direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied - De Eng 35
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0281.BP00072-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied - De Eng 35' met identificatienummer NL.IMRO.0281.BP00072-va01 van de gemeente Tiel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aan huis verbonden beroep (beroep aan huis)

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend en in hoofdzaak door de bewoner(s) worden uitgeoefend;

1.4 aanbouw

een vergroting van het hoofdgebouw door het realiseren van een nieuwe, afzonderlijke ruimte. Tussen de aanbouw en het hoofdgebouw bestaat een directe verbinding;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en al dan niet in combinatie daarmee het vervoer, de opslag, de sortering en verpakking, de oppervlakkige bewerking en de afzet van de agrarische producten van de eigen agrarische bedrijfsgronden, voorzover de bedrijfsgronden gelegen zijn in het plangebied dan wel buiten het plangebied maar in de directe omgeving van het bedrijf gelegen, voor zover deze gronden in ruimtelijk en functioneel opzicht geacht kunnen worden te behoren tot hetzelfde agrarische bedrijf;

1.8 agrarisch dienstverlenend bedrijf
  • Bedrijven die door hun aard of activiteiten functioneel aan het buitengebied gebonden zijn. Voorbeelden van aan het buitengebied gebonden bedrijven zijn een hoveniersbedrijf, paardenpension/-stalling, kennel/dierenasiel en hondensportaccommodatie;
  • Bedrijven die gericht zijn op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven zoals het bewerken, vervoeren, verhandelen en/of de op- en overslag van agrarische producten. van agrarische producten en/of grondverzet en cultuurtechnisch werk, en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn loonbedrijven, veehandelsbedrijven, dierenklinieken voor grootvee, groothandels in agrarische gewassen en zorgboerderijen;
1.9 archeologisch onderzoek

Onderzoek dat wordt verricht door een dienst, bedrijf of instelling dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor archeologisch veldonderzoek is tevens een certificering op grond van de Erfgoedwet vereist;

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende (dan wel te verwachten) zichtbare en/of onzichtbare sporen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bed & breakfast

het kleinschalig verlenen van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt in een woning of bijgebouw bij een woning;

1.13 bedrijfswoning

een woning die en functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van het beheer van en-/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting;

1.14 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
  • a. bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;
  • b. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw

een gebouw, vrijstaand bij of vastgebouwd aan het hoofdgebouw. Het bijgebouw is functioneel en architectonisch ondergeschikt aan het hoofdgebouw;

1.18 bodemverstoring

alle grondwerkzaamheden/activiteiten die een effect hebben op het voorbestaan van archeologische waarden of verwachtingen in de bodem;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 extensieve dagrecreatie

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals bijvoorbeeld fietsen en wandelen;

1.26 extensieve verblijfsrecreatie

die vormen van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaats vindt in een recreatief nachtverblijf en waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals bijvoorbeeld pensions en bed and breakfast;

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 grondgebonden veehouderij

agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken;

1.29 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.30 horeca(bedrijf)

een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie;

  • a. horeca categorie 1 landelijk gebied:
    daghoreca: het verstrekken van dranken en etenswaren aan passanten in het landelijk gebied.
    nevenactiviteit: verstrekken van eenvoudige etenswaren (te verstrekken spijzen mogen geen volwaardige maaltijden zijn, maar bestaan uit gebak, taart, eenvoudige broodjes, en soortgelijke kleine versnaperingen, etc.);
    voorbeelden zijn theetuinen, rustpunten langs fiets- of wandelroutes, e.d.
  • b. horeca categorie 2:
    hoofdzakelijk: bereiding van etenswaren al of niet voor consumptie ter plaatse en al of niet in combinatie met horeca categorie 1 activiteiten;
    nevenactiviteit: verstrekken van dranken;
    voorbeelden zijn horecabedrijven zoals restaurants, snackbars, cafetaria, grillrooms en afhaalhoreca;
  • c. horeca categorie 3:
    hoofdzakelijk verstrekken van alcoholische en/of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek met het gelegenheid geven tot dansbeoefening, al dan niet in combinatie met horeca 2 activiteiten;
    nevenactiviteit: verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
    voorbeelden zijn horecabedrijven zoals cafés, bars, feestzalen, dancings, nachtclubs en discotheken;
  • d. horeca categorie 4:
    het verstrekken van logies;
    voorbeelden zijn horecabedrijven zoals hotels en pensions;
1.31 huishouden

een persoon of groep van personen, die duurzaam een gemeenschappelijk huishouden voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;

1.32 intensieve kwekerij

de teelt van gewassen of vissen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht;

1.33 kampeermiddel

tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelte daarvan, voorzover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.34 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.35 kap

