Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
Bodem
Voorzover bekend zijn de menselijke activiteiten in het plangebied altijd beperkt gebleven voor agrarisch gebruik en de bewoning van de aanwezige woningen. Aanwijzingen dat er ter plaatse van de nieuwe paardenstal bodemverontreinigde activiteiten plaats hebben gevonden, zoals de aanwezigheid van olietanks, zijn niet voorhanden. Bovendien betreft dit ook geen gebouw waar mensen structureel verblijven. Bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk voor het bestemmingsplan.
Bedrijven en milieuzonering
Voorliggend bestemmingsplan voorziet zowel in milieugevoelige functies, functieverandering van de beide woningen in het plangebied, als in milieubelastende functies, het op een andere plek oprichten van agrarische bedrijfsbebouwing.
Ten aanzien van inwaartse zonering geldt dat zich in de nabijheid van het plangebied één veehouderij bevindt: de pluimveehouderij aan De Haar 23. De kortste afstand tussen de woningen in het plangebied en het bouwperceel van dat bedrijf bedraagt circa 40 meter, terwijl gelet op de geldende milieu-eisen een tussenliggende afstand van 50 meter nodig is. Evenwel betreft het hier een bestaande situatie. De afstand van de woningen tot de pluimveehouderij wordt niet verkleind. Ook zijn de dierverblijven van de pluimveehouderij in de feitelijke situatie wel op meer dan 50 meter afstand van de woningen in het plangebied gelegen. Gelet hierop zal in beide woningen in het plangebied sprake blijven van een goed woon- en leefklimaat en leidt dit bestemmingsplan niet tot een nieuwe belemmering voor de genoemde pluimveehouderij.
Voor uitwaartse zonering geldt dat met het veranderen van het bouwperceel de bestaande afstanden tussen het bouwperceel en de omliggende, milieugevoelige functies vergroot worden. Ten aanzien van de aspecten geluid, stof en veiligheid geldt een richtafstand van hooguit 50 m. Voor het aspect geur geldt dat voldaan moet worden aan de Wet geurhinder en veehouderij en de het Activiteitenbesluit. Voor het houden van paarden houdt dit in dat een afstand van minimaal 50 meter in acht moeten gehouden tussen de dierverblijven en de milieugevoelige functies. De dichtstbijzijnde, milieugevoelige functies betreffen de agrarische bedrijfswoning aan De Haar 23 en de woning aan De Haar 10. De nieuwe paardenstal wordt gesitueerd om meer dan 75 meter van deze beide woningen. De nieuwe paardenstal is dus realiseerbaar qua milieuzoneringen en staat een goed woon- en leefklimaat in de omliggende woningen niet in de weg.
Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg: De Haar. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de introductie nieuwe geluidgevoelige gebouwen. Het is derhalve niet noodzakelijk om akoestisch onderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.
Luchtkwaliteit
Per saldo leidt dit bestemmingsplan niet tot een toename van bouwmogelijkheden. De verkeersaantrekkende werking van de concrete ontwikkeling waarin dit bestemmingsplan voorziet is dusdanig beperkt dat bij voorbaat kan worden aangenomen dat de effecten op de luchtkwaliteit daarvan lager zijn dan de projecten die per definitie niet in betekende mate bijdragen aan het verslechteren van de luchtkwaliteit, zoals een woningbouwlocatie met 1500 woningen en één ontsluitingsweg. Daarnaast blijkt uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland van het RIVM dat de luchtkwaliteit in het plangebied en de omgeving ruimschoots aan de grenswaarden voldoet. De kaarten voor 2025 laten zien dat dit nog verder gaat verbeteren.
Door een uitspraak van Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dient op grond van de Europese Richtlijn luchtkwaliteit (Richtlijn 2008/50/EG) de concentratie fijn stof, afkomstig van de inrichting waartoe de plattelandswoning behoort, beschouwd te worden. Een plattelandswoning dient eenzelfde bescherming te krijgen tegen fijn stof, dat van het bedrijf afkomstig is, als een reguliere woning.
Vanwege deze uitzondering op het beschermingsregime voor plattelandswoningen heeft adviesbureau Antea luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Dat onderzoek is opgenomen als bijlage 1. Uit dit onderzoek volgt dat wordt voldaan aan de wettelijke gestelde eisen en grenswaarden voor wat betreft de fijn stof belasting ter plaatse van de beoogde plattelandswoning. Dit betekent dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de beoogde plattelandswoning gegarandeerd kan worden. Ook is het aanmerken van de woning aan De Haar 8a als plattelandswoning mogelijk zonder omliggende agrarische bedrijven te belemmeren in hun bedrijfsvoering.
Externe veiligheid
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van Bevi-bedrijven en van transportassen voor gevaarlijke stoffen.
Elektromagnetische velden
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen. Zendmasten voor telecommunicatie zijn eveneens niet aanwezig. Onderzoek naar elektromagnetische velden is niet nodig.
Milieueffectrapportage
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.