direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hopeseweg 12 en 12a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0279.BP2023Hopesewe12-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Hopeseweg 12a is een vrijstaande woning aanwezig. De eigenaar wil graag een nieuw bijgebouw bij zijn woning realiseren. Dit is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan, aangezien op de beoogde locatie een agrarische bestemming rust. Het voornemen is om het bestemmingsvlak voor de woonbestemming aan te passen, zodat voorzien kan worden in het nieuwe bijgebouw. Hiervoor zal aan de westzijde van de woonbestemming een deel gewijzigd worden naar een agrarische bestemming. Voor dit voornemen is een nieuw bestemmingsplan nodig.

1.2 Ligging en begrenzing

De Hopeseweg 12a is gelegen in het zuidelijke buitengebied van Scherpenzeel. De dorpskern van Scherpenzeel is op circa 1 kilometer ten noordwesten van het perceel gelegen. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Scherpenzeel, sectie E, nummers 3200, 3202, 3266 en 3546. Ook de Hopeseweg 12 behoort tot het plangebied van onderhavig plan. Dit perceel staat kadastraal bekend als gemeente Scherpenzeel, sectie E, nummers 2922, 3202, 3203 en 3204. Op dit perceel zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, maar beide percelen zijn gelegen binnen dezelfde woonbestemming (waarbinnen twee woningen zijn toegestaan). Alleen om de beoogde verandering van de woonbestemming adequaat door te kunnen voeren is ook het perceel Hopeseweg 12 in dit plan betrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2023Hopesewe12-vg01_0001.jpg"

Ligging in de omgeving

Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt alleen gevormd door de genoemde percelen, voor zover dat nu een woonbestemming en deels agrarische bestemming heeft.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2013 en tevens het bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen.

Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 september 2015. Voor het plangebied geldt dees de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschap'. Deze gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor agrarische bedrijven en voor het behoud van landschappelijke waarden. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk agrarische bedrijfsgebouwen op te richten.

Verder heeft het plangebied de bestemming 'Wonen'. Hiermee zijn deze gronden bestemd voor woningen en de daarbij behorende gebouwen. Per bestemmingsvlak is ten hoogste één vrijstaande woning toegestaan, tenzij anders aangegeven. Op de verbeelding is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 2' aangegeven. Er zijn dus twee woningen toegestaan binnen het bestemmingsvlak. Verder geldt dat de inhoud van de woning maximaal 700 m3 bedraagt en de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen hoogstens 100 m2. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter bedraagt, en van overige erfafscheidingen ten hoogste 2 meter.

Verder rusten op plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)' en ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)’. Naar verwachting aanwezige, archeologische waarden worden met deze beide dubbelbestemmingen beschermd.

Aan de zijde van de weg heeft een klein strookje van het plangebied de aanduiding 'overige zone - bomenstructuur'. Hiermee zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de versterking en/of het herstel van de aanwezige waardevolle boomstructuur en beplanting.

Het bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen is vastgesteld door de gemeenteraad op 13 maart 2018. Met dit bestemmingsplan zijn als het ware regels en normen voor parkeren toegevoegd aan diverse bestemmingsplannen binnen de gemeente, waar onder het bestemmingsplan Buitengebied 2013. In het kort houden deze regels in dat bij het bouwen of aanpassen van gebouwen in voldoende parkeerruimte moet worden voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2023Hopesewe12-vg01_0002.jpg"

Uitsnede plankaart bestemmingsplan Buitengebied 2013, met het plangebied globaal omkaderd met een zwarte bolletjeslijn en het perceel Hopeseweg 12a globaal rood omkaderd

Het realiseren van de beoogde wijzigingen is binnen de geldende bestemmingen niet mogelijk. Er is geen relevante wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bestemmingsvlak te wijzigen. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve nodig, waarbij de woonbestemming een andere vorm krijgt.

De woning aan de Hopeseweg 12a is in hetzelfde bestemmingsvlak gelegen als de woning aan nummer 12. Voor dit hele bestemmingsvlak geldt dat er maximaal twee woningen toegestaan zijn. Om die reden wordt de hele woonbestemming meegenomen als plangebied. Anders zou dit bestemmingsplan indirect kunnen leiden tot de introductie van een nieuwe woning op dat perceel. Voor het perceel Hopeseweg 12 zal de situatie verder niet veranderen door dit bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Deze onderbouwing vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het relevante beleidskader. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de bestaande en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond en wordt ingegaan op enkele, andere planologische aspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In totaal zijn er 21 nationale belangen gevormd:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
  • 10. Beperken van klimaatverandering.
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie.
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan de NOVI, is de Uitvoeringsagenda 2021-2024 opgesteld. Hierin zijn vier prioriteiten benoemd:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De NOVI is een permanent en aanpasbaar proces. Er wordt uitgegaan van een terugkerende cyclus van vier jaar. Jaarlijks, in het voorjaar, is er een nationale NOVI-conferentie over de voortgang van de uitvoering, nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Ook wordt een tweejaarlijkse monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Elke vier jaar vindt een uitgebreide beleidsevaluatie plaats, evenals een onderzoek naar de mening van burgers en wordt de NOVI zo nodig aangepast.

Toetsing

Uit de NOVI volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het plangebied. Met onderhavige ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding.

2.2 Omgevingsvisie Gelderland

Op 19 december 2018 is de laatste versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.

Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.

Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.

De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt.

Toetsing

Onderhavig plan betreft slechts een kleinschalige herbegrenzing, waarbij de woonbestemming slechts deels in omvang toeneemt. Daarmee is dit plan in overeenstemming c.q. niet in strijd met de omgevingsvisie van de provincie Gelderland.

2.3 Omgevingsverordening Gelderland

Op 31 maart 2021 is de laatste versie van de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen aangehaald en vervolgens getoetst.

Water en milieu

Op de kaart 'Water en milieu' is het plangebied gelegen binnen een intrekgebied. Artikel 2.38 bepaalt hierover het volgende:

'Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk.'

Toetsing

Onderhavig plan voorziet alleen in een kleinschalige herbegrenzing, om te kunnen voorzien in een nieuw bijgebouw. Hiermee wordt dan ook niet voorzien in de winning van fossiele energie.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de omgevingsverordening van de provincie Gelderland.

2.4 Omgevingsvisie Scherpenzeel

De Omgevingsvisie Scherpenzeel is vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2021. De Omgevingsvisie is een belangrijk instrument voor Scherpenzeel waarin staat hoe de gemeente het toekomstig ruimtegebruik voor zich ziet en wat ze daarin willen koesteren en versterken. Op basis van de Omgevingsvisie stuurt de gemeenteraad op de lange termijn ontwikkeling van de fysieke leefomgeving binnen Scherpenzeel.

Het plangebied ligt in 'Scherpenzeel Zuid'. Hierover is het volgende beschreven:

Scherpenzeel-Zuid is het buitengebied ten zuiden van de kern. Scherpenzeel-Zuid is een dynamisch dorpslandschap waarin het aantrekkelijk wonen is. Landgoed Huize Scherpenzeel vormt de centrale groene long van het gebied.

Toekomstperspectief

Voor de toekomst staat verdere ontwikkeling van het gebied centraal. Daarbij is ruimte voor uitbreiding van zowel wonen als bedrijvigheid. Die zoekgebieden wonen zijn op de kaart rechts weergegeven. Scherpenzeel-Zuid zal een gebied worden waar wonen, werken, groene longen en agrarisch gebruik bij elkaar komt. Daarbij blijft het groene karakter en de groene longen behouden. Waar mogelijk kunnen kleinschalige en passende bedrijven (zonder grote overlast of druk op het milieu) en voorzieningen ook een plek krijgen. Bij de ontwikkelingen in het gebied is aandacht voor landschappelijke en cultuurhistorische waarden, welke zoveel mogelijk onderdeel worden van de nieuwe ontwikkelingen. Waar mogelijk versterken we deze waarden ook. Net als de recreatieve verbindingen tussen de verschillende functies in het gebied. In de openbare ruimte wordt aandacht besteed aan een beweegvriendelijke inrichting die uitnodigt tot meer sport en beweging. Tot slot stimuleren wij ook in dit gebied transformatie van agrarische functies naar landschappelijk wonen en/of recreatieve functies. Bij alle ontwikkelingen in Zuid streven we een scherpe ambitie na ten aanzien van groen, water en biodiversiteit.

Een belangrijke kwaliteit van Scherpenzeel is de ligging in de rustige, groene en landschappelijke omgeving. Er is een verwevenheid tussen het dorp en het omliggende buitengebied. Het streven is om dit groene karakter te behouden en te versterken (Groene omgeving). We behouden het leefklimaat en de hechte gemeenschap.

Toetsing

Over een herbegrenzing is in de omgevingsvisie niets gezegd. Onderhavig plan voorziet enkel in de herbegrenzing van de woonbestemming, om zo te kunnen voorzien in een nieuw bijgebouw. Scherpenzeel-Zuid is wel een omgeving waar groen en wonen samengaan. De herbegrenzing die dit plan mogelijk maakt, zorgt ervoor dat het groene karakter van de omgeving behouden blijft en dat de woonbestemming beter benut kan worden. Dit bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming c.q. niet in strijd met de Omgevingsvisie Scherpenzeel.

Hoofdstuk 3 Bestaande en nieuwe situatie

3.1 Bestaande situatie

3.1.1 Omgeving

Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten zuidoosten van het dorp Scherpenzeel. Het landschap is te typeren als een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De erven staan verspreid in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2023Hopesewe12-vg01_0003.jpg"

Luchtfoto van de omgeving van het plangebied

3.1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen langs de Hopeseweg. Dit is een lokale weg die Scherpenzeel met Overberg verbindt. Op circa 200 meter ten zuiden van het plangebied loopt de Lunterse Beek.

In het plangebied is woonbebouwing aanwezig. Aan de zuidzijde is de woning aan nummer 12 aanwezig. Ten westen zijn twee bijbehorende bijgebouwen aanwezig. Ten noorden van de woning aan nummer 12 is de woning aan nummer 12a aanwezig. Ook bij deze woning is een bijgebouw aanwezig. Rondom de woningen is (half)verharding aanwezig. Beide woningen hebben een verharde inrit. vanaf de Hopeseweg.

In het plangebied zijn een aantal bomen aanwezig, met name rondom de inrit. Verder is er een beugenhaag aanwezig die de percelen van elkaar scheidt. Voor het overige is het plangebied voornamelijk ingericht als tuin met grasland, behorende bij de woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2023Hopesewe12-vg01_0004.jpg"

Luchtfoto plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2023Hopesewe12-vg01_0005.jpg"

Situatietekening bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2023Hopesewe12-vg01_0006.jpg"

Aanzicht Hopeseweg 12a vanaf de Hopeseweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2023Hopesewe12-vg01_0007.jpg"

Aanzicht Hopeseweg 12a vanaf de Hopeseweg

3.2 Nieuwe situatie

Initiatiefnemer is voornemens om een nieuw bijgebouw bij zijn woning te realiseren. Dit is echter niet mogelijk op de beoogde locatie. Op deze locatie mogen namelijk alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Een andere locatie binnen de huidige woonbestemming is niet wenselijk. Bijgebouwen mogen namelijk alleen achter de naar de weg keerde gevels van de woning gebouwd worden. In de huidige situatie betreft de woonbestemming een relatief smalle strook, die ver doorloopt in de westelijk gelegen agrarische gronden. Het is voor de functionaliteit niet optimaal om het bijgebouw zo ver vanaf de woning te plaatsen. Ook is het niet wenselijk om het nieuwe bijgebouw dicht op het huidige bijgebouw te plaatsen. Om deze redenen is het voornemen om de woonbestemming van vorm te veranderen. De noordelijk gelegen kadastrale percelen worden betrokken bij de woonbestemming. Dit betreft een uitbreiding van circa 780 m2. De westelijke strook van de huidige woonbestemming, circa 370 m2, zal verdwijnen en krijgt een agrarische bestemming. De werkelijke uitbreiding van de woonbestemming komt hierdoor neer op circa 410 m2. Het totale gedeelte van de woonbestemming wat bij nummer 12a hoort gaat daarmee circa 1700 m2 bedragen.

Het nieuwe bijgebouw wordt ten noorden van de woning gesitueerd, net buiten het aanwezige terras. Het bijgebouw krijgt een oppervlakte van 50 m2. Ook wordt een zwembad van 40 m2 aangelegd. De bestaande bebouwingsmogelijkheden worden met dit plan niet vergroot. Het betreft enkel de vormwijziging van het bestemmingsvlak, om zo te kunnen voorzien in het beoogde, nieuwe bijgebouw.

Aan de Hopeseweg 12 zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Door onderhavig plan verandert daar niets aan de bouw- en gebruiksmogelijkheden van en voor de woning op dat perceel. Dit perceel is enkel in dit bestemmingsplan betrokken om de veranderingen voor 12a goed te kunnen reguleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2023Hopesewe12-vg01_0008.jpg"

Situatietekening nieuwe situatie

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

4.1 Milieu

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

4.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging. Bij een gelijkblijvend of minder gevoelig bodemgebruik, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.

Onderhavig plan voorziet in een kleinschalige herbegrenzing van de woonbestemming, om te kunnen voorzien in een nieuw bijgebouw. Het bijgebouw is geen plek waar men structureel, meerdere uren per dag aanwezig is. Het bijgebouw is geen gevoelige functie. Aangezien er geen sprake zal zijn van een gevoeliger bodemgebruik, is een bodemonderzoek niet nodig. Bodemkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.

4.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Onderhavig plan voorziet niet in nieuwe milieugevoelige functies. Het betreft enkel een vormwijziging om te kunnen voorzien in een nieuw bijgebouw. De woning is reeds aanwezig. Milieuzoneringen staan de uitvoerbaarheid dan ook niet in de weg.

4.1.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Onderhavig plan voorziet echter niet in nieuwe geluidgevoelige functies. Derhalve is een akoestisch onderzoek niet nodig.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan. Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregelen of effect, per saldo verbetert, of;
  • het bestemmingsplan niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden voor zijn opgenomen, of;
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Onderhavig plan voorziet enkel in een kleine herbegrenzing van een bestaande woonbestemming en een nieuw bijgebouw. Dit leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Derhalve is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Via de website www.risicokaart.nl is voor de locatie vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en/of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2023Hopesewe12-vg01_0009.jpg"

Uitsnede risicokaart met het plangebied in rood omkaderd

Uit bovenstaande uitsnede van de risicokaart blijkt dat het plangebied niet ligt binnen de invloedssfeer van Bevi-bedrijven en van transportassen voor gevaarlijke stoffen. Tevens voorziet onderhavig plan niet in nieuwe milieugevoelige functies. Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van onderhavig plan dan ook niet in de weg.

4.1.7 Milieueffectrapportage

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

Het plangebied ligt in een zone die op de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingskaart deels is aangeduid als zone met een hoge verwachitingswaarde Hierbij geldt dat een archeologisch onderzoek verplicht is bij werkzaamheden die dieper gaan dan 30 cm onder het maaiveld en groter dan 250 m2.

Onderhavig plan voorziet in een nieuw bijgebouw van 50 m2. Daarmee wordt de ondergrens van 250 m2 niet overschreden. Een archeologisch onderzoek is derhalve niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2023Hopesewe12-vg01_0010.jpg"

Uitsnede archeologische waarden- en verwachtingskaart

Het perceel ligt aan de rand van het dorp op één van de dorpslinten op de overgang naar het buitengebied. Kenmerkend voor de linten is de afwisseling van openheid en vergezichten met de beslotenheid van bebouwing en agrarische percelen. Met name de openheid in een lint is belangrijk voor de beleving van het buitengebied. Onderhavig plan breidt de woonbestemming deels uit, zodanig dat het huidige terras binnen de woonbestemming komt te liggen en er ruimte wordt geboden voor het bouwen van het bijgebouw nabij de inrit en huidige parkeerplaatsen. Het overig deel van het perceel behoudt daarmee de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap', waarmee de openheid en het doorzicht beter geborgd kan worden.

Overige cultuurhistorische waarden en monumenten zijn niet aanwezig in het plangebied.

4.3 Ecologie

Soortenbescherming

Het plangebied betreft nu een gecultiveerde perceel, die gelegen is net buiten de dorpskern van Scherpenzeel. Onderhavige ontwikkeling voorziet enkel in een nieuw bijgebouw. Hiervoor hoeven geen andere bouwwerken gesloopt te worden. Er zijn dan ook geen (sporen van bewoning door) beschermde soorten te verwachten noch aangetoond. De ontwikkeling zal geen negatief effect veroorzaken op beschermde soorten.

Gebiedsbescherming

Uit een handreiking van de Rijksoverheid (januari 2020) is op te maken dat de bouw van 50 woningen op een locatie op een afstand van 7000 meter van een Natura-2000 gebied, geen effect zal hebben op dat gebied. Dit plan voorziet in één nieuw bijgebouw. Het plangebied ligt op meer dan 8000 meter afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Binnenveld'. Een Aerius-berekening is voor dit plan dan ook niet noodzakelijk.

Voor de sloop/aanlegfase is sinds juli 2021 geen Wnb vergunning meer nodig. Wat betreft de gebruiksfase zal de toevoeging van één nieuw bijgebouw op deze afstand van Natura-2000 gebied geen effect hebben.

Gezien de aard van het plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden vormen beschermde natuurgebieden geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het plangebied ligt ruim buiten het Gelders NatuurNetwerk uit de Omgevingsverordening Gelderland. Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van het bouwplan niet in de weg.

4.4 Waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Via de nieuwe digitale watertoets is een eerste scan te maken van de wateraspecten in het plangebied. Op basis hiervan kan snel beoordeeld worden of een watervergunning nodig is of niet. Uit de check blijkt dat onderhavig plan geen beangen van het waterschap raakt.

In de nieuwe situatie neemt het verhard oppervlak binnen het plangebied toe met 50 m2. Het hemelwater dat op het nieuwe bijgebouw valt zal opgevangen worden en afgevoerd worden richting de omliggende gronden, waar het de bodem kan infiltreren. Voor het overige verandert er niets aan de waterhuishouding door onderhavig plan.

Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.

Voor de regels van dit plan zijn de regels uit de geldende bestemmingsplannen Buitengebied 2013 en Parapluplan parkeernormen als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen, geactualiseerd en op onderdelen aangevuld in verband met de beoogde situatie in het plangebied.

5.1 Agrarisch met waarden - Landschap

Met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' blijft het plangebied de bestaande bestemming deels behouden. Hiermee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor agrarische bedrijvigheid en het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke waarden. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 2 meter.

5.2 Wonen

Met de bestemming ‘Wonen’ blijft het plangebied de woonbestemming behouden. Het bestemmingsvlak wordt herbegrensd, waardoor dit vlak een andere vorm krijgt. Voor het overige blijven de al geldende bouw- en gebruiksregels gelden.

5.3 Overige bestemmingen

Verder zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)' en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)' aan het plangebied toegekend, conform het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige hoge archeologische verwachtingswaarden. Ook is de gebiedsaanduiding ‘overige zone – bomenstructuur’ overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan is niet toegezonden aan de provincie Gelderland en/of de Rijksoverheid in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Met dit plan zijn geen provinciale of nationale belangen in het geding. Aangezien uit de waterparagraaf gebleken is dat dit plan geen negatieve effecten heeft op de waterhuishouding is het vooroverleg met het waterschap ook achterwege gebleven. Als het plan als ontwerp ter inzage wordt gelegd, ontvangen de provincie Gelderland en het waterschap daarvan wel een kennisgeving. Zij kunnen dan desgewenst een zienswijze indienen op het ontwerpplan.

6.1.2 Voorontwerp

De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen. De buurtbewoners zijn geïnformeerd over het initiatief. Het gaat om de bewoners van de Hopeseweg 8a, 11 en 12. Hieruit zijn geen bezwaren naar voren gekomen.

6.1.3 Ontwerp

Van 2 augustus 2023 tot en met 12 september 2023 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Toch is het niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Met de initiatiefnemer is namelijk een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.