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.36 kleinschalig kamperen

het inrichten en gebruiken van een terrein voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan, ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.37 kunstwerk

een civieltechnisch bouwwerk, zoals sluizen, viaducten en dergelijke, met uitzondering van een beeldend kunstwerk, waaronder verstaan wordt een uiting van beeldende kunsten;

1.38 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.39 natuurwaarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;

1.40 nevenactiviteit

een bedrijfsmatige activiteit die voorziet in een aanvulling van het inkomen van de agrariër/ondernemer, waarbij de activiteit in ruimtelijk, functioneel en economisch opzicht ondergeschikt blijft aan het aanwezige (agrarische) bedrijf;

1.41 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.;

1.42 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 onzelfstandige woning/wooneenheid

een woning/wooneenheid waarbij de wezenlijke voorzieningen zich buiten de wooneenheid bevinden;

1.45 recreatief medegebruik

de vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden e.d., die mede zijn gericht op het beleven van landschapswaarden;

1.46 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.47 silo

een bouwwerk met een hoogte van een aantal m of meer, dat dient voor het opslaan en het toevoeren van veevoeder;

1.48 stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om (in zijn geheel) regelmatig en op een normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.49 standplaats

een stuk grond bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten;

1.50 uitbouw

een vergroting van het hoofdgebouw door het vergroten van een bestaande ruimte van het hoofdgebouw;

1.51 vloeroppervlak

totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen;

1.52 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een arbeidsomvang van tenminste één arbeidskracht, waaruit een reëel bedrijfsinkomen te verwachten is;

1.53 voorgevelrooilijn

bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak. Waar geen bouwvlak is aangegeven ligt de voorgevelrooilijn ter plaatse van de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel aan de wegzijde(n) van de bestaande woning;

1.54 wonen

Het gehuisvest zijn in (een) woning(en);

1.55 woning/wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; onder woning of wooneenheid worden mede zorgwoningen begrepen;

1.56 woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. Hieronder wordt niet verstaan een camper of een caravan;

1.57 zorgboerderij

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke en educatieve dienstverlening met als doel om begeleid werk, scholing en begeleid wonen aan te bieden aan mensen met een zorgvraag;

1.58 zorgwoning

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoners met een geïndiceerde zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
  • a. bij hellende dakvlakken of hellende dakvlakken met een maximale hellingshoek van 60°, overgaande in een plat dak over een gedeelte van het gebouw tot bovenkant gootbodem of indien geen goot aanwezig is tot de onderzijde van de druiplijn van het vlak, met uitzondering van hellende dakvlakken ter afdekking van dakkapellen;
  • b. bij horizontale dakvlakken tot bovenzijde van de gevelafwerking, met uitzondering van een plat dak over een gedeelte van het gebouw als bedoeld onder a, dan wel een platte afdekking van dakkapellen in een hellend vlak;
2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

verticaal vanuit het hoogste punt van een bouwwerk tot aan de gemiddelde grondslag van het aan dat bouwwerk aansluitende, afgewerkte bouwperceel, met dien verstande dat schoorstenen, lichtkoepels, antennes en soortgelijke ondergeschikte onderdelen van een bouwwerk buiten beschouwing blijven;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen en boven peil, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en wel 1 m boven peil, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak;

2.7 peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein. Indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van ten hoogste 5 m uit de grens van de bestemming verkeersdoeleinden, gelegen op een dijk, wordt de kruin van de dijk als peil beschouwd. Indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van ten hoogste 5 m uit de grens van de bestemming verkeersdoeleinden, gelegen aan de teen van de dijk, wordt de bovenkant van de weg als peil beschouwd. In alle andere gevallen, waarin een dijk wordt gebouwd wordt als peil beschouwd de gemiddelde hoogte van het aanliggend afgewerkt terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf en agrarisch grondgebruik met uitzondering van intensieve kwekerijen;
  • b. kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend maximaal 10 kampeermiddelen geplaatst mogen worden in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. kampeermiddelen uitsluitend achter de bedrijfswoning mogen worden geplaatst;
    • 3. voorzien moet worden in landschappelijke inpassing, waarvan de breedte ten minste 3 m moet bedragen;
  • c. bermverkoop van ter plaatse voortgebrachte producten (maximaal 20 m2), zoals kersenstalletjes;
  • d. het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwallen rondom de linge';
  • e. verkeer en recreatief medegebruik voor wat betreft het gebruik van wegen en wandel - en fietspaden;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. wegen, straten en paden;
  • l. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:

  • a. silo's, paardenbakken, sleufsilo's, kuilvoerplaten, bassins en mestopslagen niet zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen, met uitzondering van toegangspoorten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik boomgaarden

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het aanleggen van boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' of bedrijfswoningen, uitgezonderd voor zover:

  • a. het de vervanging van bestaande boomgaarden betreft;
  • b. het de eigen bedrijfswoning betreft.
3.3.2 Strijdig gebruik grondgebondenheid

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in elk geval gerekend het gebruik en het in gebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken ten behoeve van grondgebonden veehouderijen waarbij de productie voor minder dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken.

