Toelichting
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In 2007 heeft het college van B&W ingestemd met de conclusies van het rapport "Cambier van Nootenschool Tiel, Passende onderwijshuisvesting voor Zeer Moeilijk Lerende Kinderen", waarin wordt aangegeven dat de bestaande huisvesting van de school niet als passend kan worden aangemerkt. Toen is ook besloten te gaan werken aan passende nieuwe huisvesting voor de Cambier van Nootenschool in combinatie met zorgvoorzieningen om te komen tot een brede zorgschool.
Op grond van een gehouden locatieonderzoek heeft het college van B&W gekozen voor de locatie aan de Rivierenlandlaan nabij de Moespot. Redenen hiervoor zijn met name de ruimtelijke mogelijkheden voor het (in de toekomst) realiseren van de gewenste onderwijs- en zorgvoorzieningen, de directe nabijheid en veilige bereikbaarheid van winkelcentrum, zwembad en streekziekenhuis en de mogelijkheid een goede parkeer- en afzetvoorziening op het terrein te maken.
Eind 2010 heeft het college een overeenkomst gesloten met de intentie een zorgschool mogelijk te maken ter plaatse van de locatie Rivierenlandlaan / Moespot van ongeveer 4200 m2. In het kader van de financiële haalbaarheid van het realiseren van een zorgschool kunnen maximaal 30 woningen in dit wijzigingsgebied worden gerealiseerd.
1.2 Doelstelling
De doelstelling van dit wijzigingsplan "Tiel Noord – Rivierenlandlaan brede zorgschool" is het bieden van een juridisch kader voor de realisatie van een brede zorgschool gecombineerd met 21 appartementen ter plaatse van de Rivierenlandlaan/Moespot.
Het bestemmingsplan Tiel Noord en Kleine kernen geeft in artikel 32.4 de bevoegdheid aan het college van burgemeester en wethouders om de sportbestemming om te zetten in de bestemmingen Wonen, al dan niet met de aanduiding zorgwoning, Maatschappelijk, Maatschappelijk – Woonzorginstelling, Groen, Verkeer en Water. Van deze bevoegdheid wordt gebruik gemaakt door middel van voorliggend wijzigingsplan.
1.3 Opzet van dit wijzigingsplan
De toelichting van het wijzigingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:
-
in hoofdstuk twee wordt een beschrijving gegeven van de huidige, ruimtelijke en planologische situatie in het plangebied;
-
in hoofdstuk drie wordt het relevante beleid verwoord;
-
in hoofdstuk vier bevat een beschrijving van het plan en de gemaakte keuzes worden beschreven;
-
de uitvoerbaarheidaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk vijf;
-
de juridische planopzet wordt behandeld in hoofdstuk zes. Hierin wordt de gewenste ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Daarmee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de regels;
-
vervolgens komt in hoofdstuk zeven en acht de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod.
Het wijzigingsplan bestaat uit de planregels en de verbeelding. De planregels en verbeelding gaan vergezeld van deze toelichting. De planregels en de verbeelding zijn juridisch bindende.
2 Bestaande situatie
2.1 Ligging plangebied
Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van de wijk Rauwenhof. Het wordt begrensd door de Rivierenlandlaan aan de oostkant, de Wilhelmina Druckerstraat aan de zuidkant, de Moespot aan de noordkant en het winkelcentrum Rauwenhof aan de westkant. Onderstaande afbeelding geeft inzicht in de globale ligging en begrenzing van het plangebied. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit wijzigingsplan.
Afbeelding 1 Ligging plangebied
2.2 Bestaande situatie
Voorheen hebben op de locatie een bouwkeet en noodlokalen gestaan. De noodlokalen waren in gebruik door de EHBO. Beide gebouwen zijn in verband met de gewenste ontwikkeling van een brede zorgschool gesloopt. De locatie is in de huidige situatie dan ook onbebouwd.
De omgeving van de locatie is een typisch product van de jaren '70 en '80. Het tijdperk waarin bij de stedenbouw en architectuur vooral veel aandacht bestond aan de sociale kant ('70) en later bij gebrek aan geld ('80) het bouwen van vooral goedkope woningen. De kavel waar de toekomstige brede zorgschool wordt gesitueerd lijkt niet eerder in het stedenbouwkundig ontwerp van het centrumgebied te zijn meegenomen. Zo komt het dat Rauwenhof hier met de achterkant naar de Rivierenlandlaan ligt, verscholen achter groene wallen, waar alleen de achterkant van het appartementencomplex bovenuit torent.
