Plan: | Velp-Midden, locatie Hoofdstraat 73-75 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0275.BPVM7-0004 |
Beoordelingskader
Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.
Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Dat is de overlijdenskans die een persoon loopt door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn. In de tweede plaats gaat het om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden.
Voor transportassen zijn de regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNVGS), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm, maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het bestemmingsplan.
Planbeoordeling
Het plan maakt het bouwen van een bestaand beperkt kwetsbaar object aan de Hoofdstraat (een winkel) ter plaatse van een showroom mogelijk. Daarnaast worden aan de Hoofdstraat kwetsbare objecten (woningen) herbouwd waarbij het aantal toeneemt met 2 hooguit 4 woningen ten opzichte van de bestaande situatie.
In de omgeving van het plan vinden activiteiten met gevaarlijke stoffen plaats. Naar het aspect externe veiligheid is een onderzoek verricht. In het Rapport betreffende een quick scan externe veiligheid Hoofdstraat 73-75 te Velp van IDDS, gedateerd 7 december 2011 en genummerd 1110D652/RKO/rap2, is hier nader op ingegaan. Dit onderzoek is als bijlage bij de toelichting opgenomen. In dit onderzoek zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd.
Uit de inventarisatie volgt dat sprake is van één risicobron: de spoorlijn Arnhem – Zutphen. Tussen het plangebied en de spoorlijn de bebouwing aan de Oranjestraat en de Noorder Parallelweg.
Onderstaand wordt deze risicobron nader beschouwd.
Kwantitatieve beoordeling
Op grond van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRNVGS) houdt het bevoegd gezag bij vaststelling van plan in het kader van Wet ruimtelijke ordening rekening met de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Arnhem–Zutphen.
Hoewel thans volgens de provinciale risicoatlas geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, is het gewenst bij een beschouwing gedurende de bestemmingsplanperiode rekening te houden met de Algemene Maatregel van Bestuur Basisnet Spoor. Daarin wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoorlijn gemaximaliseerd. Het volgende vervoer van gevaarlijke stoffen kan over de spoorlijn Arnhem–Zutphen plaatsvinden:
A (LPG, brandbare gassen): 1700, B2 (Toxische gassen): 200, B3 (zeer toxische gassen): 0, C3 (brandbare vloeistoffen): 1050, D3 (toxische vloeistoffen): 50 en D4 (zeer toxische vloeistoffen): 50.
Kwalitatieve beoordeling
Het plan genereert per saldo een (geringe) afname in aantallen van aanwezige personen in de dagperiode doordat het garagebedrijf wordt afgebroken en een beperkt aantal woningen wordt toegevoegd. Zeker in relatie met de totale populatie die zich binnen de invloedsfeer van de spoorlijn bevindt, zal een verschil rekenkundig niet tot uitdrukking komen in het groepsrisico Het groepsrisico is derhalve niet verder gekwantificeerd.
Bekend is voorts uit een recent onderzoek, uitgevoerd voor een andere locatie in Velp gelegen nabij de spoorlijn, dat uit een berekening van het plaatsgebonden risico met RDM II de 10-6 risicocontour niet aanwezig is en de 10-8 risicocontour zich op een afstand van 12 meter van de spoorlijn bevindt.
Gezien de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de spoorlijn, is een verantwoording van het groepsrisico nodig.
Onderstaand wordt ingegaan op de verantwoording groepsrisico. Hiervoor is advies aangevraagd bij de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM). Op 18 juli 2012 heeft de gemeente het advies ontvangen. Dit advies is als bijlage bij de toelichting opgenomen.
Bij dit advies wordt opgemerkt dat de VGGM uitgaat van het effect, en in het kader van het bestemmingsplan de kans op dat effect wordt beschouwd.
Verantwoording groepsrisico
- Ligging GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde
De ontwikkeling voorziet niet in een relevante toename van het aantal personen in het invloedsgebied in de dagperiode of in de maatgevende avondperiode. Het is dan ook niet aannemelijk dat het aantal personen per hectare van rustige woonwijk wordt overstegen door deze ontwikkeling. De ontwikkeling blijft van uit dit oogpunt acceptabel.
In de omgeving van het plangebied zijn geen nieuwe ruimtelijke plannen voorzien waardoor het aantal aanwezigen in de nabijheid van dit plangebied en in de nabijheid van de spoorlijn veel groter zal worden.
- Maatregelen aan de bron
Dit bestemmingsplan voorziet niet in maatregelen aan de spoorlijn. Met in de inwerkingtreding van het Basisnet Spoor wordt er een plafond ingesteld voor de vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Arnhem-Zutphen.
Het treffen van maatregelen aan de bron of in het overdrachtgebied ter beperking van het groepsrisico (GR) door het vervoer van gevaarlijke stoffen is vanwege maatschappelijke en economische motieven niet reëel. Daarnaast ligt het buiten het bereik van de initiatiefnemer.
- Nut en noodzaak van de ontwikkeling
Aan de orde is het toelaten van een ontwikkeling die beter past binnen het kernwinkelgebied van Velp en waarbij bedrijfsactiviteiten op een binnenterrein onmogelijk worden gemaakt. Met deze ontwikkeling wordt een ruimtelijk betere invulling gegeven aan gronden gelegen in de kern van het dorp.
Daarbij geldt dat de achterzijde van het bouwvlak waarbinnen de bovenwoningen kunnen worden gebouwd ten opzichte van het huidige bouwvlak voor boven- woningen slechts 1,5 meter richting spoorlijn opschuift. De werkplaats die dichter op de spoorlijn ligt, vervalt.
- De mogelijkheid van zelfredzaamheid van de bevolking
Het voorliggende bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk waarbij het aantal woningen iets zal toenemen, en de activiteiten van een garagebedrijf zullen worden beëindigd, op een afstand van hemelsbreed 210 meter van de spoorlijn. Het realiseren van een ontsluiting van de woningen aan de Hoofdstraat, tussen de winkels, niet gewenst. De mogelijkheid om te vluchten in een van het spoor af gekeerde richting zal op perceelsniveau wel beschikbaar zijn, er blijft een verbindingspad richting Hoofdstraat. In de winkel en de bovenwoningen zullen zelfredzame personen aanwezig zijn. Zij kunnen ook bij een dreigende BLEVE tijdig worden gewaarschuwd.
De initiatiefnemer is van dit advies in kennis gesteld. Omtrent het advies om aan de noordzijde van het gebouw te voorzien in (nood)uitgangen voor de winkel en de bovenwoningen, wordt opgemerkt dat dit niet is te borgen in het bestemmingsplan.
- De mogelijkheid voor de bestrijding van een calamiteit
In het slechtste geval is sprake van een ongeval op het spoor waarbij zich een BLEVE "boiling liquid expanding vapour explosion" (kokende vloeistof-gasexpansie-explosie) voordoet. Bij een BLEVE ligt het plangebied binnen de afstand van 400 meter vanaf het spoor. Deze afstand wordt gehanteerd als 1%-letaalcontour. De bluscapaciteit langs het spoor zal niet voldoende zijn om een aangestraalde tank effectief te koelen in het ergste scenario.
Als realistisch scenario is sprake van een plasbrand. Het plangebied iligt dan buiten de 1%-letaalcontour waarvoor een afstand van 45 meter van de spoorlijn wordt gehanteerd.
In de omgeving van het plangebied zijn, aldus het advies van de Brandweer Rijn-IJssel van 7 augustus 2012 voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig. Het bouwwerk is van twee kanten benaderbaar en daarmee voldoende bereikbaar.
- Mogelijkheden hulpverlening
Bij een plasbrand op het spoor kan in het plangebied hulp worden geboden.
Bij een BLEVE zal in het plangebied de hulpverlening, gezien de dan te verwachten grote hulpvraag, tekort schieten.
Conclusie
Het bestemmingsplan geeft de mogelijkheid voor (vervangende) nieuwbouw binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Arnhem–Zutphen. Gezien het vorenstaande wordt de mogelijkheid die het bestemmingsplan biedt uit een oogpunt vanuit veiligheidsrisico's als een acceptabele ontwikkeling gezien. Ten opzichte van de bestaande situatie vindt nauwelijks of geen verslechtering plaats. Desalniettemin resteert er een restrisico. Dit risico wordt gezien de kans acceptabel bevonden.
Ten slotte wordt volledigheidshalve opgemerkt dat de voorgenomen ontwikkeling zelf uit het oogpunt van externe veiligheid geen risico vormt.