw nabij een kruispunt van vier wegen: Kerkstraat, Lochemsestraat, Beentjesweg en Avervoordseweg. Rondom dit kruispunt ontstaat een kleine nederzetting bestaande uit een herberg/uitspanning, de korenmolen Koekkoek en enkele boerderijen. De herberg/uitspanning dateert uit de 18de eeuw. De plek waar in 1920 het kerkgebouw met pastorie is gebouwd, was daarvoor nog onbebouwd. De topografische kaart uit dat jaar laat zien dat het gebied aan dit gedeelte van de huidige Kerkstraat grotendeels onbebouwd was.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0006.png"

Afbeelding 5 - topografische kaart 1920, omgeving plangebied rood omlijnd

Op de topografische kaart uit 1933 is het gebouwencomplex voor het eerst ingetekend, bestaande uit het kerkgebouw met rechts daarvan de pastorie en het direct daarachter gelegen kerkhof. Links hiervan bevindt zich de school met naastgelegen meesterswoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0007.png" Afbeelding 6 - topografische kaart 1933, omgeving plangebied rood omlijnd

De rooms-katholieke kerk met pastorie is gebouwd in 1920 naar een ontwerp van de architect Herman Kroes uit Amersfoort. De eerste steen is gelegd op 14 juli 1920. Het timmerwerk werd uitgevoerd door de Gebr. De Haan, het metselwerk door de Gebr. Van den Belt en het schilderwerk door J. Siero. Het kerkgebouw is op 19 juli 1921 geconsacreerd door Z.D.H. Mgr. H. van de Wetering, Aartsbisschop van Utrecht.

De kerk van het type pseudobasiliek bestaat uit een narthex met aan de oostzijde een 20 meter hoge kerktoren. Aan de noordzijde van de narthex bevindt zich een driebeukig schip bestaande uit een brede middenbeuk en getrapte zijbeuken, gevolgd door een breed transept en een vijfzijdige koorafsluiting met aan de oostzijde van het koor de sacristie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0008.png"

Afbeelding 7 - historische foto van het katholieke ensemble tijdens de opening in 1921 (franciscusenclara.com). Van rechts naar links: de pastorie, het kerkgebouw, de school en de meesterswoning.

Al vrij snel na de ingebruikname van het kerkgebouw besluit men in 1927 om het interieur van de kerk te verfraaien. De Oostenrijkse kunstschilder Robert Wosak uit het Neuburg klooster bij Wenen wordt gevraagd om het priesterkoor en het schip van de kerk te beschilderen. Op het priesterkoor waren negen koren en engelen te zien in negen kleuren. Het gewelf in het schip werd voorzien van een blauwe kleur. De reacties op de decoraties van het interieur waren wisselend. Een deel van de reacties waren positief, maar veel mensen vonden het eindresultaat vreemd en vooral te druk. In 1929 krijgt Wosak de opdracht om ook de kruisweg te schilderen. In 1947 besluit men om gewelf te vervangen door een nieuw stenen gewelf. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd door H.G. Obdeyn. In datzelfde jaar zijn door het atelier Siero nieuwe glas-in-loodramen met gebrandschilderd glas aangebracht ter vervanging van in de oorlog gesneuvelde ramen. Bij vernieuwingen in het interieur in 1966 zijn de muurschilderingen van Wosak uit het zicht verdwenen. Het is goed mogelijk dat de schilderingen nog onder later aangebrachte verflagen aanwezig zijn.

Uit een overzicht van foto’s blijkt dat het interieur steeds soberder is geworden. Van de rijke uitstraling bestaande uit muurschilderingen, kleurige afwerkingen en beelden is niet veel meer over. Het interieur heeft een overwegend witte kleurstelling en van de oorspronkelijke interieurelementen is nog maar weinig gehandhaafd. Uitzondering hierop vormen de terrazzovloeren en de kroonluchters.

Bij werkzaamheden in de jaren '60 zijn ook de in zijbeuken staande biechtstoelen verwijderd. In de linker zijgevel is een vaste biechtstoel aangebracht. Ten behoeve hiervan is de gevel uitgebouwd en is een kozijn met twee houten deuren aangebracht.

2.3 Beschrijving huidige situatie

In de huidige situatie bevindt zich op het perceel nog steeds de Antoniuskerk. De kerk is in 2015 ontwijd en verkocht door de katholieke parochie. Sindsdien heeft de kerk leeggestaan. De naastgelegen pastorie is al afgesplitst van de kerk en in gebruik als regulier woonhuis. De kerk stamt uit het jaar 1920 en is een gemeentelijk monument. De kerk is onderdeel van een rooms-katholiek ensemble met de pastoriewoning, het kerkhof en de naastgelegen school met meesterswoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0009.png" Afbeelding 8 - luchtfoto van de kerk uit 2022

In 2021 is de kerk in handen gekomen van nieuwe eigenaren. Zij hebben achterstallig onderhoud verricht en een plan ontwikkeld voor een duurzame invulling voor de kerk. Door de kerk een duurzame invulling te geven blijft onderhoud van het monumentale pand gewaarborgd.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het plan dat met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt beschreven. Voor dit monumentale pand is zowel de binnenzijde als de buitenzijde van het plan van belang. Het volledige plan is te vinden in Bijlage 1.

3.2 Planopzet

Van begin af aan is ingezet op behoud van het open karakter van de kerk. Van oudsher zijn kerken bij uitstek gebouwen met een openbare functie. Het uitgangspunt is om dit ook na de transformatie te behouden voor de Antoniuskerk.

3.2.1 Exterieur

De buitenzijde van de kerk blijft zoveel mogelijk origineel. Ingrepen aan de buitenzijde zijn veelal niet wenselijk. Echter, voor het behoud van de kerk, is zowel een nieuwe invulling als een betere ventilatie van belang. Openingen in de gevel en het dak maken toetreding van licht en ventilatie mogelijk. De openingen worden op een zorgvuldige manier gerealiseerd die zo min mogelijk afbreuk doet aan het monument.

In het dak worden verschillende dakramen gerealiseerd. Aan de achterzijde worden bij het altaar verschillende incisies onder bestaande ramen gemaakt voor toetreding van extra licht. Ook wordt de entree van de woning aan de achterzijde gerealiseerd. De linkerzijgevel wordt voorzien van drie extra ramen. De hoeveelheid ingrepen aan de buitenzijde blijft hiermee beperkt.

Bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0011.png"

Afbeelding 9 - aanzichten huidige situatie

Toekomstige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0013.png"

Afbeelding 10 - aanzichten toekomstige situatie

3.2.2 Interieur

De meeste ingrepen vinden plaats aan de binnenzijde van de kerk. In de huidige situatie is de functie van de kerk volledig maatschappelijk. Het is een grote open ruimte met altaar en orgel waar vroeger de kerkdiensten gehouden werden. Met dit plan wordt een woonfunctie toegevoegd aan het pand. Dit vraagt om ingrepen aan de binnenzijde. In de eindsituatie is de kerk deels in gebruik als woning en blijft deels de maatschappelijke functie behouden.

Er is een bouwhistorisch onderzoek verricht voor de herontwikkeling van het kerkgebouw. Hieruit kwam naar voren dat de structuur en ruimtelijkheid van de kerk zoveel mogelijk gerespecteerd en zichtbaar gelaten moet worden. Geadviseerd werd om het middenschip, de transepten en het koor zoveel mogelijk vrij te houden van inbouwen.

In het plan is hier rekening mee gehouden door de woning als losstaand object in de ruimte van de kerk te realiseren. Door gebruik te maken van veel glas blijft de ruimtelijkheid van de kerk beleefbaar. De woning bevindt zich aan de achterzijde van de kerk, het voorste deel krijgt een maatschappelijke invulling. In eerste instantie zal dit gedeelte gebruikt worden als boulderlocatie voor basisscholen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0015.png"

Afbeelding 11 - plattegronden

Op de plattegronden is te zien dat de kerk opgesplitst wordt in twee delen. Het voorste deel van de kerk krijgt een open en maatschappelijke functie. Het achterste gedeelte is bedoeld voor het wonen. Met een glazen wand worden deze twee functies van elkaar gescheiden. Visueel blijft door het gebruik van glas de openheid bestaan.

Maatschappelijk

Het maatschappelijke deel is ontsloten via de bestaande ingang aan de voorzijde. In deze ruimte wordt de boulderwand gerealiseerd. Deze steekt een stuk de ruimte in vanaf de glazen scheidingswand. De invulling als boulderwand maakt de ruimte multifunctioneel. Het overig deel van de ruimte blijft open en kan gebruikt worden voor andere maatschappelijke invullingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0016.png"

Afbeelding 12 - impressie boulderwand

Woning

De woning krijgt een eigen toegang aan de achterzijde van de kerk. Hier wordt een passende entree gerealiseerd in het verlengde van de linker zijbeuk. Het interieur van de woning blijft zo open mogelijk. Enkel de sacristie en de twee slaapkamers zullen volledig afgesloten ruimtes zijn. De woning bevindt zich als een doos in de ruimte. Vanuit de voorkant van de kerk blijven de zichtlijnen hierdoor intact.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's zoals milieu, archeologie en water worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in Hoofdstuk 5.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 De Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio´s;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;

Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;

Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Onderhavig plan draagt bij aan een combinatie van functies met hergebruik van erfgoed. Het plan is daarmee in lijn met de langetermijnvisie van de Nationale Omgevingsvisie.

4.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het kader dat de (nieuwe) ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Voor de periode tot 2028 richt het Rijk zich op drie doelen:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van
    Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Het plan voor de kerk heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.

4.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied. Een schematische weergave hiervan is opgenomen in afbeelding 13.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0017.png"

Afbeelding 13 - ladder voor duurzame verstedelijking

Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is. De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Bij woningbouwontwikkelingen geldt dat in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als sprake is van de bouw van meer dan 11 woningen (uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 201608869/1/R3). 

Toetsing Ladder voor duurzame verstedelijking

Voorliggend plan maakt de transformatie van een kerkgebouw mogelijk. Gezien de aard en omvang is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling waardoor toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk is.

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.

De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

Gezond en veilig. Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Schoon en welvarend. Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

Onderliggend plan past binnen de omgevingsvisie Gaaf Gelderland. De herbestemming van het kerkgebouw past binnen een duurzaam gebruik van bestaande bebouwing.

4.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland (januari 2023) staan regels beschreven die ervoor zorgen dat de Omgevingsvisie Gelderland ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De Omgevingsverordening dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de Omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning.

De Omgevingsverordening Gelderland bestaat uit de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en Milieu, Erfgoed en Veilige Leefomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0018.png"

Afbeelding 14 - uitsnede omgevingsverordening Gelderland

In afbeelding 14 is een uitsnede van de Omgevingsverordening Gelderland opgenomen waaruit valt op te maken welke kaartlagen (met bijbehorende regels) van toepassing zijn op het plangebied. De locatie valt binnen de volgende thema's van het provinciale beleid: Glastuinbouwgebieden en intrekgebieden.

De locatie valt binnen een gebied met regels voor glastuinbouwbedrijven, waarvan in dit plan geen sprake is. Verdere toetsing aan deze regels hoeft dan ook niet plaats te vinden.

Intrekgebied

Ook is het plangebied aangewezen als intrekgebied. De provincie streeft ernaar het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. Het is daarom verboden om in een intrekgebied werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten ten behoeve van de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas. Daarvan is met dit plan geen sprake.

De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan heeft geen (onevenredige) gevolgen voor het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening. Het plan is niet in strijd met provinciaal beleid.

4.4 Regionaal beleid

4.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in provinciaal beleid.

De regionale visie zet vooral in op verdere herstructurering en intensivering van het bestaand stedelijk gebied. Enerzijds wordt een deel van het woningbouwprogramma gerealiseerd in de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, maar tevens wordt een deel gerealiseerd in de bestaande dorpen en kernen. Daarbij gaat het om herontwikkeling, om afronding van bestaande bebouwingstructuren en om een intensivering van centrumdorpse woonmilieus. Hiernaast zijn (beperkt) ook specifieke dorpse uitbreidingen mogelijk om het inwonertal in sommige dorpen op peil te houden.

Voor de gemeente Voorst is de expliciete opname van een woningbouwprogramma voor de dorpen in de gemeente van belang. Een programma dat de lokale behoefte te boven kan gaan. Zo wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit van de dorpen en aan het vergroten van het woonmilieu 'landelijk en dorps wonen'. Het toevoegen van een woning in de kerk past binnen de kaders van de regionale structuurvisie.

