Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan De Haar 8 en 8a
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0279.BP2018DeHaar8-vg01
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan De Haar 8 en 8a in Scherpenzeel is een agrarische bedrijfslocatie gelegen. Op deze locatie zijn twee bedrijfswoningen aanwezig. Van deze twee bedrijfswoningen is de woning op nummer 8 aangemerkt als plattelandswoning. Deze woning mag bewoond worden zonder dat sprake is van een relatie met de agrarische bedrijfsvoering op naastgelegen perceel; op nummer 8a. De bedrijfswoning op nummer 8a staat nog wel ten dienste van het agrarisch bedrijf.
 
De eigenaar heeft het voornemen de situatie op het perceel te wijzigen. Dit voornemen is tweeledig:
  1. De eigenaar wil een nieuwe paardenstal realiseren, met bijbehorende ruimte voor de opslag van voer.
  2. De eigenaar wil de woning op nummer 8 weer in gebruik nemen als bedrijfswoning (door daar zelf te gaan wonen) en de woning op nummer 8a laten gebruiken als plattelandswoning. De ‘rol’ van de beide woningen wordt dus omgedraaid.
  
Om te voorzien in deze veranderingen is een herziening van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk.
 
1.2 Ligging en begrenzing
De percelen De Haar 8 en 8a zijn gelegen in het buitengebied van Scherpenzeel, circa 1,7 km ten noorden van de dorpskern. Het perceel De Haar 8 is kadastraal bekend als gemeente Scherpenzeel, sectie A, nummer 997. Het perceel De Haar 8a is kadastraal bekend als gemeente Scherpenzeel, sectie A, nummer 935.
 
Het plangebied wordt gevormd door de beide genoemde percelen, voorzover die het geldende bouwperceel en/of het aangepaste bouwperceel betreffen.
 
1.3 Geldend bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2013. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 september 2015. In dit plan geldt voor de woningen, bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en bijbehorende erven de bestemming Agrarisch – Bedrijf. Met deze bestemming wordt voorzien in een agrarisch bouwperceel. Voor het gedeelte van het bestemmingsvlak dat op het perceel De Haar 8 rust, wordt in een plattelandswoning voorzien middels de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandswoning’. Verder rust op het bouwperceel de aanduiding ‘erf’. Hiermee is bepaald dat de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan 115% van het bestaande oppervlakte (ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan).
 
Buiten het bouwperceel hebben de gronden de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap. In hoofdzaak zijn die gronden bestemd voor agrarische bedrijven en voor het behoud van landschappelijke waarden. In deze bestemming is het niet mogelijk agrarische bedrijfsgebouwen op te richten.
 
Verder rust op plangebied grotendeels de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog) en voor een klein gedeelte (in de meest zuidelijke hoek) de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag). Naar verwachting aanwezige, archeologische waarden worden met deze beide dubbelbestemmingen beschermd. In de meest noordelijke hoek van het plangebied geldt een klein gedeelte van de gronden de gebiedsaanduiding 'overige zone – bomenstructuur'. Hiermee is een rij berken langs De Haar van planologische bescherming voorzien.
 
In het geldende bestemmingsplan is een toereikende wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het agrarische bouwperceel zo van vorm te veranderen dat in de gewenste paardenstal wordt voorzien. Het geldende bestemmingsplan maakt het echter niet mogelijk om te voorzien in de beoogde functiewisseling van de beide woningen op het perceel. Derhalve is daarvoor een herziening van het bestemmingsplan nodig. Om het benodigde aantal ruimtelijke procedures te beperken tot één, kan en wordt de vormaanpassing van het bouwperceel ook in dit bestemmingsplan meegenomen.
 
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Wet plattelandswoningen
De regelgeving omtrent plattelandswoningen is verwoord in de ‘Wijziging Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inzake de planologische status van gronden alsmede aanpassingen van plattelandswoningen‘. Met deze wetswijziging is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 januari 2013 aangepast. De wetswijziging houdt in dat het planologisch regime van gronden en opstallen, en niet langer het feitelijke gebruik daarvan, bepalend is voor de mate van bescherming tegen hinder van geluid, geur en fijn stof.
 
Verder heeft de wetswijziging specifiek betrekking op zogenaamde plattelandswoningen. Dat zijn (voormalige) agrarische bedrijfswoningen die (tevens) door derden mogen worden bewoond. De wetswijziging regelt dat deze woningen ook bij gebruik door derden niet worden beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf. Hiertoe dient een woning in het bestemmingsplan of bij omgevingsvergunning te worden aangemerkt als plattelandswoning. Wel worden plattelandswoningen beschermd tegen milieugevolgen van omliggende bedrijven en tevens dient aangetoond te worden dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
 
2.2 Omgevingsvisie Gelderland
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Laatstelijk is deze structuurvisie geactualiseerd bij besluit van Provinciale Staten van 13 december 2017. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
 
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.
 
Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:
  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.
 
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
 
De provincie streeft ernaar de grote sociaal-economisch betekenis van de landbouwsector voor het Gelders platteland ook in de toekomst te behouden. Bijna tweederde van de oppervlakte is in agrarisch gebruik. De land- en tuinbouw is direct en indirect verantwoordelijk voor 10% van de totale Gelderse werkgelegenheid en levert een belangrijke bijdrage aan de Gelderse agribusiness, waaronder de clusters Food en Health. De sector heeft groeipotentie en sterke relaties met andere maatschappelijke opgaven. De provincie wil de ontwikkeling in de sector koppelen aan de opgaven voor energietransitie, biobased economy, arbeidsmarkt, een vitaal platteland en natuur- en waterbeheer.
 
Onderhavig plan voorziet in het verschuiven van bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bestaande, agrarische bedrijfslocatie voor grondgebonden veehouderij, rekeninghoudend met de omgeving en diens specifieke kenmerken en kwaliteiten. Onderhavig plan past binnen de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Gelderland.
 
2.3 Omgevingsverordening Gelderland
In de Statenvergadering van woensdag 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Laatstelijk is deze verordening geactualiseerd bij besluit van Provinciale Staten van 13 december 2017. Deze verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Mede aangezien het in dit bestemmingsplan niet om niet-grondgebonden veehouderij gaat en alleen over het verschuiven van bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden, bevat de verordening geen bepalingen die betrekking hebben op dit bestemmingsplan.
2.4 Structuurvisie Scherpenzeel
In de structuurvisie Scherpenzeel wordt voor het hele grondgebied van de gemeente Scherpenzeel aangegeven wat de ruimtelijke opgaven zijn. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de komende 10 jaar. De structuurvisie beperkt zich tot de hoofdlijnen, maar kent evenwel een diepgang op Scherpenzeel Zuid met oog op de daar geplande dorpsuitbreiding. De structuurvisie is vastgesteld door de raad op 31 oktober 2013.
 
Voor het buitengebied ten noorden van het dorp geldt het volgende. De gemeente Scherpenzeel wil, in lijn met de koers van regio FoodValley en de provincie Gelderland, ondernemers die kiezen voor duurzaam ondernemen en inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen ruimte bieden. In het agrarisch gebied van Scherpenzeel is blijvend ruimte voor sterke agrarische bedrijven passend binnen het multifunctionele cultuurlandschap. De bestaande landschappelijke kwaliteiten vormen een belangrijke drager voor het gebied. Ontwikkelingen kunnen plaatsvinden binnen het landschappelijk raamwerk.
 
Met de beoogde ontwikkeling, worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van een bestaand agrarisch bedrijf verbeterd, passend binnen het aanwezige, landschappelijke raamwerk in het noordelijke buitengebied van Scherpenzeel. De beoogde ontwikkeling is dan ook in lijn met de structuurvisie Scherpenzeel.
 
2.5 Bestemmingsplan Buitengebied 2013
Om het buitengebied vitaal te houden worden in het bestemmingsplan Buitengebied 2013 door middel van een wijzigingsbevoegdheid plattelandswoningen mogelijk gemaakt. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de functie van een bedrijfswoning te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' op de plankaart ten behoeve van een zogenaamde plattelandswoning voor bewoning van een bedrijfswoning door (het huishouden van) een persoon die geen functionele binding heeft met het binnen het (gekoppelde) bouwvlak gevestigde bedrijf, onder de voorwaarde dat de betreffende bedrijfswoning afgesplitst is van het agrarisch bedrijf en niet meer als zodanig in gebruik is. In die situaties is sprake van een agrarische bedrijfswoning die inmiddels een ander gebruik heeft dan wel krijgt. Het bestaande woon- en leefklimaat van deze woning wijzigt niet ten opzichte van het oorspronkelijke gebruik als bedrijfswoning. Het woon- en leefklimaat van de agrarische ondernemer blijft de basis en wordt beschouwd als aanvaardbaar voor de nieuwe bestemming als plattelandswoning. Een tiental agrarische bedrijfspercelen, waaronder het bedrijfsperceel in het plangebied, hebben voor de tweede bedrijfswoning een direct recht in het bestemmingsplan gekregen voor het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning.
 
Met deze herziening wordt het recht om een bedrijfswoning als plattelandswoning te gebruiken, verschoven naar de andere bedrijfswoning binnen het agrarische bouwperceel. De nieuwe plattelandswoning zal kadastraal niet tot het perceel horen waarop het agrarische bedrijf gevestigd is. Deze herziening is dan ook in lijn met de uitgangspunten van het bestemmingsplan Buitengebied 2013.
Hoofdstuk 3 Bestaande en nieuwe situatie
3.1 Bestaande situatie
Omgeving
Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten noorden van het dorp Scherpenzeel. Het landschap is te typeren als een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap.
 
 
Plangebied
Het plangebied is direct aan de openbare weg, De Haar, gelegen. In het plangebied is een agrarisch erf aanwezig van relatie beperkte omvang. Het betreft een paardenhouderij. Op relatief korte afstand van de weg, zijn twee halfvrijstaande woningen aanwezig: De Haar 8 en 8a. De beide woningen zijn aanwezig binnen hetzelfde, enkelvoudige bouwvolume: een bouwlaag met een kap, waarvan de lengterichting parallel loopt met de weg. De noordelijke woning, met nummer 8a, doet dienst als bedrijfswoning. De zuidelijke woning, op nummer 8, is in gebruik voor burgerbewoning. Achter en naast de beide woningen zijn bijgebouwen en bedrijfswoningen aanwezig. Dit betreffen eenvoudige bouwvolumes: een bouwlaag met kap. Rondom de gebouwen is een eenvoudig tuin- en erfinrichting aanwezig. Aan de achterzijde van het erf is een paardenbak aanwezig.
 
Ten noorden van het plangebied, gescheiden door een smalle strook grasland, is een woonperceel aanwezig en, aan de overzijde van de weg, een pluimveehouderij. Voor het overige is het plangebied omgeven door wei- en akkerland.
 
    
3.2 Nieuwe situatie
Om de huisvestingsmogelijkheden voor zijn paarden te vergroten, wenst de eigenaar van het perceel een nieuwe paardenstal realiseren. Deze nieuwe stal is geprojecteerd in de ruimte tussen de bestaande kapschuur op het perceel, achter de woning op nummer 8, en de paardenbak aan de achterzijde van het perceel. De nieuwe stal wordt aansluitend op de kapschuur gerealiseerd. Een overkapping die daar nu aanwezig is, zal worden verwijderd. Ook wordt de kapschuur verkleind aan de westelijke zijde om een voldoende brede toegangsruimte te kunnen maken tussen het bestaande deel van het erf en de nieuwe stal. Aansluitend op deze vergroting van de huisvestingsmogelijkheden wordt de erfinrichting aangepast. Ten zuiden van de nieuw paardenstal houdt dit in dat een deel van het aangepaste bouwperceel zal worden gebruikt voor de opslag van voer.
 
Voor de beide woningen zijn de veranderingen alleen functioneel van aard. In de nieuwe situatie zal de woning aan De Haar 8a in gebruik worden genomen voor burgerbewoning, oftewel als plattelandswoning. Van een functionele relatie met het agrarische bedrijf zal geen sprake zijn. Tegelijkertijd zal de woning aan De Haar 8 weer in gebruik worden genomen als bedrijfswoning. De eigenaar van het agrarische bedrijf op het perceel zal verhuizen van nummer 8a naar 8. De functie van de beide woningen op het perceel wordt dus omgewisseld. De woning op nummer 8a zal ook kadastraal gezien niet langer tot het agrarische bedrijf behoren.
 
Verder wenst de eigenaar in den nieuwe situatie een tweetal bijbehorende bouwwerken te realiseren bij de woning aan De Haar 8. Hierbij wordt gedacht aan een veranda, in aansluiting op de woning, een carport, in aansluiting op de bestaande paardenstal op het perceel. Dit geschiedt binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor reeds biedt en die vergunningsvrij aanwezig zijn.
 
De vormaanpassing van het bouwperceel geschiedt zonder een toename van de bouwmogelijkheden. Bij elke woning, is conform de geldende mogelijkheden van het bestemmingsplan, maximaal 100 m² aan bijgebouwen toegestaan. Vergunningsvrij kan dit bij elke woning worden vergroot tot een totaal van 150 m² aan bijbehorende bouwwerken (aan-, uit- en bijgebouwen). Deze mogelijkheden worden niet overschreven in de nieuwe situatie. Aan bedrijfsgebouwen is nu een maximum oppervlakte van 339 m² toegestaan (295 m² + 15%, zie paragraaf 1.3). Met een totaal van 320 m² aan bedrijfsgebouwen (aangepaste kapschuur en nieuwe paardenstal) wordt die maat in die nieuwe situatie niet overschreden.
Het bouwperceel wordt in zuidelijk richting uitgebreid, in de richting van de paardenbak die zich aan de achterzijde van het erf bevindt. Tegelijkertijd wordt een evenredig deel van het bouwvlak, tussen de openbare weg en de woningen, worden opgeheven. Daar zijn nu geen gebouwen aanwezig en deze ruimte is praktisch ook nauwelijks geschikt voor het oprichten van gebouwen.
 
 
Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden
4.1 Milieuaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
 
Bodem
Voorzover bekend zijn de menselijke activiteiten in het plangebied altijd beperkt gebleven voor agrarisch gebruik en de bewoning van de aanwezige woningen. Aanwijzingen dat er ter plaatse van de nieuwe paardenstal bodemverontreinigde activiteiten plaats hebben gevonden, zoals de aanwezigheid van olietanks, zijn niet voorhanden. Bovendien betreft dit ook geen gebouw waar mensen structureel verblijven. Bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk voor het bestemmingsplan.
 
Bedrijven en milieuzonering
Voorliggend bestemmingsplan voorziet zowel in milieugevoelige functies, functieverandering van de beide woningen in het plangebied, als in milieubelastende functies, het op een andere plek oprichten van agrarische bedrijfsbebouwing.
 
Ten aanzien van inwaartse zonering geldt dat zich in de nabijheid van het plangebied één veehouderij bevindt: de pluimveehouderij aan De Haar 23. De kortste afstand tussen de woningen in het plangebied en het bouwperceel van dat bedrijf bedraagt circa 40 meter, terwijl gelet op de geldende milieu-eisen een tussenliggende afstand van 50 meter nodig is. Evenwel betreft het hier een bestaande situatie. De afstand van de woningen tot de pluimveehouderij wordt niet verkleind. Ook zijn de dierverblijven van de pluimveehouderij in de feitelijke situatie wel op meer dan 50 meter afstand van de woningen in het plangebied gelegen. Gelet hierop zal in beide woningen in het plangebied sprake blijven van een goed woon- en leefklimaat en leidt dit bestemmingsplan niet tot een nieuwe belemmering voor de genoemde pluimveehouderij.
 
Voor uitwaartse zonering geldt dat met het veranderen van het bouwperceel de bestaande afstanden tussen het bouwperceel en de omliggende, milieugevoelige functies vergroot worden. Ten aanzien van de aspecten geluid, stof en veiligheid geldt een richtafstand van hooguit 50 m. Voor het aspect geur geldt dat voldaan moet worden aan de Wet geurhinder en veehouderij en de het Activiteitenbesluit. Voor het houden van paarden houdt dit in dat een afstand van minimaal 50 meter in acht moeten gehouden tussen de dierverblijven en de milieugevoelige functies. De dichtstbijzijnde, milieugevoelige functies betreffen de agrarische bedrijfswoning aan De Haar 23 en de woning aan De Haar 10. De nieuwe paardenstal wordt gesitueerd om meer dan 75 meter van deze beide woningen. De nieuwe paardenstal is dus realiseerbaar qua milieuzoneringen en staat een goed woon- en leefklimaat in de omliggende woningen niet in de weg.
 
Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg: De Haar. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de introductie nieuwe geluidgevoelige gebouwen. Het is derhalve niet noodzakelijk om akoestisch onderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.
 
Luchtkwaliteit
Per saldo leidt dit bestemmingsplan niet tot een toename van bouwmogelijkheden. De verkeersaantrekkende werking van de concrete ontwikkeling waarin dit bestemmingsplan voorziet is dusdanig beperkt dat bij voorbaat kan worden aangenomen dat de effecten op de luchtkwaliteit daarvan lager zijn dan de projecten die per definitie niet in betekende mate bijdragen aan het verslechteren van de luchtkwaliteit, zoals een woningbouwlocatie met 1500 woningen en één ontsluitingsweg. Daarnaast blijkt uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland van het RIVM dat de luchtkwaliteit in het plangebied en de omgeving ruimschoots aan de grenswaarden voldoet. De kaarten voor 2025 laten zien dat dit nog verder gaat verbeteren.
 
Door een uitspraak van Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dient op grond van de Europese Richtlijn luchtkwaliteit (Richtlijn 2008/50/EG) de concentratie fijn stof, afkomstig van de inrichting waartoe de plattelandswoning behoort, beschouwd te worden. Een plattelandswoning dient eenzelfde bescherming te krijgen tegen fijn stof, dat van het bedrijf afkomstig is, als een reguliere woning.
 
Vanwege deze uitzondering op het beschermingsregime voor plattelandswoningen heeft adviesbureau Antea luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Dat onderzoek is opgenomen als bijlage 1. Uit dit onderzoek volgt dat wordt voldaan aan de wettelijke gestelde eisen en grenswaarden voor wat betreft de fijn stof belasting ter plaatse van de beoogde plattelandswoning. Dit betekent dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de beoogde plattelandswoning gegarandeerd kan worden. Ook is het aanmerken van de woning aan De Haar 8a als plattelandswoning mogelijk zonder omliggende agrarische bedrijven te belemmeren in hun bedrijfsvoering.
 
Externe veiligheid
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van Bevi-bedrijven en van transportassen voor gevaarlijke stoffen.
 
Elektromagnetische velden
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen. Zendmasten voor telecommunicatie zijn eveneens niet aanwezig. Onderzoek naar elektromagnetische velden is niet nodig.
 
Milieueffectrapportage
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.
 
4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten
Het plangebied ligt grotendeels in een zone die op de gemeentelijke archeologische beleidskaart is aangeduid als zone met een hoge archeologische verwachting en voor een klein deel een lage archeologische verwachting.
 
Van de voorgenomen veranderingen op het perceel leidt de bouw van de nieuwe paardenstal en het oprichten van enkele bijbehorende bouwwerken bij de woning aan De Haar 8 tot ingrepen in de bodem, die dieper reiken dan 30 cm onder maaiveld. Deze gebouwen zijn geprojecteerd in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hier geldt bij bodemingrepen vanaf 250 m² een onderzoeksplicht. Geen van de nieuw op te richten bouwwerken is groter dan die maat. Het grootste, nieuwe gebouw, de paardenstal, zal circa 150 m² meten. Archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
 
Cultuurhistorische of monumentale waarden zijn niet aanwezig in het plangebied.
 