3.3.3 Strijdig gebruik stikstof

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee en/of het telen van gewassen indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit:

  • a. een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming of een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 7 lid 5 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, dan wel;
  • b. indien een vergunning of melding als bedoeld onder a ontbreekt: de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende stikstofemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologisch legale activiteit wordt veroorzaakt.

Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch dienstverlenend bedrijf;
  • b. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
  • c. agrarische activiteiten als nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch';
  • d. opslag en handel in diermeel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' en maximaal in de omvang zoals die ter plaatse bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan van het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied op 11 april 2019 en zoals beschreven in de op 15 september 2016 ingediende melding activiteitenbesluit voor het bedrijf aan De Eng 35;

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
  • j. wegen, straten en paden;
  • k. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • l. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep;
  • m. bed & breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per bedrijfswoning;

Ten behoeve van de doelen 'uitoefening van aan-huis-verbonden beroep' en 'bed & breakfast' mag een gezamenlijke vloeroppervlakte van niet meer dan 25% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen worden gebruikt, zulks met een absoluut maximum van 100 m2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat:

  • a. het bebouwingspercentage niet meer dan 60% van het bestemmingsvlak mag bedragen.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen geldt dat:

  • a. de goothoogte niet meer dan 4,5 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • c. de gebouwen met een kap moeten worden afgedekt, waarvan de dakhelling niet minder dan 20 graden en niet meer dan 60 graden mag bedragen;
  • d. het bouwen van gebouwen voor de bedrijfswoning niet is toegestaan.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt dat:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning niet meer dan 750 m3 mag bedragen;
  • b. de goothoogte van de bedrijfswoning niet meer dan 4,5 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfswoning niet meer dan 9 m mag bedragen;
  • d. de bedrijfswoning moet worden afgedekt met een kap waarvan de hellingen niet minder dan 30 en niet meer dan 60 graden mogen bedragen;
  • e. bij iedere bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd tot een totale oppervlakte van 50 m2 en waarvan de goothoogte en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m mogen bedragen;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning tot de weg niet minder mag bedragen dan de bestaande afstand.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van silo's niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 m mag bedragen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Vaststelling archeologische waarde

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

5.2.2 Voorwaarden

Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld in artikel 5.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden

Het in artikel 5.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval een aanvraag voor een omgevingsvergunning een van de navolgende bouwwerkzaamheden betreft:

  • a. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,30 m onder het maaiveld;
  • b. de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 500 m2;
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 4', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijn, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  • b. het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,30 m;
  • c. het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,30 m;
  • d. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • e. het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras;
  • f. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • h. het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting;
  • i. het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 m;
  • j. het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,30 m;
  • k. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 m.
5.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in artikel 5.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 500 m2;
  • e. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden betreffen van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte.
5.4.3 Vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 verlenen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

5.4.4 Vaststelling archeologische waarde

De vergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

5.4.5 Voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 5

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Vaststelling archeologische waarde

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

6.2.2 Voorwaarden

Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld in artikel 6.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden

Het in artikel 6.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval een aanvraag voor een omgevingsvergunning een van de navolgende bouwwerkzaamheden betreft:

  • a. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,30 m onder het maaiveld;
  • b. de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 5.000 m2;
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijn, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  • b. het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,30 m;
  • c. het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,30 m;
  • d. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • e. het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras;
  • f. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • h. het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting;
  • i. het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 m;
  • j. het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,30 m;
  • k. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 m.
6.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in artikel 6.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 5.000 m2;
  • e. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden betreffen van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte.
6.4.3 Vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 verlenen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

6.4.4 Vaststelling archeologische waarde

De vergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

6.4.5 Voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande bouwwerken
8.1.1 Bestaande afmeting bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

8.1.2 Bestaande afstanden bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

8.1.3 Bestaand bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

8.2 Dakhelling

Indien een gebouw met een kap is afgedekt mag de dakhelling niet meer dan 65º bedragen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met dit plan wordt beschouwd:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie en/of seksinrichtingen. Behoudens indien het gebruik ten behoeve van prostitutie of seksinrichting blijkens de regels is toegestaan;
  • b. het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van wonen met uitzondering van het gebruik als mantelzorg als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht, Bijlage II, art.2.22;
  • c. het gebruik van bedrijfswoningen, dienstwoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden;
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van (proef)boren naar en winning van schaliegas en schalie-olie;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van ondergrondse opslag van gassen.
9.2 Parkeren
9.2.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein overeenkomstig de beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals opgenomen in de door de raad op 17 maart 2010 vastgestelde 'Beleidsregels Reserve Parkeerbijdrageregeling', of de rechtsopvolger daarvan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingruimte wordt voorzien.
  • c. Afwijken van de regels als bedoeld onder b is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.
  • d. Burgemeester en wethouders passen deze regels toe met inachtneming van de beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
9.2.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met dit plan wordt beschouwd het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken zonder dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in artikel 9.2.1 duurzaam in stand wordt gehouden.

9.3 Waterberging

Als een gebruik in strijd met dit plan wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van voldoende waterbergings-mogelijkheden waarbij per hectare verharding een waterberging van minimaal 436 m3 gerealiseerd moet worden over het extra oppervlak (dakoppervlak en verhardingen) binnen het plangebied indien de waterberging wordt gerealiseerd in de vorm van oppervlaktewater, waarbij het waterpeil maximaal 30 cm mag stijgen, of per hectare verharding een waterberging van minimaal 664 m3 gerealiseerd moet worden over het extra oppervlak (dakoppervlak en verhardingen) binnen het plangebied indien de waterberging wordt gerealiseerd middels een andere voorziening (bijvoorbeeld een wadi), teneinde te komen tot een goede waterhuishouding.

9.4 Landschappelijke inpassing
  • a. Als een gebruik in strijd met dit plan wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen landschappelijk inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het bouwen van het eerste bedrijfsgebouw, uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen landschappelijk inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Overige zone - oeverwallen rondom de linge
10.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwallen rondom de linge' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden welke zijn opgenomen in de navolgende tabel:

Aanduiding   Landschaps- en natuurwaarden   
overige zone - oeverwallen rondom de linge   – Kleinschalig landschap met een onregelmatige (blok)verkaveling
– Kleinschalig reliëf
– Karakteristieke dijkdorpen
– Afwisseling van boomgaarden, akkers en weilanden
– Karakteristieke openheid rondom De Eng en Kapel-Avezaath
– Kromme akker aan de Eng  

10.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Omgevingsvergunningsplicht
Aanduiding   A    B    C    D    E    F   
overige zone - oeverwallen rondom de Linge   +   +   +   -   +   -  

+ omgevingsvergunningplichtig (activiteit onder voorwaarden mogelijk)

- niet omgevingsvergunningplichtig (activiteit bij recht toegestaan)

  • A. het aanleggen en verharden of halfverharden van wegen, paden of parkeergelegenheden uitgezonderd het (half)verharden van de bestaande wegen en paden (> 60 m2);
  • B. het egaliseren van gronden;
  • C. het ophogen en afgraven van gronden;
  • D. het dempen van sloten, drainage, graven en reconstrueren van watergangen;
  • E. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters. Hieronder wordt niet begrepen het aanbrengen van erfbeplanting;
  • F. het aanleggen van fruitboomgaarden, niet zijnde het vervangen van bestaande fruitboomgaarden.

  • b. Niet van toepassing

Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:

    • 1. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het bodemgebruik;
    • 2. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
    • 3. voor werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in uitvoering zijn, dan wel waarvoor voor voornoemd tijdstip een omgevingsvergunning is verleend.

  • c. Vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning als bedoeld onder a verlenen, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschapswaarden van deze en van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de landschapswaarden niet onevenredig worden verkleind.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemene maatvoering