4.4.2 Woonagenda Cleantech Regio 2018

De gemeente Voorst maakt deel uit van de Cleantech Regio waarbinnen de samenwerkende gemeenten op regionaal niveau afspraken maken. Dit gebeurt onder meer op het gebied van woningbouw in de regionale woonagenda. In de onlangs (eind 2020) geëvalueerde en herijkte regionale woonagenda is de woningbehoefte voor de regio tot 2030 uiteengezet.

Met de woningbouwprogrammering in de regio wordt gestuurd op kwaliteit. Het behouden en versterken van de woonkwaliteit vraagt om de juiste woning, voor de juiste doelgroep, op de juiste plek in de regio. Daarbij kan woningbouw niet los worden gezien van de lokale woningbehoefte, het bestaande woningaanbod, de specifieke plek en veranderende woningbehoefte. Daarvoor is bovenal maatwerk op lokaal niveau. Om vanuit de gezamenlijke ambitie op kwalitatieve groei te sturen zijn richtinggevende principes ontwikkeld voor het lokaal beoordelen van woningbouwplannen. Het gaat daarbij om drie speerpunten:

  • Woningbouw draagt bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande stad, wijk, dorp, kern en buitengebied;
  • Woningbouw is behoeftegericht, past bij de lokale vraag van een specifieke doelgroep en levert een strategische (toekomstgerichte) aanvulling op het bestaande woningaanbod;
  • De programmering is flexibel en kan aangepast worden om goed te blijven aansluiten op de speerpunten van het beleid en actuele marktontwikkelingen.

In het onderstaande schema zijn deze speerpunten nader uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0019.png"

Afbeelding 15 - speerpunten regionale woonagenda

Naast de kwalitatieve afspraken, zijn in regionaal verband ook kwantitatieve afspraken gemaakt voor de periode 2020 - 2030. In de regionale woonagenda is per gemeente een bandbreedte opgenomen tussen de behoefte op basis van huishoudensgroei (lage bandbreedte) en het inlopen van een theoretisch woningtekort (hoge bandbreedte). In de regio wordt per gemeente gekoerst op een realistisch woningbouwprogramma waarbij vraag een aanbod goed op elkaar aansluiten. Binnen de kwantitatieve afspraken continueert de gemeente Voorst haar koers om gemiddeld 80 woningen per jaar toe te voegen. De gemeente Voorst zet in op een realistische prognosticering waarbij het belangrijk is dat woningbouw aansluit op de korte- en langetermijnbehoefte en het dorpse karakter.

Het toevoegen van een woning in de kerk in combinatie met behoud van een maatschappelijke functie draagt bij aan meerdere speerpunten. Het gaat om oplossen van een ruimtelijk knelpunt bij een monument. De leefbaarheid wordt versterkt en er wordt een woning toegevoegd aan het woningbestand. Het plan past dan ook binnen de kaders van de Woonagenda Cleantech Regio 2018.

4.5 Gemeentelijk beleid

4.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2024 in werking) opgesteld. Met de Omgevingswet moet een balans worden gevonden tussen enerzijds dynamiek en anderszijds zekerheid. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een steeds grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen. De doelen worden uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Ruimtelijke Toekomstvisie. In de uitvoeringsagenda wordt gespecificeerd wat, met wie en op welke termijn de uitvoering plaatsvindt. De uitvoeringsagenda heeft, net zoals de samenleving, een dynamisch karakter. Beiden zijn continu onderhevig aan nieuwe ontwikkelingen en daarom wordt het document met enige regelmaat vernieuwd, aangevuld en geactualiseerd.

De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomstbestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd:

  • Wonen, leefbaarheid en sociale cohesie;
  • Werken, innovatie en recreatie;
  • Omgeving en landschap;
  • Energie en klimaat.

Uitgangspunten die bij nieuwe woningbouwontwikkelingen gelden, zijn onder meer bouwen naar behoefte, gericht op kwaliteit en (in)passend in de omgeving. Er is een geschikt aanbod van woningen voor alle doelgroepen. In overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt daarbij gestreefd naar vergroting van het woningbestand door inbreiding in de bestaande kernen. Voorliggend plan past binnen deze uitgangspunten.

4.5.2 Woonvisie Aantrekkelijk Voorst 2025

In de in 2017 vastgestelde Woonvisie ‘Aantrekkelijk Voorst 2025’ is de gemeentelijke visie gegeven op het wonen in de gemeente Voorst. De gemeente Voorst is een aantrekkelijke plek om te wonen, gelegen in de groene zone tussen de steden Deventer, Zutphen en Apeldoorn. De gemeente is goed bereikbaar en heeft een goed voorzieningenniveau. Van belang is dit zo te behouden en dit te versterken. De vraag naar woningen neemt toe, waarbij jaarlijks circa 80 woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. De meeste van deze woningen maken onderdeel uit van bestaande plannen. Het gros hiervan richt zich op Twello, omdat hier de vraag het grootst is.

Om de gemeente Voorst aantrekkelijk te houden kent de Woonvisie vier pijlers van woonbeleid die richtinggevend zijn voor het gemeentelijke woonbeleid tot 2025. Het gaat om de volgende vier pijlers:

  • 1. Aantrekkelijke woongemeente. Bij nieuwbouw vindt kwalitatieve sturing plaats waarbij gebouwd wordt voor de behoefte van nu, maar ook voor langere termijn. Hierbij wordt ingezet op een divers woningaanbod dat aansluit bij woonwensen van verschillende doelgroepen. Leefbaarheid wordt gestimuleerd;
  • 2. Beschikbaarheid en betaalbaarheid. Voor lagere en middeninkomens moet de woonvraag bediend worden, door te zorgen voor voldoende aanbod sociale huurwoningen en bereikbare koopwoningen;
  • 3. Kwaliteit van de woningvoorraad. Deze pijler richt zich vooral op het verbeteren van de duurzaamheid van de woningen in de gemeente.
  • 4. Vergrijzing en wonen met zorg. De vergrijzing heeft gevolgen voor het wonen en de zorg. Langer zelfstandig wonen is het uitgangspunt. Zowel bij nieuwbouw als het aanpassen van bestaande bouw is het van belang hierin te faciliteren.

Elk van de pijlers kent verschillende speerpunten. In Afbeelding 30 is een overzicht van de verschillende pijlers en speerpunten schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0020.png"

Afbeelding 16 - pijlers en speerpunten van de Woonvisie

Voorliggend plan is een kleinschalig initiatief dat behoud van een monumentaal pand waarborgt. Het past daarmee binnen de woonvisie.

4.5.3 Erfgoedverordening 2017

De bundelingen van wetgeving in één Erfgoedwet en de verwachte invoering van de Omgevingswet heeft de gemeente ertoe gestimuleerd een meer integraal gemeentelijk erfgoedbeleid op te stellen. Hiermee krijgt het erfgoed de erkenning dat het een integraal onderdeel is van (de kwaliteit van) de fysieke leefomgeving. Door de invoering van deze twee wetten is het bereik van de gemeentelijke Erfgoedverordening in vergelijking met de voorgaande verordening zowel breder – het betrof monumenten én cultuurgoederen – als smaller: belangrijke fysieke onderwerpen zoals de aanwijzing of bescherming van stads- en dorpsgezichten of archeologische waarden en verwachtingen worden steeds minder geregeld via een verordening en meer via het bestemmingsplan en straks, onder de Omgevingswet, het omgevingsplan. Per saldo leidt een en ander tot een vereenvoudigde Erfgoedverordening.

De Erfgoedverordening is vernieuwd vanwege de per 1 juli 2016 ingevoerde Erfgoedwet. De Erfgoedwet vervangt en integreert verschillende wettelijke regelingen op het gebied van het cultureel erfgoed. Naast de Erfgoedwet wordt besluitvorming over cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving op termijn geregeld via de Omgevingswet. De Erfgoedwet anticipeert op de invoering van de Omgevingswet door overgangsrecht als gevolg waarvan delen van de Monumentenwet 1988 van kracht blijven, tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Daarom is deze verordening zowel gebaseerd op de Erfgoedwet als op de Monumentenwet 1988.

Op 3 juli 2017 heeft de gemeente Voorst de Erfgoedverordening 2017 vastgesteld. Deze erfgoedverordening bestaat uit regels en een bijbehorende archeologische beleidskaart.

Conform de regels van de erfgoedverordening is het kerkgebouw als gemeentelijk monument beschermt. Voor het plan is advies ingewonnen bij een onafhankelijke monumentencommissie.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de thema's als archeologie, natuuronderzoek, verkeersaspecten, water en de economische uitvoerbaarheid.

5.2 Milieu-aspecten

5.2.1 Bodem

Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

De locatie van de kerk is niet verdacht voor bodemverontreiniging. Sinds jaar en dag is het gebruik als kerk onveranderd gebleven. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

5.2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies, zoals woningen, anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. Deze afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. De milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam en onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten als geur, stof, geluid en gevaar. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het type rustige woonwijk en gemengd gebied.

Voor het plangebied geldt dat deze in een woonbuurt ligt, waarbij in de directe omgeving onder andere een school is gevestigd. daarnaast is sprake van eventuele beroepen of bedrijven aan huis, die als passend binnen de woonbestemming worden gezien.

De nieuwe woning wordt gesitueerd in een bestaand kerkgebouw. De woning bevindt zich hierdoor op relatief korte afstand van de basisschool. Voor een basisschool geldt vanuit de VNG een richtafstand 30 meter. Deze richtafstand wordt in dit plan niet aan voldaan. De basisschool is een plek waar vooral stemgeluid een geluidsbron is. Dit is incidenteel en vindt enkel overdag plaats in pauzes en kort voor en na schooltijd. Daarnaast is het leerlingaantal van de school relatief laag. De te verwachten overlast is hierdoor beperkt.

5.2.3 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over de geluidbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen vanwege wegverkeer, railverkeer of gezoneerde industrieterreinen. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de Wgh. De kerk ligt aan een weg met een maximumsnelheid van 30 km/uur, verdere toetsing is niet noodzakelijk. Ook uit de beschikbare data blijkt dat wegverkeerslawaai geen belemmering oplevert voor onderhavig plan.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0021.png"

Afbeelding 17 - Geluidskaart Kerkstraat 32, De Vecht

5.2.4 Luchtkwaliteit

Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit en de burgers beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het Besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Bijlage 3A van de Regeling NIBM geeft aan in welke gevallen nieuwe woningbouwlocaties in ieder geval NIBM bijdragen. De NIBM-grens voor woningbouwlocaties (voorschrift 3A.2) luidt:

  • 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg;
  • 3.000 woningen (netto) bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen 

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Situatie Kerkstraat 32

Gelet op de aard en omvang van dit project kan worden aangenomen dat voorliggend project ‘niet in betekenende mate bijdraagt’ aan de luchtverontreiniging. De locatie ligt niet binnen 50 meter van rijkswegen of provinciale wegen. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

5.2.5 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.

De gemeente Voorst wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen is het externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Doel hiervan is duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Voorst aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen bij het nemen van besluiten. Bij nieuwe plannen wordt in de uitwerking rekening gehouden met rampenbestrijding en zelfredzaamheid, waarbij bijvoorbeeld nieuwe ontwikkelingen voor kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen (zoals kinderopvang, basisscholen en ziekenhuizen) niet op korte afstand van het spoor worden gerealiseerd.

Door het toevoegen van een woonfunctie aan de kerk wordt een kwetsbaar object toegevoegd. Het enige risico dat speelt op deze plek is een middelgroot risico op overstroming. Dit is geen belemmering voor het toevoegen van een woning.

5.3 Archeologie

Wettelijk kader 

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2024 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

In opdracht van de gemeente Voorst is in 2017 door RAAP Archeologisch Adviesbureau een nieuwe archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Voorst onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten. Dit heeft geresulteerd in een archeologische beleidskaart die in 2017 is vastgesteld. De aangepaste Erfgoedverordening met daarin onder andere het archeologiebeleid is in 2017 vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.11102-OW00_0022.png"

Afbeelding 18 - uitsnede archeologische beleidskaart 2017

Het plangebied heeft grotendeels een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit betekent dat bij bodemingrepen groter dan 250 m2 én dieper dan 30 cm een archeologisch onderzoek nodig is. Voor het realiseren van de woning in de kerk vinden geen bodemingrepen plaats van deze omvang. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

5.4 Cultuurhistorie

Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

Onderhavig plan vindt plaats binnen een gemeentelijk monument. De waarden van dit monument zijn zorgvuldig meegenomen in de planontwikkeling. Het plan waarborgt een duurzame instandhouding van het monument door een invulling met woonfunctie. In de ontwerpfase heeft een onafhankelijke monumentencommissie geadviseerd over het plan. Bij de uitvoering zal toezicht plaatsvinden door een medewerker monumentenzorg van de gemeente Voorst.

Gelet op voorgaande vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

5.5 Natuuronderzoek

5.5.1 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

De Wet natuurbescherming vervangt sinds 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:

  • 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • 3. vereenvoudiging van de regels.

In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming.

De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd blijft strafbaar.

Onderhavig plan omvat geen sloop of nieuwbouwactiviteiten. Een flora- en faunaonderzoek is niet noodzakelijk.

5.5.2 Stikstofdepositie

Het plangebied ligt buiten de Natura 2000-gebieden en op ruim 3,7 km van het dichtstbijzijnde gebied. Het plan omvat het realiseren van een woning in een bestaand gebouw. De activiteiten in de bouwfase zullen gering zijn.

In de gebruiksfase nemen de activiteiten juist af ten opzichte van de huidige bestemming als kerk. De functie als kerk trekt meer bezoekers aan waarvan een deel ook met de auto komt. De boulderhal is primair bedoeld voor basisschoolkinderen van de naastgelegen school. Dit leidt niet tot een verergering van de stikstofuitstoot en depositie. Stikstofdepositie is niet belemmerend voor de ontwikkeling.

5.6 Verkeer en parkeren

Verkeer

De nieuwe woning trekt geen extra verkeer aan ten opzichte van de huidige functie. Het transformeren van de kerk tot woning heeft geen significante invloed op de afwikkeling van verkeer. Het behoud van de maatschappelijke functie als boulderhal is bedoeld voor schoolkinderen van de naastgelegen school. Zij kunnen deze afstand lopend overbruggen.

Parkeren

De gemeente Voorst hanteert op grond van het gemeentelijke 'Programma van Eisen voor de inrichting van de openbare ruimte in de gemeente Voorst' (PvE) bij nieuwbouwplannen verschillende parkeernormen. Bij dure woningen (boven €300.000,-) geldt een norm van minimaal 2 parkeerplaatsen per woning, bij middeldure en goedkopere woningen geldt een norm van 1,8. Het PvE biedt de ruimte om op basis van de parkeerkencijfers van het CROW de parkeernorm aan te passen op de situatie en omgevingsfactoren. Parkeren dient op eigen terrein opgelost te worden.

In de huidige situatie ligt een ruime parkeerplaats aan de voorzijde van de kerk. Dit is voldoende parkeergelegenheid om in de behoefte van het plan te voorzien.

5.7 Water

5.7.1 Watertoets

Algemeen

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is beoordeeld welke waterthema's in het plan relevant zijn.

Beoordeling

De toets is medio februari 2023 voor het plangebied uitgevoerd. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering en het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heerstende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen/randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. De initiatiefnemer dient de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het Waterschap Vallei en Veluwe toe te passen.

5.8 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in voorliggend plan begrepen gronden is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

6.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komt enkel de bestemming Wonen voor.

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er gebruiksregels, aanduidingsregels, bouwregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Aanduidingsregels

Een bestemmingsplan kan ook aanduidingen bevatten om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot gebruik- of bouwmogelijkheden. De bestemmingen en aanduidingen hebben juridische betekenis en moeten altijd in de regels van het bestemmingsplan voorkomen. Er zijn zes soorten aanduidingen te onderscheiden:

  • bouwvlak;
  • functieaanduiding;
  • bouwaanduiding;
  • maatvoering;
  • figuur;
  • gebiedsaanduiding.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Parkeren

Alle gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan mogen uitsluitend gebruikt, of in gebruik genomen mogen worden, wanneer voorzien is in voldoende parkeergelegenheid. Om te bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt getoetst aan de gemeentelijke parkeernormen en de geldende CROW normen die horen bij de specifieke functie.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

6.3.1 Wonen

Bestemmingsomschrijving

Bij de bestemming 'Wonen' is gekozen voor één bestemming 'Wonen' inclusief de functieaanduidingen 'tuin' en 'erf'. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis, alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming is op de verbeelding onderscheid gemaakt tussen het bouwvlak, de aanduiding erf en de aanduiding tuin. Deze driedeling is bepalend voor de plaats van het hoofdgebouw en waar niet mag worden gebouwd. Aangezien de kerk een gemeentelijk monument is, is vergunningvrij bouwen uitgesloten. Wel dient het terrein te voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De parkeerbehoefte is afhankelijk van de maatschappelijke invulling. De CROW normen zijn hiervoor leidend. Binnen het bouwvlak mag maximaal 1 woning gerealiseerd worden.

Voor elk bouwwerk dat toegevoegd wordt geldt in zijn algemeenheid dat er toetsing vanuit de gemeente noodzakelijk is. Bouwen bij een monument is nooit vergunningvrij. De regels in dit bestemmingsplan staan overige gebouwen toe onder voorwaarde dat dit cultuurhistorisch passend is. Toetsing vindt plaats door de gemeente.

Bouwvlak

Er is gekozen voor een systematiek waarbij binnen het bouwvlak enkel het hoofdgebouw is toegestaan. Waar overige gebouwen mogen worden gebouwd is dat middels een functieaanduiding aangegeven. Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Binnen het bouwvlak is de toegestane bouwhoogte voor kerktoren en schip vermeld.

Erf

De gronden achter en naast het bouwvlak zijn op de kaart aangeduid met de aanduiding erf. Op het erf zijn uitsluitend overige gebouwen en andere bouwwerken toegestaan. De aanduiding ligt in principe op 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw. Voor deze maat is gekozen om het visuele onderscheid tussen het hoofdgebouw en de overige gebouwen te behouden. De goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen. Dit is een maat die veel voorkomt en voldoet aan de gemiddelde eisen en wensen van de gebruikers. Ook wordt met deze maat voldoende onderscheid aangebracht tussen hoofdgebouw en overige gebouwen. Om te voorkomen dat de (analoge) kaart onoverzichtelijk wordt is er voor gekozen de hoogteaanduiding voor overige gebouwen niet op de verbeelding op te nemen.

De oppervlakte overige gebouwen is begrensd. Binnen het plangebied mag maximaal 50 m2 aan overige gebouwen worden gebouwd, ongeacht of deze binnen de aanduiding 'bouwvlak' of 'erf' gesitueerd zijn. Daarbij geldt wel dat het bebouwingspercentage aan overige gebouwen op de gronden met de aanduiding 'erf' de 50% niet mag overschrijden. Deze oppervlaktemaat aan overige gebouwen biedt de bewoners voldoende flexibiliteit om direct in hun behoefte te voorzien.

Tuin

De aanduiding tuin is toegekend aan de ruimte voor het bouwvlak aan de straatzijde. Op de gronden aangeduid met tuin zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is ten hoogste 1 meter.

Andere bouwwerken

Op de gronden met de aanduiding bouwvlak, erf en tuin mogen andere bouwwerken worden gebouwd tot een hoogte van 3 meter. Voor erf- en tuinafscheidingen op gronden met de aanduiding tuin en erf geldt een maximale hoogte van 1 meter respectievelijk 2 meter. Speeltoestellen en vlaggenmasten mogen maximaal 3 en respectievelijk 8 meter hoog zijn. De oppervlakte van alle andere bouwwerken samen mag niet meer dan 20 m² bedragen.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf

Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 50 m². Hiervoor mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt. Ook dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Maatschappelijke voorzieningen

Binnen de bestemming wonen is voor een gedeelte van het bouwvlak de aanduiding "maatschappelijk" opgenomen. Dit gedeelte van de kerk is bedoeld voor het huisvesten van een maatschappelijke functie. Hier dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden voorzien;

Bed & breakfast

De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

6.4 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

6.4.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staan;
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven in categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd.

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.

6.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.

In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Uitkomsten overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

Gezien aard en omvang van het plan is geen sprake van directe rijksbelangen. Om die reden heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk. De plannen passen binnen de afspraken uit de Woonagenda Cleantech Regio 2018 en daarmee ook binnen provinciaal beleid. Tegen het plan bestaan geen bezwaren. Op grond van de digitale watertoets heeft waterschap Vallei en Veluwe een positief wateradvies gegeven. Ook hier heeft aanvullend informeel vooroverleg plaatsgevonden. Vanuit het Waterschap bestaan geen bezwaren tegen de plannen.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Kerkstraat 32, De Vecht heeft vanaf PM voor een periode van zes weken voor iedereen ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen over het plan naar voren te brengen.

Gedurende de inzagetermijn zijn PM zienswijzen naar voren gebracht.

7.3 Aanpassingen naar aanleiding van zienswijzen

PM