direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Velp-Zuid 2016, locatie Reigerstraat-Gruttostraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Gerechtelijke uitspraak d.d. 7 november 2018 - onherroepelijk bestemmingsplan

Tegen het vastgestelde bestemmingsplan 'Velp-2016, locatie Reigerstraat-Gruttostraat' is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op 7 november 2018 heeft de Afdeling uitspraak gedaan. Zij heeft daarin aangegeven dat artikel 4, lid 4.3 onder a van de planregels van het vastgestelde bestemmingsplan niet voldoende duidelijk is geformuleerd. In genoemd artikel is de verplichte aanleg van een speelvoorziening geregeld. De Afdeling heeft deze regel vernietigd en vervolgens zelf in de zaak voorzien. Zij heeft daarop een artikel 4, lid 4.3 onder a van de planregels opnieuw (zuiverder) geformuleerd en bepaald dat deze formulering in de plaats treedt van de vernietigde planregel. De intentie van deze regel, namelijk de verplichting tot het aanleggen van een speelvoorziening binnen twee jaar na verlening omgevingsvergunning, is daarmee niet gewijzigd. Het gaat dan ook louter om een juridisch-technische correctie. De overige onderdelen van het bestemmingsplan zijn onverkort in stand gebleven.

De oorspronkelijke, door de gemeenteraad vastgestelde planregel luidde als volgt:

Artikel 4, lid 4.3, onder a:

Binnen twee jaar na verlening van een omgevingsvergunning voor de zwemvoorziening dient een speelvoorziening als bedoeld in 4.1 lid b te zijn gerealiseerd.

De door de Afdeling daarvoor in de plaats gestelde planregel luidt als volgt:

Artikel 4, lid 4.3, onder a:

De gronden mogen overeenkomstig de in artikel 4, lid 1, onder a, opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen twee jaar na verlening van een omgevingsvergunning voor de zwemvoorziening uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de speelvoorziening als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b, van de planregels.

Omdat bovenstaande correctie voortvloeit uit het ingestelde beroep (op dat onderdeel), is het beroep gegrond verklaard. Dit heeft uitsluitend tot gevolg dat bovenstaande planregel is gecorrigeerd. Voor het overige is het bestemmingsplan niet vernietigd of gecorrigeerd door de Afdeling.

De Afdeling heeft zelf in de zaak voorzien, hetgeen betekent dat hierover geen nieuw raadsbesluit hoeft te worden genomen. Wel moet de correctie, omwille van de rechtszekerheid, op ruimtelijke plannen worden verwerkt. Dit heeft inmiddels plaatsgevonden. Het voorliggende bestemmingsplan betreft dan ook de onherroepelijke versie waarin de correctie van de Afdeling van artikel 4, lid 4.3, onder a is verwerkt.

Leeswijzer

De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.

hoofdstuk   inhoud
 
1 Inleiding   Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf ging aan de start van de actualisering van de bestemmingsplannen voor de dorpen  
2  Beschrijving van het plan   Hier wordt het plangebied aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken beschreven  
3  Beleidskaders   Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld  
4 Beschrijving bestemmingsplan   Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt  
5 Haalbaarheid en afweging    Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving  
6 Juridische aspecten   Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod  
7 Economische uitvoerbaarheid   Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is  
8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid    Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan  

1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.

Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.

Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuzes en de interpretatie van het bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

Huidig aanbod aan zwemvoorzieningen in de gemeente Rheden

De gemeente Rheden beschikt momenteel over een openluchtzwembad, zwembad De Hangmat, over een kleinschalig overdekt zwembad met één bassin, De Dumpel, en over twee instructie/doelgroepenbassins, De Cirkel in Rheden en Lomar in Dieren. Het zwembad Het Nieuwland in Dieren is een tiental jaren geleden gesloten. Het zwembad De Dumpel is geschikt voor zweminstructie en doelgroepactiviteiten. Het is echter niet geschikt voor een breder gebruik voor verenigingen en voor wedstrijdzwemmen en het is niet recreatief vormgegeven. Het zwembad is verouderd en is toe aan renovatie.

Onderzoeken en besluitvorming

Na de sluiting van het overdekte zwembad Het Nieuwland in Dieren is in 2008 in opdracht van de gemeente Rheden de behoefte aan een nieuwe overdekte zwemvoorziening in de gemeente Rheden in beeld gebracht. Geadviseerd is om bij nieuwbouw minimaal te voorzien in een vervanging van de maatschappelijke activiteiten van het voormalige zwembad Het Nieuwland en het bestaande zwembad De Dumpel. Hiermee wordt onder meer gedoeld op het bieden van voorzienigen van verenigingszwemmen op competitieniveau. Dit in combinatie met een (beperkte) recreatieve functie. In vervolg op het behoefteonderzoek in 2008, is eveneens in 2008 onderzoek verricht naar haalbaarheid en naar de geschiktheid van locaties. Daarbij kwam de locatie in de omgeving van de Dumpel als meest kansrijke locatie naar voren.

In de periode 2008-2015 is verdere studie verricht naar zowel de voorgestelde locatie, als ook naar nieuwe scenario's, waaronder een zwembad samen met de gemeente Arnhem. In 2013 heeft de gemeenteraad gekozen voor een zwemvoorziening aan de Reigerstraat. Deze zou in samenwerking met een drietal initiatiefnemers worden uitgewerkt. Nadat in 2014 een van de initiatiefnemers heeft aangegeven zich terug te trekken uit het project, is de de zwembadontwikkeling in 2015 heroverwogen. Geconcludeerd is dat een zwemvoorziening gewenst is in de kern Velp, in de omgeving van De Dumpel en met (wederom) een functioneel, sporttechnisch en gepast recreatief karakter. Als locaties zijn de locatie van de Dumpel, de Gruttostraat en de Reigerstraat naar voren gekomen. Op 23 februari 2016 heeft de gemeenteraad besloten over de voorkeurslocatie. Daarbij is gekozen voor een combinatie van de locaties Reigerstraat en Gruttostraat. Deze locatie komt tegemoet aan de ruimtelijke voorkeur en maakt daarnaast het behoud van een speelvoorziening in de directe omgeving mogelijk.

1.3 Doelstelling

Dit bestemmingsplan wil het benodigde juridisch-planologische kader bieden voor de realisatie van een nieuw overdekt zwembad gelegen op de hoek Reigerstraat-Gruttostraat in Velp. Ook wordt voorzien in een nieuwe plek voor een openlucht speelvoorziening, zoals bijvoorbeeld een trapveld. Dit ter vervanging van de bestaande speelplek. Uitgangspunt is een flexibel bestemmingsplan waarin de bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de gewenste ruimtelijke kaders.

1.4 Ligging plangebied

De nieuwbouwlocatie is gelegen in het zuidoosten van het dorp Velp, nabij de zuidelijke dorpsentree van Velp bij het Velperbroekcircuit.

Op onderstaande afbeeldingen is de situering weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0001.png"

Hoek Reigerstraat-Gruttostraat-Eiberstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0002.png"

Situering locatie zwembad

1.5 Geldende bestemmingsplannen

De locatie is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Velp-Zuid, dat is vastgesteld door de raad op 26 juni 2007. De vigerende bestemmingen van de gronden zijn Groen en water, Recreatie en Voorzieningen. Deze bestemmingen voorzien niet in het gebruik als zwembad. Ook past het plan niet in de bouwmogelijkheden van het vigerende plan. Een planherziening is dan ook nodig om de ontwikkeling mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0003.png"

Uitsnede uit het geldende bestemmingsplan Velp-Zuid

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Beschrijving huidige situatie

2.1.1 Ligging in relatie tot de omgeving

De nieuwbouwlocatie is gelegen in het zuidoosten van het dorp Velp in een omgeving waarbinnen meerdere instellingen met een recreatief en/of educatief karakter zijn gesitueerd. Deze recreatief educatieve zone wordt omringd door overwegend woonbuurten en in de nabijheid is een winkelcentrum. Het gebied ligt nabij de zuidelijke dorpsentree van Velp bij het Velperbroekcirquit en is direct aangetakt op de hoofdontsluitingsstructuur van het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0004.png"

De recreatief educatieve zone is ruwweg gelegen tussen de Meerkoetstraat en de Kemphaanstraat aan de respectievelijk west- en oostzijde en tussen de Eiberstraat-Lepelaarstraat en de singelvijvers langs de Zwanensingel aan de respectievelijk zuid- en noordzijde. Het gebied wordt in noord-zuidelijke richting doorsneden door de Gruttostraat en in oost-westelijke richting door de Reigerstraat, welke onderdeel uitmaakt van de hoofdontsluitingsstructuur van Velp.

Binnen deze zone zijn zoals aangegeven recreatief educatieve voorzieningen gesitueerd waaronder diverse onderwijsinstellingen, een sporthalcomplex en een sportschool. Functioneel gezien past een zwemvoorziening uitstekend in deze context gelet op de overige instellingen. Ook voor wat betreft de bereikbaarheid ligt de locatie gunstig aan de hoofdstructuur van Velp en wordt het gebied aangedaan door een hoogwaardige openbaar vervoersverbinding (directe busverbinding tussen Velp en Arnhem).

Op onderstaande afbeelding is de recreatief educatieve zone weergegeven. Ook is de ligging van het geprojecteerde zwembad binnen deze zone aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0005.png"

2.1.2 Beschrijving van de locatie

De uiteindelijk beoogde nieuwbouwlocatie voor de zwemvoorziening is gelegen op de hoek van de Gruttostraat en de Reigerstraat. Momenteel is op de locatie een skatebaan en een (verhard) trapveld gelegen. Daarnaast zal gebruik worden gemaakt van het perceel waarop de bestuursacademie is gesitueerd. Deze is niet meer in gebruik en het gebouw zal ten behoeve van de nieuwbouw van de zwemvoorziening worden afgebroken.

2.2 Stedenbouwkundig-ruimtelijke uitgangspunten

2.2 Stedenbouwkundig-ruimtelijke uitgangspunten

Door middel van een aanbestedingsprocedure zullen partijen geprikkeld worden om een iconische zwemvoorziening te ontwerpen en realiseren voor deze locatie. Vanuit een ruimtelijk oogpunt zijn een aantal gegevens van belang voor de nieuwbouwopgave. Deze zaken hebben geleid tot de ruimtelijke kaders die dit bestemmingsplan biedt. De uitgangspunten zijn als volgt verbeeld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0006.png"

Om te beginnen wordt de nieuwbouw beoogd binnen het vlak waarvan de bouwgrenzen gelegen aan openbare ruimte worden bepaald door de rooilijnen van de Reigerstraat en Gruttostraat. Hiermee voegt de zwemvoorziening zich in het cluster van volumes die onderdeel uitmaken van de recreatief educatieve zone. Aan de zijde grenzend aan belendende percelen wordt een minimale afstand gehanteerd van 3 meter ten behoeve van een onderhoudsstrook. Binnen het bouwvlak is voor wat betreft bebouwbare ruimte rekening gehouden met voldoende oppervlakte behorende bij een zwemvoorziening met één bassin (geschatte footprint van het gebouw minimaal 2000 m2) dan wel met twee bassins (geschatte footprint van het gebouw minimaal 2600 m2). De situering en omvang van het geprojecteerde bouwvlak biedt ontwerpruimte binnen stedenbouwkundig verantwoorde marges. De maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter. Een dergelijke hoogte wordt stedenbouwkundig acceptabel gevonden op deze locatie gelet op de relatief vrije ligging van het toekomstige gebouw en de afstand tot (met name woon-) bebouwing in de omgeving. Verder is deze hoogtemaat ingegeven door de hoge grondwaterstand ter plaatse. Daarom wordt voorzien in de mogelijkheid om de bassins van de zwemvoorziening niet geheel onder maaiveld te hoeven realiseren.

Verder zijn er drie ruimtelijk belangrijke zaken aan de orde die meegenomen zijn in de opgestelde verbeelding.

Allereerst is dat de verplaatsing van de speelvoorziening. Gezien de behoefte aan deze voorzieningen in dit deel van Velp, wordt op het terrein voorzien in de plaatsing ervan. De beoogde nieuwe ligging ervan wordt beschouwd als een ruimtelijke verbetering met betrekking tot het woonklimaat van de woningen aan de Eiberstraat en de Reigerstraat en Gruttostraat. Opgemerkt wordt, dat in het Programma van Eisen wordt meegegeven dat bij de inrichting aandacht moet worden besteed aan een goede sociale veiligheid van de speelvoorziening.

Ten tweede is een directe ontsluiting van de zwemvoorziening op de Reigerstraat niet gewenst met het oog op de doorstroming op deze gebiedsontsluitinsgsweg en de verkeersveiligheid. Het bestemmingsplan voorziet derhalve in een ontsluiting van het (parkeer)terrein aan de Gruttostraatzijde.

Ten derde wordt een landschappelijke inpassing van de nieuwbouw nagestreefd. Hiertoe is op de verbeelding de bestemming Groen opgenomen. Dit maakt dat de (beschermde) bomen aan de Reigerstraat die onderdeel uitmaken van het groene raamwerk planologisch ingepast zijn, er een ruimtelijke (groene) buffer wordt gegarandeerd naar de omgeving (met name de woningen aan de Eiberstraat) en er ruimte is voor een landschappelijk kwalitatieve inpassing van de nieuwbouw.

2.3 Cultuurhistorische waarden

2.4 Bodemaspecten

In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal aspecten die een relatie hebben met de bodem. Het aspect water komt ook aan de orde in paragraaf 2.5.1 waarin de openbare ruimte wordt beschreven, en in paragraaf 3.3 waarin wordt ingezoomd op de diverse waterhuishoudkundige aspecten.

2.4.1 Huidige bodemkwaliteit

Globale bodemopbouw

Kenmerkend voor de gemeente zijn de stuwwallen van de Veluwe. Deze zijn ontstaan door opschuivende ijsmassa's in de een na laatste ijstijd. De zuidelijke Veluwe is een gebied waarin op relatief korte afstand grote hoogteverschillen aanwezig zijn. Het stuwwallengebied gaat in zuidoostelijke richting over in de uiterwaarden van de IJsselvallei. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden. In de (deels voormalige) uiterwaarden wordt hoofdzakelijk rivierklei aangetroffen. Het gebied kan grofweg worden verdeeld in een inzijgingsgebied (het gebied gelegen op de stuwwal) en een gebied waar plaatselijk kwel voorkomt. Kwel wordt met name in de uiterwaarden en in de komkleigebieden aangetroffen.

De bodemopbouw kan van belang zijn bij verschillende afwegingen, bijvoorbeeld op het gebied van waterberging en in wat bredere zin klimaatadaptie. Het kaartje hieronder, zoals die in het gemeentelijke bodeminformatiesysteem is opgenomen, geeft globaal de grondlagen weer van de gronden buiten het bebouwde gebied van Velp. Zo wordt geen onderscheid gemaakt tussen klei en zavel. Anderzijds wordt meer onderscheid gemaakt binnen de zandgronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0007.png"

Asbestkansenkaart

Deze kaart met de resultaten van de asbestkansenkaart is niet toegevoegd. Het plangebied betreft geen locatie waar op voorhand onderzoek naar asbest in de bodem moet worden gedaan.

Achtergrondverontreiniging

In al lang bewoonde gebieden is bijna altijd een vorm van bodemverontreiniging aanwezig. Een duidelijke oorzaak van deze achtergrondverontreiniging is niet aan te wijzen. Uit onderzoek naar de mate van achtergrondverontreiniging is gebleken dat binnen de gemeente een aantal gebieden zijn met een onderling verschillende achtergrondverontreiniging.

De mate van verontreiniging is als volgt ingedeeld:

  • voldoet aan de achtergrondwaarde;
  • voldoet aan de maximale waarde wonen;
  • voldoet aan de maximale waarde industrie;
  • is sterker verontreinigd dan de maximale waarde industrie.

Het plangebied voldoet aan de achtergrondwaarde.

Activiteiten die de bodem bedreigen

In het gemeentelijke Bodeminformatiesysteem is vastgelegd waar vanwege handelingen in het verleden de bodem mogelijk verontreinigd is.

Het plangebied wordt gezien het gebruik in het verleden niet verdacht van bodemverontreiniging.

Verontreinigde locaties

Van de 301 locaties in heel Velp waar bodemonderzoek is uitgevoerd zijn de meeste afgerond. In het plangebied zijn 23 locaties gelegen waarop op enig moment nog vervolgonderzoek nodig is. Dit is niet het geval binnen het plangebied.

2.4.2 Grondwater

Tijdens de stuwing in de ijstijd zijn grondlagen dakpansgewijs over elkaar geschoven. Sommige lagen zijn kleihoudend. Deze kleischotten houden het grondwater tegen. Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater.

Verreweg de meeste beken op de Zuid-Veluwe worden gevoed vanuit die schijngrondwaterspiegels.

In het plangebied ligt ten zuiden van de Zwanensingel en Waterstraat de grondwaterspiegel vrij ondiep. Door de aanwezige klei- en veenlagen zakt hemelwater soms slecht in de bodem en kunnen hoge grondwaterstanden en plassen op het maaiveld ontstaan. Ook staat dit gebied onder invloed van de IJssel en kan kwel optreden bij hoge rivierpeilen.

Grondwaterbeschermingsgebied

In en nabij het plangebied ligt geen grondwaterbeschermingsgebied. Geheel Velp ligt wel in het intrekgebied. Intrekgebieden zijn gebieden waar het grondwater binnen 1000 jaar de pompputten van het waterbedrijf bereikt. Het streven is om het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen.

Warmte Koude Opslag (WKO) en geothermie

Uit de WKO-kansenkaart voor de MRA-gemeenten (MRA staat voor Milieusamenwerking regio Arnhem) van 26 mei 2010 blijkt dat binnen het plangebied het derde watervoerend pakket geschikt is voor de installatie van WKO systemen.

Bij een afweging of wel of niet WKO kan worden toegepast moet ook de invloed op het landschap, eventuele bodemverontreiniging, de (natte) natuur en de bodemkundige waarden(archeologie) worden betrokken. Momenteel is aan de President Kennedylaan 180 in Velp een WKO installatie in gebruik. De gemeente staat open voor een WKO installatie in het plangebied. Nieuwe WKO installaties moeten met de al bestaande installaties rekening houden.

2.4.3 Archeologie

Voor het gehele grondgebied van de gemeente zijn de archeologische verwachtingen in kaart gebracht. Uit deze archeologische verwachtingskaart blijkt dat dit plangebied voornamelijk een hoge archeologische verwachting kent.

In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig. Wel zijn er locaties bekend van archeologische vindplaatsen, waar in de bodem archeologische relicten aanwezig zijn of waren. Rondom deze locaties wordt aangenomen dat de kans op verdere vondsten groter is. De bescherming voor archeologische waarden is al geregeld in een geldend bestemmingsplan. Deze bescherming is ongewijzigd overgenomen in dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0009.png"

2.4.4 Niet-gesprongen explosieven

Uit het in 2014 opgestelde Vooronderzoek conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in Velp blijkt dat er Velp een aantal verdachte deelgebieden voorkomen waar het mogelijk is dat nog niet gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig zouden kunnen zijn.

Het plangebied ligt niet in verdacht gebied voor wat betreft explosieven.

2.4.5 Leidingen

Binnen het plangebied ligt geen hogedruk-gasleiding of andere relevante leiding waarvoor in het bestemmingsplan een regeling moet worden opgenomen.

2.5 Openbare ruimte

De locatie is gelegen in een gebied met een compact dorps karakter. Gelet op de beperkte omvang van de locatie wordt volstaan met een korte omschrijving van de openbare ruimte in de omgeving, voor zover relevant.

2.5.1 Water en riolering

De beken en sprengen in de gemeente Rheden ontspringen op de zuidelijke Veluwe, hebben een noord-zuid verloop en monden uit in de IJssel. Velp-Zuid is voor een groot deel gelegen in het oorspronkelijke uiterwaardengebied van de IJssel. In het midden en het zuidelijke deel van het plangebied zijn watergangen aangelegd. Nabij het plangebied stroomt de Rozendaalsebeek. Dit is een beschermingswaardige sprengbeek tot de watermolen aan de President Kennedylaan. Daarna stroomt de beek ondergronds, in een duiker, langs de President Kennedylaan, Bogershof, Kerkstraat en Overhagenseweg door het plangebied in de richting van Biljoen. De Rozendaalsebeek komt buiten het plangebied weer bovengronds.

Ook voor het bebouwde gebied van Velp-Zuid geldt dat de waterhuishouding in eerste instantie gericht is op het voorkómen van grondwateroverlast. In het plangebied ligt de grondwaterspiegel vrij ondiep. Door de aanwezige klei- en veenlagen zakt hemelwater soms slecht in de bodem en kunnen hoge grondwaterstanden en plassen op het maaiveld ontstaan. Ook staat dit gebied onder invloed van de IJssel en kan kwel optreden bij hoge rivierpeilen. Ter voorkoming van te hoge grondwaterstanden is in een deel van Velp-Zuid een drainagestelsel aangelegd dat nog wordt uitgebreid.

Overtollig hemelwater wordt via straatkolken en leidingen afgevoerd. Op een aantal locaties wordt het overtollige hemelwater afgevoerd via een afzonderlijk hemelwaterriool. Dit hemelwater infiltreert op diverse plaatsen in de bodem of wordt afgevoerd naar de vijvers of watergangen.
In Velp-Zuid heeft het rioolstelsel riooloverstorten op vijvers en watergangen. De riooloverstort loost bij hevige regenval het teveel aan rioolwater op het oppervlaktewater.

Het ingezamelde afvalwater in het plangebied wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap die het effluent uiteindelijk loost op de IJssel. In het Gemeentelijk Rioleringsplan is het rioolsysteem beschreven.

2.5.2 Spelen

In Velp-Zuid zijn op diverse plaatsen speelvoorzieningen voor de jeugd aanwezig. Die voorzieningen bestaan uit zowel speelplekken met daarop speeltoestellen voor verschillende doelgroepen als uit trap- en basketbalveldjes.

Het plangebied bevindt zich in het oostelijke deel van Velp-Zuid. Het oostelijke deel is minder dicht bebouwd dan het westelijke deel en ook de particuliere tuinen zijn vaak groter. In dit deel van Velp-Zuid zijn er 8 speelterreinen met speeltoestellen, ze zijn onder andere gesitueerd aan de Boogaardstraat, de Fuutstraat, het Kemphaanplein en de Rietganssingel. Hier staan speeltoestellen voor de jongere doelgroep. Een trapveld voor verschillende doelgroepen is in de Boogaardstraat, Rietganssingel en Grutto straat. Ook is in de Gruttostraat van een skatevoorziening aanwezig. De speelvoorziening aan de Gruttostraat zal in het kader van het voorliggende plan worden verplaatst. Daarmee wordt invulling gegeven aan de behoefte aan (het behoud van) een speelvoorziening in dit deel van Velp.

2.5.3 Natuur

Velp ligt op een korte overgangszone van het dichte bosgebied van de Veluwe en de uiterwaarden van de IJssel. Zowel de Veluwe als de uiterwaarden van de IJssel zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden in verband met het voorkomen van internationaal belangrijke habitats en soorten.

Deze gebieden en het aan de oostzijde van Velp-Zuid gelegen landgoed Biljoen maken tevens onderdeel uit van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone.

Doordat Velp-Zuid omgeven wordt door waardevol natuurgebied, of agrarisch gebied met landschappelijke- en natuurwaarde, is het aannemelijk dat hier beschermde soorten voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient daarom onderzocht te worden welke significante gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving.

Door de aanwezigheid van veel (oude) bomen in de omgeving kan over het algemeen gesproken worden van relatief hoge natuurwaarde voor een bebouwd deel.

Soorten als huismus, gierzwaluw en gewone dwergvleermuis bouwen hun nesten of hebben verblijfplaatsen in gebouwen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient hier rekening mee te worden gehouden.

2.6 Economische activiteiten

De omgeving van het plangebied bevat diverse economische activiteiten. Zo is op de hoek van de President Kennedylaan en Reigerstraat is enige jaren geleden een nieuw winkelcentrum gerealiseerd ter vervanging van het bestaande centrum. Het winkelcentrum functioneert goed.

Ook is sprake van horeca. In dit verband kan worden vermeld dat in het Titus College aan de Gruttostraat een leerrestaurant is gevestigd.

Ook worden bedrijven en beroepen aan huis uitgeoefend.

2.7 Voorzieningen

In de omgeving van het plangebied zijn diverse voorzieningen aanwezig. Zij het dat het winkelgebied is gelegen in het centrum van Velp. Er zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig zoals scholen.

Aan de Gruttostraat staat de sporthal annex zwembad De Dumpel. Het nu geprojecteerde zwembad zal ter vervanging van dit zwembad worden gebouwd. Aan de Eiberstraat is een sportschool gevestigd.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Het gaat hier om vigerend beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijk

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan.

De uitwerking van de Ecologische hoofdstructuur, welke in onderhavig verband van belang zou kunnen zijn, vindt plaats via de provincies. Dit aspect komt in hoofdstuk 3.2 aan de orde.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), Nota Ruimte en Nota Mobiliteit

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).


De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020-2028 zijn:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van het land;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onderwerpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten gebruiken.


In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.

In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient aangegeven te worden dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Dit aspect komt aan de orde in hoofdstuk 5 Haalbaarheid en afweging.

3.2 Provincie

Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald.

Omgevingsvisie Gelderland.

De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door provinciale staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De hierop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door provinciale staten vastgesteld. De verordening is 16 oktober 2014 gepubliceerd en daags daarna in werking getreden. Op dezelfde dag trad ook de Omgevingsvisie in werking. De Omgevingsvisie wordt regelmatig geactualiseerd. Voor het voorliggende plan is gebruik gemaakt van de op 1 maart 2017 vastgestelde actualisatie.


In de Omgevingsvisie benoemt de provincie als hoofddoelen:

  • Een duurzame economische structuur, waarbij niet meer moet worden gedacht in de termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving; hierbinnen staat het waarborgen en verder ontwikkelen van een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem centraal.

Het onderdeel Visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen.

De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's.


In het onderdeel Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond.

De gemeente Rheden maakt hierin onderdeel uit van de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Belangrijkste opgaven voor de Stadsregio zijn:

  • versterking van de basiseconomie en de topsectoren;
  • versterking van het stedelijk kerngebied;
  • realisatie van een aantrekkelijk regionaal vestigingsklimaat voor wonen en werken;
  • behouden en verbeteren van de leefbaarheid in steden en omringende kernen;
  • verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid;
  • behouden en benutten van de gebiedskwaliteiten.

In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Deze verordening is bindend voor de gemeente. De omgevingsverordening wordt regelmatig geactualiseerd. Voor onderhavig plan is gebruik gemaakt van de op 22 maart 2017 in werking getreden versie.


Omgevingsverordening Gelderland

Voor onderhavig bestemmingsplan zijn de volgende onderwerpen uit de Omgevings- verordening Gelderland van belang:

Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone

Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone worden beschermd door in bestemmingsplannen hiermee rekening te houden. Daarvoor vormt de Omgevingsverordening Gelderland de basis. In de Omgevingsverordening zijn de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone vastgelegd. Binnen het Gelders Natuurnetwerk worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. In de Groene Ontwikkelingszone worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied. Hiervan kan slechts worden afgeweken indien er geen reële alternatieven zijn, sprake is van redenen van groot openbaar belang, de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en samenhang zoveel mogelijk worden beperkt en gelijkwaardig worden gecompenseerd.

Actieplan Vrijetijdseconomie: Ruimte voor ondernemers in de vrijetijdssector 

In november 2011 hebben provinciale staten het Actieplan Vrijetijdseconomie: Ruimte voor ondernemers in de vrijetijdssector vastgesteld. Het provinciale beleid is erop gericht om de vrijetijdssector te versterken en ervoor te zorgen dat de economische én sociale waarde wordt vergroot.

Hierin zijn weinig ruimtelijke ingrepen voorzien. Het accent ligt met name op het beter benutten van hetgeen er aanwezig is met behoud van alle kwaliteiten van de provincie Gelderland.

3.3 Waterschap

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en worden sterk beïnvloed door de klimaatverandering. Er is meer ruimte nodig voor water omdat

klimaatverandering zorgt voor hoge piekafvoeren in de zomer en een gemiddeld hogere waterafvoer in de winter. Het gaat ook om langduriger periodes van droogte en om extreem warm weer, waar vooral stedelijk gebied last van kan hebben. Ook veranderingen in ruimtegebruik, bijvoorbeeld door de landbouw, natuur of recreatie, hebben gevolgen voor het waterbeheer. Het waterschap wil vroegtijdig meedenken over plannen en ontwikkelingen om samen met de gemeente en andere partners te zoeken naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Waterschap Rijn en IJssel werkt hierbij vanuit het Waterbeheerplan 2016-2021 waarin het taakgebied, de doelen en de maatregelen die het waterschap t/m 2021 voor ogen heeft, staan beschreven. Een kompas voor de langere termijn biedt de Watervisie 2030. Beide documenten bieden een samenwerkingsagenda voor ieder die op het gebied van water een belang of betrokkenheid heeft.

Het waterschap laat in het waterbeheerplan zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten in de samenwerking met de partners belangrijk zijn. Vanuit die verkenning is er beleid gemaakt voor de periode 2016-2021, voor de volgende taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.
  • Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer

Het waterschap werkt met de gemeente samen aan een goede ruimtelijke ordening via het proces van de Watertoets. In de watertoetstabel zijn de taakgebieden van het waterschap nader uitgewerkt.

3.4 Gemeente

Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.

3.4.1 Vastgesteld beleid

3.4.1.1 Zwembad/Sportaccomodaties

Het realiseren of behouden van een zwemvoorziening is niet vervat in een wettelijk kader. Schoolzwemmen is niet aan de orde en een zwemvoorziening is niet te bezien als ‘verplichte’ accommodatie voor bewegingsonderwijs. De realisatie of behoud van een zwemvoorziening is een afweging van lokale en regionale belangen, op basis van maatschappelijk, sportieve en financiële kaders.

In het Collegeprogramma 2007-2010 is opgenomen dat de gemeente streeft naar kwalitatieve en goed bereikbare accommodaties. In de Sportvisie 2008-2012 Winnen of verliezen is opgenomen dat sportaccommodaties wezenlijk onderdeel uit maken van het gemeentelijk sportstimuleringsbeleid. Het aanbod en de kwaliteit van sportaccommodaties is van belang om mensen te stimuleren te gaan bewegen. Sportaccommodaties zoals sporthallen, gymzalen en zwembaden zijn onderdeel van het accommodatiebeleid van de gemeente Rheden. De gemeente is eigenaar van de meeste (sport)accommodaties. Het beheer en de exploitatie zijn ondergebracht bij het gemeentelijk Sportbedrijf. In het Uitvoeringsprogramma 2013-2014 wordt de mogelijke oprichting van een intergemeentelijk sportbedrijf benoemd. Deze ontwikkeling is niet langer aan de orde. Lokaal beheer en exploitatie zijn voorbehouden aan het Sportbedijf Rheden.

3.4.1.2 Structuurvisie

In 2006 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 'Een droom om in te wonen' vastgesteld. Een actualisatie van de structuurvisie voor Velp is in voorbereiding. De vertaling van de bevindingen en de resultaten van het interactieve proces zullen worden vastgelegd in een ontwerpstructuurvisie. De formele procedure zal starten na die van het voorliggende plan.

3.4.1.3 Duurzaamheid

De gemeente Rheden heeft in april 2013 Het Groene Akkoord ondertekend en zich daarmee verbonden aan het volgende uitgangspunt:

Wij realiseren een duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Het gaat er om geleidelijk aan meer duurzame woningen, kantoren en andersoortige utiliteitsbouw in onze regio te realiseren, waarbij we sturen op meer dan energiebesparing of duurzame energie. We gaan ook voor minder milieubelastende materialen, een hoog comfort en een betere gebruikskwaliteit. We kijken bij deze ontwikkeling niet alleen naar de nieuwbouw maar nog meer naar de renovatie en verbouw van bestaande gebouwen en woningen. Verder richten we ons niet alleen op een beter aanbod, ook de vraag en het gebruik van de consument en gebouwgebruiker worden nadrukkelijk hierin betrokken.

Naar aanleiding van het Groene Akkoord wordt gebruikt gemaakt van één taal voor duurzaam bouwen, te weten de Gemeentelijke Prestatie Richtlijn (GPR). De gemeente Rheden wil ervaring opdoen met werken met GPR door het toe te passen in projecten.

Voor het voorliggende project is de ambitie gesteld op minimaal niveau 8 van de GPR-Gebouw. Ter vergelijk: bouwen uitsluitend conform het Bouwbesluit resulteert in een GPR-score van 6.

Gebouwen scoren volgens de GPR op vijf thema's: Energie, Gezondheid, Milieu, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Voor het thema energie en gezondheid dient het niveau minimaal 8 te bedragen. Voor de overige thema's ligt de ambitie op een gemiddeld niveau van 8. In het kader van de aanbesteding zal gevraagd worden om invulling te geven aan deze ambitie. Hiermee blijft ruimte bestaan voor innovatieve ideeën. De wijze waarop hierop invulling wordt gegeven is daarbij niet vooraf bepaald. Bij de uitkomsten van de aanbesteding zal duidelijk worden welke maatregelen zijn gekozen. De gemeente Rheden richt zich op het faciliteren van de GPR8 zoals het realiseren van boven- en/of ondergrondse duurzame energiesystemen.

In 2016 heeft de gemeenteraad de nota De Rhedense klimaataanpak vastgesteld.

Zuinig omgaan met energie en grondstoffen, inzet van meer schone en duurzame energiebronnen en inspelen op gevolgen van klimaatverandering als wateroverlast

en hitte, zijn hierin de uitgangspunten.

Zonne-energie speelt een belangrijke rol bij opwekking van elektriciteit en is zeer goed denkbaar als onderdeel van de invulling van de GPR8.

Verder is van belang, dat maatregelen ter anticipatie op het veranderend klimaat (klimaatadaptatie) niet zijn begrepen in de GPR-8. Dit betreft onderdelen als bijvoorbeeld hemelwaterinfriltratie. In paragraaf 5.3 wordt hier nadere aandacht aan besteed.

3.4.1.4 Milieuzonering

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 die op 26 mei 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. De hoofdlijn is als volgt. Ten aanzien van het aspect milieuzonering wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gehanteerd. In nieuwe situaties wordt getoetst aan de richtafstanden. Afwijken van die afstanden is mogelijk mits gemotiveerd (met een onderzoek). 

3.4.1.5 Bodemkwaliteit

De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 31 mei 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan.

De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.

3.4.1.6 Niet-gesprongen explosieven

In opdracht van de gemeente is in 2014 een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog.

Dit onderzoek is in februari 2016 verfijnd. De resultaten voor het plangebied zijn in beeld gebracht.

De wijze waarop met de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven wordt omgegaan is vastgelegd in de Nota Standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015.

3.4.1.7 Parkeren

Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.

3.4.1.8 Spelen

In 2008 is de Beleidsnota R(h)eden te meer om te spelen 2008 - 2013 vastgesteld. Daarna is op 27 januari 2015 het rapport Evaluatie Speelbeleid vastgesteld. De beleidsnota is een onderdeel van het jeugd- en jongerenbeleid in de gemeente. Het doel is 3% (per hectare uitgegeven gebied) speelruimte te creëren en te behouden voor verschillende doelgroepen (4 - 17 jaar).

Daarbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • 4 - 14 jaar, hiervoor zijn de speelterreinen en speelvelden bedoeld;
  • 10 - 17 jaar, hiervoor zijn speelvelden als trapvelden, basketbalvelden, skatevoorzieningen en de jongerenontmoetingsplaatsen (jop) bedoeld.

Voor alle groepen moeten in de dorpen voorzieningen aanwezig zijn. Afhankelijk van de voorziening (jop of speelplek) wordt overleg gevoerd met diverse belanghebbenden. De voorzieningen moeten voldoen aan het Warenwetbesluit Attractie- en Speelvoorzieningen en aan geldende milieuregels.

3.4.1.9 Water

Het huidige Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2014 tot en met 2017. Met dit GRP voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. In dit plan heeft de gemeente samen met Waterschap Rijn en IJssel het rioleringsbeleid vastgelegd.

De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid.

Ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater, binnen het stedelijke gebied, is geborgd in het GRP.

Omgaan met hemelwater en grondwater is geregeld in de in oktober 2015 vastgestelde Verordening Afvoer hemelwater en grondwater 2015.

3.4.1.10 Toerisme

Het toeristisch-recreatief beleid is erop gericht meer aanbod te genereren voor toeristen en bezoekers aan de gemeente Rheden. De daadwerkelijke uitbreiding afhankelijk is van ondernemers en hun plannen voor nieuwe bedrijvigheid.

Inmiddels is op dit beleidsterrein door de gemeenteraad in september 2016 het Masterplan Toerisme vastgesteld.

3.4.1.11 Cultuurhistorie

De gemeenteraad heeft in 2012 de Erfgoednota Levend Verleden vastgesteld. In deze nota is het integraal erfgoedbeleid over de jaren 2012-2016 vastgelegd waarin niet alleen de zorg voor monumenten maar ook de zorg voor archeologie, het historisch landschap en het immaterieel erfgoed centraal staat, alles in nadrukkelijke relatie tot het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Om de bijzondere identiteit van Rheden te behouden, is in de nota de volgende visie geformuleerd:

"Het cultuurhistorisch erfgoed is van cruciaal belang voor de ruimtelijke en sociale karakteristiek van de gemeente Rheden. In het verleden wordt de basis gezocht voor de toekomst. Het doel van het erfgoedbeleid is dan ook het in goede staat doorgeven van het cultuurhistorisch erfgoed aan volgende generaties. Dit doel wordt nagestreefd door het behoud van het erfgoed als onlosmakelijk onderdeel in het ruimtelijk beleid te integreren en door erfgoed als inspiratiebron, motor en toetssteen in een vroegtijdig stadium te betrekken bij het ruimtelijke beleid en andere relevante beleidsvelden. Waar nieuwe ontwikkelingen daarom vragen, zal worden ingezet op functie- verandering en herbestemming met behoud van de belangrijkste historische karakteristieken. Voor erfgoed dat volgens het Erfgoedplan essentieel is voor de ruimtelijke identiteit van de gemeente wordt de hoogste prioriteit gegeven aan instandhouding. Waar instandhouding van erfgoed niet mogelijk of om zwaarwegende redenen niet wenselijk blijkt, zal dit in ieder geval niet ongekend verloren gaan. De gemeente zal een platform bieden voor het verzamelen van het immateriële erfgoed. Het beleid wordt praktisch en gemakkelijk hanteerbaar vormgegeven met een minimum aan regels en binnen de al aanwezige wettelijke kaders. Bij de uitvoering van het beleid staat het belang van het erfgoed en de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar daarvan centraal en wordt waar mogelijk de samenwerking gezocht met andere partners en beleidsvelden."

De visie is voor de dragende delen van het erfgoed: het historisch landschap, de archeologie, de historische stedenbouw en het immateriële erfgoed aan de hand van vijf thema's nader uitgewerkt in beleidsvoornemens voor de periode 2012-2016. Nagestreefd wordt voor ieder van deze onderdelen:

  • behoud en ontwikkeling van het erfgoed;
  • de vermeerdering van kennis;
  • het delen van kennis;
  • samenwerking door alle betrokkenen;
  • de wens om erfgoed uit te dragen en te vermarkten.

Een overzicht van de voornemens is opgenomen in de bij de nota opgenomen uitvoeringsagenda. Het betreft de voornemens binnen de huidige personele en financiële capaciteit alsmede een aantal voornemens dat extra capaciteit zal vragen.


De gemeenteraad heeft verder in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoordt. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals-) vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door burgemeester en wethouders bepaald op basis van het advies van de regioarcheoloog die zijn advies opstelt aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.


In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen. De archeologische bepalingen uit dat bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

Hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan

Het voorliggende plan is opgesteld volgens de huidige landelijke digitale opzet (digitale standaarden). Het toekennen van de bestemmingen, de gebruikte symbolen en de opbouw van de regels zijn hierop afgestemd.

4.1 Systematiek

Het voorliggende plan is opgesteld volgens de huidige landelijke digitale opzet (digitale standaarden). Het toekennen van de bestemmingen, de gebruikte symbolen en de opbouw van de regels zijn hierop afgestemd.

4.2 Toedeling bestemmingen en aanduidingen

Het plan kent maar drie bestemmingen: Groen, Sport-zwemvoorziening en Waarde-Archeologie 3. Het plan is flexibel opgezet. De toegang kan worden gerealiseerd binnen de daarvoor aangegeven strook 'ontsluiting' aan de kant van de Gruttostraat. De speelvoorziening moet worden gerealiseerd binnen het vlak dat met 'speelvoorziening' is aangeduid en moet minimaal 900 m2 bedragen. De zwemvoorziening zelf moet binnen het bouwvlak van de bestemming 'Sport-zwemvoorziening' worden gebouwd. Het bouwvlak kan worden bebouwd tot een oppervlakte van 3000 m2. Parkeren is overal mogelijk binnen de bestemming 'Sport-zwemvoorziening'.

Om een goed geluidniveau richting het perceel Reigerstraat 15a te kunnne borgen, is voorzien in de aanduiding 'geluidscherm' op de grens met de speelvoorziening. Als hetzelfde geluidnievau op een andere manier geborgd kan worden, dan mag worden afgeweken van de plicht tot het plaatsen van een geluidscherm op deze plek.

De bestemming 'waarde-Archeologie 3' is opgenomen vanwege de lage archeologische verwachtingswaarde ter plekke en sluit aan bij het vastgestelde Parapluplan Archeologie.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid en afweging

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.

Ook wordt ten aanzien van de nieuwe stedelijke ontwikkeling verantwoording afgelegd volgens het bepaalde in artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening inzake de onderbouwing van de behoefte.

5.1 Het rijksbelang

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

kader

Geconcludeerd kan worden dat in onderhavig bestemmingsplan geen onderwerpen aan de orde zijn zoals bedoeld in het Barro.

Besluit ruimtelijke ordening

kader

Huidig kader

Ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)dient een nieuwe stedelijke ontwikkeling te worden getoetst aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is neergelegd in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro.

De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen:

1. Voorziet de voorgenomen stedeliijke ontwikkeling in een acute regionale behoefte?

2. Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?

3.Indien de stedelijke ontwikkleing niet kan plaatsvinden in het bestaand stedelijk gebied, moet gezocht worden naar een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte.

De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ruimtevraag, beschikbare ruimte en ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

Toekomstig kader na aanpassing van de Ladder

In juni 2016 heeft de Minister van IenM een aantal wijzigingen van de Ladder voorgesteld. Een belangrijke wijziging is dat de hiervoor beschreven afzonderlijke treden worden losgelaten. De eerste en de tweede trede worden samengevoegd en de derde trede komt te vervallen, waardoor sprake zal zijn van een meer integraal afgewogen toets. Van een ladder kunnen we dan dus eigenlijk niet meer spreken. Daarnaast wordt de uitgebreide motivering beperkt tot nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten het bestaand stedelijk gebied. Verder wordt het in de praktijk als lastig ervaren begrip ‘actuele regionale behoefte’ vervangen door het eenvoudiger begrip ‘behoefte’ en wordt een nieuw onderdeel toegevoegd waarmee het mogelijk wordt een dubbele Laddertoets bij flexibele planvorming te voorkomen. Het streven is de herziene Ladder in 2017 in werking te laten treden. Uiteindelijk zal de gewijzigde Ladder via het invoeringsbesluit van de Omgevingswet worden ingevoegd in het Besluit kwaliteit leefomgeving. De strekking van de Ladder blijft daarbij gelijk. Voor het voorliggende plan wordt uitgegaan van de vigerende tekst van het Bro.

Beoordeling

Trede 1: bepalen regionale vraag naar ruimte voor de voorgenomen stedelijke ontwikkeling

  • Stedelijke ontwikkeling - regionale vraag

In trede 1 wordt de regionale ruimtevraag voor stedelijke ontwikkelingen bepaald. Wat onder het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’ moet worden verstaan, volgt uit artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Volgens de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van IenM vallen onder het begrip ‘andere stedelijke voorzieningen’ onder meer accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Het voorliggende zwembad kan worden aangemerkt als een 'andere stedelijke voorziening'.

  • 2008 - toekomstvisie zwembaden gemeente Rheden

Eind 2007 is gestart met een zwembadenstudie waarbij de volgende vraag centraal stond: Ontwikkel, aan de hand van een objectief en deskundig behoefteonderzoek, een toekomstvisie voor de zwembaden in de gemeente Rheden dat door middel van mogelijke toekomstscenario’s en consequenties wordt vormgegeven. Dit onderzoek is in februari 2008 afgerond. De belangrijkste conclusie was dat er behoefte bestond aan een nieuwe overdekte zwemvoorziening in de gemeente Rheden geschikt voor zweminstructie, doelgroepen en competitie en trainingen voor diverse zwemsportactiviteiten. Op basis van deze uitkomsten en mede in verband met de spreiding van omliggende zwembaden, is primair de kern Rheden of de kern Velp als locatie van een nieuwe zwemvoorziening geadviseerd.

Bedoelde zwembadenstudie is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd (Bijlage 1 Eindrapportage 'Toekomstvisie zwemmen in Rheden').

  • Raadsbesluit mei 2008 - Amendement locatieonderzoek en haalbaarheidsstudie

De conclusie van de studie is op 27 mei 2008 in de gemeenteraad besproken. Op basis van een amendement heeft de gemeenteraad toen het volgende besluit genomen:

- de conclusies zoals vastgelegd in het uitgevoerde behoefteonderzoek voor kennisgeving aan te nemen;

- het college opdracht te geven een locatieonderzoek en haalbaarheidsstudie uit te voeren op basis waarvan finale besluitvorming door de raad kan plaatsvinden.

  • Raadsbesluit september 2009 - Voortzetten onderzoek realisering zwemvoorziening aan de Gruttostraat 

De conclusie van de locatie en haalbaarheidsstudie was dat de realisatie van een nieuwe overdekte zwemvoorziening in de kern Velp (omgeving van De Dumpel) het meest kansrijk is. De uitkomsten van deze studie zijn op 29 september 2009 in de raad besproken. Daarna is het besluit genomen om het onderzoek naar realisering van een zwemvoorziening op de locatie aan de Gruttostraat te Velp voort te zetten waarbij specifiek aandacht wordt gegeven aan:

- een stedenbouwkundige onderbouwing voor de locatie;

- mogelijke samenwerking (qua investering en exploitatie) met marktpartijen;

- overleg met omwonenden van de locatie;

- onderzoek naar mogelijkheden voor het verkrijgen van extra financiële middelen voor de realisering van een nieuwe zwemvoorziening.

  • Raadsbesluit 2015 - Nota van uitgangspunten, uitgewerkt bij raadsbesluit van 30 juni 2015 (stap 1) en van 12 januari 2016 (stap 2)

De uitgangspunten voor de gewenste nieuwe zwemvoorziening zijn begin 2015 geactualiseerd. Op 24 maart 2015 is hiertoe door de raad de procesaanpak vastgesteld, bestaande uit 2 stappen. Stap 1 behelst de actualisatie van de uitgangspunten. Op 30 juni 2015 heeft de gemeenteraad de Nota van Uitgangspunten vastgesteld en daarmee besloten tot een nieuwe zo duurzaam mogelijke zwemvoorziening in de kern Velp in de omgeving van De Dumpel (zie Bijlage 2 Nota van Uitgangspunten, Stap 1). Een locatie in de kern Rheden is daarbij afgevallen omdat eerdere synergievoordelen van een gecombineerd zwembad zijn vervallen. Dit hangt samen met de ingrijpende verbouwing van het aanwezige zwembad De Hangmat die inmiddels heeft plaatsgevonden. Een locatie in de kern Dieren is afgevallen vanwege de overlap met de primaire verzorgingsgebieden van de omliggende zwembaden in Doesburg en in Brummen. Een zwembad in Dieren zou leiden tot ongewenste concurrentie. Een locatie Velp is nadrukkelijk in beeld gebracht omdat vanuit het primaire verzorgingsgebied (Velp, de wijken in Arnhem en de kern Rheden) de grootste animo hiervoor wordt gegenereerd. Ook heeft Velp de grootste bevolkingsdichtheid en bevat het de meeste potenti:ele doelgroepen. Inzoomend op een locatie rond de Dumpel kan worden vermeld dat deze locatie beschikt over een goede bereikbaarheid per openbaar vervoer, fiets dan wel auto. Daarnaast ontstaat er synergie doordat er functies gekoppeld worden (koppeling met sporthal en onderwijs).

Stap 2 behelst de beoordeling van de drie naar voren gekomen opties ( alledrie in de omgeving van de Dumpel) op onder meerruimtelijke impact, tijd en geld. Daarbij is de onderhavige locatie als voorkeurslocatie naar voren gekomen. Stap 2 is door de raad vastgesteld op 23 februari 2016 (zie Bijlage 3 Notitie Voorkeurslocatie, Stap 2).

Opgemerkt wordt, dat het nieuwe zwembad een vervanging van een al bestaande voorziening betreft. De invulling van de vraag verhuist daarmee van de bestaande locatie naar de nieuwe locatie.

Voor wat betreft de kwalitatieve vraag kan aanvullend worden opgemerkt dat gebleken is dat behoefte bestaat aan een gemoderniseerde zwemvoorziening waarmee met name de faciliteiten voor het verenigingszwemmen en het wedstrijdzwemmen worden afgestemd op de huidige maatstaven. Ook op het onderdeel duurzaamheid wordt meerwaarde behaald. Op dit onderdeel wordt nader ingegaan in paragraaf 3.4.1.3 van deze toelichting.

In de handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking wordt onder de regionale vraag ook verwezen naar de lokale behoefte. De behoefte aan een gemoderniseerde zwemvoorziening blijkt uit bovengenoemde onderzoeken en studies.

Kortom, met de ruimtevraag in beeld voorziet de voorgenomen ontwikkeling in een actuele behoefte en komt trede 2 van de ladder in beeld.

Trede 2: bouwen binnen bestaand stedelijk gebied

Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen bestaand stedelijk gebied door op lege plekken de ruimte in te vullen, een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden. De definitie van bestaand stedelijk gebied in het Bro is als volgt: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

De ladder gaat ervan uit dat invulling van ruimtebehoefte in het algemeen het beste op het niveau van de regio kan worden afgewogen. Zoals aangegeven bij trede 1 komt de behoefte vooral voort uit een lokale behoefte. In deze ruimtevraag kan elders in de regio niet worden voorzien. Wel is nog onderzocht of in samenwerking met de gemeente Arnhem voor een gecombineerde locatie kan worden gekozen. Specifiek is daarbij gekeken naar de locatie Valkenhuizen (zie Bijlage 2 Nota van Uitgangspunten, Stap 1, paragraaf 4.3). Deze locatie is afgevallen vanwege de afstand tot de Rhedense kernen. Ook is de zwemwatercapaciteit ter plekke niet geschikt voor een dergelijke combinatie.

Binnen het bestaand stedelijk gebied is gezocht naar geschikte locaties van voldoende omvang en met vergelijkbare gebiedskwaliteiten. Zoals hierboven vermeld, is met het vaststellen van de Nota van Uitgangspunten besloten tot een nieuwe, zo duurzaam mogelijke zwemvoorziening in de kern Velp in de omgeving van De Dumpel. Deze uitgangspunten zijn in 2016 geactualiseerd om te komen tot de voorkeurslocatie. Uitgewerkt zijn de volgende locaties:

A. De Gruttostraat waar nu een skatebaan en trapveld zijn gelegen;

B. De Reigerstraat op de plek van de voormalige Bestuursacademie;

C. De Locatie van het huidige zwembad de Dumpel.

De locatie De Dumpel is daarbij ruimtelijk slecht inpasbaar gebleken. Daarnaast zou deze locatie leiden tot een zwembadloze periode, wat niet gewenst is.

Kiezen voor locatie A De Gruttostraat zou maken dat het trapveld en de skatebaan moeten wijken. Behoud van het trapveld en de skatebaan, is echter essentieel. Verplaatsing van deze speelvoorzieningen in de omgeving is, gezien de beperkt beschikbare ruimte en de geldende milieuregels, nagenoeg onmogelijk.

Met een keuze voor locatie B De Reigerstraat is weliswaar behoud van het trapveld en de skatebaan gewaarborgd maar bestaat er een uitdaging als het gaat om het oplossen van het parkeervraagstuk en een veilige en functionele ontsluiting van het verkeer.

Een combinatie van locatie A en B komt tegemoet aan de ruimtelijke voorkeur en maakt behoud van een trapveld en skatebaan in de directe omgeving mogelijk. Een combinatie van beide locaties biedt meer mogelijkheden voor een optimale stedenbouwkundige en verkeerskundige invulling.

 

Met de voorkeur voor een combinatie van Locatie A en B wordt eveneens grotendeels tegemoet gekomen aan de reacties welke zijn ingekomen van de omgeving en gebruikers:

  • het trapveld en de skatebaan kunnen in de omgeving worden behouden;
  • een doorkijk vanaf de Eiberstraat richting de overzijde van de Reigerstraat is deels nog mogelijk;
  • het zwembad kan verder van de dichtstbijzijnde woningen geprojecteerd worden (t.o.v. Locatie A);
  • het parkeren en de ontsluiting kan op de voorkeurslocatie veilig en functioneel worden opgelost waardoor er geen sprake zal zijn van extra parkeer- en verkeersdruk in de wijk;
  • er is een zwemvoorziening beschikbaar tijdens de bouw.

Conclusie

Omdat de ruimtevraag volledig kan worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied volgens de definitie in het Bro, is trede 3 niet aan aan de orde.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het voorliggende bestemmingsplan aansluit bij de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.

5.2 Het provinciale belang

Geconcludeerd kan worden dat de aard van het bestemmingsplan zodanig is dat het provinciale beleid, anders dan vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, niet aan de orde is. Gelet op de omgevingsverordening gaat het om de volgende onderwerpen.

Bodembeschermingsgebied

Het buiten de gemeente gelegen drinkwaterpompstation is op onderstaande kaart in blauw aangegeven. Om dat station is met een rode lijn de boringsvrije zone aangegeven. Het plangebied ligt buiten deze zone.

Nagenoeg het hele dorp Velp ligt binnen het intrekgebied intrekgebied. Het grondwater in dit gebied zal binnen 1000 jaar de pompputten van het waterbedrijf bereiken. Dit gebied is met een schuine arcering op onderstaande afbeelding aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0010.png"

uit: Omgevingsverordening Gelderland

De in het plan gegeven bestemming voldoet aan hetgeen in de Omgevingsverordening Gelderland is gesteld voor het intrekgebied.

Gelders Natuurnetwerk en Groene ontwikkelingsruimte

Uit de Omgevingsverordening Gelderland blijkt dat het plangebied niet grenst aan het Gelders Natuurnetwerk (aangegeven met een donkergroene kleur om onderstaande afbeelding) en ook niet aan de Groene Ontwikkelingsruimte (lichtgroen).

Volledigheidshalve is getoetst of het plangebied betrekking heeft op het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingzone (GO) zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland. Dit is niet het geval. Op onderstaande afbeelding is de ligging ten opzichte van het GNN en de GO weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0011.jpg"

Groene ontwikkelingszone (lichtgroen), Gelders Natuurnetwerk (donkergroen)

In paragraaf 5.4.6 Natuurwaarden wordt hier verder op ingegaan.

Nationaal landschap

In de Omgevingsverordening Gelderland is voorts vastgelegd de ligging van het Nationaal Landschap (groene arcering). Het plangebied ligt hierbuiten en heeft hier ook geen invloed op. Voor de gegeven bestemming heeft dit dus geen gevolgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0012.png"

Nationaal Landschap (gearceerd)

5.3 Het waterschapsbelang

In de Waterbeheerplannen van het waterschap Rijn en IJssel zijn geen projecten beschreven die nopen tot een regeling in onderhavig plangebied.

Of een bestemmingsplan het belang van het waterschap raakt, wordt door het waterschap getoetst.

De belangen van het waterschap zijn binnen het watertoetsproces mee gewogen.

5.4 Onderzoek

Hier wordt de afweging beschreven die gemaakt is bij het leggen van de toepasselijke bestemmingen. Indien noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen, wordt ingegaan op het opgestelde rapport.

5.4.1 Milieuzonering

kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

1. Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;

2. Het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstanden voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. In nieuwe situaties wordt getoetst aan de richtafstanden. Afwijken van die afstanden is mogelijk mits gemotiveerd (met een onderzoek ).

beoordeling

In onderhavige situatie betekent het onderdeel milieuzonering het volgende. Het plan maakt een zwembad een een speelvoorziening mogelijk. Voor een overdekt zwembad (SBI-code 931.1, milieucategorie 3.1) wordt voor geluid een indicatieve afstand van 50 meter aangegeven voor het omgevingstype 'rustige woonwijk' en 30 meter voor het omgevingstype 'gemengd gebied' Voor een speelvoorziening zoals een voetbalkooi en een skatebaan zijn in de VNG uitgave bedrijven en milieuzonering geen afstanden opgenomen. Aangezien geluid hierbij een belangrijk aspect is wordt dit in het bijgevoegde onderzoek beschouwd. Afwijken van de afstanden is mogelijk mits er uit een akoestisch onderzoek blijkt dat er een acceptabel woon- en leefklimaat mogelijk is.

In opdracht van de gemeente heeft DGMR een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek met kenmerk M.2016.0454.00.ROO1 van 5 april 2017 is als 'Bijlage 4 akoestisch onderzoek zwembad en speelvoorziening' bijgevoegd.

De omgeving van het plangebied kan deels getypeerd worden als een rustige woonwijk en deels als gemengd gebied. In de onderstaande figuur 3 uit het bijgevoegde akoestisch rapport is een uitsnede van de milieuzoneringskaart van bestemmingsplan Velp Zuid (zoals vigerend ten tijde van het opstellen van het akoestisch onderzoek) weergegeven. afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0013.png"

Doel van het onderzoek is het vaststellen van de geluidsemissie naar de omgeving vanwege het zwembad en de speelvoorziening, het vaststellen van de geluidsbelasting op de omgeving en het toetsen van de berekende geluidsniveaus aan de betreffende voorschriften. Daarbij gaat het om de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus als gevolg van de representatieve bedrijfssituatie en de indirecte hinder als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkeling.

Uit het onderzoek blijkt dat bij een deel van de woningen aan de Eiberstraat in de dag- en avondperiode niet voldaan wordt aan de toetswaarden uit stap 2 van Bedrijven en milieuzonering. Het betreft een overschrijding van ten hoogste 8 dB (A). De maatgevende geluidsbron is het geluid afkomstig van de spelende kinderen in de voetbalkooi en op de skatebaan. Ook aan de 5 dB(A) minder strenge toetswaarden uit stap 3 van Bedrijven en milieuzonering wordt niet

voldaan. De overschrijding bedraagt dan ten hoogste 3 dB(A).

De gemeente Rheden vindt het wenselijk dat de speelvoorziening zo wordt ingevuld dat er bij de bewoners aan de Eiberstraat wel wordt voldaan stap 3. Dit kan bereikt worden door het treffen van maatregelen zoals bijvoorbeeld overdrachtsmaatregelen. Dit wordt geborgd in de bestemmingsplanregels. In de regels is opgenomen dat de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus [dB(A)] bij de woningen aan de Eiberstraat maximaal 50-45-40 dB(A) mogen zijn in respectievelijk de dag, de avond en de nachtperiode. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met het geluid van de spelende kinderen.

Verder geldt specifiek ten aanzien van het perceel Reigerstraat 15a dat het gelet op het huidige toegestane gebruik en op de toegestane functies, wenselijk is gevonden om inzicht te hebben in de toekomstige situatie in relatie tot de speelvoorziening. Daarom is in opdracht van de gemeente Rheden een tweede akoestisch onderzoek verricht door DGMR. In dat onderzoek is ook in beeld gebracht welke maatregelen denkbaar zijn om de speelvoorziening nader akoestisch in te bedden. Dit heeft ertoe geleid dat is gekozen voor het verplicht plaatsen van een scherm van 2 m. Een scherm van 2 m levert namelijk enerzijds een aanzienlijke geluidsreductie op, terwijl dit anderzijds geen onevenredige afbreuk doet aan de beoogde goede ruimtelijke kwaliteit.

Verder merken wij op, dat het akoestisch onderzoek is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. Omdat het voorliggende bestemmingsplan flexibel is van opzet, is het denkbaar dat door de wijze van uitvoering een lagere geluidbelasting kan worden bereikt dan berekend. In dat geval kan worden afgeweken van de verplichte plaatsing van een geluidscherm, mits de geluidbelasting overeen zal komen dan wel lager zal zijn dan de uitgangspunten zoals weergegeven in het akoestisch onderzoek. Dit wordt in de planregels geborgd.

Aangehaald akoestisch onderzoek is als Aanvulling geluidsonderzoek Reigerstraat, Velp aan deze toelichting toegevoegd.

conclusie

Door het opnemen van voorwaardelijke regels in het bestemmingsplan is er vanuit het aspect milieuzonering is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

5.4.2 Bodemverontreiniging

kader

Bij een evidente wijziging van de bestemming moet onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.


beoordeling

Er is juridisch-planologisch geen sprake van een evidente functiewijziging. Wel is er sprake van een nieuw bouwvlak. Het plangebied is gezien het gebruik in het verleden niet verdacht van bodemverontreiniging. Het tbv het nieuwe bouwblok benodigde bodemonderzoek kan dan ook worden uitgesteld tot de aanvraag voor omgevingsvergunning, onderdeel bouw.

conclusie

Vanuit het aspect bodem is er geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

5.4.3 Niet-gesprongen explosieven

kader

Bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt zoals is vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015 vanwege de gemeentelijke zorgplicht bij het leggen van bouwvlakken in verdachte gebieden waar nodig een onderzoek gevraagd naar de aanwezigheid van ongesprongen explosieven.

beoordeling

In opdracht van de gemeente is een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. Het aspect niet gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan

conclusie

Het aspect niet gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.4 Geluid

kader

De Wet geluidhinder is voor het onderdeel weg- en railverkeerslawaai van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die zijn geprojecteerd binnen zones van (al dan niet) in het plangebied gelegen wegen. Wegen die deel uitmaken van een woonerf en van een 30-kilometer zone zijn daarvan uitgezonderd.

beoordeling

Het bestemmingsplan laat geen geluidgevoelige bestemmingen toe. Ook is het geprojecteerde zwembad geen geluidhinderlijke inrichting onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder is daarom voor dit bestemmingsplan niet van toepassing.

Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het niettemin relevant om ook uit akoestisch oogpunt een goede afstemming op de omgeving te bewerkstelligen. Daarom zijn de akoestisch gevolgen van de ontwikkelingen onderzocht en in beeld gebracht. De hiertoe verrichte onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 4 akoestisch onderzoek zwembad en speelvoorzieningen Bijlage 5 Aanvulling geluidsonderzoek Reigerstraat, Velpbij deze toelichting. In paragraaf 5.4.1 Milieuzonering is hierop ingegaan.

conclusie

Uit de Wet geluidhinder volgen geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

5.4.5 Externe veiligheid

kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.

Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn. In de tweede plaats gaat het om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden.

Voor transportassen zijn regels vastgelegd in het Besluit Transport externe veiligheid, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleiding (BEVB) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm, maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het bestemmingsplan


beoordeling externe veiligheid

Het plan maakt de bouw van een zwembad en een speelvoorziening mogelijk. Dit zijn geen kwetsbare objecten. In de omgeving van het plan vinden geen activiteiten met de gevaarlijke stoffen plaats.

conclusie externe veiligheid

Vanuit het aspect externe veiligheid is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan. Ten slotte wordt ten overvloede opgemerkt dat de voorgenomen ontwikkeling zelf geen risico vormt uit het oogpunt van externe veiligheid.

5.4.6 Natuurwaarden

kader

De bescherming van gebieden is vastgelegd de Wet Natuurbescherming en de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). De bescherming van soorten is ook geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermings- zones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen deze gebied mag de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.

Het landelijke Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone.

Daarnaast wordt worden in de Omgevingsverordening het Waardevol open gebied en het Nationaal landschap beschermd.

Soortenbescherming

Ook de bescherming van soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen deze kunnen hebben voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring van een beschermde soort of vernietiging van het leefgebied of een vaste rust- of verblijfplaats, kan het project strijdig zijn met de Wet natuurbescherming.

Deze wet kent drie verschillende beschermingsregimes voor:

  • alle van nature in het wild levende vogels: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Vogelrichtlijn;
  • soorten opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I en II van het Verdrag van Bern en bijlage II van het Verdrag van Bonn: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Habitatrichtlijn;
  • andere soorten genoemd in bijlage A van de Wet natuurbescherming: de bescherming van deze soorten, die veelal op de rode lijst staan, is iets minder stringent dan die van de Vogel- en habitatrichtlijn.

De provincie Gelderland heeft in haar omgevingsverordening aangegeven voor welke algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen.

beoordeling

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op een afstand van ca. 670 m afstand van het Natura 2000-gebied Rijntakken en op ca. 1.300 m afstand van het Natura 2000-gebied Veluwe. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een mogelijk effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000-gebieden. De Natura 2000-gebieden zijn in groen aangeduid op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0014.png"

Het plangebied omvat geen gebieden die zijn aangeduid als Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelingszone. Het plan maakt ook geen nieuwe functies mogelijk die een effect zouden kunnen zijn op de kernkwaliteiten van het GNN of GO. In onderstaande afbeelding is het GNN met een donkergroene kleur aangeduid, het GO met een lichtgroene kleur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0015.png"

Soortenbescherming

Ten behoeve van de realisatie van het zwembad zal de bestaande bebouwing worden gesloopt. Om te beoordelen of deze ontwikkeling mogelijk is, is in 2014 een quick scan flora en fauna uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat zich in de gebouwen mogelijk vaste rust- en verblijfplaatsen van huismussen en vleermuizen bevinden. In 2016 is nader onderzoek uitgevoerd naar mogelijke verblijfplaatsen.

Uit het nader onderzoek van Ekoza d.d. 22 september 2016 blijkt dat er zich in het plangebied geen nesten van huismussen of verblijfplaatsen van vleermuizen bevinden. Het plangebied wordt wel door huismussen en enkele gewone dwergvleermuizen gebruikt om te foerageren. Na de ingreep blijft er voldoende foerageergebied in de omgeving aanwezig. Een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.

Met dit onderzoek, dat voldoende inzicht geeft in te beschermen natuurwaarden, wordt ingestemd. Het is als bijlage bij deze toelichting gevoegd (Bijlage 6 Nader onderzoek Ecologie, Reigerstraat, Velp).
Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat ten allen tijde rekening moet worden gehouden met de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet natuurbescherming.


conclusie

Het aspect natuurwaarden is geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

5.4.7 Cultuurhistorie

kader

Vanaf 2007 geldt de verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoed wet in werking getreden die onder andere de Monumentenwet 1988 vervangt.

Ten aanzien van archeologie blijven belangrijke punten:

  • nadruk op 'behoud in situ'; archeologische resten moeten zoveel mogelijk in de bodem zelf bewaard blijven;
  • toepassing van het principe dat de verstoorder betaalt. De initiatiefnemer/ projectontwikkelaar betaalt de kosten voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek;
  • maar is het vergunningenstelsel voor opgravingen vervangen door een certificeringstelsel. Alleen conform de bepalingen van de Erfgoed wet gecertificeerde bedrijven en overheidsdiensten mogen een opgraving verrichten. In de wet is voorzien in een overgangsbepaling.

Daarnaast dient in deze toelichting beschreven te worden de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

beoordeling

De mate waarin een verwachting op het aantreffen van relicten bestaat, is vastgelegd in een paraplubestemmingsplan. Dat recente bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïncorporeerd. Het gebied heeft een lage archeologische verwachtingswaarde en het plangebied is al geroerd. Er worden dan ook geen bijzonderheden verwacht en het is niet waarschijnlijk dat verdere maatregelen nodig blijken.

Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd zijn. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijk) waardevolle relicten. Dat melden dient terstond te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS).

conclusie

Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaat geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.

5.4.8 Water

kader

Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoud- kundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

beoordeling

Bij dit plan is het omgaan met hemelwater aan de orde. In dat verband zou worden gehanteerd de volgorde: water zoveel mogelijk vasthouden, vervolgens het overtollig water tijdelijk bergen en in de laatste plaats het afvoeren van water.

In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.

Waterhuishoudkundige aspect   Relevant   Omschrijving  
1   veiligheid   nee   In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel.  
2   wateroverlast   ja   In het plangebied is kans op wateroverlast door extreme buien als gevolge van klimaatverandering. Zie onderstaande toelichting.  
3   riolering   ja   Voorkomen dient te worden dat schoon hemelwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen-infiltreren-afvoeren). Zie verder onderstaande toelichting  
4   watervoorziening   nee    
5   volksgezondheid   nee   Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Rekening moet worden gehouden met het minimaliseren van milieuhygiënische risico's.  
6   bodemdaling   ja   In het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond. Eventuele zettingen als gevolg van grondwaterstandsdaling zijn in de omgeving wel mogelijk.
Zie onderstaande toelichting  
7   grondwateroverlast   ja   In het gebied zijn de grondwaterstanden overwegend hoog vanwege de aanvoer van water vanaf de Veluwe en soms optredende hoge IJsselwaterstanden.
Zie onderstaande toelichting  
8   oppervlaktewater- kwaliteit   nee   In het plangbied is geen oppervlaktewater aanwezig.  
9   grondwaterkwaliteit   nee    
10   verdroging   nee    
11   natte natuur   nee    
12   inrichting en beheer   nee   In het plangebied bevinden zich geen wateren die in beheer zijn bij het waterschap.
Rioleringswerken zijn in beheer bij de gemeente.  

De uitkomsten van de tabel geven aanleiding voor de volgende toelichting.

ad 2 en 3 wateroverlast en riolering

In het plangebied wordt afvalwater ingezameld en afgevoerd via gemengde riolering. Voor afvoer van hemelwater vanaf daken en verhardingen moet gezocht worden naar mogelijkheden om het water niet op het gemengde rioolstelsel te lozen. Hiermee worden riooloverstortingen op oppervlaktewater en water op straat (bij hevige regenbuien) beperkt. Dit wordt onder andere bereikt door het afkoppelen van hemelwater, ofwel niet aansluiten op de riolering, en de aanleg van bergingsvoorzieningen en infiltratievoorzieningen.

Er is plaatselijk een gescheiden riolering aangelegd, dat wil zeggen een afzonderlijk vuilwater- en hemelwaterriool. Door maatregelen in het nieuwe Gemeentelijke Rioleringsplan worden leidingen aangebracht die het hemelwater op een adequate wijze verwerken (o.a. in wadi's nabij het plangebied) zodat wateroverlast en verontreiniging wordt voorkomen. De uitbreiding van het verharde oppervlak ten opzichte van het huidige aangesloten oppervlak wordt aangesloten op de nieuw aangelegde leidingen.

Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via het gemengde riool.

In het plan zijn alle rioleringsvoorzieningen toegestaan, onder andere boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen, bergingskelders en rioleringen.

ad 6 en 7 Bodemdaling en overlast grondwater

Bij grondwaterstandsverlagingen ten behoeve van bouwactiviteiten kunnen in de omgeving van het plangebied bodemdalingen optreden door zettingen van de aanwezige klei- en veenlagen. Ook is een (tijdelijke) onaanvaardbare daling van de grondwaterstand in relatie tot de omliggende natuurgebieden en vijvers als gevolg van bemaling mogelijk .

In verband met mogelijk aanwezige slecht doorlatende grondlagen kunnen bij het doorbreken daarvan ten behoeve van de bouw van kelders , funderingen enzovoorts. grondwaterstromingen en –standen ter plaatse en in de omgeving veranderen.

Daarom dient door middel van gespecialiseerd (geo-hydrologisch) onderzoek aangetoond te worden dat er geen grondwateroverlast en –onderlast en zettingen zullen optreden als gevolg van bouw- en grondverzetactiviteiten.

conclusie

Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.9 Luchtkwaliteit

kader

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse. De luchtkwaliteitsnormen in de Nederlandse wetgeving zijn gebaseerd op de Europese luchtkwaliteitseisen. Sinds 11 juni 2008 geldt de richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (Pb EG L 152). Vooruitlopend op deze nieuwe Europese richtlijn is op 15 november 2007 reeds de zogenoemde Wet luchtkwaliteit van kracht geworden, officieel titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet luchtkwaliteit bevat de Europese luchtkwaliteitseisen en de basisverplichtingen op grond van de richtlijn, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen (meten en berekenen) van de luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De uitvoeringsregels die behoren bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen.

 

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is in 2007 ook de Algemene Maatregel van Bestuur Niet in betekende mate (Besluit NIBM) in werking getreden. In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip niet in betekende mate. Met het ingaan van het NSL gelden er per 1 augustus 2009 nieuwe grenzen voor wat niet in betekende mate is: het begrip is nu gedefinieerd als 3% en minder van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1.500 woningen geen onderzoek meer nodig zijn.

beoordeling

Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van een zwembad en een speelvoorziening. Dit valt in de categrorie 'niet in betekenende mate'. Verder onderzoek naar het effect van dit plan op de luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.


conclusie

Vanuit het aspect luchtkwaliteit is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

5.4.10 Milieueffectrapportage

kader

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.


Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.


Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.


beoordeling

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De conclusie is dat kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.


conclusie

Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.11 Verkeer

kader

In het gemeentelijke Verkeerscirculatieplan (VCP) uit 2008 wordt een wegcategorisering beschreven bestaande uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden.

Verblijfsgebieden zijn of worden ingericht als 30 km of 60 km zone. Gebieds- ontsluitingswegen zijn de wegen binnen de bebouwde kom die hoofdzakelijk een doorstroom karakter hebben en waar een snelheidslimiet van 50 km geldt.

beoordeling

Ontsluiting

De Reigerstraat heeft de functie van een zogeheten gebiedsontsluitingsweg. Deze moet zorgen voor een goede en veilige doorstroming. Een eigen ontsluiting op de Reigerstraat is vanuit verkeersveiligheid en herkenbaarheid derhalve niet gewenst.

Daarbij is de aansluiting van de Gruttostraat op de gebiedsontsluitingsweg Reigerstraat voorzien van middengeleiders en snelheidsremmende voorzieningen. Als gevolg van de middengeleiders kan er buiten de rijbaan worden voorgesorteerd. Ook dit maakt dat een eigen extra ontsluiting op de Reigerstraat vanuit verkeersveiligheid en herkenbaarheid niet gewenst is. Ten gevolge van het slopen van het pand van de voormalige Bestuursacademie aan de Reigerstraat wordt de bestaande ontsluiting op de Reigerstraat opgeheven. Dit draagt bij aan de genoemde doelstellingen van een gebiedsontsluitingsweg.

Vanaf de centrale toegang van dit wijkgedeelte de Gruttostraat wordt het parkeerterrein ontsloten. Zoals aangegeven heeft een directe ontsluiting op de Reigerstraat heeft om verkeersveiligheids- en functionele redenen niet de voorkeur.

Op basis van de gehanteerde uitgangspunten van “Duurzaam Veilig” (CROW) heeft de Gruttostraat zijn maximale verkeerscapaciteit nog niet bereikt. De ontwikkeling van het beoogde zwembad genereert per etmaal ongeveer 180 motorvoertuigbewegingen. Het geschatte aantal motorvoertuigbewegingen op basis van het verkeersmodel bedraagt in de Gruttostraat ongeveer 2000 per dag. Maximaal wordt voor een weg met de huidige functie van erftoegangsweg (30km zone) 4000 á 5.000 als aanvaardbaar geacht. De extra motorvoertuigbewegingen als gevolg van het zwembad vormen daarom geen probleem. Daarbij wordt opgemerkt dat het opheffen van de zwembadfunctie van het huidige bad naar verwachting een afname van het aantal verkeersbewegingen zal opleveren. Een ontsluiting aan de Gruttostraat voorziet derhalve in een veilige en functionele ontsluiting.

Verkeersgeneratie

Zoals hierboven aangegeven heeft de Gruttostraat op basis van de gehanteerde uitgangspunten van het CROW zijn maximale verkeerscapaciteit nog niet bereikt. Voor dit overdekt zwembad houdt het CROW 31,5 voertuigbewegingen per 100m2 bassin aan. Dit maakt een verkeersgeneratie van 180 motorvoertuigen per etmaal bij een 2-bassin concept. De Reigerstraat heeft de functie van een gebiedsontsluitingsweg. Bij dit type gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom wordt een limiet van maximaal 15.000 á 18.000 motorvoertuigen per etmaal qua functionaliteit algemeen aanvaardbaar geacht. De Reigerstraat kent een etmaal intensiteit van circa 5500 motorvoertuigen en heeft daarmee nog lang niet zijn maximale capaciteit bereikt.

De aanwezigheid van een zwembad zal zeker niet leiden tot capaciteitsproblemen op dit wegvak. Het huidige zwembad kent een oppervlak van 300m2 bassin. Dit is weliswaar kleiner dan het beoogde zwembad, maar het opheffen hiervan zal voor een afname zorgen. (wel afhankelijk van de invulling van de vrijgekomen locatie). De locatie van het voormalige IZA kantoor, en enige tijd dependance van het ROC, komt in de plaats van het zwembad en zorgt met het opheffen van deze functie ook voor een afname. Op basis hiervan zijn er op het gebied van de verkeersgeneratie geen problemen te verwachten.

Het huidige zwembad veroorzaakt door de verkeersmaatregelen en wegafsluitingen in de woonwijk geen noemenswaardige problemen van verkeer dat via de woonwijk het knooppunt Velperbroek probeert te bereiken. Dit is geen aantrekkelijke route.

Het aandeel verkeer dat een herkomst of bestemming zwembad heeft en via knooppunt Velperbroek gaat, zal naar verwachting maximaal 50 motorvoertuigen per etmaal bedragen. De totale intensiteit van de aansluiting President Kennedylaan op het Velperbroek bedraagt nu 20.000 motorvoertuigen. Het aandeel verkeer van het zwembad is daarmee 0,25% van het totaal en is te verwaarlozen.

conclusie

Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.12 Parkeren

kader

Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.

beoordeling

De analyse van de locatie is verricht op onderstaand ruimtebeslag:

Uitgaande van het ruimtebeslag van een 2-bassin profiel:

  • een zwembad met apart doelgroepenbad (10x15=150 m2), wedstrijdbad (25x15,4=385 m2) en peuter/kleuterhoek (50 m2) inclusief garderobe en aanvullende voorzieningen;
  • geschatte footprint nieuwbouw: minimaal 2600 m2;
  • parkeerbehoefte: 59 parkeerplaatsen (bassinoppervlakte 585 m2), ruimtebeslag circa 30 m2 per parkeerplaats;
  • netto ruimtebeslag: minimaal 4.220 m2

Uitgaande van het ruimtebeslag van een 1-bassin profiel:

  • een zwembad met één wedstrijdbad (25x15,4=385 m2) inclusief garderobe en aanvullende voorzieningen;
  • geschatte footprint nieuwbouw: minimaal 2.000 m2;
  • parkeerbehoefte: 39 parkeerplaatsen (bassinoppervlakte 385 m2), ruimtebeslag circa 30 m2 per parkeerplaats;
  • netto ruimtebeslag: minimaal 3.070 m2

Stedenbouwkundige uitgangspunten bij analyse:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVZ19-VA02_0016.jpg"

De parkeernorm bedraagt bij het nieuwe zwembad met één bassin 39 parkeerplaatsen. Het beoogde terrein aangegeven met P is in de aangegeven situatie circa 1200m2 groot en kan voorzien in 40 á 45 parkeerplaatsen.

Bij het opheffen van de zwembadfunctie van het huidige bad zullen er parkeerplaatsen vrijkomen. Bij sloop van het huidige zwembad zal dit aantal maximaal 30 parkeerplaatsen bedragen. Bij herbestemming zullen circa 15 parkeervakken vrijkomen. Dat komt door de relatief hoge parkeerbehoefte van een zwembad (norm 10 parkeerplaatsen per 100 m2 bassin oppervlak) ten opzichte van andere veel voorkomende functies, die rond de 2 á 3 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak bedragen. Deze parkeervakken bevinden zich op acceptabele loopafstand tot de beoogde entree van het nieuwe gebouw.

Daar bovenop blijkt uit de geldende aanwezigheidspercentages dat er sprake kan zijn van dubbel gebruik van de aanwezige parkeervakken die nodig zijn voor de school en de sporthal gelegen op het naastgelegen bestaande parkeerterrein. Deze parkeerplaats is 90 parkeerplaatsen groot. Onderwijs maakt op basis hiervan overdag van de benodigde capaciteit gebruik en de sportfuncties zijn in de avonduren maximaal aanwezig.

Verder is van belang, dat de parkeercapaciteit die nodig is nader moet worden bepaald afhankelijk van de uiteindelijke uitwerking. De op basis van het bestemmingsplan maximale te bebouwen oppervlakte is 3000 m2. Met aftrek van ruimte voor de speelvoorzieningen blijft er bij de maximale bebouwde oppervlakte van 3000 m2 nog 1800 m2 over op het eigen terrein van het nieuwe zwembad. Deze berekening geeft aan dat bij inzet van de maximale bebouwingsoppervlakte en maximaal gebruik van het terrein voor parkeren, er zelfs nog voldoende terreinruimte is om de parkeervraag geheel op eigen terrein te voldoen. Dit geldt zowel voor de situatie met 1 bassin als ook met 2 bassins. Zoals hierboven uitgelegd, hoeft de ruimte op het terrein behorend bij het gebouw niet helemaal te worden ingezet voor parkeren. Dit gelet op de mogelijkheden voor dubbelgebruik en vrijkomende parkeervakken bij herbestemming van het huidige zwembad.

Het parkeren kan op de locatie veilig en functioneel worden opgelost waardoor er geen sprake zal zijn van extra parkeer- en verkeersdruk in de wijk.

conclusie

Het aspect parkeren vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels. Het gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf en overheid.


In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels al gekoppeld aan een digitale verbeelding. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en bevat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Een en ander is verwerkt in het voorliggende plan.

6.2 Procedure bestemmingsplan

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

6.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

6.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling en verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder paragraaf 6.3.2.

Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan.

6.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op enige planregels.

Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (aanlegvergunningenstelsel), voor zover dit aan de orde is.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologische onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien dit is uitgezonderd.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.

Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Wijze van meten 

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Groen

Aan drie zijden van het plangebied is voorzien in de bestemming 'Groen'. Hiermee wordt ook voorkomen dat de zwemvoorziening en de speelvoorzieningen te dicht op de openbare weg worden gerealiseerd. De ruimte voor groen is daarmee geborgd. Aan de kant van de Gruttostraat is de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen. De ontsluiting van de zwemvoorziening moet plaatsvinden in de aangegeven strook. Dit betekent dat de op- en afrit naar de zwemvoorziening en de parkeerplekken op het terrein alleen aan de kant van de Gruttostraat mogelijk is.

Sport - zwemvoorziening  

Op de verbeelding is een bouwvlak weergegeven waarbinnen de zwemvoorziening mag worden gerealiseerd. Van belang is, dat het gebouw niet groter mag worden dan 3000 m2,. Dit is op de verbeelding weergegeven. Door het grotere bouwvlak ontstaat flexibiliteit ten aanzien van de exacte situering en grootte van het gebouw.

De bouwhoogte van het te realiseren gebouw mag maximaal 12 m bedragen. Ook dit is op de verbeelding weergegeven.

Een deel van het bestemmingsvlak mag worden gebruikt voor de speelvoorziening. Van belang is, dat binnen twee jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de zwemvoorziening, de speelvoorziening - met een terreinoppervlakte van minimaal 900 m2 - moet worden gerealiseerd. Ook moet een speelvoorziening in stand worden gehouden. De speelvoorziening zelf kan daarbij worden aangepast aan de eisen en/of wensen van de tijd, als er maar wel sprake blijft van een speelvoorziening.

Verder is van belang dat een acceptabele geluidbelasting vanwege speelvoorziening op de woningen aan de Eiberstraat in deze planregel nader is geborgd. Het is toegestaan om geluidwerende voorzieningen te realiseren tot een hoogte van 2 m. Dit kan nodig zijn om te kunnen voldoen aan de opgenomen eisen ten aanzien van het maximale geluidniveau vanwege de speelvoorziening op de woningen aan de Eiberstraat.

Verder is ten behoeve van een goede ruimtelijke ordenening de voorwaarde van een geluidwerende voorziening ter plaatse van de erfgrens met het perceel Reigerstraat 15a opgenomen. Hiervan kan middels een omgevingsvergunning worden afgeweken. Mogelijke geluidoverlast moet dan aantoonbaar op een andere manier worden afgevangen. Bijvoorbeeld doordat de speelvoorzieningen verder weg worden gerealiseerd. Daartoe zijn de uitgangspunten zoals verwoord in Bijlage 5 Aanvulling geluidsonderzoek Reigerstraat, Velp (bijlage bij de regels) leidend.

Waarde - Archeologie 3

Het plangebied valt binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbelbestemming voor archeologie is overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregime. Opgemerkt wordt dat er sprake is van een lage verwachtingswaarde. Als er een bouwwerk wordt gerealiseerd van meer dan 2500 m2, zal nadere informatie moeten worden overgelegd op dit onderdeel.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, maar nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen. Van belang is dat het ondergronds bouwen uit oogpunt van geohydrologie acceptabel moet zijn.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Om discussie te voorkomen is dit expliciet opgenomen.

Voor evenementen, manifestaties, markten en standplaatsen geldt, dat de legaal bestaande situaties worden gerespecteerd. Aan nieuwe situaties kan worden meegewerkt door het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid, waarbij moet worden getoetst aan de aangegeven criteria. Dit laat onverlet dat daarnaast ook moet worden voldaan aan de APV.

Tenslotte zijn vanwege de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels en zijn daardoor bindend.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

6.4 Vergelijking met geldende bestemmingsplan

Er is gestreefd naar om binnen de nieuwe digitale systematiek dezelfde mogelijkheden te bieden als in het geldende bestemmingsplan. Wel met, zoals hiervoor al is aangegeven, een toets aan hedendaagse inzichten.

Los van de wijzigingen die voortvloeien uit de nieuwe landelijke digitale systematiek en de hiervoor opgesomde nieuwe woningbouwlocaties, is in onderhavig bestemmingsplan rekening gehouden met de (ruimere) mogelijkheden om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. Om die reden zijn veel activiteiten zonder nadere aanduidingen binnen de bestemming Wonen mogelijk.

Daar waar binnen de bestemming Wonen van het toegelaten nevengeschikte gebruik geen gebruik (meer) wordt uitgeoefend heeft een actualisatie plaatsgevonden.

Bestaand gebruik wordt binnen de gegeven bestemmingen toegelaten.

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de mogelijkheden van het nu voorliggende plan kan hoofdstuk 4 geraadpleegd worden.

6.5 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

6.6 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • a. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, en
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, of
  • d. één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    • 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00, of
    • 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn, of
    • 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.

beoordeling

De totale investeringskosten exclusief BTW bedragen €5.534.000. De markt krijgt een budget van €4.326.500 tot haar beschikking. In dit budget zijn onder andere de bouwkosten, technisch advies, eventuele bronbemalingskosten en ontwerpkosten opgenomen. Het restantbedrag ad € 1.207.500 is voor de gemeente beschikbaar voor onder andere advies en begeleiding, architectkosten, aansluitkosten, onderzoeken, renteverlies tijdens de bouw en de rekenvergoeding voor de partijen die hebben ingeschreven in de aanbesteding. Samen met de raming van de exploitatiebaten en –lasten levert dit een jaarlijks tekort op dat niet groter mag zijn dan het huidige jaarlijkse tekort (exploitatie en afschrijving De Dumpel).


conclusie

De gemeenteraad heeft het bedrag van € 5.534.000,- beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van het zwembad. De economische uitvoerbaarheid is hiermee verzekerd.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

kader

De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen.

Gezien de gewenste participatie van inwoners, ondernemers en organisaties is op 21 juni 2017 en - bij wijze van herhaling - op 12 juli 2017 bekend gemaakt dat het voorontwerpbestemmingsplan voor inspraak ter inzage ligt van 22 juni 2017 tot en met 2 augustus 2017. Dit is gepubliceerd in de Regiobode en de Staatscourant. Het voorontwerpbestemmingsplan kon worden ingezien in het gemeentehuis. Ook was het plan digitaal te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl. Op 3 juli 2017 kon een informatieavond worden bezocht.

beoordeling

Er zijn twee inspraakreacties ontvangen. Deze hebben samengevat betrekking op de volgende ondewerpen:

  • verkeer- en parkeerdruk;
  • situering ingangen;
  • situering sport- en speelvoorziening;
  • gebruiksmogelijkheden van het grasveld;
  • uitbreidingsmogelijkheden naastgelegen (sport)bedrijf;
  • zichtlocatie naastgelegen (sport)bedrijf.

Het inspraakverslag, met de beantwoording van de reacties, is door burgemeester en wethouders vastgesteld en aan de insprekers toegezonden.


conclusie

De inspraakreacties vormen geen aanleiding om in de regels en de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan de volgende aanpassingen te verwerken. Wel is de toelichting op onderdelen verduidelijkt.

8.2 Vooroverleg

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.

Het vooroverleg vindt gelijktijdig met de inspraak plaats.


beoordeling

In het kader van het vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de volgende instanties:

  • a. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden;
  • b. Waterschap Rijn en IJssel.

De opmerkingen van deze instanties hierna samengevat weergegeven. Ook wordt de gemeentelijke reactie daarop vermeld.

ad a. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

Opmerkingen

De veiligheidsregio ziet geen aanleiding om nader advies uit te brengen over de eventuele optimalisatie van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid. Ook zijn er vanuit het oogpunt van gezondheid geen opmerkingen.

Reactie gemeente

Gelet op de inhoud nemen wij deze reactie voor kennisgeving aan.

ad b. Waterschap Rijn en IJssel

Opmerkingen

Het waterschap wijst erop dat paragraaf 3.3 verwijst naar het waterbeheerplan 2010-2015 en het nog vast te stellen waterbeheerplan 2016-2021. Verzocht wordt deze te actualiseren eventueel overeenkomstig de meegezonden voorbeeldwaterparagraaf.

Reactie gemeente

De tekst moet inderdaad worden geactualiseerd. Wij passen dit aan overeenkomstig de toegezonden waterparagraaf.

Opmerkingen

De watertoetstabel in paragraaf 5.4.8 is niet volledig en duidelijk uitgewerkt. In de plantoelichting moet worden aangegeven aan welke uitgangspunten een uitwerking dient te voldoen. In de bijgevoegde tabel geeft het waterschap deze uitgangspunten weer. Alvorens een definitief advies te zenden ziet het waterschap eerst graag een aangepast plan tegemoet.

Reactie gemeente

Naar aanleiding van de opmerkingen op dit onderdeel heeft nader overleg plaatsgehad met het waterschap. Met het waterschap is sinds enige tijd een samenwerking opgestart op het gebied van de afvalwaterketen. De voorgestelde aanpassingen passen niet in deze samenwerking, omdat ze uitgaan van eenzijdig opgelegde eisen ten aanzien van de uitwerking. Het is de bedoeling dat het uitwerken van het waterhuishoudkundige plan plaatsvindt door de projectontwikkelaar, gemeente en waterschap samen. Dat is in het stadium van het bestemmingsplan nog niet aan de orde. Met het waterschap is nu afgesproken dat de tabel niet wordt aangepast en dat te zijner tijd de gestelde doelen in gezamenlijkheid worden uitgewerkt. Het plan hoeft niet opnieuw te worden voorgelegd en er zal geen nieuw advies meer worden gezonden.

Verder hebben wij aanvullend de tekst van de plantoelichting aangepast waarbij wij verwijzen naar de maatregelen in het nieuwe Gemeentelijk Rioleringsplan, welke bij de uitwerking aan de orde zullen komen.

conclusie

De plantoelichting is aangepast zoals hierboven aangegeven.

8.3 Zienswijzen

kader

Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet erin dat, voordat de formele procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, wordt kennis gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan te vervaardigen.

De vooraankondiging is op 8 april 2015 geplaatst in de Regiobode, een huis-aan- huisblad. En is daarnaast gepubliceerd in het elektronische Gemeenteblad op de website www.officielebekendmakingen.nl en op de gemeentelijke website www.rheden.nl.


De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 13 september 2016 bekend gemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad en op de gemeentelijke website.

Gedurende de termijn van terinzagelegging van 14 september tot en met 25 oktober 2017 heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.

In deze periode was het bestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis.


In de Nota van Zienswijzen zoals die behoort bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan, worden de zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord door de gemeenteraad. Hieruit blijkt of aanleiding is gevonden voor een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

De wijzigen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan worden vastgelegd in de Nota van Wijzigingen zoals die bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling hoort.


beoordeling

Er zijn 4 zienswijzen naar voren gebracht.

De zienswijzen hadden zeer beknopt samengevat betrekking op:

  • Parkeerdruk en verkeersoverlast
  • Situering van de in- en uitgang van de parkeervoorziening
  • Situering van de zwemvoorziening
  • Situering van de speelvoorziening
  • Sociale veiligheid van de speelvoorziening
  • Mogelijke geluidoverlast vanwege de speelvoorziening
  • Aanspraken van derden op gebruiksmogelijkheden van terrein
  • Beroep op gewekte verwachtingen

De zienswijzen hebben op één onderdeel geleid tot aanpassing van het plan. Dit betreft het treffen van geluidreducerende maatregelen aan de kant van de naastgelegen instelling op het perceel Reigerstraat 15a.

 

Tenslotte wordt opgemerkt dat de toelichting is geactualiseerd.


conclusie

De ingebrachte zienswijzen geven op één onderdeel aanleiding om tot een gewijzigde vaststelling over te gaan.

Het vastgestelde bestemmingsplan wordt met inachtneming van de wijzigingen voor beroep ter visie gelegd.