direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Elzenweg 22 Beek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0282.BpBeElzenweg22-VSG1

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. wonen en zorg;
  • c. parkeren;
  • d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. behoud, beheer en herstel van de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • f. behoud, beheer en herstel van de ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - water met hoge ecologische waarden';

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven en erfontsluitingswegen, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde bijbehorende bouwwerken, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ten behoeve van de benodigde ruimte voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit niet meer mag bedragen dan 40%;
  • 2. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • 3. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening;
  • 4. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer of krachtens het Activiteitenbesluit als type B of C inrichting worden aangemerkt, zijn niet toegestaan;
  • 5. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  • 6. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten, buitenopslag is niet toegestaan;
  • 7. er maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt.
b Verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is uitsluitend toegestaan na verlening van de omgevingsvergunning bedoeld in 3.5.1.

c Wonen en zorg

Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen en zorg toegestaan. Hierbij moet worden voldaan aan het gestelde in 3.2, 3.3.3 en/of 3.5.2.

d Parkeren

Voor parkeren geldt dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd dient te worden, met dien verstande dat de maximale oppervlakte voor parkeervoorzieningen niet meer mag bedragen dan 100 m².

e Ontsluiting

De ontsluitingsweg is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.

f Water met hoge ecologische waarden

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - water met hoge ecologische waarden' zijn uitsluitend bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor behoud, beheer en herstel van de ecologische waarden ter plaatse.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Situering

Voor de situering van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt het volgende:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen'.
3.2.3 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • b. de voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd in de bouwgrens ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
  • c. binnen het bouwvlak zijn ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" uitsluitend woningen in de bouwwijze "vrijstaand" toegestaan; de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden van het bouwperceel ten minste 3 m;
  • d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” voor een bouwvlak is aangegeven;
  • e. de inhoud mag niet meer bedragen dan 1500 m³.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken geldt het volgende:

  • a. de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' voor niet meer dan 50% bebouwd mogen zijn;
  • b. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel worden gesitueerd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, danwel 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.2.5 Erkers

In afwijking van het bepaalde in 3.2.2 onder b zijn vóór de voorgevel van het hoofdgebouw kleine aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken in de vorm van portieken, erkers en balkons toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag maximaal 6 m2 bedragen; voorzover het de oppervlakte van balkons betreft wordt deze buitenwerks gemeten ter hoogte van de bovenzijde van de grondvloer van het balkon;
  • b. de diepte bedraagt niet meer dan 1,5 m;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen danwel 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.
3.2.6 Ondergrondse gebouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan onder bovengrondse gebouwen;
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.
3.2.7 Overschrijding ondergeschikte bouwdelen

Overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m.

3.2.8 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken geldt het volgende:

  • a. voor andere bouwwerken ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen', geldt het volgende:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    • 3. de oppervlakte van zwembaden mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. voor andere bouwwerken op de overige gronden, geldt het volgende:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 m;
    • 2. zwembaden zijn niet toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.8 teneinde:

  • a. een vergroting van de bouwhoogte van andere bouwwerken toe te staan tot niet meer dan 3 m;
  • b. voor zwembaden:
    • 1. een vergroting van de oppervlakte van zwembaden toe te staan tot niet meer dan 75 m²;
    • 2. toe te staan dat zwembaden buiten de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' worden gebouwd.
3.3.2 Omgevingsvergunning woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder a teneinde woningsplitsing mogelijk te maken, mits:

  • a. de bestaande maatvoering niet wordt gewijzigd;
  • b. het kwalitatief woonprogramma in acht wordt genomen;
  • c. er wordt op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid voorzien;
  • d. aangetoond is dat er voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
3.3.3 Omgevingsvergunning Wonen en zorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 onder a, uitsluitend om ten behoeve van wonen en zorg een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de plaatsing van een mobiele zorgwoning de omgevingsvergunning maximaal betrekking mag hebben op 80 m²;
  • b. ten behoeve van de plaatsing van een flexibele (mobiele) zorgkamer de omgevingsvergunning maximaal betrekking mag hebben op 40 m²;
  • c. de omgevingsvergunning mag niet tot gevolg hebben dat het achtererfgebied voor meer dan 50% bebouwd is. Indien blijkt dat dit percentage onvoldoende is voor het uitvoeren van wonen en zorg, kan het bevoegd gezag hiervan afwijken tot een maximum van 75%. Er dient in een dergelijke situatie vast te staan dat het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast, dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. indien de plaatsing van de onder a en b bedoelde bijbehorende bouwwerken redelijkerwijs niet in het achtererfgebied kan plaatsvinden, kan het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning bepalen dat in afwijking van het bepaalde in 3.2.2 onder b, plaatsing in de zijtuin is toegestaan;
  • e. er een aantoonbare noodzaak voor de (te verlenen) zorg dient te zijn. Dit dient te blijken uit een door het bevoegd orgaan afgegeven indicatie. In dit kader wordt in de omgevingsvergunning een voorschrift opgenomen dat de oppervlakte zoals bedoeld onder a en b moet worden verwijderd indien de indicatiestelling is komen te vervallen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken, laten gebruiken of doen gebruiken van de gronden binnen deze bestemming voor:

  • a. een verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, behoudens indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van 3.4.1;
  • b. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, indien dit plaatsvindt in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
  • c. opslag-, stort- of bergplaats van andere, al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik;
  • d. het al dan niet ten verkoop opstellen en opslaan van nieuwe of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen, aanhangwagens, machines, c.q. onderdelen daarvan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in 3.4.1 onder a, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde bijbehorende bouwwerken, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. de woonfunctie dient behouden te blijven;
  • c. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • d. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening;
  • e. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent bijvoorbeeld dat activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer of krachtens het Activiteitenbesluit als type B of C inrichting worden aangemerkt, niet zijn toegestaan;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  • g. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten, buitenopslag is niet toegestaan;
  • h. het gebruik mag geen nadelige gevolgen hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
3.5.2 Omgevingsvergunning Wonen en zorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder b, teneinde gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van 'wonen en zorg' toe te staan, mits:

  • a. er een aantoonbare noodzaak is voor de (te verlenen) zorg, blijkend uit een door het bevoegd orgaan afgegeven indicatie;
  • b. het gebruik ten behoeve van 'wonen en zorg' is uitsluitend toegestaan tot het moment waarop de indicatiestelling is komen te vervallen.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde het bouwvlak op een andere plaats op het bouwperceel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maatvoeringseisen en bouwwijze mogen niet worden veranderd;
  • b. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuur-, ecologische-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in 3.1 bedoelde gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen en paden met een breedte van meer dan 3 meter;
  • b. het aanleggen van oppervlakteverhardingen, anders dan bedoeld in sub a., met een oppervlakte van meer dan 25 m²;
  • c. het ontginnen, egaliseren, afgraven, aanvullen of het ophogen van gronden, dan wel het veranderen van de bodemopbouw;

in aanvulling op het bepaalde in sub a t/m c geldt dat het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - water met hoge ecologische waarden' verboden is om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • d. het dempen of anderszins aanpassen van waterpartijen en overige waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. het verharden van oevers en het aanleggen van beschoeiing;
  • f. het aanleggen van leidingen;
  • g. het aanleggen van stuwen of vergelijkbare inrichtingen, welke de stroming uit het watersysteem halen;
  • h. bronnering;
  • i. het aanbrengen van uitheemse (hout)beplanting .
3.7.2 Uitzonderingen

Het in 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • b. werken en/of werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud en/of beheer;
  • c. werken en/of werkzaamheden die als doel hebben de inzijging van regenwater, afkomstig van verharde oppervlakken en bouwwerken, in de bodem op een duurzame manier mogelijk te maken of te verbeteren.
3.7.3 Voorwaarden

De in 3.7.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de werken en/of werkzaamheden zijn passend binnen de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. door de werken en/of werkzaamheden wordt geen significante schade toegebracht aan de natuur- en ecologische waarden.