Plan: | Barneveldsestraat 8-10 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0279.BP2019Bveldsestr10-vg01 |
Aan Barneveldsestraat 10 in Scherpenzeel is een voormalige agrarische bedrijfslocatie aanwezig. De agrarische bedrijfsvoering is al geruime tijd gestaakt. De eigenaar heeft het voornemen opgevat het perceel een nieuwe invulling te geven. Hij wil overgaan tot een functieverandering naar een andere werkfunctie: een aannemingsbedrijf c.q. stratenmakersbedrijf. Daarbij wil hij de agrarische opstallen verwijderen en vervolgens een nieuw bedrijfsgebouw realiseren. De aanwezige bedrijfswoning wordt de bedrijfswoning bij het bouwbedrijf.
Verder is op het aangrenzende perceel, aan de Barneveldsestraat 8, een woning aanwezig. Feitelijk heeft deze woning al lange tijd geen relatie meer met de inmiddels verdwenen agrarische bedrijvigheid aan de Barneveldsestraat 10. Planologisch gezien is het echter nog een bedrijfswoning bij de beschreven bedrijfslocatie en tevens is het een plattelandswoning. Om die reden is de woning aan de Barneveldsestraat 8 ook onderdeel van de beoogde functieverandering. Daarvoor wordt een woonbestemming voorgestaan.
De percelen Barneveldsestraat 8 en 10 zijn gelegen in het buitengebied van Scherpenzeel, circa 1,4 km ten noordoosten van de dorpskern. Het perceel Barneveldsestraat 10 is kadastraal bekend als gemeente Scherpenzeel, sectie B, nummers 559 en 561. Het perceel Barneveldsestraat 8 is kadastraal bekend als gemeente Scherpenzeel, sectie B, nummers 560. Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gevormd door het genoemde perceel
Ligging in omgeving
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2013 en tevens het bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen.
Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 september 2015. In dit plan geldt voor de beide woningen, de bedrijfsgebouwen, het erf en de omliggende gronden de bestemming Agrarisch – Bedrijf. Met deze bestemming wordt voorzien in een agrarisch bouwperceel. Voor het hele bestemmingsvlak geldt de aanduiding ‘intensieve veehouderij’. Daarmee wordt in een intensieve veehouderij voorzien. Voor het hele bestemmingsvlak geldt verder de aanduiding ‘bedrijfswoning’ waarmee in een tweede bedrijfswoning wordt voorzien. Voor het gedeelte van het bestemmingsvlak dat op het perceel Barneveldsestraat 8 rust, wordt in een plattelandswoning voorzien middels de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandswoning’.
Buiten het bouwperceel hebben de gronden de bestemmingen Agrarisch met waarden – Landschap en Water - Natuur en Landschap. De gronden met de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap betreffen gronden ten noorden en ten oosten van het bouwperceel. Deze gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor agrarische bedrijven en voor het behoud van landschappelijke waarden. In deze bestemming is het niet mogelijk agrarische bedrijfsgebouwen op te richten. De bestemming Water - Natuur en Landschap geldt voor een watergang, de Nattegatsloot, die langs de zuidgrens van het plangebied loopt. Met deze bestemming worden de gronden bestemd voor beken en oeverstroken alsmede voor het behoud en de bescherming van de landschappelijke en natuurlijke waarden met de bijbehorende bebouwing en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
Verder rust op plangebied de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 (middel).Naar verwachting aanwezige, archeologische waarden worden daarmee beschermd.
Het bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen is vastgesteld door de gemeenteraad op 13 maart 2018. Met dit bestemmingsplan zijn als het ware regels en normen voor parkeren toegevoegd aan diverse bestemmingsplannen binnen de gemeente, waar onder het bestemmingsplan Buitengebied 2013. In het kort houden deze regels in dat bij het bouwen of aanpassen van gebouwen in voldoende parkeerruimte moet worden voorzien.
Uitsnede plankaart bestemmingsplan Buitengebied 2013, met het plangebied globaal rood omkaderd
Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 voorziet niet in het voornemen om een aannemersbedrijf te realiseren. Om daar in te kunnen voorzien is een herziening van het bestemmingsplan nodig.