2.3 Geldende planologische situatie
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Tiel Noord en Kleine kernen, zoals is vastgesteld bij besluit van de raad op 21 maart 2012. In het bestemmingsplan Tiel Noord en Kleine kernen is het plangebied bestemd tot 'Sport', 'Groen', 'Verkeer', 'Water' en de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4'.
Daarnaast biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om binnen het wro-zone-wijzigingsgebied 2 het perceel om te zetten naar een naar een nieuwe bestemming, wanneer aan de wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan.
Afbeelding 2 Uitsnede bestemmingsplan Tiel Noord en Kleine kernen
De wijzigingsbevoegdheid, opgenomen in artikel 33.4, geldt voor het wijzigen naar de bestemmingen 'Wonen, al dan niet met de aanduiding zorgwoning', 'Maatschappelijk', 'Maatschappelijk – Woonzorginstelling', 'Groen', 'Verkeer' en 'Water'.
De genoemde ontwikkeling op de locatie Rivierenlandlaan/Moespot valt onder de regels zoals omschreven in artikel 32.4. Daarin zijn de volgende voorwaarden opgenomen:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de gronden ter plaats van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied2' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen, al dan niet met de aanduiding zorgwoning', 'Maatschappelijk', 'Maatschappelijk – Woonzorginstelling', 'Groen', 'Verkeer' en 'Water' met in achtneming van de volgende voorwaarden:
-
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 30;
-
de bruto vloeroppervlakte van de voorzieningen (Maatschappelijk en/of Maatschappelijk- Woonzorginsgtelling) mag niet meer bedragen dan 4500 m2;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 14 m.
Het onderhavige plan past binnen de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan Tiel Noord en Kleine kernen. Er wordt voldaan aan de voorwaarden voor de bestemmings-planwijziging.
3 Beleidskader
3.1 Bovenlokaal beleid
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
In het streekplan Gelderland 2005 wordt aan Tiel de functie Regionaal Centrum voor Rivierenland toegekend met een regionale opvangfunctie op het gebied van wonen, werken, voorzieningen en verzorging. Onderhavig wijzigingsplan waarin de realisering van een brede zorgschool en woningen mogelijk worden gemaakt is in overeenstemming met het streekplan Gelderland 2005.
3.2 Gemeentelijk beleid
3.2.1 Structuurvisie 2030
De gemeente geeft in de structuurvisie haar visie op het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2030. De visie biedt daarmee het ruimtelijk kader voor de toekomstige ontwikkeling van de gemeente en vormt het toetsingskader voor toekomstige bestemmingsplannen. Het plangebied valt op de plankaart van de structuurvisie binnen het gebied 'gepland woongebied / geplande stedelijke herstructurering op basis van visie wonen & werken'. In de Visie Wonen en Werken (2004) is de locatie De Moespot aangewezen voor de ontwikkeling van een zogenaamde brede zorgschool in combinatie met woningen (circa 30). De wijziging van het bestaande perceel Rivierenlandlaan / Moespot is in overeenstemming met de uitgangspunten van de structuurvisie.
Afbeelding 3 Uitsnede structuurvisie Tiel 2030 (februari 2010)
3.2.2 Tielse woonvisie
De woonvisie van de gemeente is vastgesteld in 2007. Het daarin opgenomen woonprogramma gaat uit van de locaties die in de Visie Wonen en Werken zijn opgenomen. De gemeente spreekt zich in deze visie uit voor het principe van de compacte stad. Volgens dit principe wordt de verstedelijking zoveel mogelijk geconcentreerd in de bestaande stad, met het oog op het openhouden van het buitengebied en het beperken van de mobiliteit. Uitgangspunt is het met prioriteit benutten van de inbreidingsmogelijkheden. Deze zijn in Tiel ook daadwerkelijk voorhanden, doordat als gevolg van het industriële verleden nog allerlei gaten in de stad gedicht moeten worden. Ook de locatie Rivierenlandlaan/Moespot, met de jarenlange ongebruikte sportbestemming, biedt mogelijkheden. Bij het benutten van inbreidingslocaties staat versterking van de karakteristiek van de stad voorop. Inbreiding en verdichting mogen echter niet leiden tot verstikking. Aantasting van waardevolle open ruimten dient daarom te worden vermeden. In het wijzigingsgebied Rivierenlandlaan/Moespot kan inbreiding plaatsvinden zonder dat dit leidt tot een onacceptabele verdichting of verstikking van het gebied.
3.2.3 Integraal huisvestingsplan onderwijsaccommodaties
Dit plan bied een basis voor de besluitvorming over de te volgen koers op het gebied van onderwijshuisvesting, met name van het basis- en speciaal onderwijs. Er is sprake van omvangrijke huisvestingsproblematiek bij de Cambier van Nootenschool (Burgemeester Schullstraat 2). Om nieuwbouw van de Cambier van Nootschool aan de Rivierenlandlaan/ Moespot is in het bestemmingsplan Tiel Noord en Kleine kernen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
4 Planbeschrijving
Het bouwplan betreft de bouw van een brede zorgschool, de Cambier van Notenschool en
's Heren Loo en de realisatie van appartementen. Het complex is gelegen tussen de De Moespot, Rivierenlandlaan, Wilhelmina Druckerstraat en de woningen aan de Mathilde Wibautstraat. De Wilhemmina Druckerstraat fungeert als hoofdentree voor het winkelcentrum Rauwenhof en de toekomstige brede zorgschool. Om de verbinding tussen het voorplein en het winkelcentrum te versterken, wordt een langzaam verkeersbrug aan de westkant van het plein aangelegd. De Moespot is een historisch lint dat onderdeel uitmaakt van zowel de fiets- als de voetgangersstructuur. Aan de westkant loopt een belangrijke doorgaande fietsroute, die verschillende onderwijsvoorzieningen van de wijk met elkaar verbindt. De bomen langs de Rivierenlandlaan maken deel uit van de hoofdboomstructuur.
4.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten
De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd voor het opstellen van het stedenbouwkundig plan:
-
De school is midden op de kavel gelegen. Op deze manier worden twee ruimtes gedefinieerd: een stedelijk plein (‘entreeplein’) aan de zuidkant en een groene ruimte (‘het parkje’) aan de noordkant.
-
Het hoofdvolume is georiënteerd op de zuidgevel (entreeplein).
-
De bebouwing in de noord-oost hoek betreft een markant hoekpunt gelegen aan de Rivierenlandlaan.
-
Het entreeplein is het representatieve en logistieke hart van de buurt.
-
Het parkje is een gebied met een groene inrichting en uitstraling. Hierbinnen is plaats voor eventuele voorzieningen voor de school, zoals spelen, moestuin en kas.
-
In het plan worden de noodzakelijk verkeersvoorzieningen getroffen om het veilig halen en brengen van de kinderen te kunnen garanderen.
-
Er worden minimaal 75 parkeerplaatsen waarvan 5 invalide parkeerplaatsen gerealiseerd voor school, aanwonenden en winkelbezoekers.
-
De watergangen in het gebied zijn A-watergangen. Eventuele aanpassingen/veranderingen zijn en zullen in nauwe samenspraak met het Waterschap Rivierland worden uitgevoerd. Er geldt o.a. dat indien de verharding toeneemt compensatie verplicht is. Bij het bereken van de noodzakelijke bergingstoename gelden de volgende normen:
-
compensatie d.m.v. openwater de T= 10+10% norm van 436m³/ha;
-
compensatie d.m.v. overige de T=100+10% norm van 664m³/ha
-
Afbeelding 6: Impressie oost- en zuidzijde
4.2 Stedenbouwkundige verantwoording
De bebouwing van de school en de bebouwing van de appartementen vormen één gebouw, maar zijn herkenbaar als twee aparte onderdelen. Voorzieningen als buitenbergingen, fietsenstallingen en dergelijke moeten in de hoofdbouwvolumes worden opgenomen.
Om het entreeplein ruimtelijk te begrenzen dient de minimale bouwhoogte aan de zijde van de Wilhelmina Druckerstraat 10 meter te bedragen. De maximale bouwhoogte bedraagt ter plaatse 14 meter. In verband met de directe nabijheid van de bestaande woningen aan de Mathilde Wibaustraat bedraagt de maximale bouwhoogte aan de noord- en oostzijde van het plangebied gedeeltelijk maximaal 10 meter. De maximale hoogte aan de Rivierenlandlaan hoogte betreft 14 meter.
De belijning van kavel en rooilijnen is gerefereerd aan de bestaande richtingelementen in het gebied en het verloop van de Rivierenlandlaan. Onder andere de gevel aan de oostkant ligt parallel aan de Rivierenlandlaan en grotendeels op een afstand van minimaal zeven meter vanuit de rand van het bestaande fietspad. Om randen te versterken worden aan het entreeplein en de Rivierenlandlaan aaneengesloten gevels gemaakt. De gevels aan west- en noordzijde (het parkje) zijn minder bepaald.
Afbeelding 7: Bouwplan brede zorgschool (begane grond en buitenruimte)
5 Randvoorwaarden en onderzoek
5.1 Inleiding
Het al dan niet voldoen aan de verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw wijzigingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij speelt de uitvoerbaarheid op basis van milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven een rol, evenals water, archeologie en flora en fauna. Ook moet worden aangetoond dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is, waartoe wordt verwezen naar hoofdstuk 7 van deze toelichting. De uitvoerbaarheid van onderhavig wijzigingsplan is dan ook getoetst op bovengenoemde aspecten. Dit hoofdstuk geeft de resultaten hiervan weer.
5.2 Milieu
5.2.1 Geluid
De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor) wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat de wettelijke voorkeursgrenswaarden op nieuw op te richten geluidsgevoelige functies de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorweglawaai bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde 55 dB. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting van een akoestisch onderzoek te verrichten indien de functies binnen de zones van wegen, spoorwegen of bedrijventerreinen komen te liggen.
Uit het akoestisch onderzoek1 blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB door de Wilhelmina Druckerstraat niet wordt overschreden. De voorkeursgrenswaarde wordt door de Rivierenlandlaan wel overschreden. De maximale overschrijding bedraagt 12 dB en is aanwezig op de oostgevel van het gebouw langs de Rivierenlandlaan.
Voor niveaus tussen de voorkeusgrenswaarde en maximale grenswaarde kunnen onder bepaalde voorwaarden hogere grenswaarden worden vastgesteld. Dit kan als geluid-reducerende maatregelen niet mogelijk of wenselijk zijn en de geluidsgevoelige bestemmingen op de betreffende locatie noodzakelijk of gewenst zijn.
Gedacht kan worden aan de volgende maatregelen: stil wegdektype, een geluidswal, een geluidsscherm of het realiseren van geluidsafscherming door het gebouw zelf. Om financiële redenen is een geluidsreductie door het aanbrengen van een stil wegdektype niet haalbaar. Wellicht kan dit wel worden overwogen bij een algehele reconstructie c.q. groot onderhoud van de Rivierenlandlaan. Dit is echter de komende jaren niet aan de orde.
Een geluidswal is gelet op de zeer beperkte ruimte tussen de nieuw te projecteren gebouwen en de Rivierenlandlaan niet haalbaar. Het verschuiven van het gebouw is geen optie, aangezien dan de noodzakelijke parkeerplaatsen moeten vervallen en een, in het kader van de verkeersveiligheid gewenste, fietsstraat. Een geluidswal op deze locatie is ook stedenbouwkundig ongewenst.
Om de voorkeursgrenswaarde te halen is een scherm nodig van 9,5 meter of 8,5 meter in combinatie met een stil wegdektype. Los van de financiële consequenties is een geluidscherm om stedenbouwkundige redenen ongewenst. De locatie vormt de entree van Drumpt. Een hoge stedenbouwkundige kwaliteit is daarom gewenst. Hier is het ontwerp van de brede zorgschool en het aangrenzende openbaar gebied ook op afgestemd. Een geluidscherm past niet binnen dit gegeven.
Een andere mogelijkheid is het realiseren van geluidafscherming door het gebouw zelf (onderbrengen van niet-geluidgevoelige functies in het meeste oostelijke gebouw of het aanbrengen van een vliesgevel/dove gevel). In het ontwerp zijn er vrijwel geen gevoelige functies aan de oostzijde van het gebouw gesitueerd. Vrijwel alle niet-geluidgevoelige functies zijn aan de oostzijde van het gebouw geprojecteerd. De gevel aan de oostzijde zal geheel of vrijwel geheel worden uitgevoerd door een dove gevel. Het voorgaande is het resultaat van het zeer bewust meenemen van de geluidsbelasting van de Rivierenlandlaan in het ontwerpproces.
Op de noord- en zuidgevel blijven echter wel overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarden aanwezig.
Uit het bovenstaande blijkt dat de verschillende maatregelen overwegend bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige en financiële aard. Dit heeft tot gevolg dat een hogere waarde noodzakelijk is om de brede zorgschool en de woningen te kunnen realiseren. De procedure ontheffing hogere grenswaarde zal gelijk oplopen met de bestemmingsplan-procedure.
5.2.2 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van NIBM, zijn vastgelegd in de AMvB-NIBM. In de AMvB-NIBM is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
De ontwikkeling die met onderhavig wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt zal niet boven de NIBM norm van 500 woningen uitkomen. De verwachting is dat in de toekomst geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen zal plaatsvinden. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
5.2.3 Externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, LPG-vulpunt) en de mobiele bronnen (transport van gevaarlijke stoffen). Binnen het plangebied zijn geen stationaire bronnen aanwezig. Ook zijn in de nabijheid van het plangebied geen stationaire bronnen aanwezig.
De in het kader van de externe veiligheid relevante transportroutes voor het plangebied zijn de A15 en de Betuweroute. Conform de circulaire 'risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' ligt er rond deze transportroutes een aandachtsgebied van 200 meter. Indien een ruimtelijk plan ontwikkelingen binnen deze aandachtsgebieden mogelijk maakt, dient aandacht besteed te worden aan externe veiligheid. Buiten deze 200 meter zal de norm voor PR niet worden overschreden. Een plan buiten deze 200 meter heeft volgens de circulaire ook niet of nauwelijks invloed op het GR. Het plangebied ligt op circa 700 meter van genoemde transportroutes.
Het plangebied ligt dus niet in de contouren van de veiligheidszones, zodat het aspect externe veiligheid dus geen belemmering vormt voor het plan.
5.2.4 Mileuzonering
Een doel van de ruimtelijke ordening en het milieubeleid is het handhaven en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Het gaat erop dat voldoende ruimtelijke scheiding is tussen enerzijds milieubelastende inrichtingen en bedrijven en anderzijds milieugevoelige functies als wonen. Het plangebied ligt in de woonwijk Drumpt. In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig, zodat het aspect milieuzonering geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van onderhavig wijzigingsplan.
5.2.5 Bodem
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Er is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd2. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dat de betreffende tussen- en interventiewaarde of zijn natuurlijk verhoogd. De resultaten vormen geen milieuhygiënische belemmering voor de voorgenomen herinrichting van het terrein.
5.3 Water
Door de nieuwbouw van de brede zorgschool neemt het verharde oppervlak aanzienlijk toe. Een toename die gecompenseerd moet worden in de directe omgeving van het plangebied. Voor de toegenomen verharding is afkoppeling verplicht. Compensatie vindt plaats door het vergroten/verbreden van de bestaande watergangen.
Door de realisatie van de brede zorgschool ontstaat een toename van de verharding (daken en bestrating) van circa 6.300 m2 (uitgaande van de maximale bouwvolume van de school). Als deze toename wordt gecompenseerd in de vorm van open water, geldt de T10+10% norm van 463 m³/ha. Hieruit volgt dat er 275m³ extra berging moet komen. Wordt de toename gecompenseerd in de vorm van niet-open water (bijv. waterpasserende verharding en wadi's) dan geldt een bergingseis van 664 m³/ha.
In de onderstaande tekening wordt aangegeven op welke wijze compensatie zal kunnen plaatsvinden.
I. Berging in oppervlaktewater heeft betrekking op de schijf boven het normale waterpeil van het nieuw aan te leggen open water tot maximaal 300mm (0,3m). Het bestaand wateroppervlak is 470 m2 en het nieuw wateroppervlak 523 m2. Dit geeft een berging van 15,9 m³.
De resterende compensatie vindt plaats door berging in niet-open water.
(275m³ -15,9m³) / 436m³/ha = 0,59 ha
0,59 ha x 664m³/ha = 392m³
II. In het overloopgebied parallel aan de Rivierenlandlaan wordt een berging gerealiseerd van 192m³ (480 m2 x diepte 0,4m). Daarnaast vindt in dit gebied een berging plaats van 44m³ via drain en drainagezand.
III. In het overloopgebied het parkje vindt tenslotte een berging plaats van 156m³ (390 m2 x diepte 0,4m).
Afbeelding 8: Watercompensatie
5.3.1 Overleg
Betreffende het voorgaande is overleg geweest met het waterschap Rivierenland.
Het waterschap heeft per brief een positief wateradvies gegeven voor dit plan, mits de verbinding tussen het open water in het gebied en de bestaande A-watergang via een duiker positief wordt bestemd op de verbeelding. Daarnaast is in het wateradies aangegeven dat waterberging via een drainageleiding en drainagezand niet als zodanig kan worden toegerekend aan de watercompensatie.
In de Tielse bestemmingsplannen is de aanleg van duikers en andere waterhuishoudkundige elementen mogelijk binnen de bestemming verkeer. Duikers worden niet positief bestemd. Omdat het wijzigingsplan de duiker mogelijk maakt, wordt het bestemmingsplan hier niet op aangepast.
Binnen de bestemming Groen is voldoende mogelijkheid om watercompensatie plaats te laten vinden. In het ontwerp wordt hier rekening mee gehouden. Alvorens het wijzigingsplan wordt vastgesteld, wordt een gewijzigde berekening van de watercompensatie toegevoegd.
Bij de daadwerkelijke realisatie wordt de watercompensatie in het kader van de omgevingsvergunning getoetst. Tevens wordt opgemerkt dat de aanleg aan de Keur getoetst dient te worden.
5.4 Cultuurhistorie en archeologie
5.4.1 Cultuurhistorie
De gemeente Tiel heeft een missie geformuleerd voor integraal cultuurhistorisch beleid, in de kadernota cultuurhistorie. Deze nota is uitgewerkt in ambities. De ambities vormen uitgangspunten voor de kadernota. De volgende doelstellingen zijn geformuleerd:
-
Cultuurhistorie maakt integraal onderdeel uit van de identiteit en de ontwikkeling van Tiel;
-
Behoud door ontwikkeling maakt het mogelijk cultuurhistorie als toegevoegde waarde en niet als beperking te ervaren;
-
Cultuurhistorie wordt vroegtijdig ingezet in de ontwikkelingen.
Binnen het plangebied van onderhavig wijzigingsplan zijn geen cultuurhistorische waardevolle elementen benoemd. Dit wijzigingsplan leidt niet tot wijziging en/of aantasting van cultuurhistorische waardevolle elementen.
5.4.2 Archeologie
Met voornoemde kadernota cultuurhistorie geeft de gemeente Tiel aan te streven naar een gebiedsgerichte benadering met archeologie als onderdeel van de cultuurhistorie. Zij wil de indentiteit van de gemeente benutten en vanuit cultuurhistorisch perspectief versterken. De gemeente zorgt ervoor dat het archeologisch erfgoed volwaardig deel uitmaakt van de ruimtelijke ordening in het bijzonder en het gemeentelijk beleid in het algemeen. In dit kader is een beleidsadvieskaart archeologie opgesteld, waarvan hieronder een uitsnede is weergegeven. Het doel van deze kaart is de archeologische verplichting te reguleren op basis van archeologische verwachtingen en de aanwezigheid van bekende archeologische waarde. De mate en noodzaak tot onderzoek hangt daarmee af van de verwachte kant op het voorkomen op archeologische relicten in de bodem.
De beleidsadvieskaart is vertaald in een paraplubestemmingsplan. De regeling uit het parapluplan, is in dit wijzigingsplan overgenomen.
Uit de beleidsadvieskaart blijkt dat in het plangebied sprake is van hoge archeologische verwachtingswaarde. Het plangebied is tevens aangeduid als 'bebouwde kom', waarmee het archeologisch niveau mogelijk is verstoord.
Voor locaties met een hoge verwachtingswaarde staat het streven naar behoud in de huidige staat centraal. Bodemingrepen dieper dan de huidige bouwvoor/verstoringsdiepte (circa 30 cm -Mv) moeten worden vermeden. Indien dit niet mogelijk is, is bij bodemingrepen groter dan 500 m², voorafgaand aan ruimtelijke planvorming archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Afbeelding 9: Uitsnede beleidsadvieskaart Archeologie
Vooruitlopend op de ruimtelijke planvorming is een inventariserend veldonderzoek³ in de vorm van proefsleuven uitgevoerd. Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van waardevolle archeologische resten in het onderzoeksgebied.
5.5 Flora en fauna
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met natuurwetgeving. Binnen de natuurwetgeving wordt onderscheid gemaakt in bescherming van soorten en bescherming van gebieden. Soorten en hun directe leefomgeving worden beschermd door de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet draagt zorg voor bescherming van de Natura 2000-gebieden, daarnaast is het beschermingskader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Indien de kans bestaat dat ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten hebben op beschermde inheemse flora en fauna, Natura 2000-gebieden of de EHS, dienen dergelijke plannen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en het beleidskader voor EHS.
In oktober 2010 is een quickscan ecologie4 uitgevoerd. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de omgeving gebruik werd als foerageergebied en mogelijk als zomerverblijfplaats door vleermuizen. In verband met het aantasten van het (beperkte) foerageergebied en van mogelijke zomerverblijfplaatsen dienen er mitigerende maatregelen te worden getroffen. Door het treffen van mitigerende maatregelen vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor de haalbaarheid van onderhavig wijzigingsplan. De mitigerende maatregelen die genomen moeten worden betreft het plaatsen van 6 vleermuizenkasten in de spouw van de te bouwen school.
5.6 Verkeer
De nieuwe brede zorgschool brengt extra verkeersbewegingen met zich mee en een aanzienlijke parkeerbehoefte. Om de leefbaarheid rondom het centrumgebied te verbeteren dient het parkeren (en dus verkeersdrukte) ten behoeve van het winkelcentrum uit het woongebied te worden gehaald en op een minder belastende plaats bij de entree van de wijk te worden gesitueerd.
Onderstaand tabel geeft de parkeerbehoefte van de brede zorgschool en de appartementen weer.
Ontwikkeling |
Parkeerbehoefte |
School (open van 8.45 – 15.00) |
50 |
Zorg (open van 15.00 – 8.30) |
6 |
Huurappartementen |
36 |
Sub-totaal |
91 |
Reductiefactor woningen is 30% |
25 |
Reductiefactor zorg is 100% |
6 |
Totaal |
75 |
De ervaring leert dat 80% van het personeel met de auto komt. Het aantal van 55 personeelsleden (huidige aantal is 50 personen) x factor 0,9 is daarmee aan de veilige kant. Rekening houden met de uitwisseling van parkeerplaatsen heeft een reductie plaatsgevonden van 100% voor de zorg en voor de woningen van 30%.
Met betrekking tot het wijzigingsplan kan onderscheid gemaakt worden in kort parkeren (halen en brengen van kinderen door ouders/verzorgers en winkelend publiek) en lang parkeren (auto's van personeel, bewoners bestaande woningen en te realiseren woningen). Het plein, met circa 50 parkeerplaatsen, kan dan gebruikt worden ten behoeve van voornamelijk kort parkeren. Elders in het plangebied zijn circa 30 parkeerplaatsen voorzien ten behoeve van het lang parkeren.
Ten behoeve van de brede zorgschool worden voldoende parkeerplaatsen aangelegd en door de realisering van de brede zorgschool wordt de verkeersdrukte uit het woongebied gehaald.
6 Juridische aspecten
6.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.
6.2 Hoofdstukindeling van de regels
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
-
Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
-
Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt op alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Ook de dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vast opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn de bouwregels opgenomen die specifieker ingaan op bijvoorbeeld de bouwhoogte en situering van gebouwen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruikregels. Tenslotte zijn eventueel regels opgenomen voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en wijzigingsbevoegdheden. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
-
Algemene regels. In het derde hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen
karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn een anti-dubbeltelregel, algemene
bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels.
-
Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
6.3 Bestemmingen
Binnen dit wijzigingsplan komen de volgende bestemmingen voor: Groen, Maatschappelijk, Verkeer en Water. Daarnaast is de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 4. Hieronder worden deze bestemmingen voorzien van een toelichting.
Groen (artikel 3)
De gronden binnen de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen. Tevens kunnen de gronden worden ingericht ten behoeve van speelvoorzieningen en jongeren ontmoetingsplaatsen.
Gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van speelvoorzieningen, jongeren ontmoetings-plaatsen, waterhuishoudkundige doeleinden en nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn evenementen toegestaan waarbij de duur onbeperkt is. Dit geldt in aanvulling op de algemene evenementenregeling zoals deze is opgenomen in artikel 10 van het plan, op grond waarvan een beperkte evenementenregeling is opgenomen voor alle bestemmingen in het plangebied.
Maatschappelijk (artikel 4)
De voor Maatschappelijk aangegeven gronden zijn primair bestemd voor educatieve voorzieningen, sociaal-medische voorzieningen, sociaal-culturele voorzieningen, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen. Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn ook zorgwoningen en wijkfuncties toegestaan zoals een wijkcentrum, jongerenruimtes en dergelijke. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mogen geen bijgebouwen worden gebouwd.
Boven de zorgschool zijn appartementen gesitueerd. Door middel van een aanduiding ‘wonen’ is dit geregeld. Het totaal aantal woningen (appartementen en zorgwoningen) mag niet meer bedragen dan 30.
Ten aanzien van activiteiten aan huis wordt een onderscheid gemaakt in:
- Aan-huis-verbonden beroep (beroep aan huis):
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend;
- Aan-huis-verbonden bedrijf (bedrijf aan huis):
het verlenen van diensten en/ of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend; welke bedrijven zijn toegestaan bij bedrijf aan huis is weergegeven in de bijlage 2 staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging.
- Bed & breakfast:
Het kleinschalig verlenen van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt in een woning, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning.
De vloeroppervlakte die ten behoeve van de hierboven genoemde activiteiten tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m².
Verkeer (artikel 5)
In de bestemming 'Verkeer' zijn zowel de doorgaande wegen als de lokale wegen en de verblijfsgebieden als straten en pleinen opgenomen. Hier zijn naast verkeersdoeleinden ook groen, waterhuishoudkundige- en speelvoorzieningen mogelijk. De grotere waterlopen zijn bestemd als water.
Binnen deze bestemming zijn evenementen toegestaan waarbij de duur onbeperkt is. Dit geldt in aanvulling op de algemene evenementenregeling zoals deze is opgenomen in artikel 10 van het plan, op grond waarvan een beperkte evenementenregeling is opgenomen voor alle bestemmingen in het plangebied.
Water (artikel 6)
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige doeleinden. Uitsluitend gebouwen van zeer beperkt formaat alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd.
Algemene regels
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in wijzigingsplannen worden hier niet verder toegelicht met uitzondering van de standaardregels over evenementen. De regeling ten aanzien van evenementen is gebaseerd op de buitenplanse afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in bijlage 2, hoofdstuk 4, artikel 4, achtste lid van het Besluit omgevingsrecht.
6.4 Retrospectieve toets
De toets behelst een inventarisatie van het in het veld geconstateerde strijdige situaties. Deze situaties zijn getoetst aan het beleidskader waar voorliggend wijzigingsplan op is gebaseerd. Hieruit blijkt op een inzichtelijke en transparante wijze of de bestemmingsplanovertreding al of niet kan worden gelegaliseerd.
In het proces van het bestemmingsplan Tiel Noord, Zuid en Kleine kernen is een retrospectieve toetst uitgevoerd. Ter plaatse van het wijzigingsgebied Rivierenlandlaan/Moespot zijn destijds twee strijdige situaties geconstateerd, namelijk de bouwkeet Moespot en het gebouw ten behoeve van kinderopvang en EHBO. De strijdige gebouwen zijn reeds geamoveerd.
7 Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op initiatief van de gemeente en een woningcorporatie. De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van het plan zijn daarom deels voor rekening van de gemeente en deels voor rekening van de woningcorporatie.
In de begroting 2012 is een budget opgenomen voor de nieuwbouw van de Cambier van Nootenschool. Het benodigde aanvullende krediet (prijspeil 2015 inclusief toerekening renten tijdens de bouw) heeft de gemeenteraad in februari 2012 beschikbaar gesteld.
Exploitatieplan
Conform artikel 6.12, 1e lid Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen, tenzij conform artikel 6.12 2e lid onder a, het kostenverhaal anderzinds is verzekerd. Met de woningcorporatie is een anterieure overeenkomst aangegaan waarin afspraken zijn gemaakt over kostenverhaal.
Planschade
Een belanghebbende kan, na een besluit tot vaststellen van een bestemmingsplan, een verzoek indienen om een tegemoetkoming van de schade, indien degene in de vorm van een inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in artikel 6.1 tweede lid Wro genoemde oorzaak, voorzover deze schade niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en in de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is voorzien.
De gemeente heeft budget gereserveerd voor de uitvoering van dit plan en is met de andere initiatiefnemer een anterieure overeenkomst aangegaan, waarmee de economische uitvoerbaarheid is vastgelegd. Er is geen exploitatieplan vastgelegd, omdat het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
De basis van dit wijzigingsplan is gelegen in het bestemmingsplan Tiel Noord en Kleine kernen. Hierin zijn de kaders vastgelegd voor dit wijzigingsplan. Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 28 maart 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn 4 zienswijzen kenbaar gemaakt. De Nota van Beantwoording is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. De zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van het wijzigingsplan. Op 18 juli 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders het wijzigingsplan ongewijzigd vastgesteld (besluitnr. A1).
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft overleg met het Waterschap Rivierenland plaats gevonden. Het waterschap heeft aangegeven onder voorwaarden akkoord te zijn met het wijzigingsplan.
________________________
1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai: Bouwplan brede school, Rivierenlandlaan, Tiel, 16 november 2010
2 Gemeente Tiel, Verkennend bodem- en asbestonderzoek brede zorgschool Willhemina Druckerstraat te Tiel, mei 2011
3 Gemeente Tiel Archeologisch vooronderzoek Tiel-Rivierenlandlaan, 2011
4 Quickscan ecologie Cambier van Nootenschool Tiel, 20 oktober 2010