direct naar inhoud van Regels
Plan: Dorpsschool Rozendaal
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0277.2016001-0003

Regels

De doorgehaalde tekst (artikel 4, lid 4.4) is naar aanleiding van de Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 januari 2018 (201702374/1/R1) geschrapt.

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Dorpsschool Rozendaal met identificatienummer NL.IMRO.0277.2016001-0003 van de gemeente Rozendaal.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.16 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond c.q. de laag op de onderbouw.

1.17 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.18 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.19 kap:

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak.

1.20 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs (inclusief bijbehorende gymvoorzieningen), verenigingsleven, opvoeding, kinderopvang, openbaar bestuur en andere openbare en sociale voorzieningen.

1.21 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand.

1.22 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.23 peil:
  • a. voor gebouwen: 47,00 m +NAP;
  • b. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein of maaiveld.
1.24 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.25 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.26 schoolplein:

speelplaats bij een school, peuterspeelzaal of kinderopvang.

1.27 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.28 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen.

1.29 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens.

2.6 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, liftschachten, hemelwaterafvoeren, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, lichtkappen/-koepels, balkons, bordessen, (brand)trappen, balkonhekken en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en/of bestemmings- en/of aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. beplantingen;
  • d. water en waterberging;
  • e. nutsvoorzieningen zoals schakelkasten;

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', een ontsluitingsweg;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeerplaatsen', parkeerplaatsen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'openheid', de instandhouding van de openheid van het landschap;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - reliëf', de instandhouding van het reliëf van het landschap;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', een geluidscherm;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voetpad', voetpaden;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeersverbinding', een verbinding voor langzaam verkeer in de vorm van fiets- en voetpaden;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling', fietsenstallingen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - geluidscherm', een geluidscherm.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. geluidschermen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'geluidscherm' en 'specifieke vorm van groen - geluidscherm';
  • b. de bouwhoogte van geluidschermen niet meer mag bedragen dan 2,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 2 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Groen' aangewezen gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt, met dien verstande dat parkeren ter plaatse van de aanduidingen 'parkeerterrein' en 'specifieke vorm van verkeer - parkeerplaatsen' wel is toegestaan.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van:
    • 1. een school met bijbehorende gymvoorzieningen;
    • 2. een peuterspeelzaal;
    • 3. kinderopvang;
  • b. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, groenvoorzieningen, geluidschermen, speelvoorzieningen en water;

met dien verstande dat:

  • c. ontsluitingswegen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' zijn toegestaan;
  • d. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn toegestaan;
  • e. een schoolplein en speelvoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - schoolplein' zijn toegestaan;
  • f. een bedrijfswoning/dienstwoning niet is toegestaan.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 8,5 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gymzaal' gebouwen uitsluitend ondergronds, zijnde beneden maaiveld, mogen worden gebouwd, met uitzondering van voorzieningen voor daglichttoetreding en ventilatie.

4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
Bouwwerk geen gebouw zijnde   Maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten   8 meter  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw   1 meter  
erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw   2 meter  
geluidschermen   2,5 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   3 meter  
4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruiken van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming is uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' in de bestemming 'Groen' over de volledige lengte van de aanduiding een geluidsabsorberend geluidscherm met een bouwhoogte van minimaal 1,6 meter is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

4.3.2 Gymvoorzieningen

Gymvoorzieningen mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van schoolgerelateerde activiteiten.

4.3.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken waarbij de emissie NOx ten gevolge van het gebruik van verwarmings- en koelingssystemen meer bedraagt dan 0 kg/jr.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen om andere maatschappelijke voorzieningen dan bedoeld in lid 4.1 onder a, toe te staan, mits:

  • a. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • b. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met een verkeers- en verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. bermen en beplanting, waaronder begrepen water en waterberging;
  • f. straatmeubilair, speelvoorzieningen en objecten van beeldende kunst;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het openbaar vervoer.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande en afwijkende maatvoering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. Het bepaalde in lid 7.1, onder a. geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
7.2 Parkeervoorzieningen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen kan uitsluitend worden verleend als ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' in de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Groen' wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de normen zoals opgenomen in CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012, met dien verstande dat te allen tijde dient te worden voorzien in totaal minimaal 45 parkeerplaatsen. Indien de genoemde publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  • b. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het (laten) gebruiken van gebouwen voor bewoning;
  • b. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • c. het (laten) plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. het (laten) storten en/of (laten) lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • e. het (laten) gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
  • f. (raam)prostitutie.
8.2 Parkeervoorzieningen
  • a. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd dat hierdoor ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' in de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Groen' niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is conform de normen zoals opgenomen in CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012, met dien verstande dat te allen tijde in totaal minimaal 45 parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn. Indien de genoemde publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  • b. Bij functiewijzigingen dient ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' in de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Groen' te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform de normen zoals opgenomen in CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012, met dien verstande dat te allen tijde dient te worden voorzien in totaal minimaal 45 parkeerplaatsen. Indien de genoemde publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  • c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en/of b, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels:

  • a. voor een geringe overschrijding van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen, indien een onnauwkeurigheid of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, of indien een rationele verkaveling van de gronden een geringe overschrijding vergt, mits de grens of grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden;
  • b. voor een geringe overschrijding van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, mits deze voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met niet meer dan 10% worden overschreden.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Dorpsschool Rozendaal'.