Deze onderbouwing vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het relevante beleidskader. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de bestaande en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond en wordt ingegaan op enkele, andere planologische aspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.
Op 19 december 2018 is de laatste versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.
Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt.
De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor wonen en werken. Bijvoorbeeld bij functieverandering of nieuwe landgoederen. Dat betekent:
Daarvoor dragen in eerste instantie de initiatiefnemers de verantwoordelijkheid. De provincie voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied, namelijk door:
Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en rood-groenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid.
De Gelderse regio's kregen met het Streekplan 2005 de mogelijkheid voor een regionale invulling van het beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen. Deze invulling werd door het college van Gedeputeerde Staten geaccordeerd. De provincie kiest voor een andere rol. Zij vraagt geen apart beleidskader om door de provincie vast te stellen, maar juicht toe dat hierover beleid en afspraken in regionaal verband zijn gemaakt of verder worden gemaakt. De provincie draagt graag bij aan de evaluatie van dit beleid. Het voortouw ligt bij gemeenten. Gemeenten hebben hun beleid op regionaal niveau afgestemd, zie paragraaf 2.3.
Toetsing
Onderhavig initiatief leidt tot een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering in het buitengebied van Scherpenzeel. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan een regionaal beleidskader voor de functieverandering van voormalige agrarische bedrijfslocaties. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Gelderland.
Op 19 december 2018 is de laatste versie van de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen aangehaald en vervolgens getoetst.
artikel 2.3.3.5 Solitaire bedrijvigheid
Toetsing
Een aannemingsbedrijf, in de omvang zoals die in het plangebied wordt voorzien, is een functie die ruimtelijk aanvaardbaar is in het buitengebied van Scherpenzeel. Secundair geldt ook dat het een functieverandering betreft.
Aan het gestelde in de Omgevingsverordening wordt dan ook voldaan.
Op 13 april 2017 heeft de raad het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016 vastgesteld. Het functieveranderingsbeleid is opgesteld vanuit de samenwerking tussen de gemeenten in het Gelderse gedeelte van de FoodValley regio en de gemeente Putten. Het gaat om de gemeenten Nijkerk, Putten, Barneveld, Scherpenzeel, Ede en Wageningen.
Met het functieveranderingsbeleid willen de regiogemeenten de problematiek van leegstaande stallen in het agrarisch buitengebied aanpakken en de kwaliteit van het landelijk gebied versterken. In ruil voor sloop van agrarische gebouwen (sloopcompensatie) worden onder voorwaarden diverse nieuwe ontwikkelingen geboden, zoals bijvoorbeeld een nieuwe woning of ander type bedrijf.
Het beleid geeft kaders voor de afhandeling van verzoeken waarbij wordt gevraagd om het bestemmingsplan ter plaatse van voormalige agrarische bedrijfslocaties te wijzigen. Het is met name bedoeld om de omvang van de sloopcompensatie te bepalen. Het functieveranderingsbeleid 2016 is primair geen nieuw beleid maar een herziening van de bestaande regionale beleidsrapporten rond dit onderwerp uit 2008 en 2012.
Binnen het functieveranderingsbeleid is een bouwbedrijf een zogenoemd gebiedspassend bedrijf. Gebiedspassende bedrijven zijn kleinschalige bedrijven die in beginsel thuis horen op een bedrijventerrein of binnen de bebouwde kom, maar die ruimtelijk verantwoord passen of in te passen zijn in (delen van) het buitengebied. Voor een functieverandering van een agrarische bedrijfslocatie naar een gebiedspassend bedrijf zijn de belangrijkste voorwaarden uit het functieveranderingsbeleid:
Dit bestemmingsplan betreft de uitvoering van het regionale functieveranderingsbeleid. Een fors oppervlak aan overtollige gebouwen wordt gesloopt en maakt plaats voor een nieuw en kleiner bedrijfsgebouw voor een aannemingsbedrijf. De aanwezige woning wordt de bedrijfswoning bij dat bedrijf. De plattelandswoning aan de Barneveldsestraat 8 krijgt een woonbestemming. In het volgende hoofdstuk zal dieper worden ingegaan op de toepassing van het regionale functieveranderingsbeleid.
In de structuurvisie Scherpenzeel wordt voor het hele grondgebied van de gemeente Scherpenzeel aangegeven wat de ruimtelijke opgaven zijn. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de komende 10 jaar. De structuurvisie beperkt zich tot de hoofdlijnen, maar kent evenwel een diepgang op Scherpenzeel Zuid met oog op de daar geplande dorpsuitbreiding. De structuurvisie is vastgesteld door de raad op 31 oktober 2013.
Over de functieverandering van voormalige agrarische bedrijfslocaties wordt het volgende gezegd. De regio anticipeert met het functieveranderingsbeleid op het grote aantal bedrijven dat de komende jaren zal stoppen. Ondernemers die willen omschakelen kunnen dit doen op een ruimtelijk en economisch verantwoorde wijze, passend bij het landschap. Zo zijn recreatieve functies het meest passend aangrenzend aan de bos- en natuurgebieden of aan de kern van Scherpenzeel. Aan omschakelen naar activiteiten niet passend bij het buitengebied zal terughoudend worden omgegaan. Uitgangspunt bij functieverandering is dat de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt, bijvoorbeeld door het weghalen van overtollige bebouwing.
Toetsing
De beoogde functieverandering in het plangebied leidt tot een nieuwe werkfunctie én tot een aanmerkelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Deze bedrijfsfunctie past ter plaatse goed in dit gedeelte van het buitengebied. Dit bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met de uitgangspunten van de gemeentelijke structuurvisie.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten noordoosten van het dorp Scherpenzeel. Het landschap is te typeren als een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap.
Luchtfoto omgeving met het plangebied in rood globaal aangeduid
In het plangebied is een van de agrarische erven aanwezig, die zich onregelmatig verspreid langs de Barneveldsestraat bevinden. De Barneveldsestraat is de doorgaande, provinciale weg tussen Barneveld en Scherpenzeel. Het bedrijfsperceel is gelegen nabij de kruising met de Gooswilligen. Ten noorden en aan de overzijde van de weg zijn agrarische bedrijven aanwezig. Ten zuiden van het erf loopt de Nattegatsloot. Voor het overige is het plangebied omgeven met weilanden.
Het erf in het plangebied is direct aan de Barneveldsestraat gelegen. Gescheiden door een voortuin, staan de beide woningen aan de weg. Het gaat om twee eenvoudige woningen die met een tussenlid geschakeld zijn. Bezien vanaf de weg zijn de bedrijfsgebouwen, sleufsilo’s en erf achter naast de beide woningen gegroepeerd. De bedrijfsgebouwen zijn wisselend van grootte en, qua lengterichting, wisselend gesitueerd. De hoofdmoot wordt daarbij gevormd door twee langgerekte stallen die parallel aan de weg staan. De stallen bepalen door hun situering en lengte het ruimtelijk beeld van het erf, in negatieve zin, en blokkeren het zicht op het achtergelegen landschap. Erfbeplanting is spaarzaam aanwezig langs de zuidgrens van het plangebied.
Luchtfoto plangebied
Situatietekening bestaand
De twee woningen in het plangebied, gezien vanaf de Barneveldsestraat
Het erf gezien vanaf de Barneveldsestraat
De planlocatie kent geen agrarisch gebruik van betekenis meer. De eigenaar heeft daarom het voornemen opgevat het perceel een nieuwe invulling te geven in de vorm van een aannemingsbedrijf. Concreet gaat het dan om een stratenmakersbedrijf, dat ook materieel verhuurd aan andere bedrijven. De aanwezige, voormalige bedrijfsgebouwen zijn daarvoor ongeschikt, door hun bouwkundige staat en beperkte hoogte. Algehele nieuwbouw is daarom de enige optie om tot een bedrijfsgebouw te kunnen komen dat bruikbaar is voor het bedrijf. Hierbij wordt uitgegaan van één bedrijfsgebouw met een oppervlakte van maximaal 574 m². De aanwezige bedrijfswoning wordt gehandhaafd en wordt de bedrijfswoning bij het bouwbedrijf. Het bestaande bijgebouw achter deze woning blijft gehandhaafd en het meest zuidelijke bedrijfsgebouw wordt ook een bijgebouw bij de woning.
Onderdeel van de functieverandering is dat de woning aan de Barneveldsestraat 8 een woonbestemming krijgt. Hiermee wordt in de bestaande situatie voorzien: een woning die voor burgerwoning wordt gebruikt met daarbij een bijgebouw.
De opstallen op het perceel beslaan, exclusief de woningen, in totaal 1.522 m². Om dit in te kunnen zetten als sloopmeters geldt voor het gedeelte dat meer dan 1000 m² bedraagt een kortingspercentage van 25%. Dit komt neer op een korting van afgerond 130 m² (522 x 25%). Door de sloop en hergebruik van overtollige gebouwen komen daarmee 1.392 sloopmeters (1522 - 130) beschikbaar.
Voor het aannemersbedrijf is maximaal 574 m² aan bedrijfsgebouwen voorzien. Om voor een bedrijfsbestemming in aanmerking te kunnen komen is ten eerste een 'bedrijfsrecht' nodig van 100 m² sloopmeters. Daarnaast zijn, tot 500 m² aan bedrijfsbebouwing, voor elke 1 m² bedrijfsgebouw 2 m² sloopmeters nodig. Voor 500 m² bedrijfsgebouwen zijn dus 1000 sloopmeters nodig. Boven de 500 m² aan nieuwe bedrijfsgebouwen zijn voor elke 1 m² bedrijfsgebouw 3 m² sloopmeters nodig. Voor het gedeelte van de gebouwen boven de 500 m² zijn daarmee 222 sloopmeters nodig (3 x 74). Daarmee zijn er voor de functieverandering in totaal 1322 m² sloopmeters benodigd (100 + 1000 + 222) . Die sloopmeters zijn op het perceel zelf voorhanden.
Daarnaast wordt in de nieuwe situatie bij de woning aan de Barneveldsestraat 10 voorzien in een oppervlakte van 185 m² aan bijgebouwen door hergebruik van bestaande gebouwen. Dit is meer dan de 150 m² aan bijgebouwen die zondermeer kan worden toegestaan bij een (bedrijfs)woning. Op basis van het functieveranderingsbeleid kan meer oppervlakte aan bijgebouwen worden toegestaan als voor elke m² extra 2 sloopmeters worden ingezet. De overschrijding bedraagt 35 m². Hiervoor zijn dus 70 sloopmeters nodig. Om daarin te voorzien worden de resterende sloopmeters van het perceel, 70 sloopmeters (1392 - 1322), ingezet.
Ter verdere uitwerking van het planvoornemen is een inrichtingsplan opgesteld, waarin naast de nieuwe erfinrichting ook de landschappelijke inpassing is uitgewerkt. Met de functieverandering wordt een grote kwaliteitswinst geboekt. Een aanzienlijk groot oppervlak aan overtollige bebouwing verdwijnt. Hierbij en in het bijzonder leidt de functieverandering tot het verdwijnen van de twee lange stallen ten noorden van de woning. Die blokkeren daardoor, bezien vanaf de openbare weg, niet langer het zicht op het achtergelegen landschap. Er staat een open ruimte tussen het erf in het plangebied en het agrarische erf ten noorden daarvan, wat goed past bij de gebiedskarakteristiek waarin de erven verspreid ten opzichte van elkaar liggen.
In de nieuwe situatie zal alle overtollige bebouwing en verharding zijn verwijderd. Het erf zal, zowel feitelijk als planologisch kleiner worden dan nu het geval. De woning aan de Barneveldsestraat 8 zal een woonbestemming krijgen die niet groter is dan 1500 m². De aanwezige woning op nummer 10 wordt de bedrijfswoning bij het aannemingsbedrijf. Direct ten noorden van de bedrijfswoning zal, net als in de huidige situatie, de ontsluiting van en naar de Barneveldsestraat lopen.
Ten noorden van de bestaande uitweg is het nieuwe bedrijfsgebouw voor het bouwbedrijf geprojecteerd. Dit gebouw zal (maximaal) 574 m² groot zijn. Het gebouw wordt daarbij achter de bedrijfswoning gesitueerd. Door te kiezen voor deze setting wordt de beschikbare ruimte op het perceel doelmatig gebruikt en wordt goed aangesloten bij de omgeving. De ruimte om over het erf te manouvreren met voertuigen is gepland tussen het bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen. Voor het parkeren van personenauto's is ruimte voorzien achter het nieuwe bedrijfsgebouw.
Landschappelijke inpassing
Langs en ten noorden van het nieuwe bedrijfsgebouw wordt een nieuwe houtsingel aangebracht. Hiermee onstaat een goede, landschappelijke afbakening van het bedrijfsperceel en wordt een stenige aanblik voorkomen. Aan de achterzijde van het nieuwe bedrijfsperceel worden enkele solitaire bomen aangeplant om ook de oostzijde ruimtelijk te begrenzen. Om de landschappelijke inpassing compleet te maken worden verder langs de Nattegatsloot een zestal fruitbomen aangebracht.
Per saldo krijgt het plangebied met de beoogde functieverandering een invulling die een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering inhoudt en die duurzaam is richting de toekomst. Voldaan wordt dan ook aan de uitgangspunten van het regionale functieveranderingsbeleid.
Inrichtingsplan
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Het nieuwe bedrijfsgebouw is geen functie waar mensen structureel verblijven en de woningen betreffen reeds aanwezige woningen. Bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Het plangebied is direct aan een drukke, doorgaande weg. Derhalve kunnen de richtafstanden worden gecorrigeerd naar het omgevingstype 'gemengd gebied'.
Dit bestemmingsplan voorziet in een milieubelastende functie: een aannemersbedrijf. Dit is een functie in milieucategorie 2. Daarvoor geldt een gecorrigeerde richtafstand van 10 meter. De nieuwe functie is daarmee 'lichter' dan de nu toegestane functie: een agrarisch bedrijf waarvoor rekening gehouden moet worden met afstanden van 50 meter en meer. Binnen 10 meter van de nieuwe bedrijfsbestemming bevindt zich één milieugevoelige functie: de tot burgerwoning om te vormen bedrijfswoning aan de Barneveldsestraat 8. Binnen de zone van 10 meter tot de woning bevindt zich in de nieuwe situatie echter alleen een woonfunctie: de bedrijfswoning van het aannemersbedrijf. Deze beide functies zijn verenigbaar met elkaar, ook als deze direct aan elkaar grenzen, en de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten vinden op meer dan 10 meter afstand van de woning op nummer 8 plaats. Milieuzoneringen staan de uitvoerbaarheid of wenselijkheid van dit bestemmingsplannen daarmee niet in de weg.
Het nieuwe bedrijfsgebouw is mogelijk een geurgevoelig object in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij. In verband hiermee is geuronderzoek uitgevoerd door G&O Consult. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting. In dit onderzoek is ook de geurbelasting op de woning aan de Barneveldsestraat 8 in beeld gebracht. Uit het onderzoek blijkt het volgende:
Gelet op bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de belangen van de omliggende bedrijven niet worden geschaad en dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd is.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Dit bestemmingsplan voorziet echter niet in nieuwe, geluidgevoelige functies. Het is derhalve niet nodig akoestisch onderzoek uit te voeren.
Dit bestemmingsplan leidt niet tot meer planologische mogelijkheden voor bedrijvigheid dan reeds opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Het nieuwe aannemersbedrijf leidt slechts tot een fractie van de verkeersbewegingen die projecten kunnen veroorzaken die onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' vallen, zoals bijvoorbeeld 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Derhalve is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.
Het besluitgebied ligt niet binnen de invloedssfeer van Bevi-bedrijven en van transportassen voor gevaarlijke stoffen.
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.
Het plangebied ligt in een zone die op de gemeentelijke archeologische beleidskaart deels is aangeduid als zone met een middelhoge archeologische verwachting. Hiervoor geldt conform het gemeentelijke archeologiebeleid een ondergrens van 1000 m² respectievelijk voor het uitvoeren van archeologische onderzoek bij bouw- en grondwerkzaamheden. Er geldt een algemene vrijstelling voor werkzaamheden tot een diepte van 30 cm onder maaiveld. De enige grondwerkzaamheden die op grotere diepte worden voorzien, betreffen de grondwerkzaamheden voor het nieuwe bedrijfsgebouw dat 574 m² meet. Dit gebouw is dan ook kleiner dan de genoemde ondergrens van 1000 m². Het is niet nodig een archeologisch onderzoek uit te voeren.
Bijzondere cultuurhistorische waarden en monumenten zijn niet aanwezig in het plangebied. .
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde diersoorten. Voor deze soorten dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De aanwezigheid van beschermde soorten en hun leefgebied vormen op voorhand geen bezwaar voor de beoogde ontwikkeling. Gezien de aard van het plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden vormen beschermde natuurgebieden geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het plangebied ligt ruim buiten het Gelders NatuurNetwerk uit de Omgevingsverordening Gelderland. Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van het bouwplan niet in de weg.
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig, waarmee specifiek rekening gehouden dit te worden bij het aanpassen van bouwmogelijkheden in het plangebied.
In de nieuwe situatie neemt het verhard oppervlak per saldo niet toe en in planologisch opzicht zal sprake zijn van een aanzienlijke afname van verhard oppervlak omdat het bouwperceel sterk verkleind wordt. Hemelwater zal worden afgevoerd richting de omliggende watergangen, wanneer mogelijk oppervlakkig via de omliggende, onverharde gronden. De vuilwaterafvoer van het nieuwe bedrijfsgebouw zal worden aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.
In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.
Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplanen Buitengebied 2013 en Parapluplan parkeernormen als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen en op onderdelen aangevuld in verband met de beoogde situatie in het plangebied.
In dit bestemmingsplan wordt met de bestemmingen 'Agrarisch met waarden – Landschap', 'Bedrijf' en 'Wonen' het geldende, agrarische bouwperceel binnen het plangebied opgeheven. Met de bestemming 'Bedrijf' wordt in het nieuwe bedrijfsperceel voorzien.
Met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' wordt het agrarische bouwperceel opgeheven, voorzover dat niet gebeurt met de andere bestemmingen. Deze bestemming is materieel gelijk aan de bestemming die de omliggende en onbebouwde, agrarische gronden (buiten het plangebied) in bestemmingsplan Buitengebied 2013 hebben. Met de nieuwe bestemming wordt niet in nieuwe gebouwen voorzien.
Met de bestemming 'Bedrijf' wordt voorzien in het aannemersbedrijf. Binnen het bestemmingsvlak is maximaal 574 m² aan bedrijfsgebouwen toegestaan, evenals één bedrijfswoning met daarbij maximaal 185 m² aan bijgebouwen.
In lid 4.4 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hiermee is geborgd dat het aannemersbedrijf alleen is toegestaan indien en zolang de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Daarbij geldt een realisatietermijn van 1 jaar.
De bestemming 'Water - Natuur en Landschap'' is toegekend aan de watergang langs de zuidelijke plangrens, de Nattegatsloot. Deze bestemming is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013 om de plangrens aan te laten sluiten bij de kavelgrenzen.
Met de bestemming 'Wonen' wordt de bedrijfswoning c.q. plattelandswoning aan de Barneveldsestraat 8 als burgerwoning bestemd. Binnen deze bestemming is een vrijstaande woning toegestaan met bijbehorende bebouwing.
Verder is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 (middel)' aan het plangebied toegekend, conform het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013.
Het concept van dit bestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Gelderland, het waterschap Vallei en Veluwe en de veiligheidsregio Gelderland Midden in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Al deze instanties hadden geen opmerkingen over het plan.
Het bestemmingsplan is niet als voorontwerp ter inzage gelegd, aangezien het past binnen het door de gemeenteraad vastgestelde functieveranderingsbeleid. In dat geval hoeft geen inspraak als bedoeld in de Inspraakverordening plaats te vinden.
Van 11 september 2019 tot en met 22 oktober 2019 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.
Dit bestemmingsplan leidt ertoe dat een in onbruik geraakte, agrarische bedrijfslocatie een nieuwe invulling krijgt. In plaats van een agrarische bestemming, krijgt de locatie een bedrijfsbestemming. De waardevermeerdering die daarbij verwacht kan worden, is dusdanig dat redelijkerwijs ook verwacht kan worden dat die vermeerdering niet kleiner is dan het totaal van de exploitatiekosten. Derhalve is aannemelijk dat dit bestemmingsplan ook in financieel-economisch opzicht uitvoerbaar is.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet niet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Het is derhalve niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen.
Met de initiatiefnemer is namelijk een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.