4.3 Ecologie
Door adviesbureau Groenewold Natuur & Milieu is onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden in het besluitgebied. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2. Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied [P.M.]. Gezien de aard van het plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden vormen beschermde natuurgebieden geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het plangebied ligt ruim buiten het Gelders NatuurNetwerk uit de Omgevingsverordening Gelderland. Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van het bouwplan niet in de weg.
4.4 Waterparagraaf
Planologisch leidt dit bestemmingsplan niet tot een toename van de mogelijkheden om gronden te verharden. Met de beoogde paarden stal wordt extra bebouwing opgericht in een agrarisch gebied, met relatief weinig bebouwing. Hemelwater kan en zal blijven infiltreren in de bodem. Waar dat niet mogelijk is zal het hemelwater, zoveel mogelijk oppervlakkig, worden afgevoerd richting de omliggende weilanden en sloten. Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn dan ook niet aan de orde.
Hoofdstuk 5 Juridische planopzet
In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.
 
Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013 als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen en op enkele onderdelen aangevuld in verband met de beoogde situatie in het plangebied.
 
In dit bestemmingsplan wordt met de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’ (artikel 3) het geldende, agrarische bouwperceel binnen het plangebied overgenomen en van vorm aangepast op de beoogde situatie. Vervolgens is de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandswoning’ aangepast op de nieuwe situatie. Die aanduiding is ‘verschoven’ naar de nieuwe plattelandswoning, met als gevolg dat de huidige plattelandswoning alleen nog als bedrijfswoning mag worden gebruikt. Aan de specifieke gebruiksregels, in lid 3.4, is een voorwaardelijke verplichting toegevoegd. Daarmee is bepaald dat de nieuwe plattelandswoning pas als zodanig in gebruik mag zijn als de huidige plattelandswoning niet meer als plattelandswoning in gebruik is.
 
Verder is door het toekennen van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ aan het bouwperceel een technische correctie doorgevoerd. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013 hebben bouwpercelen waarop twee bedrijfswoningen zijn toegestaan de aanduiding ‘bedrijfswoning’ gekregen. Met die aanduiding wordt voorzien in de tweede bedrijfswoning. In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn twee bedrijfswoningen aanwezig, maar het geldende bestemmingsplan geeft de aanduiding ‘bedrijfswoning’ daarvoor niet weer. Dit is in dit bestemmingsplan hersteld, door de genoemde aanduiding alsnog toe te kennen.
 
De gronden die in de nieuwe situatie buiten het bouwperceel vallen, hebben de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden – Landschap’ en ‘Verkeer – D’ gekregen. Langs de noordwestelijke plangrens gaat het om een klein gedeelte van de weg De Haar. Hieraan is de bestemming ‘Verkeer – D’ toegekend, aansluitend op de bestemming van de hele weg. Voor het overige gaat het om onbebouwde, agrarisch gronden. Hieraan is de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschap’ gegeven. Deze bestemming is inhoudelijk hetzelfde als die van de aangrenzende, onbebouwde, agrarische gronden.
 
Verder zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)' en ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)' aan het plangebied toegekend, evenals de gebiedsaanduiding 'overige zone – bomenstructuur'. Deze beschermingsregimes zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Om technische redenen heeft de genoemde gebiedsaanduiding een zelfstandige regel gekregen, anders dan in het geldende plan.
 
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Het concept van dit bestemmingsplan is toegezonden aan de Rijksoverheid, de provincie Gelderland, de Veiligheid- en Gezondheidsregio Gelderland Midden en het waterschap Vallei en Veluwe in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
 
De Veiligheid- en Gezondheidsregio Midden Gelderland en het waterschap hebben laten weten geen opmerkingen op het plan te hebben.
 
Voorontwerp
Aangezien dit bestemmingsplan maar beperkte invloed op de omgeving heeft, heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen.
 
Ontwerp
Van 16 januari 2019 tot en met 26 februari 2019 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.
 
 
6.2 Economische uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan maakt een herschikking van bestaande bouwmogelijkheden van een agrarisch bedrijf mogelijk, evenals een beperkte functiewijziging binnen bestaande gebouwen. Dit gebeurt voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Deze herziening voor de gemeente geen financiële gevolgen. Aannemelijk is dat dit bestemmingsplan ook in financieel-economisch opzicht uitvoerbaar is.
 
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet niet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Het is dan ook niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen.