Plan: | Pinkenberg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0277.BPROZEND2023002-0002 |
In het noorden van Rozendaal, aan de Kluizenaarsweg 2, is al ruim een eeuw het waterproductiebedrijf Pinkenberg gevestigd. Dit productiebedrijf is in eigendom van Vitens. Het huidige productiebedrijf Pinkenberg (bouwjaar 1898 en geopend 14 februari 1899) bestaat uit een pompgebouw met zuiveringsinstallatie inclusief opslagkelders voor drinkwater (deze zijn verderop gelegen op de Pinkenberg).
De bestaande bronnen waar het drinkwater van gemaakt wordt zijn goed. Echter het productiebedrijf en de opslagkelders voor het drinkwater voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd en de ambities van Vitens.
Binnen Vitens zijn de ambities voor 2030 geformuleerd. De ambities kunnen kort samengevat als volgt worden weergegeven:
Vanuit het verduurzamen van het drinkwaterbedrijf is voor Vitens een aantal zaken van belang, namelijk:
Nieuwbouw van het productiebedrijf is nodig omdat de zuiveringsinstallatie en het gebouw als geheel niet voldoen aan de huidige veiligheids- en kwaliteitseisen. De bestaande installaties zijn in een fase beland van 'einde levensduur'.
Vitens wil toewerken naar een toekomstbestendig productiebedrijf. Een dergelijk bedrijf is qua bouwoppervlakte groter dan het huidige bedrijf. Tevens wordt er gezocht naar een ontwerp waarin de opslagkelders zijn geïntegreerd.
De ruimte aan de Kluizenaarsweg 2 is beperkt. Enerzijds omdat het pompgebouw is aangewezen als Rijksmonument. Deze status staat uitbreiding of verbouwing van het gebouw niet zomaar toe. Anderzijds is het pompgebouw “verdiept” gelegen met risico op inundatie (wateroverlast voor het gebouw en installaties) en storingen bij hevige regenbuien, wat een risico vormt voor de leveringszekerheid.
Om voldoende en kwalitatief betrouwbaar drinkwater voor nu en de toekomst te garanderen wijkt Vitens uit naar een alternatieve locatie. Er is gezocht naar een geschikte ruime nabijgelegen locatie voor nieuwbouw.
Deze locatie is gevonden binnen de bestaande enkelbestemming 'Waterwingebied' oostelijk van het bestaande pompgebouw en oostelijk van de Kluizenaarsweg, specifiek op de Kluizenaarsweg 5. Bouw op deze nieuwe locatie is op basis van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk, omdat op deze locatie geen bouwvlak is opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan moet de bouw van een nieuw pompstation met voorzieningen mogelijk maken op de gevonden locatie.
Het nieuwe productiegebouw is ten opzichte van het bestaande productiegebouw globaal gesitueerd aan de overkant (oostzijde) van de Kluizenaarsweg, respectievelijk Kluizenaarsweg 5 in Rozendaal. Naast het productiegebouw moeten ook nieuwe drinkwaterreservoirs en een spoelwaterbassin worden gebouwd. Het programma voor nieuwbouw op de beoogde locatie is weergegeven op afbeelding 1.1.
Afbeelding 1.1 Schematische weergave van de beoogde nieuwbouwlocatie productiegebouw (bron: Vitens)
Het gebied wordt in zekere zin ingeklemd tussen de Kluizenaarsweg, Pinkenbergseweg en de gemeentegrens met de gemeente Rheden. Op afbeelding 1.2 is het plangebied met een grijze pointer weergegeven.
Afbeelding 1.2 Globale locatieaanduiding plangebied (bron: Google Maps)
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Rozendaal 2019, vastgesteld op 26 mei 2020 door de gemeenteraad van Rozendaal. De locatie is gelegen op gronden met de enkelbestemming 'Waterwingebied'', zie afbeelding 1.3. De voor 'Waterwingebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor een waterwingebied met daarbij behorende voorzieningen en werken, waaronder begrepen vijvers welke dienen als opvang- en infiltratievoorziening van restwater en als sier- en belevingselement. De functie van productiegebouw past feitelijk binnen de aangegeven bestemmingsomschrijving.
Binnen artikel 16.2 van het vigerend bestemmingsplan is bij de bouwregels aangegeven dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. Op de locatie van de nieuwbouw is echter geen bouwvlak opgenomen, zodat het nieuwe productiegebouw met bijbehorende voorzieningen hiermee in strijd is. Op dit punt voldoet de ontwikkeling niet aan de regels in het bestemmingsplan. Reden waarom gekozen is voor een herziening van het bestemmingsplan voor de aangegeven locatie.
Afbeelding 1.3 Vigerend bestemmingsplan (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Naast de genoemde enkelbestemming geldt voor het plangebied eveneens de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie 3' en een gebiedsaanduiding 'milieuzone - beschermingsgebied grondwater'. Mits voldaan wordt aan de vereisten behorende bij deze beschermingsgebieden is het planvoornemen niet in strijd met het bepaalde in deze dubbelbestemming en gebiedsaanduiding.
In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader van Europa, het Rijk, de provincie en betrokken gemeenten uiteen gezet. Hoofdstuk 4 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en planregels worden besproken. Tot slot volgt in de hoofdstukken 6 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en overleg.
Het huidige productiegebouw bestaat uit een pompgebouw en het reservoir op het adres Kluizenaarsweg 2 en 2b te Rozendaal. Het productiegebouw is aangewezen als Rijksmonument en dient in dat kader ook beschermd te worden. Het productiegebouw is ten opzichte van de omgeving verdiept aangelegd. In feite ligt het gebouw in een dal. Het gebouw is rondom voorzien van verharding. De locatie is gelegen aan de rand van de bebouwde kom. Afbeelding 2.1 geeft de ligging ten opzichte van de kern Rozendaal weer.
Afbeelding 2.1 Ligging plangebied, met links de bestaande locatie en rechts de toekomstige locatie
Oostelijk van het huidige productiegebouw, aan de overzijde van de Kluizenaarsweg is een voormalige boerderij met schuur gelegen deze zijn eveneens aangewezen als Rijksmonument.
Oostelijk van het huidige productiegebouw en zuidelijk van de monumentale boerderij is de nieuwbouwlocatie voorzien. De locatie bestaat in de huidige situatie uit grasland dat vrijwel geheel omzoomd is met een beukenhaag. Afbeelding 2.2 geeft een indruk van het plangebied vanaf de noordoostelijke zijde gezien, richting het zuidwesten met aan de rechterzijde nog een gedeelte van de monumentale boerderij.
Afbeelding 2.2 Impressie van het plangebied gezien vanaf de noordoostzijde (bron: Google Maps)
Het plan omvat de nieuwbouw van de volgende items:
De huidige productieruimte blijft in stand totdat de nieuwe productieruimte in gebruik is genomen. Het huidige gebouw blijft als Rijksmonument in stand.
In de nieuwe situatie bedraagt de totale oppervlakte van de gebouwen ongeveer 1.580 m². Van deze totale oppervlakte beslaan de nieuw te bouwen reinwaterreservoirs ongeveer een oppervlakte van 480 m². De verschillende onderdelen van het gehele productieproces, waarvan er een aantal buiten het plangebied liggen, zijn verbonden met een ondergrondse infrastructuur, bestaande uit leidingen, elektrakabels en besturingskabels.
Afbeelding 2.3 Schetsontwerp inrichting terrein en bebouwing nieuw pompstation (bron: Firma Bart)
Het pompstation wordt deels ondergronds aangelegd, zodat een ingetogen schuurachtig volume ontstaat als nieuw onderdeel van een historisch erf passend bij de monumentale boerderij.
De gevels worden in hout uitgevoerd met subtiele gevelopeningen passend in een natuurlijke omgeving. De noodzakelijke reinwaterkelders worden ondergronds weggewerkt onder het glooiend maaiveld, zodat een natuurlijk geheel ontstaat. Er zijn enkele schetsmatige aanzichten gemaakt om een indruk te geven van de nieuwbouw in zijn omgeving. Deze schetsen zijn hieronder weergegeven.
Impressie zijaanzicht gezien vanaf Pinkenbergseweg van zuid (links) naar noord (rechts)
Impressie nieuwbouw
Afbeelding 2.4 Schetsontwerpen nieuwbouw (bron: Rooding Architecten bna)
Nationale Omgevingsvisie
De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland en vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen Nederland staat, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes het Rijk maakt en welke richting daarbij wordt meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen.
De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven/kansen aan te pakken. De ruimtelijke kwaliteit en milieukwaliteit staan daarbij centraal.
Conclusie:
Voorgenomen ontwikkeling is niet van nationaal belang. Toetsing aan de ontwikkeling vanuit de Nationale Omgevingsvisie is daarom niet relevant.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd en per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van deze ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Beoordeling
Omdat er sprake is van een stedelijke ontwikkeling (nieuwbouw van een bedrijf) buiten bestaand stedelijk gebied, heeft er een zogenaamde laddertoets plaatsgevonden.
De behoefte aan winning van voldoende schoon drinkwater is evident. De behoefte aan een waterproductiebedrijf in de nabijheid van het waterwingebied bij Rozendaal derhalve ook.
Het huidige waterproductiebedrijf bevindt zich aan de rand van het bestaande stedelijke gebied van Rozendaal. Het toekomstige waterproductiebedrijf bevindt zich eveneens aan de rand van het bestaande stedelijk gebied. Ten behoeve van het optimaal benutten van de ruimte zijn drie optionele locaties en één alternatief onderzocht:
Alternatief:
Om de locaties en het alternatief te beoordelen op de geschiktheid zijn de volgende kenmerken gehanteerd door Vitens:
De sportvelden van Sportpark de Pinkenberg, de Pinkenberg in Rozendaal
De sportvelden hebben de enkelbestemming 'Sport'. De agrarische gronden die zuidelijk van de sportvelden liggen, hebben de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden'. De betreffende percelen hebben allemaal de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'. Het is verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 3' mede bestemde gronden. Hier zijn uitzonderingen voor mogelijk. Eén van de uitzonderingen is op basis van archeologisch onderzoek aantonen dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden niet worden verstoord. In alle gevallen dient voor de bestemmingswijziging de uitgebreide procedure te worden gevolgd.
De slagingskans van de bestemmingswijziging is afhankelijk van een herhuisvestingsvraag vanuit Sportclub Veluwezoom, Voetbalvereniging Olympia en voetbalclub DVOV of herhuisvestingsplannen van de gemeente Rozendaal om deze sportverenigingen te verplaatsen. Uit een online onderzoek blijkt van geen van beide gevallen sprake te zijn. Gezien de status van dit onderzoek is er niet geïnformeerd bij de gemeente of bij de betreffende sportclubs. Derhalve is de slagingskans voor de bestemmingswijziging bepaald op 50%.
Voormalig openluchtzwembad Beekhuizen, Beekhuizenseweg 93 in Velp
De Stichting Broedplaats Beekhuizen zet zich in voor behoud en ontwikkeling van deze locatie als “nieuwe natuur”. Het merendeel van het perceel is bestemd als 'Natuur', een klein deel van het perceel is bestemd voor 'Wonen'. Daar waar de woonbestemming van toepassing is zijn al woningen aanwezig of wordt een woning gebouwd. Op deze locatie is dan ook geen ruimte meer voor nieuwbouw, tenzij de bestemming van de voor natuur aangewezen gronden wordt gewijzigd. Gezien het doel van de Stichting Broedplaats Beekhuizen, de inrichting van het gebied en de ligging tegen het Natura 2000-gebied en Natuur Netwerk Nederland, is de kans om de bestemming te wijzigen nihil.
AHC Beekhuizenseweg 95 in Velp
De Arnhemse Hockey Club (AHC) en Tennisvereniging Beekhuizen hebben een ligging tegen het Natura-2000 gebied en Natuur Netwerk Nederland. De locaties hebben de bestemming 'Dagrecreatie' en zijn bestemd voor sport- en recreatievoorzieningen.
De slagingskans van de bestemmingswijziging is afhankelijk van een herhuisvestingsvraag vanuit AHC en de tennisvereniging of herhuisvestingsplannen van de gemeente Rheden om deze sportverenigingen te verplaatsen. Derhalve en aangezien de locatie wordt omringd door Natura 2000-gebieden en Natuur Netwerk Nederland, is de slagingskans voor de bestemmingswijziging 30%.
Combineren waterproductiebedrijven
Een combinatie van Pinkenberg en Ellecom tot één centrale productielocatie is niet doorgegaan omdat de kosten voor de aanleg van nieuwe ondergrondse infrastructuur (voor het transport van ruwwater naar het centrale productiebedrijf en het transport terug van reinwater (drinkwater) de investering van de nieuwbouw meer dan verdubbelden.
Daarnaast is dit energetisch een onaantrekkelijke optie. Pinkenberg ligt hoog. Het centrale productiebedrijf laag. Er moet eerst energie vernietigd worden om te hoge drukken in het productiebedrijf te voorkomen en vervolgens moet het drinkwater weer op druk gebracht worden om Pinkenberg te kunnen bereiken.
Gekozen locatie nabij het bestaande waterproductiebedrijf
De gekozen locatie nabij het bestaande waterproductiebedrijf is in eigendom van Vitens en kan bovendien ontsluiten via de bestaande infrastructuur.
Conclusie:
De ontwikkeling van een waterproductiebedrijf naast het bestaande waterproductiebedrijf kan met het oog op de ladder voor duurzame verstedelijking aanvaardbaar worden geacht.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
In de overgangsperiode van het SVIR naar de NOVI zijn de nationale ruimtelijke belangen uit het SVIR juridisch geborgd door het Rijk in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen. In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:
In titel 2.6 van het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. Deze gebieden, zones en objecten zijn aangewezen op de kaartbijlagen van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).
Conclusie:
Voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats in of nabij een gebied, zone of object zoals aangewezen op de kaartbijlagen van het Rarro. Gelet op bovenstaande is het plan niet in strijd met het Rijksbeleid.
Nationaal Waterplan 2016-2021
Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het document speelt proactief in op de verwachte klimaatverandering op de lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Realistische maatregelen gaan in uitvoering en bieden een antwoord op de opgaven voor de korte termijn en laten voldoende mogelijkheden open om op de lange termijn stappen te zetten. Er wordt een stap gezet in het
robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem.
Conclusie:
Voorgenomen ontwikkeling is niet van nationaal belang. Toetsing aan de ontwikkeling vanuit het Nationaal Waterplan is daardoor niet relevant.
Beleidsnota Drinkwater 2021-2026
Deze beleidsnota benoemt de ambitie voor de drinkwatervoorziening, beschrijft de drinkwateropgaven voor de komende periode en bevat de hoofdkeuzes voor het drinkwaterbeleid. Er wordt ingezet op:
Daarbij continueert het Rijk beleid dat zich richt op de preventie- en bronaanpak, de risicobenadering van bron tot tap, de ruimte voor drinkwaterbedrijven om bij te dragen aan een goede drinkwatervoorziening in het buitenland en het maken van zorgvuldige afwegingen tussen het drinkwaterbelang en andere belangen in de fysieke leefomgeving.
De problemen op het gebied van drinkwater die zich voordoen zijn de lage waterbeschikbaarheid ten opzichte van de toenemende drinkwatervraag, de kwaliteit van het drinkwater en de duurzame veiligstelling van drinkwaterbronnen en -infrastructuur.
Conclusie:
De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de ambities die in de beleidsnota staan geformuleerd. Met name op het gebied van waterbeschikbaarheid zorgt het nieuwe pompgebouw met waterreservoirs voor een verbetering. Daarbij geeft het ook garantie voor een betere continuïteit van levering.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
In deze omgevingsvisie staat de betekenis van het woord 'gaaf' centraal. Het staat voor wat historisch en landschappelijk gezien het beschermen waard is, maar ook voor wat vernieuwend is en aantrekkelijk voor toekomstige generaties.
De uitdagingen waar de provincie voor staat worden in de visie benoemd, denk daarbij onder andere aan het energievraagstuk, klimaatverandering en kwetsbare biodiversiteit. Er wordt benadrukt dat het gezamenlijk aanpakken van deze ambities van groot belang is. Op basis daarvan is een gedeelde ambitie omschreven, die dient als leidraad voor het handelen waarbij wordt gestreefd naar een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland.
Conclusie:
De voorgenomen ontwikkeling zorgt voor een toekomstbestendige drinkwaterproductie binnen de psrovincie. Er is verder sprake van bestendiging van de huidige waterwinvergunning. Schoon drinkwater draagt bij aan een gezonde en welvarende samenleving, waardoor vastgesteld kan worden dat de ontwikkeling aansluit bij de ambities uit de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
Omgevingsverordening Gelderland
Op 22 december 2022 stelden de Provinciale Staten een nieuwe geconsolideerde omgevingsverordening vast.
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit de Omgevingsvisie te realiseren. Hier wordt richting aan gegeven door 7 samenhangende ambities na te streven. In deze verordening zijn alleen regels opgenomen als dit nodig is om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Daarom zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, natuur, verkeer en bodem hierin opgenomen.
Hoofdstuk 2 van de Omgevingsverordening bevat met name (instructie)regels voor bestemmingsplannen, over onderwerpen die vanwege het bovenlokale of (boven)regionale belang als provinciaal belang zijn aangemerkt. Hierin zijn onder andere regels opgenomen over natuur en landschap. Artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de grondslag voor deze (instructie)regels en voor de aanvullende regels die rechtstreeks gelden voor burgers en bedrijven.
Een aantal afdelingen, paragrafen en/of artikelen is relevant voor het planvoornemen.
Afdeling 2.5 Instructieregels bescherming grond- en drinkwater, artikel 2.38 (instructieregel bestemmingsplan Intrekgebied)
Ter bescherming van het grond- en het drinkwater mag er binnen een intrekgebied geen fossiele energie gewonnen worden. Het plangebied is gelegen binnen een intrekgebied en maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk.
Afbeelding 3.1 Uitsnede kaart 7 uit de Omgevingsverordening Gelderland (bron: provincie Gelderland)
Afdeling 2.6 Natuur en Landschap, § 2.6.6 Instructieregels bestemmingsplan bescherming landschap, artikel 2.56 (ontwikkeling in Nationaal landschap)
In artikel 2.56 is aangegeven dat een bestemmingsplan voor gronden binnen het Nationaal landschap, maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders Natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, alleen bestemmingen mogelijk mag maken, die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten.
Als de geplande activiteiten, deze kernkwaliteiten aantasten is afwijking alleen mogelijk als:
Het plangebied is gelegen binnen het Nationaal landschap Veluwe, meer specifiek in het deelgebied Veluwemassief. Het Veluwemassief kent de volgende kernkwaliteiten:
Het voornemen om een nieuw waterproductiebedrijf te bouwen heeft het volgende effect op de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Veluwe - deelgebied Veluwemassief:
De kernkwaliteiten van de Veluwe - deelgebied Veluwemassief worden zo min mogelijk aangetast.
Afdeling 3.2 Grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, § 3.2.2 Waterwingebieden
Binnen een waterwingebied mag geen bedrijf worden opgericht als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht met uitzondering van drinkwaterbedrijven. Het betreft hier de bouw van een dergelijk drinkwaterbedrijf. Dit bedrijf wordt gebouwd ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening en kan derhalve toegestaan worden.
Afdeling 3.2 Grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, § 3.2.4 Boringvrije zones
Ter voorkoming van verstoring van beschermende bodemlagen boven watervoerende pakketten zijn boringvrije zones aangewezen. Het plangebied ligt geheel binnen een boringvrije zone. Het is binnen het plangebied verboden werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten (boren en graven) waardoor direct of indirect warmte aan de bodem wordt onttrokken of toegevoegd. Dergelijke activiteiten worden niet uitgevoerd binnen het plan.
Afdeling 3.2 Grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, § 3.2.5 Koude-warmteopslagvrije zones
Ter bescherming van het grondwater/drinkwater is het plangebied geheel gelegen binnen een koude-warmteopslagvrije zone. Binnen deze zone is het verboden de grond tot op een grotere diepte dan 3 meter onder maaiveld te roeren. De planontwikkeling is ten behoeve van de drinkwaterwinning en zal de verboden respecteren. De ondergrond wordt niet dieper geroerd dan 3 meter onder maaiveld.
Conclusie:
Het planvoornemen is niet in strijd met de Omgevingsverordening.
Regionaal Waterprogramma Gelderland
Met dit regionaal waterprogramma 2021 - 2027 wordt voldaan aan de verplichting op grond van artikel 4.4 van de Waterwet. Het is namelijk verplicht een regionaal waterplan op te stellen. Het waterprogramma kent een detaillering van het beleid in het verlengde van de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. De Omgevingsvisie en het waterprogramma vormen samen het beleid. Dit waterprogramma is dus geen nieuw beleid, maar een voortzetting van het bestaande waterbeleid.
De ambitie vanuit het regionaal waterprogramma is om de komende jaren toe te werken naar een programma, dat vanuit raakvlakken op het gebied van urgenties op gebiedsniveau is ingevuld. Raakvlakken worden voorzien tussen water en bodembeheer, natuur, klimaatadaptatie en programma's van gebiedsontwikkeling.
Conclusie:
Het waterprogramma is een voortzetting vanuit de ambities die zijn geformuleerd in de omgevingsvisie Gaaf Gelderland. Vastgesteld kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling daarom ook aansluit bij dit beleidsplan.
Integrale Visie Ruimtelijke Ontwikkeling (2002)
De ‘Integrale Visie Ruimtelijke Ontwikkeling’ is een integrale visie voor de ruimtelijke
ontwikkelingen in de gemeente Rozendaal, zowel voor de kern als het buitengebied.
Het behoud van het landschap van de bebouwde kern met zijn kenmerkende open plekken, de lanenstructuur, het beeldbepalende groen en de reliëfrijke omgeving dient bepalend te blijven voor de verdere ontwikkeling van Rozendaal. Het behoud en mogelijke verbetering van de landschappelijke onderlegger geldt als voorwaarde en toetsingskader voor ontwikkeling en beheer. De kwaliteit van de woonbebouwing dient in stand te worden gehouden en waar mogelijk te worden verbeterd. Er is geen sprake van (grootschalige) uitbreiding van Rozendaal, maar alleen van mogelijke inbreidingslocaties.
Planspecifiek
Feitelijk heeft beoordeling destijds al plaatsgevonden bij het opstellen van het bestemmingsplan Rozendaal 2019. Toen is de bestemming 'Waterwingebied' al aan het betreffende perceel gegeven. Aangezien de noodzaak toen niet aanwezig was is geen bouwvlak toegekend aan het betreffende perceel. Qua functie past dit plan feitelijk binnen het bestemmingsplan Rozendaal 2019 aangegeven bestemming. De nieuwbouw wordt overeenkomstig de kenmerkende structuren van Rozendaal ingepast, waarbij de groene omgeving is stand blijft en wordt gerespecteerd door een weloverwogen landschappelijke inpassing, door materiaalkeuze, volume en uitstraling naar de omgeving.
Conclusie:
Het plan is in de lijn met de uitgangspunten van de Integrale Visie Ruimtelijke Ontwikkeling.
Wettelijk kader
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet mileubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan of inpassingsplan dat kaderstellend is voor, of een besluit neemt over, projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen (gesloten spoor). Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. (de 'C-lijst') geeft de aard en omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben (m.e.r.-beoordeling). Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r. (de 'D-lijst'). Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen zodra een project één of meer van de beschreven activiteiten in Onderdeel D bevat, ongeacht de omvang van deze activiteiten. Deze toets, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling, dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn. Als blijkt dat aanzienlijke nadelige milieugevolgen niet zijn uit te sluiten, is alsnog een volledige m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-procedure nodig.
In afbeelding 4.1 zijn bovenstaande regels schematisch weergegeven:
Afbeelding 4.1 Schematische weergave m.e.r.-(beoordelings)plicht, bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, via http://www.infomil.nl
Op basis van artikel 7.6 van de Wet milieubeheer kunnen Provinciale Staten als aanvulling op de 'C-lijst' uit het Besluit m.e.r. in de provinciale milieuverordening (of provinciale omgevingsverordening) extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aanwijzen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en dus m.e.r.-plichtig zijn.
Provinciale Staten van Gelderland hebben in de Omgevingsverordening geen extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aangewezen die m.e.r.-plichtig zijn.
In aanvulling op het voorgaande is er nog een zijspoor, het open spoor, waardoor een plan m.e.r.-plicht kan gelden. Dit is het geval wanneer significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. Dan geldt de verplichting tot uitvoeren van een Passende Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet en daarmee de verplichting tot het uitvoeren van een planm.e.r.
Resultaten
Gesloten spoor
Met deze partiële herziening worden bouwvolumes verplaatst en vergroot. Het bouwen is de enige activiteit die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, immers de gewenste bedrijfsactiviteiten waren al toegestaan in het bestemmingsplan Rozendaal 2019.
De activiteit bouwen staat niet in de C- en/of D-lijst van het Besluit m.e.r. Derhalve is het vanuit het gesloten spoor niet nodig een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
De milieuaspecten worden in de navolgende paragrafen wel afzonderlijk besproken in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Hieruit blijkt eveneens dat er geen milieukundige bezwaren zijn ten aanzien van dit plan.
Open spoor
In paragraaf 4.10 wordt nader ingegaan op het aspect ecologie. Hier wordt ook ingegaan op de effecten op Natura 2000-gebieden.
Conlusie
Dit plan is niet m.e.r.-plichtig en leidt niet tot milieukundige bezwaren. Een m.e.r.- of m.e.r.-beoordelingsprocedure is niet nodig.
Beleidsmatig kader
Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder voor de (woon-)omgeving veroorzaken door lawaai, onaangename geuren, stof, trillingen, verkeers- en parkeeroverlast. Daarom is het nodig om bedrijfsactiviteiten (of andere functies die het leefmilieu belasten) op een aanvaardbare afstand van woningen of andere hindergevoelige functies te situeren, al dan niet gecombineerd met het treffen van speciale maatregelen. Voor de milieuzonering in dit plan is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009).
Methodiek
In de publicatie worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in zes categorieën, variërend van lichte tot zeer zware milieuhinder. Per milieucategorie zijn richtafstanden tot hindergevoelige functies opgenomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in twee gebiedstypen: een rustige woonwijk en een gebied met een menging van functies. In onderstaande tabel zijn deze richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur.
Tabel 4.1 Richtafstanden per milieucategorie
Milieu- categorie |
Richtafstanden in 'rustige woonwijk' | Richtafstanden in 'gemengd gebied' |
1 | 10 meter | 0 meter |
2 | 30 meter | 10 meter |
3 | 50-100 meter | 30-50 meter |
4 | 200-300 meter | 100-200 meter |
5 | 500-1.000 meter | 300-700 meter |
6 | 1.500 meter | 1.000 meter |
De VNG-publicatie is geen wet, maar wel een algemeen aanvaarde richtlijn voor de toepassing van milieuzonering in een ruimtelijk plan. Niettemin gaat de publicatie uit van richtafstanden, die in algemene zin bepaald zijn op basis van gemiddelde productieprocessen. Dat betekent dat bij de toepassing van de publicatie altijd ook de feitelijke situatie ter plaatse in ogenschouw moet worden genomen.
Planspecifiek
De beoogde inrichting heeft een pompvermogen kleiner dan 1 MW. In de lijst met bedrijfsactiviteiten uit de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is een waterdistributiebedrijf met een pompvermogen van minder dan 1 MW een milieucategorie 2 bedrijf. Hierbij geldt een richtafstand van 30 meter voor geluid (grootste afstand). De dichtstbijzijnde woning ligt ten zuidoosten van de inrichting op ongeveer 40 meter afstand. Op grond van het voorgaande wordt voldaan aan de gestelde richtafstand.
Opgemerkt moet worden dat de reinwatertanks op een kortere afstand dan de richtafstand van 30 meter van de woningen zijn gesitueerd. Deze tanks liggen echter ondergronds (onder maaiveld) en zijn enkel bedoeld voor de opslag van water en maken geen onderdeel uit van de daadwerkelijke waterwinning (productie).
Conclusie
:
Het onderdeel bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor de planontwikkeling binnen dit bestemmingsplan.
Inleiding
In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.
Onderzoek
In de nieuwe situatie worden de bestaande activiteiten verplaatst naar de andere zijde van de Kluizenaarsweg. Hoewel het hier gaat om een capaciteitsuitbreiding van de waterwinning zal het aantal verkeersbewegingen niet of nauwelijks wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. Het planvoornemen heeft dan ook geen effect op de capaciteit van de Kluizenaarsweg. In incidentele gevallen kan zwaar verkeer het plangebied bezoeken. Voor dit incidentele zware verkeer wordt een groene uitrit (doorsteek) gemaakt naar de Pinkenbergseweg. Dit maakt dat vrachtwagens door kunnen rijden, niet hoeven te keren en zo voor zo min mogelijk overlast zorgen voor de omgeving.
Een compacte inrit aan de Kluizenaarsweg met enkele parkeerplaatsen geeft toegang voor dagelijks verkeer. Door te werken met gebakken klinkers ontstaat er een verbinding tussen de oud- en nieuwbouw. Een incidentele uitrit voor zwaar verkeer is amper waarneembaar door de uitvoering in grasbeton.
Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Op het terrein is ruimte voor drie parkeerplekken, waarmee ruim voldaan wordt aan de parkeerbehoefte, gezien het plangebied alleen bezocht wordt voor onderhoud en beheer, het testen van de installaties en in geval van calamiteiten.
Een nader verkeersonderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie:
Het onderdeel verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de planontwikkeling binnen dit bestemmingsplan.
Wettelijk kader
Het aspect luchtkwaliteit wordt bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen betrokken. In dat kader wordt een plan of ontwikkeling getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Centraal daarbij staat artikel 5.16, eerste lid, van de wet.
Daarnaast moet het plan voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is altijd van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen, ook wanneer besluiten op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm niet beoordeeld hoeven te worden.
Tot slot heeft het bevoegd gezag volgens Algemene wet bestuursrecht (Awb) als taak om belangen op een evenwichtige wijze af te wegen (art. 3.4) en besluiten deugdelijk te onderbouwen (art. 3.46).
Luchtkwaliteitseisen
Op basis van artikel 5.16 Wm kan een bestemmingsplan worden vastgesteld indien:
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Onderzoek
Het gaat hier om de verplaatsing van het bestaande waterwinbedrijf aan de westzijde van de Kluizenaarsweg naar de oostzijde hiervan. De werkzaamheden zullen na het in bedrijf nemen van het nieuwe waterwinbedrijf worden gestaakt in het bestaande monumentale gebouw. Aangenomen kan worden dat de uitbreiding van de waterwinning daardoor een ontwikkeling is van geringe omvang en dat de luchtkwaliteit daardoor 'niet in betekende mate' zal verslechteren. Een nadere motivering aan de hand van onderzoek is daarom niet vereist.
Conclusie :
Het onderdeel luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de planontwikkeling binnen dit bestemmingsplan.
Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidsniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.
Planspecifiek
In de directe omgeving van de waterwinbedrijf zijn woningen gesitueerd. Deze woningen worden gezien als geluidsgevoelige bestemmingen. Het nieuwe waterwinbedrijf zelf is geen geluidsgevoelige bestemming, maar produceert wel geluid. Het geluid geproduceerd door de noodstroomaggregaat is daarbij als enige brond relevant.
Noodstroomaggregaat
Het bedrijf heeft een noodstroomaggregaat (NSA) (550 kVA) die inpandig is opgesteld. De NSA wordt 1 keer per maand 4 uur getest op 75% belasting en 1 keer per jaar 8 uur getest op 100% belasting. In de opzet is de NSA aan de noordpunt van het gebouw gesitueerd en heeft een aanzuig- en een uitblaasrooster en daarbij ook een schoorsteen. De roosters worden voorzien van geluiddempers om de geluidemissie van de NSA tijdens het testen te beperken.
Een grove berekening is uitgevoerd om de geluidsbelasting op de dichtstbijzijnde woning ten zuidoosten van de inrichting (Pinkenbergseweg 37, op circa 75 meter afstand van het emissiepunt) te bepalen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de volgende formule voor de overdrachtsberekeningen:
Het invallende geluidsniveau op de woning tijdens het testen van de NSA is:
Voor het bepalen van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) is uitgegaan van een bedrijfsduurcorrectie van 4 uur in de dagperiode (10 * log(4/12) = - 4.8, waarmee het LAr,LT 48 dB(A) bedraagt.
Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de standaardwaarden uit het Activiteitenbesluit. Aanvullend is de frequentie van deze situatie beperkt, waarmee het geluidsniveaus acceptabel is te achten.
Conclusie:
Het onderdeel geluidhinder vormt geen belemmering voor de planontwikkeling binnen dit bestemmingsplan.
Wettelijk kader
Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico's met zich mee. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Onder geurbelasting (of ‘immissie') verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object zoals een woning ‘terecht' komt. Deze hoeveelheid kan worden gemeten of berekend.
Voor geurhinder door industrie en bedrijven gelden planologisch gezien geen wettelijke kaders. Deze vorm van geurhinder maakt deel uit van de methode 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009).
Planspecifiek
Op basis van VNG-publicatie (zie paragraaf 4.2) kan worden vastgesteld dat een waterwinbedrijf met een pompvermogen van minder dan 1 MW wordt gerekend tot een categorie 2 bedrijf. Op basis van de publicatie wordt voor geur geen afstand aangehouden. De omliggende woningen zijn gesitueerd op een afstand van tenminste 40 meter, zodat er geen sprake zal zijn van geurhinder.
Conclusie
:
Het onderdeel geurhinder vormt geen belemmering voor de planontwikkeling binnen dit bestemmingsplan.
Wettelijk kader
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden.
Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
In de regeling staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Op grond van het Bevi zijn in de Revi voor een aantal bedrijfscategorieën (zoals LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen.
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1600 en 4000 kPa.
Onderzoek
Op basis van de Signaleringskaart Externe Veiligheid is een quickscan uitgevoerd. Uit deze scan blijkt dat het plangebied ver buiten de invloedssfeer ligt van aanwezige inrichtingen of buisleidingen op basis van Bevi, Revi of Bevb. Vastgesteld kan worden dat de dichtstbijzijnde basisnetroutes (A348 en A12) op minimaal 990 meter afstand zijn gesitueerd van het plangebied. Een uitsnede van de quickscan is in afbeelding 4.2 weergegeven.
Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van de snelweg A12. Omdat de ontwikkeling niet voorziet in de realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten is een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid niet nodig.
Afbeelding 4.2 Uitsnede Quickscan Externe Veiligheid, plangebied rood vierkant (bron: Signaleringskaart Externe Veiligheid)
Conclusie
:
Het onderdeel externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Wettelijk kader/inleiding
In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.
Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.
Verkennend bodemonderzoek
Door Ortageo Noordoost B.V. is in oktober 2021 en in juni 2023 verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. De rapporten zijn als Bijlage 1 en Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Het onderzoek heeft zich gericht op een drietal locaties, namelijk het bestaande pompstation, Kluizenaarsweg 5 en een zuidelijk gelegen braakliggend terrein. Het rapport dient in het kader van het bestemmingsplan bekeken en beoordeeld te worden aan de hand van de resultaten van de locatie Kluizenaarsweg 5.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt op locatie B, Kluizenaarsweg 5:
In algemene zin wordt geconcludeerd dat de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmeringen levert op de geplande transactie. Met andere woorden er bestaat geen belemmering voor realisatie van een nieuw productiebedrijf.
De aanbeveling wordt gedaan dat als grond van de locatie vrijkomt, er rekening mee moet worden gehouden dat deze niet zondermeer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het 'meldpunt bodemkwaliteit'. In het kader van kostenefficiëntie wordt geadviseerd om vrijkomende grond zoveel mogelijk binnen de onderzoekslocatie te hergebruiken.
Verkennend bodemonderzoek door proefsleuven
Op 12 juni 2023 heeft verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden door Ortegeo Noordoost B.V. op basis van geplande proefsleuven aan de westzijde van het plangebied. Het rapport is als Bijlage 3 bij de toelichting gevoegd. Doel van het onderzoek is het achterhalen van (potentieel) bodemverontreinigende activiteiten, die in het verleden hebben plaatsgevonden op of in de directe omgeving van het plangebied. De locaties van de proefsleuven is op afbeelding 4.3 in rood weergegeven.
Afbeelding 4.3 Locaties proefsleuven verkennend bodemonderzoek (bron Ortageo Noordoost B.V.)
Onderzoek heeft samengevat het volgende aangetoond:
Er zijn geen verontreinigingen aangetoond in gehalten/concentraties boven de tussenwaarde; het uitvoeren van een nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. De aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen graafwerkzaamheden. Aangezien er ten hoogste lichte verontreinigingen in de grond zijn aangetoond, is de voorlopige veiligheidsklasse vastgesteld op 'basishygiëne'. Opgemerkt wordt dat de definitieve veiligheidsklasse door een veiligheidskundige dient te worden vastgesteld.
Verder wordt de aanbeveling gedaan om als grond op locatie vrijkomt, er rekening mee gehouden moet worden, dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het 'meldpunt bodemkwaliteit'. In het kader van kostenefficiëntie wordt geadviseerd om vrijkomende grond zoveel mogelijk binnen de onderzoekslocatie te hergebruiken.
Conclusie :
Het onderdeel bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Wettelijk kader / inleiding
In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.
Het productiebedrijf is gelegen aangrenzend aan de kern Rozendaal, dit gebied is te beschouwen als buitengebied.
Grondwater
Het productiebedrijf Pinkenberg wint water uit het waterwingebied dat zich uitstrekt noordelijk van de locatie tot zuidelijk van de locatie. Noordelijk van het waterwingebied en het plangebied ligt een grondwaterbeschermingsgebied.
Binnen het plan zal drainage worden toegepast. Ter bescherming van de waterwinning is drainage niet zondermeer toegestaan. Hiertoe dient een vergunning aangevraagd te worden bij het waterschap Rijn en IJssel.
Waterkwaliteit
Ligging op de flank van de Veluwe maakt dat de waterkwaliteit goed is en het gebied zich leent voor de winning van drinkwater. In en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen watergangen gelegen.
Riolering
Het pand wordt ten behoeve van het huishoudelijk afvalwater aangesloten op de drukriolering. Regenwater wordt geïnfiltreerd in de bodem of via een berging afgevoerd naar de vijvers.
Wateroverlast
Het plangebied is niet aangewezen als locatie voor waterretentie.
Conform de uitgangspunten van het waterschap Rijn en IJssel dient voorzien te worden in 55 millimeter statische berging per m2 verhard oppervlak. In het plangebied kan maximaal circa 2.400 m2 verhard oppervlak (verharding, bebouwing en reinwaterkelder) ontstaan, hiervan is een gedeelte reeds verhard. Het overgrote deel van de kavel (minimaal circa 8.500 m2) blijft onbebouwd en onverhard, daarnaast wordt er extra bergingscapaciteit gerealiseerd in vijvers westelijk van het perceel. Daardoor blijft er voldoende bergingscapaciteit over. Infiltratie in de bodem blijft in de toekomstige situatie mogelijk.
Het plan is niet gelegen in de nabijheid van een waterkering.
Digitale watertoets
Op 26 juni 2023 is de digitale watertoets uitgevoerd. Uitkomst is dat de normale procedure moet worden gevolgd. De uitkomst van het overleg op basis van de normale procedure wordt aan deze paragraaf toegevoegd.
Wettelijk kader
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. Voorheen was de soortenbescherming in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en de Boswet opgegaan in één nieuwe wet: de Wet natuurbescherming.
Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming heeft tot doel in het wild voorkomende planten- en diersoorten in stand te houden en te beschermen. De wet kent daardoor zowel verbodsbepalingen, gebiedsbescherming als een algemene zorgplicht. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten.
Situatie plangebied en onderzoek
In september 2021 heeft een toetsing Wet Natuurbescherming plaatsgevonden door Ecochore Natuurtechiek in 2023 is een aanvullend ecologisch onderzoek verricht naar de functie van het plangebied voor vogels met een jaarrond beschermde nestlocatie - in het bijzonder de wespendief - en teunisbloempijlstaart. De volledige toetsen zijn als Bijlage 4 en Bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd. De onderzoeken zijn gericht op verschillende deelgebieden. Voor het onderhavige plangebied zijn de resultaten van deelgebied 4 bepalend en richtinggevend.
Soortenbescherming
Hieronder wordt per soort de conclusie van de onderzoeken weergegeven. De conclusies zijn integraal uit het onderzoek overgenomen.
Flora
Voor wat betreft flora is vastgesteld dat het onderzoeksgebied (alle vier de deelgebieden) geen beschermde soorten te verwachten zijn gezien het ontbreken van geschikte groeiplaatsomstandigheden.
De locatie biedt geen geschikte groeiplaatsen voor beschermde vaatplanten waardoor deze kunnen worden uitgesloten. Door het ontbreken van beschermde soorten is geen schade te verwachten van deze soorten en is nader onderzoek of een ontheffing niet noodzakelijk.
(Broed)vogels
Ten aanzien van zwarte specht, draaihals en wespendief is nader territoriumonderzoek uitgevoerd. Hierbij is eveneens gezocht naar horsten van overige categorie 1-4 soorten. Binnen een zone van 300 meter zijn geen in gebruik zijnde vaste nestlocaties van soorten uit categorie1-4 vastgesteld. Hierbij is ook de aanwezigheid van zwarte specht mede beoordeeld. Van gebouwbewonende soorten zijn alleen de aanwezige gebouwen gecontroleerd op nestlocaties.
Door de bouw van het nieuwe pompstation is er sprake van verandering in het leefgebied van de wespendief. Door het toepassen van voor deze soort gerichte kwaliteitsverbetering kan redelijkerwijs worden gesteld dat er geen sprake is van vermindering in kwaliteit. Hierdoor is geen nadere afweging noodzakelijk.
Een nadere afweging voor (broed)vogels is niet noodzakelijk. Ten aanzien van wespendief gelden aanvullende maatregelen.
Daarnaast wordt geadviseerd de werkzaamheden buiten de broedperiode uit te voeren – globaal buiten de periode maart-augustus om verstoring van broedende vogels te voorkomen. Indien de werkzaamheden binnen het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat door de werkzaamheden broedende vogels worden verstoord.
Herpetofauna en vissen
Er zijn geen strikt beschermde vissen en amfibieën binnen het plangebied te verwachten. Hierdoor is voor deze soortgroepen geen nader onderzoek of ontheffing noodzakelijk.
Ten aanzien van de hazelworm en ringslang is uitvoering van het werk in het zomerhalfjaar sterk aan te bevelen in combinatie met ecologische begeleiding. Voor hazelworm is biotoopoptimalisatie noodzakelijk. In dat geval is voor reptielen geen ontheffing noodzakelijk.
Zoogdieren
Doordat vaste verblijfplaatsen ontbreken en er geen significant negatieve effecten te verwachten zijn op strikt beschermde soorten, is geen nader onderzoek of ontheffing noodzakelijk. Indien bomen worden gekapt is voorafgaande (in de winterperiode) wel een nader onderzoek naar mogelijke boomnesten noodzakelijk.
Vleermuizen
In deelgebied 4 zijn de gebouwen potentieel geschikt voor vleermuisverblijven. Bij sloop of renovatie is hier voorafgaande nader vleermuisonderzoek en voor verblijfplaatsen ontheffing met mitigatie en compensatie noodzakelijk. In deelgebied 4 is voor de bouw van een nieuw productiebedrijf geheel binnen het grazige deel geen nader onderzoek noodzakelijk. Omdat de sloop of renovatie van de bestaande bebouwing niet is voorzien, is nader onderzoek vooralsnog niet nodig.
Ongewervelden
Ten aanzien van teunisbloempijlstaart is nader onderzoek uitgevoerd. Deze soort is niet binnen het plangebied vastgesteld. Voor overige ongewervelden is geen nader onderzoek noodzakelijk. De geplande ontwikkelingen zullen daardoor geen negatieve effecten hebben op ongewervelden. Een nadere afweging is niet nodig.
Gebiedsbescherming
Vastgesteld is dat deelgebied 4 geheel buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied Veluwe en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) ligt. Door de geplande werkzaamheden in het plangebied is geen sprake van areaalvermindering van het Natura 2000-gebied Veluwe.
In het onderzoeksrapport wordt ingegaan op de verschillende aspecten voor gebiedsbescherming aan de hand van de effectenindicator. Er wordt ingegaan op de volgende onderdelen: oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, verandering dynamiek substraat, verstoring door geluid, licht, trilling, optische verstoring en tot slot verstoring door mechanische effecten.
Samenvattend wordt in het rapport vastgesteld:
Ten aanzien van de overige storingssindicatoren zijn er geen negatieve effecten op kwalificerende habitattypen en kwalificerende soorten van Natura 2000-gebied Veluwe te verwachten.
Bescherming houtopstanden
Door de voorgenomen ontwikkelingen worden geen houtopstanden gerooid of aangetast. Hierdoor is geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen, zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Wet Natuurbescherming – bescherming houtopstanden.
Stikstofdepositie
Artikel 2.1 van de Wet natuurbescherming zorgt ervoor dat Natura 2000-gebieden aangewezen worden voor uitvoering van de Vogelrichtlijn en/of Habitatrichtlijn. Voorgaande houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor deze gebieden en dat negatieve gevolgen zoveel mogelijk beperkt worden. Voor habitattypen en leefgebieden waarvoor instandhoudingsdoelstellingen gelden in Natura 2000-gebieden zijn kritische depositiewaarden (KDW) voor stikstofdepositie vastgesteld. Het gaat hierbij om de grens waarbij het risico bestaat dat de kwaliteit van het habitat significant wordt aangetast als gevolg van de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferische stikstofdepositie.
Stikstofdepositie aanlegfase
Om de stikstofdepositie te berekenen is voor de aanlegfase een AERIUS-berekening uitgevoerd met AERIUS-calculator versie 2023, deze berekening is opgenomen als Bijlage 6 bij deze toelichting.
Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat in de aanlegfase een grootste toename is geregistreerd van 0,19 N mol/h/j onder de Wet natuurbescherming registratieset.
De stikstofdepositie is hoger dan 0,00 mol N/ha/j op de stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Op voorhand kunnen daarmee nadelige milieueffecten op deze gebieden niet worden uitgesloten. Derhalve is er een ecologische effectbeoordeling uitgevoerd (Pinkenberg - beoordeling stikstofdepositie aanlegfase Natura 2000, Royal HaskoningDHV, 19 december 2023, Bijlage 7).
Uit de stikstofdepositieberekeningen (AERIUS, 2023) voor de aanlegfase volgt dat:
Uit de ecologische effectbeoordeling volgt dat de tijdelijke stikstofdepositie dermate gering en tijdelijk is dat dit, in cumulatie met overige plannen en/of projecten, gezien de gebiedspecifieke omstandigheden niet leidt tot significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebied de Veluwe en bijbehorende instandhoudingsdoelstellingen. De aanlegfase voor de vernieuwing van productielocatie Pinkenberg tast de natuurlijke kenmerken van het omliggende Natura 2000-gebied niet aan.
Stikstofdepositie gebruiksfase
In de gebruiksfase verandert er voor wat betreft stikstofdepositie niets aan de bestaande situatie. Stikstofemiterende activiteiten wijzigen niet. Het productiebedrijf veroorzaakt zelf geen stikstofemissie. De enige activiteiten die stikstof emiteren zijn het gebruiken van de noodstroomaggregaat (NSA) en de verkeersaantrekkende werking. In de toekomstige situatie blijft de bestaande NSA op de huidige locatie in gebruik. De verkeersstromen veranderen niet als gevolg van het planvoornemen. Beide activiteiten wijzigen dus niet ten op zichte van de bestaande situatie. Derhalve is er voor de gebruiksfase geen actuele AERIUS-berekening uitgevoerd.
Conclusie :
Ten aanzien van soortenbescherming dienen er voor de wespendief aanvullende maatregelen getroffen te worden. Voor overige soorten is een nadere beoordeling niet noodzakelijk.
Ten aanzien van de gebiedsbescherming zijn er, anders dan ten gevolg van stikstofdepositie, geen negatieve effecten op kwalificerende habitattypen en kwalificerende soorten van Natura 2000-gebied Veluwe te verwachten.
Er is geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen, zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Wet Natuurbescherming – bescherming houtopstanden.
De stikstofdepositie in de aanlegfase zal als gevolg van het planvoornemen toenemen. Uit de ecologische effectbeoordeling blijkt dat de tijdelijke stikstofdepositie dermate gering en tijdelijk is dat dit gezien de gebiedspecifieke omstandigheden niet leidt tot significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebied de Veluwe en bijbehorende instandhoudingsdoelstellingen.
Het onderdeel ecologie vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, wanneer rekening wordt gehouden met de voorwaarden (aandachtspunten) zoals deze zijn weergegeven bij de conclusie van het natuuronderzoek.
Wettelijk kader
Erfgoedwet
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet bundelt meerdere wetten en regelingen op gebied van behoud en beheer van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1998. Het deel van de Monumentenwet dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, die op 1 januari 2024 in werking treedt. In de tussentijd valt dit onderdeel binnen de overgangsregeling van de Erfgoedwet. Hierin staat dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden met de in de grond aanwezige danwel te verwachten monumenten.
Bestemmingsplan Rozendaal
Op basis van het bestemmingsplan Rozendaal 2019 (vastgesteld 26 mei 2020) heeft het plangebied naast de enkelbestemming Waterwingebied, een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Op grond van de archeologische dubbelbestemming zijn de aangewezen gronden mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een hogere archeologische verwachting. Ook geldt een verbod op het bouwen of laten bouwen op deze bestemde gronden. Archeologisch onderzoek moet aantonen of ter plaatsen geen behoudens waardige archeologische waarden aanwezig zijn, of dat archeologische waarden niet worden verstoord of dat archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd door specifieke voorschriften te verbinden aan een omgevingsvergunning voor het bouwen.
Nota Ruimtelijke Kwaliteit Gemeente Rozendaal
De gemeente heeft in 2017 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. Enerzijds vormt de nota een toetsingskader en anderzijds een stimulerend kader. De gemeente is van oordeel dat kwaliteit ontstaat door een goed overlegproces waarin ruimte is voor dialoog, met een open oog voor de relatieve kwetsbaarheid van de omgeving. De gemeente wil aan de andere kant bestaande bijzondere ruimtelijke kwaliteiten - met name de cultuurhistorische waarden en identiteit - kunnen waarborgen. In de nota is bepaald of voor een gebied meer of minder gedetailleerde criteria gelden.
Het plangebied is volgens de nota gelegen in gebied 7 Buitengebied. De Waarde & Kernkwaliteiten van het gebied zijn aan de hand van de volgende onderwerpen besproken:
Voor het gebied zijn de volgende ambities geformuleerd:
Voor eventuele bouwplannen zijn ontwerprichtlijnen geformuleerd:
Het bouwplan:
Voor het bouwplan op zich zijn eveneens richtlijnen opgesteld.
Het bouwplan:
Onderzoek
Archeologie
Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek archeologie heeft plaatsgevonden door Hamaland Advies. Het rapport dateert van 10 september 2021 en is als Bijlage 8 bij deze toelichting gevoegd. Het onderzoek heeft zich naast het plangebied eveneens gericht op een gebied ten zuiden van het plangebied. Eén en ander zoals in afbeelding 4.4 in rood is weergegeven.
Afbeelding 4.4 Onderzoeksgebied archeologie in rood omkaderd (bron Hamaland Advies)
Conclusie archeologie :
Op basis van de resultaten van het booronderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te voeren. De kans dat met de geplande ontwikkelingen archeologische waarden verloren gaan wordt gering geacht.
Cultuurhistorie
Door het gebouw verdiept, deels ondergronds, aan te leggen ontstaat bovengronds een bouwmassa die gezien wordt als passend in de omgeving. Hierbij is eveneens gekeken naar de bestaande bebouwing in de directe omgeving. Qua typologie is aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwing op het terrein. Het pompstation dient een schuurachtige uitstraling te hebben. Er is voor een houten bekleding gekozen, passend bij het kantoor op hetzelfde terrein en die aansluit bij het landelijke karakter, waardoor ook het landschappelijke kwaliteiten van de omgeving.
Wettelijk kader
Op basis van de Gemeentewet, Arbeidsomstandighedenwet, Wet veiligheidsregio's en de Wet wapens en munitie zijn regels opgenomen die het kader vormen voor het veilig omgaan met ontplofbare oorlogsresten uit de Tweede Wereldoorlog. Voor het bestemmingsplan is het van belang om onderzoek te doen of al dan niet sprake is van actuele te verwachten risico's voor eventueel aanwezige ontplofbare oorlogsresten.
Onderzoek
Door Ortageo is een Adviesnotitie Ontplofbare Oorlogsresten opgesteld. De notitie dateert van 1 mei 2023 en is als Bijlage 9 bij deze toelichting gevoegd. Het onderzoeksgebied betreft een groter gebied dan het plangebied zelf. Onderzoek heeft uitgewezen dat op basis van de beschikbare gegevens van het gemeentedekkend vooronderzoek dat er geen verdachte gebieden zijn gelegen binnen en/of direct nabij het plangebied.
Uit een inventarisatie van ruimingen van de EOD blijkt dat er geen ruimingen zijn uitgevoerd binnen de onderzoekslocatie. Nabij de onderzoekslocatie zijn wel enkele ruimingen bekend, ook in onverdachte gebieden.
Advies
Geadviseerd wordt om de werkzaamheden op reguliere wijze uit te voeren, zonder specifieke vervolgstappen in het opsporen van ontplofbare oorlogsresten. Wel dient aan het uitvoerend personeel deze adviesnotitie en onderstaande procedure te worden toegelicht. Geadviseerd wordt om de toelichting te geven tijdens het startwerkoverleg of door middel van een toolboxmeeting ontplofbare oorlogsresten.
Procedure spontane vondst
Het aantreffen van een spontane vondst (toevalstreffer) kan binnen nagenoeg heel Nederland plaatsvinden, ook binnen onverdachte gebieden, bijvoorbeeld door (naoorlogse) dumping.
Het volgende protocol is van toepassing bij het aantreffen van een spontane vondst:
verdacht object gevonden;
Conclusie:
Het aspect ontplofbare oorlogsresten vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen, die binnen dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Standaard
Dit bestemmingsplan is opgesteld en ingericht conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). De regels bevatten het juridische instrumentarium voor de gebruiksmogelijkheden en bouwmogelijkheden. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van deze regels alsook een visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridische bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het bestemmingsplan.
Systematiek
Aansluiting is gezocht bij het bestemmingsplan Rozendaal 2019 (vastgesteld 26 mei 2020), aangezien het hier gaat om een gedeeltelijke aanpassing van dat plan.
In deze paragraaf wordt waar dat noodzakelijk en nuttig wordt geacht een nadere toelichting gegeven op specifieke onderdelen van de planregels. Sommige regelingen zijn daarom hierna niet opgenomen: deze worden geacht voor zich te spreken.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 en 2 Begrippen en wijze van meten
Voor de begripsomschrijvingen en wijze van meten is aangesloten bij de SVBP2012. Verder zijn hier voor het plan relevante begrippen aan toegevoegd. Er is verder aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan 'Rozendaal 2019'.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Deze bestemming is gebruikt voor groengebieden/zones en plantsoenen. Het gaat om groen met een afschermende of bufferfunctie. Binnen groen zijn geen gebouwen toegestaan, maar wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen en dergelijke tot een bouwhoogte van maximaal 3 meter. De gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt. Wel zijn fiets- en voetpaden binnen de bestemming ‘Groen’ toegestaan.
Artikel 4 Overig - Waterwingebied
De bestemming sluit zoals eerder gesteld aan bij de bestemming van het bestemmingsplan 'Rozendaal 2019'. De bestemming is gegeven aan het waterwingebied met de daarbij behorende puttenvelden. Uit de totale bestemming is slechts een deel binnen dit bestemmingsplan opgenomen. De bestemming stond de bouw van een nieuw waterwinbedrijf niet toe. Door het opnemen van een bouwvlak met een maatvoering binnen de regels is dat nu wel mogelijk.
Ter bescherming van de waterhuishouding is een aanvullende bescherming opgenomen door middel van een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van diverse werken en werkzaamheden. De bij het waterwingebied behorende grondwaterbeschermingsgebied is overigens als gebiedsaanduiding ‘milieuzonegrondwaterbeschermingsgebied’ op de verbeelding aangegeven.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ is toegekend aan de gronden waar ingevolge de gemeentelijke archeologische beleidskaart sprake is van een hogere archeologische verwachtingswaarde.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is hiervoor een standaard opgenomen. Het Bro verplicht om deze regel in het bestemmingsplan op te nemen.
In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Zo is hier onder meer een regeling opgenomen voor afwijkende maatvoeringen en situering van bestaande bouwwerken, waarvoor in het verleden omgevingsvergunningen voor het bouwen (voorheen bouwvergunningen) zijn verleend. Deze vergunde overschrijdingen zijn hier positief bestemd. Anders dan onder het overgangsrecht geldt voor deze positief bestemde overschrijdingen dus niet de beperking dat slechts een gedeeltelijke vervanging mag plaatsvinden. Sloop en vervangende nieuwbouw is gewoon toegestaan, mits wel wordt voldaan aan de andere regels uit het bestemmingsplan.
Verder zijn ook regels opgenomen voor ondergrondse bebouwing. Daarbij geldt dat ondergrondse bebouwing alleen is toegestaan voor zover deze wordt gecombineerd met bovengrondse bebouwing. Met andere woorden, het realiseren van zelfstandige ondergrondse bebouwing is niet toegestaan.
Tot slot zijn regels voor de (beperkte) overschrijding van ondergeschikte bouwdelen opgenomen.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In dit artikel van de planregels zijn algemene gebruiksregels opgenomen, welke gelden in aanvulling op de algemene regel die in artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is opgenomen. Deze bepaling is van toepassing op het gebruik binnen alle in het plan voorkomende bestemmingen. Aangegeven is welke vormen van gebruik in ieder geval als gebruik in strijd met het bestemmingsplan worden aangemerkt. Naast de algemene gebruiksregels, die voor elke bestemming gelden, bevat het bestemmingsplan ook specifieke gebruiksregels. Deze zijn opgenomen in de bestemming waar ze van toepassing zijn.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
Hier zijn de aanduidingen met bijbehorende regels opgenomen die meer dan één bestemming bestrijken. Het betreft in dit bestemmingsplan de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel voorziet in afwijkingsregels die kleine afwijkingen middels een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan mogelijk maken, indien daar behoefte aan is. Onder meer is het mogelijk om bestemmings- en/of, bouw- en/of aanduidingsgrenzen in geringe mate te overschrijden indien een meetverschil in het terrein daartoe aanleiding geeft.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
De regels bevatten een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft de wijzigingsbevoegdheid voor het in geringe mate wijzigen van de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken.
Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor het bestemmingsplan niet meer van toepassing. Regelingen met betrekking tot parkeren dienen daarom in het bestemmingsplan te worden opgenomen. Daartoe is de regeling van de parkeerbepaling in de bouwverordening nu materieel overgenomen in dit bestemmingsplan. Een en ander leidt niet tot een inhoudelijke wijziging van de beoogde toetsing. Aan het Besluit ruimtelijke ordening is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was. De gemeente Rozendaal beschikt niet over een eigen parkeernota reden waarom in dit artikel wordt verwezen naar CROWpublicatie 381.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Deze overgangsregels zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. De grootste verandering ten opzichte van de tot voor kort gebruikelijke overgangsregels is dat de peildatum voor bouwen en gebruik, gelijk is getrokken.
Ook voor het bouwen is nu de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan beslissend. Dat was voorheen de datum van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. De wetgever heeft met die gelijkschakeling beoogd eenduidigheid te scheppen.
Indien bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen teniet gaan ten gevolge van een calamiteit, dan bestaat de mogelijkheid om terug te bouwen. Onder een calamiteit wordt hier verstaan: een verwoesting door een onvermijdelijk, eenmalig, buiten schuld van de indiener van de aanvraag voor het bouwen veroorzaakt onheil.
Hier is bepaald hoe de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Op basis van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk worden gemaakt door het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn, omdat er anders sprake is van een oneigenlijke bestemming.
Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De gemeente en de initiatiefnemer hebben een anterieure overeenkomst gesloten waarin de rechten en plichten van zowel de initiatiefnemer als de gemeente zijn aangegeven, alsmede de definitieve regeling van kostenverhaal. Met deze overeenkomst is het plan verzekerd van kostendekking, het opstellen van een exploitatieplan is daarom overeenkomstig artikel 6.12, lid 2 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening niet nodig. Gesteld kan worden dat er geen verplichting is om tegelijkertijd met de ruimtelijke procedure een exploitatieplan op te stellen.
De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is hiermee aangetoond.
Inspraak en maatschappelijk overleg
Op grond van artikel 3.1.6 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.
Vitens betrekt de omgeving, de direct omwonenden en andere geïnteresseerden/betrokkenen, bij de ontwikkeling van het productiebedrijf door middel van een participatietraject.
Dit traject bestaat uit drie delen; het ontwerp, de bouw en de herbestemming.
Ten aanzien van het ontwerp is de omgeving eind maart 2023 geïnformeerd over de plannen van Vitens voor het nieuw te bouwen productiebedrijf. Tijdens deze sessie is het concept ontwerp getoond en zijn alle aanwezigen uitgenodigd om te participeren, mee te denken, over het ontwerp.
Uit deze sessie is waardevolle input gekomen en hiermee is het ontwerp verrijkt.
In een vervolgsessie in mei 2023 is er een terugkoppeling gegeven op het verrijkte ontwerp aan de hand van de eerdere participatie.
Dit ontwerp is enthousiast ontvangen. Als laatste officiële stap heeft Vitens dit ontwerp getoetst bij het Cultuur Historisch Genootschap. Een terugkoppeling hierop naar de omgeving volgt nog in 2023.
Omdat de initiatiefnemer divers overleg heeft gevoerd en nog steeds voert met diverse belanghebbenden in de directe omgeving, kan afgezien worden van de ter inzage legging van een voorontwerpbestemmingsplan ten behoeve van inspraak.
Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft het college van burgemeester en wethouders overleg gepleegd met andere bestuursorganen van bijvoorbeeld buurgemeenten, het waterschap en de provincie. De provincie Gelderland en het waterschap Rijn en IJssel hebben in dat kader formeel gereageerd.
De provincie Gelderland geeft aan dat het bestemmingsplan voldoende gemotiveerd is. Het waterschap Rijn en IJssel heeft verzocht de toelichting op het bestemmingsplan aan te vullen. Hieraan is in het ontwerpbestemmingsplan gehoor gegeven. Op verzoek van het waterschap is in paragraaf 4.9 nader ingegaan op de bergingscapaciteit van het plangebied, de hoeveelheid verhard oppervlak en de mogelijkheden van infiltratie van hemelwater in de bodem.
Zienswijzen
Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 29 december 2023 tot en met 8 februari 2024 gedurende zes weken voor eenieder ter visie gelegen. Op het ontwerpbestemmingsplan is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze wordt beantwoord in de Nota van Zienswijzen zoals opgenomen in Bijlage 10.
De zienswijze heeft geen aanleiding gegeven het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen.