Afdrukken

 

Regels

 

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het wijzigingsplan “Kleine kernen Bergakker, Provincialeweg 4” van de gemeente Tiel, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0281.WZ00008-va01 en deze regels;

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0281.WZ00008-va01 met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanbouw

een vergroting van het hoofdgebouw door het realiseren van een nieuwe, afzonderlijke ruimte. Tussen de aanbouw en het hoofdgebouw bestaat een directe verbinding;

1.5 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf (maximaal categorie 1 of 2 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten) waarin bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bed & breakfast

het kleinschalig verlenen van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt in een woning;

1.8 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is, met inbegrip van aan-huis-verbonden beroep en bed & breakfast;

1.10 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.11 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

  1. bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;

  2. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw

een gebouw, vrijstaand bij of vastgebouwd aan het hoofdgebouw. Tussen het bijgebouw en het hoofdgebouw bestaat geen directe verbinding en het bijgebouw is functioneel en architectonisch ondergeschikt aan het hoofdgebouw;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte horeca. Onder detailhandel wordt niet verstaan grootschalige detailhandel;

1.24 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.25 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.28 grootschalige detailhandel

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, zoals de verkoop van meubels, wooninrichtingsartikelen en bouwmarkten;

1.29 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.30 kantoor

een ruimte, welke door haar indeling kennelijk is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

1.31 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.;

1.32 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.33 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.34 staat van bedrijfsactiviteiten

de als bijlage 1 opgenomen standaard milieucategorisering van bedrijvigheid;

1.35 uitbouw

een vergroting van het hoofdgebouw door het vergroten van een bestaande ruimte van het hoofdgebouw;

1.36 vloeroppervlak

totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen;

1.37 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.38 voorgevelrooilijn

bebouwingsgrens aan de wegzijde van het bebouwingsvlak;

1.39 vuurwerkbedrijven

inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/ of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.40 vuurwerkopslag- en verkoop

een inrichting waar vuurwerk wordt opgeslagen en verkoop van vuurwerk plaatsvindt;

1.41 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. de afstand tot een bouwperceelgrens
    de kortste afstand van een bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk;

  2. het bebouwingspercentage
    een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal met bouwwerken mag worden bebouwd;

  3. de goothoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  4. de dakhelling
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. de inhoud van een bouwwerk
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  6. de bouwhoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  7. de horizontale diepte van een gebouw
    de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

  8. de oppervlakte van een bouwwerk
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  9. peil

  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

 

2.2 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijventerrein

 

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. doeleinden van handel en bedrijf:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', in de categorieën 1, 2 en 3.1 van deze regels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van deze regels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;

  3. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

met inachtneming van het volgende:

  1. geluidzoneringsplichtinge inrichtingen zijn niet toegestaan;

  2. vuurwerkverkooppunten zijn niet toegestaan;

  3. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;

  4. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, tenzij anders aangeduid op de verbeelding;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;

  2. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte;

  3. het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage.

 

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen.

 

3.3 afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Gebouwen buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 sub a en toegestaan worden dat een gebouw wordt gebouwd buiten het bouwvlak mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de waterhuishoudkundige situatie;

  5. de milieusituatie; en

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.3.2 Afwijkende bouwhoogte vlaggenmasten en lichtmasten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 sub a en een bouwhoogte toegestaan worden tot maximaal 15 m mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de (woon) situatie van (woon)omgeving.

 

3.3.3 Afwijkende bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 sub b en een bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen worden toegestaan tot maximaal 3 meter, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid.

 

3.4 specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Opslag

Voor zover het open erf, gelegen buiten de bouwgrenzen, wordt gebruikt voor opslag, mag dit uitsluitend geschieden voor opslag van materialen of goederen, mag dit uitsluitend achter de naar de wegzijde gekeerde (voorste) bebouwingsgrens of het denkbeeldige verlengde daarvan en mag de totale hoogte van de opslag boven het aansluitende afgewerkte terrein niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat, indien het betreft het open erf gelegen binnen 6 m vanaf de zijdelingse of achterste bouwperceelgrenzen, door de opslag de bereikbaarheid (bijv. voor de brandweer) van de gebouwen niet mag worden belemmerd.

 

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren.

 

3.5 afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 sub a om een bedrijf in een categorie hoger dan de maximaal toegestane categorie alsmede voor bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten toe te staan, mits deze bedrijfsactiviteiten qua hinder en overlast voor de omgeving- blijkens een door de aanvrager te overleggen onafhankelijk deskundig onderzoeksrapport- gelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 4

 

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

 

4.2 bouwregels

 

4.2.1 Vaststelling archeologische waarde

Bij een aanvraag om reguliere bouwvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

4.2.2 Voorwaarden

Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder 4.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

4.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden

Het onder 4.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om bouwvergunning voor:

  1. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,30 meter onder het maaiveld;

  2. de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 500 m2;

  3. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.

 

4.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 4', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

 

4.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijn, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;

  2. het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,30 meter;

  3. het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,30 meter;

  4. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen;

  5. het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras;

  6. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  8. het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting;

  9. het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 meter;

  10. het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,30 meter;

  11. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 meter.

 

4.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod als bedoeld onder 4.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;

  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

  4. een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 500 m2.

 

4.4.3 Vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning als bedoeld onder 4.4.1 verlenen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

 

4.4.4 Vaststelling archeologische waarde

De aanlegvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgermeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

4.4.5 Voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen aan de aanlegvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

4.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

 

3 Algemene regels

 

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

 

6.1 gebruiksverbod

 

6.1.1 Algemeen

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan bepaalde.

 

6.1.2 Specifiek

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie tenzij dit gebruik middels deze regels is toegestaan.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

 

7.1 algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  1. de in de regels of op de verbeelding aangegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;

  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:

  1. de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 25% van de oppervlakte van het gebouw bedraagt;

  2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt met een maximum van 4 m.

Artikel 8 Overige regels

 

8.1 uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige regels;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en

  6. de ruimte tussen bouwwerken.

4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 9 Overgangsrecht

 

9.1 overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken

 

9.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

9.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 9.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 9.1.1 met maximaal 10%.

 

9.1.3 Uitzondering

Artikel 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

9.2 overgangsrecht ten aanzien van het gebruik

 

9.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

9.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

9.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

9.2.4 Uitzondering

Artikel 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Dit wijzigingsplan kan worden aangehaald als “Kleine kernen Bergakker, Provincialeweg 4” van de gemeente Tiel.

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel op 28 maart 2013.

 

 

 

De burgemeester, De secretaris,

 

 

 

……………………………… ………………………………

Plan: Kleine kernen Bergakker, Provincialeweg 4
Status: Vastgesteld
Plantype: gemeentelijke overheid/wijzigingsplan van bestemmingsplan
IDN: NL.IMRO.0281.WZ00008-va01