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  • a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m;
  • d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 25% van de oppervlakte van het gebouw bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt met een maximum van 4 m.
11.2 Vergroten goothoogte, bouwhoogte en bebouwingspercentage
  • a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van dit plan behoeve van:
    • 1. het vergroten van de goothoogte van bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf', met dien verstande dat:
      • de goothoogte in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf' niet meer dan 7 m mag bedragen;
    • 2. het vergroten van de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, tot maximaal 12 m in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf';
    • 3. het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 80% in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf';
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
    • 1. de landschappelijke en/of natuurwaarden van de omgeving niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. hierdoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
11.3 Paardenbakken
  • a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het toestaan van paardenbakken op gronden aansluitend op gronden met de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf', met dien verstande dat:
    • 1. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 paardenbak is toegestaan;
    • 2. de oppervlakte van de paardenbak niet meer dan 1.200 m2 mag bedragen;
    • 3. de afstand van de paardenbak tot de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf' niet meer dan 50 m mag bedragen;
    • 4. lichtmasten zijn toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
      • de paardenbak is niet gelegen binnen een afstand van 25 m tot een woning van derden;
      • de maximale hoogte van lichtmasten is 5 m;
      • er mag niet meer dan 60 lux/m2 worden geproduceerd, gemeten 1 m boven de bodem van de paardenbak;
      • de lichtbundel wordt door middel van een afscherming uitsluitend gericht op de paardenbak;
      • de verlichting mag niet worden gebruikt tussen 23.00 uur en 07.00 uur.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt slechts verleend indien:
    • 1. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
11.4 Kleinschalig kampeerterrein
  • a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het gebruik van de gronden als kleinschalig kampeerterrein in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf', of direct aansluitend aan deze bestemming in de bestemming 'Agrarisch' met daarbij behorende voorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
    • 2. stacaravans niet zijn toegestaan;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien de navolgende criteria in acht worden genomen:
    • 1. de functie van de hoofdbestemming dient in overwegende mate behouden te blijven;
    • 2. de oppervlakte van het perceel mag niet minder dan 0,5 ha bedragen;
    • 3. de oppervlakte van het kampeerterrein mag niet meer dan 5.000 m2 bedragen;
    • 4. het kampeerterrein mag niet direct aan een reguliere camping grenzen;
    • 5. er mag geen situatie ontstaan waarbij door het houden van een kampeerterrein een aaneengesloten totaal van kampeerterreinen ontstaat die de 5 ha te boven gaat;
    • 6. de oppervlakte van een kampeermiddel mag niet meer dan 55 m2 bedragen;
    • 7. het is alleen toegestaan ten behoeve van recreatief verblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van elk kalenderjaar;
    • 8. in de resterende periode van het jaar mogen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
    • 9. kampeermiddelen mogen uitsluitend achter het hoofdgebouw worden geplaatst;
    • 10. het bouwen van gebouwen en bouwwerken en/of aanbrengen van verhardingen ten behoeve van het kampeerterrein is alleen toegestaan binnen de bestaande bouw- en aanlegmogelijkheden behorende bij de bestemming, waarbij geldt dat de totale inhoud van sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen in de bestemming 'Wonen' niet meer dan 50 m3 per bestemmingsvlak mag bedragen;
    • 11. er dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
    • 12. de aanwezige cultuurhistorische en/of natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 13. op het eigen terrein dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien;
    • 14. cumulatie met andere kleinschalige kampeerterreinen en/of reguliere campings is niet toegestaan;
    • 15. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en het kleinschalig kamperen mag geen onevenredige nadelige gevolgen opleveren voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven;
    • 16. als het kampeerterrein geheel of gedeeltelijk samenvalt met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder;
    • 17. het kampeerterrein mag geen belemmering vormen uit het oogpunt van externe veiligheid.
11.5 Horeca categorie 1
  • a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het realiseren van horeca categorie 1, in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf', met dien verstande dat:
    • 1. nieuwbouw of vergroting van het bestaand bebouwd oppervlak niet is toegestaan;
    • 2. een terras is toegestaan 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, mits het terras functioneel is verbonden met de theeschenkerij en landschappelijk wordt ingepast;
    • 3. het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
    • 4. het bebouwde oppervlak voor 'horeca categorie 1' niet meer dan 60 m2 mag bedragen;
    • 5. de oppervlakte van een terras niet meer dan 40 m2 mag bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 2,5 m mag bedragen en de oppervlakte van speelvoorzieningen niet meer dan 10 mmag bedragen;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
    • 1. de hoofdfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
    • 3. op het eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 5. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 6. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dat wil zeggen dat de afstand inclusief de bijbehorende voorzieningen, zoals terras, tot woningen van derden ten minste 5 m bedraagt.
11.6 Huisvesting arbeidsmigranten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 onder b en c ten behoeve van het omzetten van (een deel van) een bestaande (bedrijfs)woning dan wel bijgebouw in 1 of meer onzelfstandige wooneenheden, mits een goed woon- en leefklimaat wordt geborgd overeenkomstig het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in de 'Kadernota arbeidsmigranten Tiel' en haar rechtsopvolgers.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de voorwaarden dat:

  • a. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
  • b. de bedrijfsactiviteiten blijvend worden gestaakt;
  • c. voor de bouw- en gebruiksregels wordt aangesloten bij de regels, zoals die van toepassing zijn op de bestemming 'Wonen';
  • d. het aantal woningen niet toeneemt;
  • e. de wijziging geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in artikel 13.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in artikel 13.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in artikel 13.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied - De Eng 35'.