Plan: | Velp-Centrum 2023 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0275.BPVC2023-VA01 |
De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.
hoofdstuk | inhoud |
1 Inleiding | Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf ging aan de start van de actualisering van de bestemmingsplannen voor de dorpen |
2 Beschrijving van het plangebied | Hier wordt het plangebied aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken beschreven |
3 Beleidskaders | Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld |
4 Beschrijving bestemmingsplan | Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt |
5 Haalbaarheid en afweging | Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving |
6 Juridische aspecten | Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod |
7 Economische uitvoerbaarheid | Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is |
8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid | Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan |
In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.
Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.
Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.
Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuzes en de interpretatie van het bestemmingsplan.
Omdat het ontwerp van het bestemmingsplan voor 1 januari 2024 ter inzage is gelegd is het oude recht nog van toepassing, conform het overgangsrecht bij de Omgevingswet.
Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is bindend voor zowel overheid als burgers en bedrijven. Gemeenten waren tot 2017 verplicht ingevolge de Wet ruimtelijke ordening oudere,
niet-digitale bestemmingsplannen te vervangen door actuele, digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen. Die verplichting tot actualisering is met het oog op de komst van de Omgevingswet komen te vervallen. De gemeente Rheden wil echter ook voor het centrum van Velp een actueel ruimtelijk kader hebben.
Na de inwerking van de Omgevingswet is een bestemmingsplan dat in werking is getreden, overigens onderdeel van het 'tijdelijk' omgevingsplan, totdat het (voor dat deel) wordt vervangen door een omgevingsplan-nieuwe-stijl.
Dit bestemmingsplan wil een actueel juridisch-planologische kader bieden voor de mogelijkheden die in de geldende bestemmingsplannen werden geboden. Voor het overgrote deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan Velp-Midden, welk plan niet één op één kan worden overgezet in een hedendaags digitaal bestemmingsplan. Ook daardoor kunnen op perceelsniveau verschillen optreden.
Verschillen kunnen ook optreden vanwege de doelstelling om wijzigingen die zich sinds de vaststelling van het geldende bestemmingsplan hebben voorgedaan in wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden, op die gebieden die van belang zijn voor dit bestemmingsplan, te verwerken. Uitgangspunt blijft een flexibel bestemmingsplan waarin de bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden zoals die in het geldende bestemmingsplan zijn vastgelegd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen.
werkwijze
Hoe de tienjaarse actualisering van de bestemmingsplannen wordt opgepakt, is door burgemeester en wethouders vastgelegd. Deze werkwijze is ter kennis gebracht van de gemeenteraad en daarna op 11 maart 2015 gepubliceerd. Hierin is onder andere vastgelegd hoe om te gaan met bestaand en nog vast te stellen beleid. Zo nodig wordt later een herziening van het bestemmingsplan in procedure gebracht ter implementatie van nieuw of aanvullend beleid. Daarnaast zal in een standaardplanmethodiek worden beschreven hoe gehandeld wordt bij het vervaardigen van bestemmingsplannen en is een gebiedsindeling vastgelegd.
De gemeenteraad heeft op 26 mei 2015 de Nota Standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen
Rheden 2015 vastgesteld.
Daarin is onder andere beschreven:
In hoofdstuk 4 worden de mogelijkheden die in het bestemmingsplan worden geboden kort beschreven waarbij een vergelijk wordt gemaakt met de geldende mogelijkheden.
Tegelijk met het besluit aangaande de Nota Standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen
Rheden 2015 stelde de gemeenteraad de Nota Milieuzonering Rheden 2015 alsmede de Nota
Parkeernormen Rheden 2015 vast zodat ook op die gebieden een actuele basis beschikbaar was voor het vervaardigen van onderhavig bestemmingsplan.
Deze drie nota's zijn op 10 juni 2015 bekendgemaakt en (ook digitaal) ter inzage gelegd.
het plangebied
Om reden van overzichtelijkheid is het uitgangspunt om te komen tot één bestemmingsplan voor het centrumgebied van Velp. Daarom worden in dit bestemmingsplan ook een paar eerdere herzieningen en bestemmingsplannen meegenomen die jonger zijn dan 10 jaar.
Het plangebied Velp-Centrum 2023 heeft betrekking op het centrale deel van het dorp en ligt globaal ten noorden van de spoorlijn Arnhem - Zutphen en wordt aan de oostzijde globaal begrensd door de President Kennedylaan, aan de westzijde door Wilhelminastraat en aan de noordoostzijde door de Parkstraat. De centrale as van het plangebied wordt primair gevormd door de Hoofdstraat en secundair door de Emmastraat met aan weerszijden van deze wegen bebouwing.
De ligging van het totale dorp, met indicatie van het centrum, is op de volgende afbeelding weergegeven.
De begrenzing van het nieuwe plangebied is hieronder afgebeeld. Daarbinnen is met letters en cijfers aangegeven welke bestemmingsplannen nu gelden. De geldende plannen zijn opgenomen in de volgende tabel. In de tabel zijn ook algemeen geldende bestemmingsplannen - zonder een nadere aanduiding - opgenomen die voor grote delen van de gemeente Rheden gelden.
De meest voorkomende bestemmingen zijn 'Wonen', 'Voorzieningen' en 'Werken'.
nr. | naam | vaststelling |
VM1 | Bestemmingsplan Velp-Midden / Bestemmingsplan '1e algehele herziening van de bestemmingsplannen Laag-Soeren, Dieren-Noord, Dieren-Zuid, Spankeren, De Steeg-Ellecom, Rheden-West, Velp-Zuid, Velp-Midden, Velp-Noord' |
16-12-2008 nr. 7 29-6-2010 nr. 4 |
VM3 | Bestemmingsplan 'Velp-Midden Locatie Hoofdstraat 29' | 28-09-2010, nr. 12 |
(hele gebied behalve VM7) | Bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen' | 15-4-2014, nr. 4 |
(hele plangebied) | Bestemmingsplan 'Parapluplan huisvesting arbeidsmigranten en bijzondere woonvormen | 28-09-2021, nr. 5 |
(hele plangebied) | Bestemmingsplan 'Thematische herziening 2023' | 24-09-2024, nr. 11 |
De eerste bewoning van Velp vond plaats in de omgeving van de parochiekerk Oude Jan, in het huidige Velp-Zuid. Een eenvoudige agrarische nederzetting ontstond vanaf de 11e eeuw op de grens van de hoger gelegen heidegebieden en de lager gelegen weilanden (broek).
Van een echte, dichtbebouwde kern was tot diep in de 19de eeuw amper sprake: de bebouwing, vooral bestaande uit boerderijen en arbeiderswoningen, stond verspreid rondom de kerk en langs wegen en paden in de verdere omgeving met verdichtingen aan de huidige Vianenstraat en het zuidelijke deel van de IJsselstraat. De pastorie stond westelijk van de kerk op een omgracht terrein. De nederzetting werd omgeven door diverse, strategisch gelegen landgoederen, zoals Biljoen, Overhagen, Overbeek, Larenstein, Rozenhage en Daalhuizen.
Vanaf het einde van de 18de eeuw kwam een gestage transformatie op gang waarbij het accent hoe langer hoe meer verschoof van de agrarische nederzetting naar een (suburbane) woonplaats die voor een belangrijk deel was gericht op de hogere inkomensgroepen. Van groot belang voor de ontwikkeling van Velp is de verharding c.q. aanleg van de straatweg tussen Arnhem en Zutphen in 1820. In 1865 werd de spoorlijn Arnhem-Zutphen aangelegd, parallel aan de straatweg. Dan ontstaat het huidige centrum van Velp en wordt het gebied tussen de Hoofdstraat, Kerkallee en Kerkstraat bebouwd
Door de verbeterde bereikbaarheid van Velp vestigden zich veel mensen van buiten in het dorp, aangetrokken door de fraaie omgeving. In korte tijd ontstond aan weerszijden van de straatweg tussen Arnhem en Zutphen een min of meer aaneengesloten rij aanzienlijke huizen, die met elkaar wedijverden in schoonheid en verscheidenheid. Daartussen bevond zich ook het landgoed Overbeek met zijn deels tot fraaie waterpartijen omgevormde onderdelen van de Rozendaalse beek. Deze buurt - vroeger aangeduid als Nieuw-Velp - is ook thans nog het meest verdichte deel van de straatweg, namelijk tussen de Wilhelminastraat en de Vijverlaan. Eén van de verbredingen van de Hoofdstraat vond plaats in 1921 toen ruimte nodig was voor de aanleg van de rails voor de tram naar Arnhem.
Toen in 1865 de spoorlijn Velp aandeed, betekende dat de vrijwel definitieve breuk tussen het in betekenis toenemende nieuwe Velp aan de Hoofdstraat en het oude Velp bij de Oude Jan. Met name aan de Larensteinselaan en de Oranjestraat waren de littekens goed zichtbaar. Dat de tramverbinding met Arnhem ook nog door de Hoofdstraat liep, gaf tevens aan dat het oude Velp feitelijk niet meer meetelde.
Behalve de villabouw aan de Veluwezoom van Velp verrezen er villa's aan het spoor. Maar het waren niet uitsluitend villa's die aan het spoor verrezen. Hoe verder weg van het station (westwaarts), hoe meer vermenging met eenvoudige woningbouw er plaatsvond. Al met al ontstond er een lint dat zich duidelijk aftekende ten opzichte van de oude, al bestaande linten. De bebouwing richtte zich naar het spoor, maar ook naar de straat die tussen de bebouwing en het spoor liep.
De Hoofdstraat, die als (historische) ruggengraat door het plangebied loopt, kent van oudsher een belangrijke verkeersfunctie. Naast dat zij fungeert als invalsroute van Arnhem, vormt zij eveneens een onderdeel van de hoofdontsluiting van Velp en de hoofdontsluiting van het centrum(winkel)gebied, waarbinnen zij eveneens een substantieel aanbod aan parkeerplaatsen biedt. Naast deze belangrijke verkeersfunctie heeft de Hoofdstraat nog een dubbelrol, namelijk dat van centrumgebied met een voorzienend karakter: de Hoofdstraat is dé centrale winkelstraat in het centrum van Velp. Alle overige winkelstraten komen hier op uit. Als enige winkelstraat kent de Hoofdstraat het aanbod van publieke functies aan beide zijden van de straat. De oude vrijstaande villa's aan de Arnhemsestraatweg, Hoofdstraat en Zutphensestraatweg zijn in de loop van de jaren onderhevig geweest aan functieverandering. De gunstige ligging en de representatieve uitstraling hebben ervoor gezorgd dat kantoren en voorzienende functies zich vestigden in de panden. Ook zijn veel panden verbouwd tot appartementencomplexen.
Velp is met ruim 18.000 inwoners het grootste dorp van de gemeente Rheden. Gezien de ligging van het dorp, tegen Arnhem, behoort Velp tot de stedelijke agglomeratie Arnhem en daarmee tot het stedelijke kerngebied van de agglomeratie.
Ontwikkeling
De ontwikkeling van Velp kan cultuurhistorisch worden samengevat in drie fasen, de hieronder genoemde data zijn vanzelfsprekend geen harde omslagpunten:
Agrarische nederzetting
De samenhang van de agrarische nederzetting is nog aanwezig maar niet altijd zichtbaar. Het zijn de beken, de oude wegen en verspreid daaraan gelegen bebouwing en de verkaveling die verwijst naar de agrarische oorsprong. De volgende structuren en elementen die uit deze periode stammen hebben een cultuurhistorisch waarde:
Buitenplaatsen en villa's
De periode van buitenplaatsen en villa's heeft voor het plangebied geleid tot een lint met een cultuurhistorische waarde:
Cultuurhistorisch gezien is in Velp-Centrum het volgende van belang:
- de Arnhemsestraatweg en de Zutphensestraatweg met veel imposante villa´s: deze beide wegen hebben, samen met de Hoofdstraat, vanouds (en ook nu nog) een belangrijke functie voor de doorstroming van het verkeer;
- de Hoofdstraat, Emmastraat en de Rozendaalselaan met zijn vele statige, monumentale herenhuizen van rond de eeuwwisseling; in veel van deze huizen zijn winkels gevestigd.
Deze waardering voor aanwezige cultuurhistorische waarden komt tot uitdrukking in de aanwijzing van beschermde gebouwde monumenten. Binnen het plangebied liggen zowel beschermde rijks- als gemeentelijke monumenten. Niet zichtbaar zijn de archeologische waarden in het plangebied. In hoofdstuk 2.5 Bodemaspecten wordt hier verder op ingegaan. Gezien de voor het gemeentelijk grondgebied gemaakte archeologische verwachtingskaart bevinden zich in het plangebied terreinen met een hoge archeologische verwachting. Deze kaart is een verfijning van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig. Overigens liggen er volgens de Archeologische Monumentenkaart 2014 van de RCE in het plangebied evenmin bekende, waardevol geachte, archeologische terreinen. Binnen het plangebied Velp-Centrum zijn meerdere panden aangewezen als gemeentelijk monument en als rijksmonument. De gemeentelijke monumenten (vooral villa's, herenhuizen, winkel-woonhuizen, dubbele woningen en een aantal stalhouderijen) liggen met name aan de Arnhemsestraatweg, Zutphensestraatweg en Rozendaalselaan. De rijksmonumenten liggen met name aan de Emmastraat en (eveneens) Arnhemsestraatweg. Het gaat met name om winkelpanden, woningen en villa's, maar ook een kerk en het voormalige postkantoor zijn aangewezen als rijksmonument.
In het plangebied komen de volgende gemeentelijke monumenten voor:
In het plangebied komen de volgende rijksmonumenten voor:
Deze zijn reeds beschermd door de aanwijzing als monument. Verder is de maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd door op de verbeelding voor de panden een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-hoogtemaatvoering' op te nemen waardoor de bestaande goothoogte en bestaande bouwhoogte moet worden gehandhaafd.
Een klein deel van het plangebied valt binnen het beschermd dorpsgezicht Villapark Overbeek. Dat is op de verbeelding aangeduid (als waarde-cultuurhistorie) en er geldt een aparte regeling voor. Bij besluit van 28 december 2011 is het Villapark Overbeek door het rijk aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Van oorsprong behoorde dit gebied tot het grote landgoed Overbeek. In Velp was Overbeek in 1900 het eerste landgoed dat werd omgezet in een villapark. Met gebruikmaking van het bestaande padenstelsel, waterpartijen en oude bomen werd een ontwerp voor een villapark in Engelse landschapsstijl gemaakt. Rondom de bestaande waterpartij en enkele oude bomen van het landgoed werd een vijftal gebogen wegen aangelegd. De Overbeeklaan, de Boulevard, de Prins Hendrikstraat, Evertsenlaan en de Overbeeksingel, die als een beschermende schil om het landhuis Overbeek en de gracht lag.
Het villapark vormt een sterk samenhangend geheel. Karakteristiek zijn de stedenbouwkundige opzet, het groene karakter en het gevarieerde bebouwingsbeeld met vrijstaande en dubbele villa's van een vaak hoogwaardige architectuur. De villa's hebben in het algemeen twee bouwlagen met een forse kap. De grootste villa's op de ruimste kavels zijn vooral gesitueerd om en in de directe omgeving van de vijver. Jongere villa's (gebouwd vanaf 1910) zijn doorgaans veel dichter opeen gebouwd, waardoor soms zelfs de indruk ontstaat van een min of meer gesloten straatwand. Op enkele plekken is de oorspronkelijke villabebouwing vervangen, zoals aan de oostkant van de vijver. Het villapark is een goed herkenbaar gebleven voorbeeld van een villapark uit het begin van de twintigste eeuw.
Een heel klein deel van het beschermd dorpsgezicht ligt in het plangebied.
Voor het plangebied is ruimtelijk kenmerkend dat het historische, stedelijke centrumgebied aan beide zijden (oost en west) wordt geflankeerd door parkachtige woongebieden. De gebieden zijn alle geregen aan een infrastructurele lijn die het gebied doorsnijdt; (van west naar oost) de Arnhemsestraatweg, Hoofdstraat en Zutphensestraatweg. Deze route is de belangrijkste drager van verkeers- en (winkel)voorzieningen in Velp. De parkachtige woongebieden aan weerszijden van het centrumgebied kenmerken zich door een bebouwingsbeeld van ruim opgezette bouwvolumes in een (voornamelijk privé) groene setting. Met name de bebouwing aan de hoofdas vertoont een behoorlijk massaal beeld wat betreft omvang en hoogte. Historische villa's worden afgewisseld met naoorlogse appartementenbouw of complexen (woon-/zorginstituten). In het westelijke gedeelte van het plangebied liggen ook enkele moderne kantoorgebouwen en een kleinschalige naoorlogse woonbuurt.
Voor het historische centrum van Velp geldt dat het is opgebouwd langs de Hoofdstraat, de Rozendaalselaan en de Emmastraat. Kenmerkend voor het historische centrum is de individuele, perceelsgewijze verkaveling en bebouwing. Voor het overige bestaat het historische centrum hoofdzakelijk uit vrijstaande woningen met een kleinschalig karakter, gesitueerd langs oude routes en veldwegen. De Onze-Lieve-Vrouwekerk, enigszins terzijde gelegen aan de Emmastraat, vormt een markant oriëntatiepunt in het centrum. De Hoofdstraat heeft door de verdichting en de toenemende verkeersfunctie een stenig karakter gekregen. De overige delen van het gebied worden gekenmerkt door een groener karakter, wat vooral veroorzaakt wordt door privé-groen. De enkele flats van zeven tot tien lagen rond Den Heuvel, gesitueerd aan een groot parkeerplein, staan in schril contrast met de omgeving van vriendelijke laagbouw. Desondanks vormt dit complex een belangrijk oriëntatie- en ontmoetingspunt. Wekelijks is er een markt op het parkeerterrein.
De ruimtelijke dragers van Velp worden gevormd door wegen en straten die een belangrijke verkeerskundige dan wel structuurbepalende functie kennen. Op de hieronder staande afbeelding is te zien dat 'rond' het dorp een wegenring ligt. Met verbindingen naar Arnhem, Zutphen en de A12 en A348. In Velp-Centrum zijn de Hoofdstraat, de Rozendaalsestraat en de President Kennedylaan belangrijke verbindingen die op de wegenring aantakken.
Daarnaast is de doorsnijding van de spoorlijn niet te ontkennen in de opzet van het dorp. De spoorlijn ligt net ten zuiden van het plangebied.
In het kader van het bestemmingsplan Velp-Centrum 2023 is onderzocht wat de invloed van de huidige bodemkwaliteit is op de beoogde planontwikkeling.
Daartoe worden de volgende stappen doorlopen:
Ten gevolge van de te verwachtte klimaatveranderingen is het gewenst in Velp-centrum aandacht te besteden aan hitte, wateroverlast en watertekort. Velp-centrum is nogal versteend, hierdoor zal in dit deel van Velp relatief snel overlast van hitte kan worden ondervonden. Daarnaast kan, van de helling, afstromend hemelwater snel voor (kortdurende) overlast leiden (verkeer, overlopende riolen). In Velp-centrum zal de mogelijkheid geschapen kunnen worden om er voor te zorgen dat het kan profiteren van verkoelende windstromen vanaf de Veluwe. Een zogenaamde groenblauwe structuur zou hiervoor de ruimte moeten bieden.
Er is geen kaart toegevoegd met de resultaten van de asbestkansenkaart omdat er in Velp-centrum geen gebieden zijn waar op voorhand onderzoek naar asbest in de bodem moet worden gedaan.
Bodembeschermingsgebied
Velp-centrum ligt niet in een bodembeschermingsgebied bedoeld voor de winning van grondwater.
Gemeentelijk bodeminformatiesysteem
Verdachte locaties.
Op de volgende kaart aan de linkerkant staan de locaties in groen weergegeven waar op basis van globaal historische onderzoek van de in het verleden verleende Hinderwet- en bouwvergunningen van verwacht wordt dat de bodem verontreinigd is of waar al bodemonderzoek is uitgevoerd. In rood staan de locaties weergegeven waar op basis van globaal historisch onderzoek verwacht wordt dat de bodem sterk verontreinigd is.
Of er op de rode locaties daadwerkelijk sprake is van bodemverontreiniging, is, tenminste bij de gemeente, niet bekend.
![]() ![]() |
![]() ![]() |
Verontreinigde locaties.
Van de 301 locaties in heel Velp waar bodemonderzoek is uitgevoerd zijn de meeste afgerond. In Velp-centrum zijn vijf locaties gelegen waar op enig moment nog vervolgonderzoek nodig is. Op de voorgaande kaart aan de rechterkant staan deze locaties weergegeven. (Let op: steeds is de gehele locatie aangegeven. Het kan echter goed zijn dat slechts op een klein deel van de locatie vervolgacties moeten plaatsvinden.) Hieronder is een lijst met deze locaties opgenomen.
Locatienaam | Straat | Nr. | Ernst | Vervolg |
Transportbedrijf | Emmastraat | 8 | potentieel ernstig | nader onderzoek |
Parkeerplaats Vlashofstraat | Vlashofstraat | Potentieel ernstig | Nader onderzoek | |
Toegangspad/parkeerterrein achter Hoofdstraat 73/75 | Hoofdstraat achter 73-75/ Oranjestraat tussen 17 en 19 |
Ernstig, urgentie niet bepaald | sanering | |
Stomerij | Hoofdstraat | 117 | Ernstig, geen spoed | Nader onderzoek |
Garage | Parkstraat | 1b en 2 | Potentieel ernstig | Nader onderzoek |
Globale bodemopbouw
Kenmerkend voor de gemeente zijn de stuwwallen van de Veluwe. Deze zijn ontstaan door opschuivende ijsmassa's in de een na laatste ijstijd. De zuidelijke Veluwe is een gebied waarin op relatief korte afstand grote hoogteverschillen aanwezig zijn. Het stuwwallengebied gaat in zuidoostelijke richting over in de uiterwaarden van de IJsselvallei. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden. In de (deels voormalige) uiterwaarden wordt hoofdzakelijk rivierklei aangetroffen. Het gebied kan grofweg worden verdeeld in een inzijgingsgebied (het gebied gelegen op de stuwwal) en een gebied waar plaatselijk kwel voorkomt. Kwel wordt met name in de uiterwaarden en in de komkleigebieden aangetroffen.
De bodemopbouw kan van belang zijn bij verschillende afwegingen, bijvoorbeeld op het gebied van waterberging en in wat bredere zin klimaatadaptatie. Het kaartje hieronder, zoals die in het gemeentelijke bodeminformatiesysteem is opgenomen, geeft globaal de grondlagen weer van de gronden buiten het bebouwde gebied van Velp. Zo wordt geen onderscheid gemaakt tussen klei en zavel. Anderzijds wordt meer onderscheid gemaakt binnen de zandgronden.
Asbestkansenkaart
Deze kaart met de resultaten van de asbestkansenkaart is niet toegevoegd. Omdat er in het plangebied geen gebieden zijn waar op voorhand onderzoek naar asbest in de bodem moet worden gedaan.
Achtergrondverontreiniging
In al lang bewoonde gebieden is bijna altijd een vorm van bodemverontreiniging aanwezig. Een duidelijke oorzaak van deze achtergrondverontreiniging is niet aan te wijzen. Uit onderzoek naar de mate van achtergrondverontreiniging is gebleken dat binnen de gemeente een aantal gebieden zijn met een onderling verschillende achtergrondverontreiniging.
De mate van verontreiniging is als volgt ingedeeld:
Het bestemmingsplan ligt in de zone Industrie-Stedelijk
De groen gekleurde bovengrond voldoet aan de achtergrondwaarde. Het oranje gedeelte van het plangebied voldoet wat betreft de bovengrond (bovenste meter) aan de maximale waarde wonen. De ondergrond (van 1 tot 2 meter beneden maaiveld) voldoet in het gehele plangebied aan de achtergrondwaarde.
Toekomstige functie
Daar waar het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden biedt die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden biedt en die tevens volgens de paragraaf hierboven verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Evidente functiewijziging.
Hieronder volgt een tabel met daarin alle locaties waar sprake is van een evidente functiewijziging waarbij tevens de verdenking bestaat van een ernstige bodemverontreiniging.
adres | vigerende bestemming | nieuwe bestemming | Bodem onderzoek nodig tbv bestemmingplanwijziging |
Parkstraat 1b | Voorziening met aanduiding inrichting art 2.3. | Centrum-1 | Bodemonderzoek uitgevoerd in 2002. Onder de betonvloer is een kleine sterke verontreiniging met lood en zink aanwezig. Zolang betonvloer in takt wordt gehouden is sanering niet nodig. Wonen op begane grond is niet toegestaan. |
Parkstraat 2 | Voorziening met aanduiding inrichting art 2.3. | Centrum-1 | Bodemonderzoek uitgevoerd in 2007. Mogelijk ernstig geval van bodemverontreiniging. Nader onderzoek is nodig. Bij huidig gebruik geen risico. Nader onderzoek op natuurlijk moment (zoals planherziening). Graven in de bodem is zonder toestemming provincie niet toegestaan, grondwater mag niet worden gebruikt. |
Emmastraat 7 | Voorziening met aanduiding inrichting art 2.3. | Centrum-1 | De bedrijven die hier hebben gezeten worden echter niet verdacht van ernstige bodemverontreiniging. Dus bodemonderzoek is niet nodig. |
Hoofdstraat 71 / Frederikstraat 2 | Voorziening met aanduiding inrichting art 2.3. | Centrum-1 | De bedrijven die hier hebben gezeten worden echter niet verdacht van ernstige bodemverontreiniging. Dus bodemonderzoek is niet nodig. |
Tijdens de stuwing in de ijstijd zijn grondlagen dakpansgewijs over elkaar geschoven. Sommige lagen zijn kleihoudend. Deze kleischotten houden het grondwater tegen. Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater. Verreweg de meeste beken op de Zuid-Veluwe worden gevoed vanuit die schijngrondwaterspiegels.
Bodembeschermingsgebied
In en nabij het plangebied ligt geen bodembeschermingsgebied. Geheel Velp ligt wel in het intrekgebied.
Warmte Koude Opslag (WKO) en geothermie
Uit de WKO-kansenkaart voor de MRA-gemeenten (MRA staat voor Milieusamenwerking regio Arnhem) van 26 mei 2010 blijkt dat binnen het plangebied het derde watervoerend pakket geschikt is voor de installatie van WKO systemen.
Bij een afweging of wel of niet WKO kan worden toegepast moet ook de invloed op het landschap, eventuele bodemverontreiniging, de (natte) natuur en de bodemkundige waarden(archeologie) worden betrokken. Mogelijk zijn er in het plangebied al WKO installaties in gebruik. Nieuwe WKO installaties moeten met de al bestaande installaties rekening houden.
Niet zichtbaar zijn de archeologische waarden in het plangebied. Gezien de voor het gemeentelijk grondgebied gemaakte archeologische verwachtingskaart bevinden zich in het plangebied terreinen met een hoge archeologische verwachting. Deze kaart is een verfijning van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden 2014 van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig. Overigens liggen er volgens de Archeologische Monumentenkaart van de RCE in het plangebied evenmin bekende, waardevol geachte, archeologische terreinen. Gebouwde monumenten zijn wel aanwezig.
Uit de beschrijving in hoofdstuk 2.2 Cultuurhistorische waarden blijkt dat in het plangebied de geschiedenis herkenbaar is. Niet zichtbaar zijn de archeologische waarden in het plangebied. Voor het gehele grondgebied van de gemeente zijn de archeologische verwachtingen in kaart gebracht. Uit deze archeologische verwachtingskaart blijkt dat dit plangebied voornamelijk een middelhoge archeologische verwachting kent (Waarde Archeologie 2) en enkele locaties met Waarde Archeologie 1 (hoge archeologische verwachting of bekende vindplaats). In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig. Wel zijn er locaties bekend van archeologische vindplaatsen, waar in de bodem archeologische relicten aanwezig zijn of waren. Rondom deze locaties wordt aangenomen dat de kans op verdere vondsten groter is. De bescherming voor archeologische waarden is al geregeld in het Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing. Deze bescherming is ongewijzigd overgenomen in dit plan.
Uit de in 2016 opgestelde Rapportage van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten binnen de gemeente Rheden zijn een aantal verdachte gebieden aangewezen.
De verdachte locaties binnen het plangebied zijn weergegeven op onderstaande kaart. De grijze gebieden zijn verdacht van de aanwezigheid van raketten en de roze gebieden zijn verdacht van de aanwezigheid van gedumpte munitie.
Daar waar na de oorlog gebouwd en gegraven is, is de kans op nog niet ontdekte niet-gesprongen explosieven vanzelfsprekend veel kleiner.
Binnen het plangebied ligt geen hogedruk-gasleiding of andere relevante leiding waarvoor in het bestemmingsplan een regeling moet worden opgenomen.
In de beleving van het plangebied overheerst een compact dorps karakter tot uitdrukking komende in smalle woonstraten.
Velp wordt doorsneden door twee hoofdverbindingen tussen Arnhem en Dieren-Zutphen: de Hoofdstraat en de spoorlijn (met station). Alleen de Hoofdstraat valt in het bestemmingsplan Velp-Centrum. Verder bevat het plangebied een belangrijke gebiedsontsluitingsweg in noord-zuidrichting: President Kennedylaan. Ook de Arnhemse- en Zutphensestraatweg en Hoofdstraat zijn aangewezen als gebiedsontsluitingswegen. Op deze wegen is een maximum snelheid van 50 km/uur toegestaan. De Hoofdstraat valt in het bestemmingsplan binnen de bestemming 'Centrum -1'. De overige wegen maken deel uit van het verblijfsgebied. Op deze erftoegangswegen heeft het autoverkeer een meer gelijkwaardige functie met de overige weggebruikers en is verder de snelheidslimiet meestal 30 km/uur of stapvoets op woonerven.
Velp-Centrum wordt bediend door een aantal buslijnen. Deze verbinden het dorpsdeel met Arnhem, Dieren en Dieren/Apeldoorn.
De trein heeft ten zuidoosten van het plangebied een halte.
Mede als gevolg van zijn centrumfunctie kenmerkt Velp-Centrum zich door een stenige omgeving. Het weinige groen bestaat uit groenaccenten en bomen. Particuliere tuinen spelen vanwege de beperkte aanwezigheid van openbaar groen een belangrijke rol in de beleving van het gebied.
Begin 2022 heeft de raad de Beleidsnota 'Buitenspelen 2022-2026' vastgesteld. Waar vorige nota's over Spelen zich vooral richten op de hoeveelheid en kwaliteit van speelvoorzieningen (speelplekken, toestellen e.d.), is de focus van het nieuwe beleid breder: niet de hoeveelheid speelplekken is een doel, maar kinderen zoveel mogelijk buiten laten spelen en jongeren buiten in beweging brengen is het doel. Het creëren, behouden en vernieuwen van speelruimtes is nog steeds een belangrijk onderdeel van het beleid. Daarbij wil de gemeente zoveel mogelijk aansluiten bij de behoeften van verschillende doelgroepen (3-23 jaar). De doelgroepen kunnen worden onderverdeeld in: - de groep 3-12 jaar; hiervoor zijn de speelplaatsen bedoeld; - de groep 13-23 jaar; hiervoor zijn de trapvelden, basketbalvelden, skatevoorzieningen en de jongerenontmoetingsplaatsen (jop`s) bedoeld. Voor beide doelgroepen moeten in de dorpen voorzieningen aanwezig zijn. De aanleg hiervan gebeurt in overleg met belanghebbenden (wijkraden, SWR, politie, inwoners). Naast deze meer traditionele speelplekken zien we ook dat kinderen en jongeren op steeds creatievere manieren buiten spelen en bewegen. Zo kunnen allerlei plekken in de openbare ruimte aanmoedigen om te spelen. Denk aan skaten over obstakels of een jachtspel in de openbare ruimte zoals 'Jachtseizoen'. Om dit te stimuleren is ruimte (bijvoorbeeld brede trottoirs) en een veilige omgeving (o.a. verkeer, sociale veiligheid, verlichting) belangrijk. Voor de doelgroep jongeren 12-23 jaar zijn Urban Sports in de buitenruimte erg in trek. Denk aan sporten zoals 3x3 basketbal of calisthenics.
In het plangebied zijn uitsluitend voor de doelgroep 3-12 jaar enige speelplaatsen aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de speelplek aan de Nieuwstraat. Dit speelterrein heeft een open karakter en bestaat uit gras met daarop vijf speeltoestellen. Het terrein is met name bedoeld voor kinderen van 3-6 jaar en is omsloten door een haag. Op dit speelterrein zijn verschillende spelfuncties aanwezig zoals een bewegingsspel (glijbaan, duikelrek, wip, draaischijf), socialisatiespel (draaischijf, glijbaan) en verkenningsspel. Voor de doelgroep 13-23 jaar zijn in het plangebied nu geen voorzieningen aanwezig. Bij herontwikkeling en op inbreidingslocaties dient hier rekening mee gehouden te worden en dient – waar mogelijk - te worden voorzien in deze behoefte. Een goed voorbeeld hiervan is de herontwikkeling van het VNB-terrein. Daarbij wordt (in fase 2 van het plan) ook rekening gehouden met speelruimte voor kinderen.
De beken en sprengen in de gemeente Rheden ontspringen op de zuidelijke Veluwe, hebben een noord-zuid verloop en monden uit in de IJssel. In en nabij het plangebied stroomt de Rozendaalsebeek. Dit is een beschermenswaardige sprengbeek tot de watermolen aan de President Kennedylaan. Daarna stroomt de beek ondergronds, in een duiker in de richting van Biljoen. De Rozendaalsebeek komt buiten het plangebied weer bovengronds.
Ook voor het bebouwde gebied van Velp-Centrum geldt dat de waterhuishouding in eerste instantie gericht is op het voorkómen van grondwateroverlast. Overtollig hemelwater wordt via straatkolken en leidingen afgevoerd. Op een aantal locaties wordt het overtollige hemelwater afgevoerd via een afzonderlijk hemelwaterriool. Dit hemelwater infiltreert op diverse plaatsen in de bodem of wordt afgevoerd naar de vijvers of watergangen. De riooloverstort loost bij hevige regenval het teveel aan rioolwater op het oppervlaktewater. Binnen het plangebied bevinden zich geen riooloverstorten.
Het ingezamelde afvalwater in het plangebied wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap die het effluent uiteindelijk loost op de IJssel. In het gemeentelijk rioleringsplan (heet tegenwoordig het Watertakenplan Olburgen (WTPO)) is het rioolsysteem beschreven.
Velp ligt op een korte overgangszone van het dichte bosgebied van de Veluwe en de uiterwaarden van de IJssel. Zowel de Veluwe als de uiterwaarden van de IJssel zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden in verband met het voorkomen van internationaal belangrijke habitats en soorten. Deze gebieden en het aan de zuidoostzijde van Velp-Centrum gelegen landgoed Biljoen maken tevens onderdeel uit van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone.
Velp is het grootste dorp van de gemeente Rheden. In de afgelopen jaren daalde het aantal inwoners in Velp, het aantal huishoudens nam licht toe. Deze daling van het aantal inwoners en lichte groei van huishoudens is het gevolg van huishoudensverdunning: vanaf de jaren '90 is de gemiddelde huishoudensgrootte gestaag gedaald.
Ten opzichte van de andere dorpen in de gemeente valt op dat Velp iets meer vergrijzing kent en meer eenpersoonshuishoudens heeft.
In algemene zin zal ook in Velp rekening moeten worden gehouden met een:
De gemeente Rheden heeft verhoudingsgewijs een grote huursector ten opzichte van vergelijkbare gemeenten. Het dorp Velp wijkt daarin niet af. De corporatiesector omvat 29% van de totale woningvoorraad, de particuliere huursector 13% (bij particuliere huur gaat het om zowel sociale als middeldure huurwoningen).
Velp heeft een woningvoorraad met veel appartementen. Gemiddeld is 38% van de woningvoorraad een appartement. In de hele gemeente Rheden is gemiddeld 26% een appartement.
Uit de regionale woningmarktanalyse van Companen (2019) komt naar voren dat er in onze gemeente voldoende aanbod is aan goedkope huur- en koopwoningen. Er is met name nog behoefte aan woningbouw in het middeldure en dure huur- en koopsegment. Bij nieuwbouw is het van belang te letten op levensloopgeschiktheid en duurzaamheid.
Er wordt in het plangebied niet voorzien in een verruiming van de woning-/bouwcapaciteit ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.
Het plangebied omvat het winkelgebied in het centrum van Velp waar veel economische activiteiten worden ondernomen. Het winkelgebied strekt zich uit langs de Hoofdstraat, tussen de Pres. Kennedylaan in het oosten en de Wilhelminastraat in het westen. De winkelfunctie strekt zich enigszins uit in de aangrenzende straten, waaronder Den Heuvel, Emmastraat en Oranjestraat ten zuiden van de Hoofdstraat en de Rozendaalselaan en Vlashofstraat ten noorden van de Hoofdstraat. Het centrum functioneert goed.
In het centrum vindt men winkels, horecagelegenheden waaronder restaurants, eetcafé's, cafetaria's en dergelijke, kleine en grote kantoren, persoonlijke dienstverlening zijn gevestigd in het winkelgebied van het centrum van Velp. De weekmarkt in het centrum van Velp vindt plaats op Den Heuvel op donderdagochtend.
Ook aan huis worden bedrijven en beroepen uitgeoefend, maar de omvang hiervan is beperkt vanwege het lage aantal grondgebonden woningen in het gebied.
Het plangebied kent een beperkt aantal voorzieningen omdat het centrum van Velp op de eerste plaats het winkelgebied is. De volgende voorzieningen zijn aanwezig.
- onderwijs en kinderdagverblijf
Kindercentrum Blos is gevestigd aan Rozendaalselaan 14-14a. Ook op de Rozendaalselaan 18 is een kinderdagverblijf aanwezig. Scholen zijn niet aanwezig in het plangebied van het centrum;
- religie
Aan de Emmastraat 18a bevindt zich de Onze Lieve Vrouwe Visitatiekerk.
- sport en fitness
In het centrum van Velp zijn een paar sport-fitnessscholen aanwezig.
- Zorginstelling/-organisatie
Alyssis Zorggroep, President Kennedylaan 180 in Velp
- diversen
Verspreid in het plangebied worden andere (para)medische beroepen aan huis uitgeoefend.
De mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen zijn overgenomen waarbij een actualisering heeft plaatsgevonden. Het plan is conserverend van aard. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn niet meegenomen. Hiervoor kunnen afzonderlijke planologische procedures worden gevolgd.
In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 5 Haalbaarheid en afweging wordt ingegaan op specifiek beleid.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de structuurvisie ‘Nationale Omgevingsvisie (NOVI)’ vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het plangebied bevat geen onderdelen die in het kader van het Barro relevant zijn.
Ladder duurzame verstedelijking
Door het Rijk is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe laddersystematiek geldt. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit aspect komt aan de orde in hoofdstuk 5 Haalbaarheid en afweging.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de hierop gebaseerde Omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 19 december 2018 en is in werking getreden op 1 maart 2019. In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Voor een zestal thema's zijn ambities geformuleerd:
1. energietransitie
2. klimaatadaptatie
3. circulaire economie
4. biodiversiteit
5. bereikbaarheid
6. vestigingsklimaat
7. woon- en leefomgeving.
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is daarnaast aangegeven welke zaken vanuit de Omgevingsvisie 2014 worden gecontinueerd. In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de omgevingsvisie van de provincie is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Deze verordening is bindend voor de gemeente. De omgevingsverordening wordt regelmatig geactualiseerd. Voor onderhavig plan is gebruik gemaakt van de op 5 juli 2022 vastgestelde versie. Over detailhandel wordt gesteld dat een bestemmingsplan detailhandel op een perifere locatie alleen mogelijk als dit past binnen het vigerende Regionaal programma werklocaties. Als een ontwikkeling niet past binnen het vigerende Regionaal programma werklocaties, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie detailhandel op een perifere locatie toch mogelijk maken onder enkele voorwaarden, zoals dat er aantoonbaar regionale afstemming heeft plaatsgevonden over deze ontwikkeling. Verder is een specifieke vestiging van een detailhandelsvoorziening op een perifere locatie alleen mogelijk als deze voorziening vanwege specifieke ruimtelijke eisen - of veiligheidseisen binnenstedelijk moeilijk inpasbaar is. Dit is onderdeel van het verstedelijkingsbeleid, zoals aangegeven in de Omgevingsvisie. Het doel van het beleid is het behoud van een evenwichtige en toekomstbestendige detailhandelsstructuur in Gelderland die bijdraagt aan de vitaliteit van steden en dorpen. De positie van de bestaande winkelgebieden staat centraal. Het vernieuwen en aanpassen van bestaande winkelgebieden aan een afnemende vraag naar winkels en nieuwe marktontwikkelingen heeft prioriteit. De vestiging van een supermarkt is slechts toegestaan binnen of aansluitend aan een winkelcentrum. Afwijken kan in bijzondere gevallen indien onderbouwd wordt dat vestiging in een winkelcentrum redelijkerwijs niet mogelijk is. Het doel van de regel is het vitaal houden van bestaande winkelcentra en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. In de meeste gevallen zijn supermarkten ruimtelijk goed in te passen in winkelcentra. Er zijn echter gevallen denkbaar waar redelijkerwijs geen ruimte geschikt of geschikt te maken is voor de vestiging van een supermarkt in een winkelcentrum. In die gevallen wordt een vestiging van een supermarkt toegestaan op een locatie net buiten een centrum of op een goed ontsloten plek (ook voor langzaam verkeer) in een dorp of woonwijk. Dit sluit aan bij het beleid van de gemeente voor het centrum Rheden. Een nieuwe supermarkt is overigens niet aan de orde. Over 'kantoren' wordt in de omgevingsverordening gesteld dat nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen alleen mogelijk worden gemaakt voor zover die past binnen het Regionaal Programma Werklocaties. Regionale afstemming is niet verplicht als het gaat om zelfstandige kantoren met een lokaal vestigingsgebied.
Milieu
Het onderdeel milieu van de Omgevingsverordening geeft geen aanleiding voor opmerkingen ten aanzien van deze locatie.
Woonagenda Arnhem e.o. 2017-2027
In maart 2018 is de subregionale Woonagenda Arnhem e.o. 2017-2027 vastgesteld. De subregio Arnhem en omstreken bestaat uit de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rozendaal en Rheden. De kwantitatieve behoefte blijft onderdeel van de overweging en argumentatie bij nieuwbouwprojecten, maar er wordt met name afgestemd op de kwaliteit. In de subregio mogen tot en met 2026 13.500 woningen toegevoegd worden, waarvan circa 650 in Rheden. Nieuwe initiatieven worden getoetst aan de behoefte, ook voor bijzondere doelgroepen. Er wordt getoetst aan ambities op het gebied van duurzaamheid en levensloopbestendigheid, hergebruik van bestaand vastgoed, herontwikkeling van rotte plekken, levert het een bijdrage aan een gevarieerde wijkopbouw, vroegtijdige betrokkenheid doelgroepen/woonconsument, inbreiding gaat voor uitbreiding, en eventueel de beoordeling van financieel of juridische gevolgen. Woningbouwplannen met meer dan 10 woningen worden afgestemd met de andere gemeenten in de subregio. Zo voorkomen we overaanbod in een bepaald segment en realiseren we een evenwichtige woningvoorraad.
In het plangebied is de bouw van woningen niet aan de orde.
Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater.
In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.
In het Waterbeheerprogramma voor de periode 2022 tot 2027 geeft het waterschap haar doelen aan, zoals ze deze heeft verwoord in de Watervisie 2030 (uit 2013). Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.
In de Waterbeheerplannen van het waterschap Rijn en IJssel zijn geen projecten beschreven die vragen om een regeling in onderhavig plangebied. De belangen van het waterschap zijn binnen het watertoetsproces mee gewogen.
Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.
Structuurvisie
De structuurvisie voor Velp, met als titel 'Mijn dorp van morgen', is vastgesteld door de gemeenteraad op 31 oktober 2017. De structuurvisie maakt ruimtelijke keuzes voor de toekomst en geeft een koers aan richting 2030. De structuurvisie is ontwikkeld met inbreng van bewoners, ondernemers en vertegenwoordigers van (maatschappelijke) organisaties. De visie zal uiteindelijk, samen met de structuurvisies voor de rest van de gemeente worden gebundeld in een overkoepelende visie.
De gemeente streeft ernaar dat het in Velp prettig wonen is voor iedereen en dat het aantrekkelijker wordt voor toeristen om Velp te bezoeken. Voor het centrumgebied is de ambitie vooral het behoud van karakteristieke bebouwing en behoud van functies. Hiervoor is het gewenst de dynamiek in het gebied te vergroten. Dit wil de gemeente bereiken door in het centrumgebied voorzieningen te concentreren die een bepaalde dynamiek genereren, en door het mogelijk maken van evenementen en verblijfsrecreatie.
Velp dient een centrum met regionale uitstraling te blijven. Dat is goed voor de woonkwaliteit van Velp zelf en van de gemeente als geheel. Dit doel kan gehaald worden als het centrum:
Binnen het kernwinkelgebied - Hoofdstraat vanaf het oude Postkantoor/De Overtuin tot de kruising met de Wilhelminastraat/Ommerhofselaan en de Emmastraat vanaf de Hoofdstraat tot aan de kerk - wordt niet meegewerkt aan de omvorming van winkelpanden naar woningen. Andere functies, die publiek trekken en passen bij het brede profiel van een centrumfunctie, zijn wel mogelijk.
Buiten het kernwinkelgebied is de omvorming van winkelpanden naar woonruimte wel mogelijk, mits dit binnen de gebruikelijke ruimtelijke kaders past. Overigens zijn wijkwinkelcentra, zoals Velperbroek, hiervan uitgezonderd. Er wordt met deze keuze een uitzondering op de regel gemaakt dat bedrijfsruimte in z’n algemeenheid niet voor woningen gebruikt kan worden. Deze uitzondering wordt gemaakt omdat verhuisbewegingen van winkels naar het centrum toe zo gestimuleerd worden.
Detailhandel
Het gemeentebestuur heeft in 2017 de Detailhandelsstructuurvisie Dieren, Rheden en Velp laten opstellen. Binnen de detailhandel is de afgelopen pakweg 10 jaar sprake van een sterke dynamiek. Veranderingen van consumentengedrag hebben geleid tot grote winkelvestigingen in de periferie. Internet heeft als aankoopkanaal een fors marktaandeel op de fysieke winkels veroverd. Daarnaast zijn, mede als gevolg van de afgelopen economische recessie, prijzen gedaald en marges gezakt. Consumenten hebben zich meer gericht op lage prijzen waardoor nieuwe formules voet aan de grond hebben gekregen. Een aantal winkelformules en zelfstandige ondernemers hebben bovenstaande transformatie niet kunnen bijbenen met leegstand als gevolg.
Door de nog steeds toenemende mobiliteit schromen consumenten niet naar andere soms verafgelegen winkelgebieden te trekken om daar te winkelen. Consumenten zoeken niet alleen een aankoopplaats (dat kunnen ze voor veel producten ook op internet vinden), maar zoeken ook een aangename omgeving. Parkeervoorzieningen, de aanwezigheid van (dag)horeca en de omgevingskwaliteit spelen hierin, naast het aanbod van winkels zelf, een belangrijke rol. Winkelgebieden worden hierdoor meer dan vroeger elkaars concurrent.
Met name winkelgebieden in kleine en middelgrote plaatsen dienen zich te onderscheiden om consumenten aan zich te blijven binden. Dit kan onder anderen door meer beleving te bieden (bijvoorbeeld in de vorm van aanwezige horeca of Leisure, een historische omgeving of een onderscheidend aanbod). Bij de keuze voor het doen van de dagelijkse boodschappen is het bieden van gemak en snelheid meer dan ooit van belang. trekken consumenten uit de regio.
De grootste kern binnen de gemeente Rheden is Velp. Met 280 verkooppunten en een verkoopvloeroppervlak van 24.819 m2 (ten tijde van het vaststellen van de Detailhandelsstructuurvisie), kent Velp ook qua detailhandel het grootste aanbod. Ten tijde van het vaststellen van de Detailhandelsstructuurvisie bedroeg het leegstandspercentage 13%, nipt boven het landelijk gemiddelde. In Velp is sprake van een bovengemiddelde winkelconcentratie.
Als uitgangspunt voor toekomstig detailhandelsbeleid voor Velp wordt geadviseerd te streven naar een compact, zoveel als mogelijk aaneengesloten en kwalitatief hoogwaardig winkelgebied. Gelet op de ontwikkelingen binnen de detailhandel en de verwachte verdere druk op exploitatiemogelijkheden van de bestaande detailhandel in Velp, wordt voorgesteld als kernwinkelgebied aan te wijzen de Hoofdstraat vanaf het oude Postkantoor/De Overtuin tot de kruising met de Wilhelminastraat/Ommershofselaan en de Emmastraat vanaf de Hoofdstraat tot aan de kerk.
Als secundair winkelgebied wordt geadviseerd aan te wijzen de Emmastraat vanaf de kerk tot aan de kruising met de Noorder Parallelweg, het gebied rond het parkeerterrein Den Heuvel (inclusief doorgang naar de Overtuin), het noordelijk deel van de Oranjestraat tot aan het parkeerterrein, het zuidelijk deel van de Rozendaalselaan (tot aan de kruising met de Wilhelminastraat).
Zie volgende afbeelding voor de ligging winkelgebied, kernwinkelgebied en secundair winkelgebied.
Nieuwe of uit te breiden winkellocaties buiten het kernwinkelgebied worden alleen toegestaan indien middels een effectenrapportage wordt aangetoond dat deze niet in het kernwinkelgebied gerealiseerd kunnen worden en dat vestiging hiervan buiten het kernwinkelgebied niet leidt tot een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur.
Concentratie van winkels binnen het kernwinkelgebied en eventueel het secundair winkelgebied, brengt met zich mee dat bestaande verspreide bewinkeling die wel inpasbaar is binnen het concentratiegebied dient te worden ontmoedigd. Geadviseerd wordt aan eventuele aanvragen voor uitbreiding hiervan geen medewerking te verlenen. Aanvragen voor een functieverandering van dergelijke winkels naar bijvoorbeeld wonen of dienstverlening zouden moeten worden gestimuleerd en welwillend worden benaderd.
Binnen een centrum waar het recreatief winkelen centraal staat, vervult de horeca een ondersteunende rol. Horeca (met terrassen) zorgen voor sfeer en verlengen de verblijfsduur. Binnen het kernwinkelgebied van Velp is de horeca met terrassen slechts marginaal aanwezig. Toevoeging van meer daghoreca gelegenheden (bij voorkeur geconcentreerd) is gewenst. Een "soepele" opstelling ten aanzien van bijvoorbeeld terrasvergunningen en wintertuinen kan hierin een stimulerende rol kunnen vervullen.
Beleidsnotitie Bouwen op achterterreinen in de gemeente Rheden
Op 30 maart 2021 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie 'Bouwen op achterterreinen in de gemeente Rheden' vastgesteld. Dit biedt een afwegingskader voor het bouwen van woningen op achterterreinen. Dit geeft aan wanneer de gemeente in beginsel mee wil werken hieraan. Het onderhavige bestemmingsplan betreft een actualiseringsplan waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De beleidsnotitie is wel het kader bij initiatieven die niet in het bestemmingsplan passen.
Cultuurhistorisch erfgoed
Erfgoed gaat over menselijke sporen uit het verleden die zichtbaar en tastbaar zijn in het heden. Dat kunnen voorwerpen zijn, archeologische vondsten, archieven, en gebouwde en groene monumenten zoals landgoederen, begraafplaatsen en landschappen. Maar ook bepaalde gebruiken, verhalen en gewoonten horen erbij.
De gemeenteraad heeft op 30 mei 2017 de Erfgoednota 'Verbindend Verleden' vastgesteld. Daarin is het erfgoedbeleid over de jaren 2012-2016 geëvalueerd en is het beleid voor de periode 2017-2022 geformuleerd. Omdat de evaluatie geen aanleiding gaf om het eerder ingezette beleid fundamenteel te wijzigen, is besloten om het beleid te actualiseren: dezelfde visie dus, maar met nieuwe plannen in de nieuwe uitvoeringsagenda. Daarin zijn zoveel mogelijk erfgoedwensen verwerkt die in het kader van de totstandkoming van de nota zijn verzameld. In de nota is bepaald dat het cultuurhistorische erfgoed van cruciaal belang is voor de ruimtelijke en sociale karakteristiek van de gemeente Rheden. Allereerst gaat het om het in goede staat doorgeven van cultuurhistorisch erfgoed aan volgende generaties. Daarnaast willen wij ons erfgoed inzetten als (hulp-)motor om de economische, sociale en klimatologische doelen te bereiken en te dienen als verbindende schakel tussen gemeente-brede beleidsdoelstellingen. Met een proactieve houding wordt geprobeerd het voor eigenaren aantrekkelijk(er) te maken om hun erfgoed te behouden. De visie is voor de verschillende delen van het erfgoed (landschap, archeologie, bouwkunst en de verhalen) uitgewerkt in de volgende thema's:
De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota 'Uitgediept' vastgesteld. Hierin is een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen'. De archeologische bepalingen uit dat bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door burgemeester en wethouders bepaald op basis van het advies van de regioarcheoloog die zijn advies opstelt aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode. De regeling via het bestemmingsplan laat onverlet dat mogelijke (toevals-)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een (onmiddellijke) meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Milieuzonering
In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 die op 26 mei 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. De hoofdlijn is als volgt. Ten aanzien van dit aspect wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gehanteerd. In nieuwe situaties wordt getoetst aan de richtafstanden. Afwijken van die afstanden is mogelijk mits gemotiveerd (met een onderzoek). In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook bestaande situaties beoordeeld. Bestaande bedrijven worden in principe zo bestemd dat zij ten minste kunnen blijven functioneren. Tenzij sprake is van een milieuknelpunt en bedrijfsbeëindiging is gewaarborgd.
Bodemkwaliteit
De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 31 mei 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan. Inmiddels is de nota en bodemkwaliteitskaart geactualiseerd (6 juni 2017). De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.
Er is geen kaart opgenomen met de resultaten van de asbestkansen kaart omdat er in Velp-centrum geen gebieden zijn waar op voorhand onderzoek naar asbest in de bodem moet worden gedaan.
Nota Bodembeheer
In al lang bewoonde gebieden is bijna altijd een vorm van bodemverontreiniging aanwezig. Een duidelijke oorzaak van deze achtergrondverontreiniging is niet aan te wijzen. Uit onderzoek naar de mate van achtergrondverontreiniging is gebleken dat binnen de gemeente Rheden een aantal gebieden zijn met een onderling verschillende achtergrondverontreiniging. De mate van verontreiniging is als volgt ingedeeld:
Een aantal gebieden zijn niet gezoneerd. Hierop is de nota bodembeheer niet van toepassing.
Het gehele plangebied voldoet aan de maximale waarde wonen. De grond daaronder voldoet aan de achtergrondwaarde.
Geluidhinder
De Wet geluidhinder stelt regels aan de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door gezoneerde wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige functies in nieuwe situaties. Hoe burgemeester en wethouders in verschillende omstandigheden invulling geven aan hun bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen dan de voorkeurswaarde, heeft het college op 27 april 2015 vastgelegd in de Nota Hogere waarden wet geluidhinder Rheden 2015. Een benodigde hogere grenswaarde moet zijn verleend voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Verkeer
In het gemeentelijke Verkeersveiligheidsplan uit 2000 wordt een wegcategorisering beschreven voor de kern Rheden bestaande uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden. Deze wegcategorisering is nog steeds van toepassing. Verblijfsgebieden zijn of worden ingericht als 30 km/u of 60 km/u zone. Gebiedsontsluitingswegen zijn de wegen binnen de bebouwde kom die hoofdzakelijk een doorstroomkarakter hebben en waar een snelheidslimiet van 50 km geldt. In het plangebied zijn de wegen ingericht als 30 km/u zone. Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de huidige grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015. In het bestemmingsplan is opgenomen dat voor de parkeernormen getoetst wordt aan de op dat moment geldende parkeernormen. De nu geldende Nota Parkeernormen zijn opgenomen als bijlage bij de regels.
Groen
In het gemeentelijke Groenstructuurplan uit 2002 en de Beleidsnota Bomen uit 2005 is de leidraad dat de groene kenmerken en karakteristieken in de dorpen en deelgebieden worden versterkt. Het centrum van Velp kenmerkt zich met een stenig karakter met pleinachtige verwijdingen in het straatprofiel. Kenmerkend voor dergelijke gebieden is de slechts incidenteel aanwezige groenaccenten en solitaire bomen, met een bij het centrum passend architectonisch en representatief karakter. Op de Lijst bijzondere bomen staan in Velp centrum enkele particuliere en gemeentelijke bijzondere bomen.
Spelen
Begin 2022 is de Beleidsnota 'Buitenspelen 2022-2026' vastgesteld. Het doel van de nota is om meer kinderen en jongeren meer te laten buitenspelen en bewegen. Het creëren, behouden en vernieuwen van speelplaatsen is daar een belangrijk middel voor. Het streven hierbij is 3% (per hectare uitgegeven gebied) speelruimte te creëren en te behouden voor verschillende doelgroepen (4 - 17 jaar). Daarbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:
Voor de speelplaatsen geeft het beleid aan: kwaliteit boven kwantiteit. Dat houdt in dat een goede, gevarieerde en uitdagende inrichting van speelplaatsen voorrang heeft boven veel kleinere speelplaatsen met weinig variatie en uitdaging.
Naast deze meer traditionele speelplekken spelen kinderen en bewegen jongeren tegenwoordig op steeds creatievere manieren buiten. Zo kan de hele buitenruimte, en dus ook het centrumgebied dienen als één grote speelplaats. Denk aan skaten over obstakels, een rondje fietsen, een hardloopbaantje in de openbare ruimte, toepassing van gekleurde tegels of een jachtspel in de openbare ruimte zoals 'Jachtseizoen'. Om dit te stimuleren is ruimte (bijvoorbeeld brede trottoirs) en een veilige omgeving (o.a. verkeer, sociale veiligheid, verlichting) belangrijk. Voor de doelgroep jongeren 12-23 jaar zijn Urban Sports in de buitenruimte erg in trek. Denk aan sporten zoals 3x3 basketbal of calisthenics. Met deze ontwikkelingen dient bij (her)inrichtingsplannen rekenen te worden gehouden.
Toegankelijkheid
In 2020 is de Toegankelijkheidsagenda vastgesteld door de raad. Deze nota heeft tot doel om onze maatschappij inclusief in te richten, zodat iedereen zonder drempels mee kan doen aan de samenleving. Zo ook inwoners met een beperking (visueel, lichamelijk, geestelijk). De nota gaat in op verschillende onderdelen van toegankelijkheid, waaronder communicatie, wonen, werk als ook de visuele- en fysieke toegankelijkheid van gebouwen en de openbare ruimte. Een aantal relevante richtlijnen hieruit zijn:
Gezondheid
In 2017 is de meeste recente Lokale Nota Publieke Gezondheid vastgesteld. Deze heeft tot doel de vitaliteit en ervaren gezondheid van inwoners te verbeteren. De inrichtingen van de openbare ruimte en gebouwen speelt hierbij een steeds grotere rol. Belangrijke onderdelen daarvan zijn:
Wonen
Op 29 september 2020 heeft de raad de Woonvisie 2020-2026 “Samen wonen in Rheden” vastgesteld. Deze visie laat een toekomstbeeld zien hoe inwoners kunnen wonen en leven in de gemeente Rheden en hoe dit bereikt wordt. De focus ligt op drie speerpunten:
De woningbouwopgave voor Rheden is om 550 woningen tot 2027 te realiseren. In de planningslijst zijn voldoende woningen opgenomen om aan dit aantal te voldoen. Er is echter nog ruimte voor nieuwe initiatieven, aangezien overcapaciteit doorgaans noodzakelijk is om het gewenste aantal woningen te realiseren.
Kamerverhuur
Wanneer er in een pand 3 of meer kamers worden verhuurd dan is een exploitatievergunning voor kamerverhuur nodig. Het maakt daarvoor niet uit of de kamers worden verhuurd als bedrijf of als particulier persoon. Bij de beoordeling van uw vergunningaanvraag houdt de gemeente rekening met een aantal zaken, zoals:
Beleidsregels huisvesting arbeidsmigranten
In de "Beleidsregels afwegingkader voor huisvesting van arbeidsmigranten in de gemeente Rheden", vastgesteld door Burgemeester en Wethouders op 9 maart 2021, zijn beleidsregels opgenomen die in acht genomen moeten worden bij besluiten over het toelaten van de huisvesting van arbeidsmigranten.
Op 28 september 2021 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Parapluplan huisvesting arbeidsmigranten en bijzondere woonvormen' vastgesteld. De beleidsregels maken onderdeel deel uit van het toetsingskader voor huisvesting van arbeidsmigranten. Inmiddels wordt gewerkt aan een regionaal afwegingskader. Het onderhavige bestemmingsplan vervangt het paraplubestemmingsplan. Bij buitenplanse initiatieven zal getoetst worden aan (onder meer) de dan geldende beleidsregels.
Toerisme
De verbinding van het dorp met zijn buitengebied en de inrichting hiervan is ook vanuit toeristisch oogpunt van belang. Het toeristisch-recreatief beleid is erop gericht meer aanbod te genereren voor toeristen en bezoekers aan de gemeente Rheden. Het Toeristisch Recreatief OntwikkelingsPlan (TROP) ‘Rheden op z'n best; tussen IJssel en Veluwezoom’ stelt zich onder meer als doel het bevorderen van de werkgelegenheid in Rheden en het behouden van natuurwaarden. Vanuit toeristisch-recreatief oogpunt is de verbinding met de gemeente Zevenaar via een veer over het water van de IJssel van groot belang. In het TROP wordt verder aangegeven dat een verbetering van de fietsverbindingen gewenst is, evenals een versterking van het winkelaanbod, en wordt een sterke nadruk gelegd op de cultuurhistorische geschiedenis en natuurwaarden van het gebied. Terzijde wordt hier nog opgemerkt dat het bestemmingsplan ook voorziet in de mogelijkheid in de woningen onder voorwaarden bed&breakfast te verstrekken, in die gevallen is uit brandveiligheidsoogpunt vergunning (voor een logiesfunctie) vereist als nachtverblijf wordt verstrekt aan meer dan 4 personen. De daadwerkelijke uitbreiding van het recreatief-toeristisch aanbod is afhankelijk van ondernemers en hun plannen voor nieuwe bedrijvigheid en de inzet van particulieren/inwoners. Inmiddels is op dit beleidsterrein door de gemeenteraad in september 2016 het Masterplan Recreatie en Toerisme Veluwezoom vastgesteld.
Economische activiteiten, algemeen
In de visie Een actuele economische beleidsnota van en voor de gemeente Rheden (vastgesteld door de gemeenteraad in maart 2016) wordt aangegeven dat het voor de gemeente van groot belang is dat de economie vitaal blijft voor haar inwoners en het bedrijfsleven. De visie geeft onder andere aan dat ingezet moet worden het behouden en versterken van de bedrijvigheid en daarmee de werkgelegenheid. De Rhedense bedrijventerreinen zijn voor de werkgelegenheid belangrijke gebieden. Om de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen te verhogen en knelpunten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is revitalisering noodzakelijk.
Evenementen
In de Beleidsnota Evenementenbeleid Rheden 2017, vastgesteld in de raadsvergadering van januari 2017, wordt een gemeentebreed algemeen beleid geformuleerd over evenementen. De nota wordt gevolgd door een uitvoeringsnota op basis waarvan een ruimtelijk kader op bestemmingsplanniveau kan worden vastgesteld. Op 28 november 2017 heeft het college het Handboek evenementen Rheden vastgesteld. Hierin staat onder meer dat het nodig is om terreinen aan te wijzen voor evenementen, daar waar het niet alleen gaat om kortdurende en incidentele evenementen. Dat kan met een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik van het bestemmingsplan of door een locatie aan te wijzen in het bestemmingsplan als locatie voor evenementen. In bestemmingsplannen kunnen evenemententerreinen worden aangewezen, maar er zal ook worden gewerkt aan een paraplu-bestemmingsplan, dat wil zeggen een overkoepelend bestemmingsplan voor het gemeentelijk grondgebied.
Welstandsnota
De welstandsnota vormt samen met het bestemmingsplan het (juridische) kader waaraan een omgevingsvergunning wordt getoetst ten aanzien van de ruimtelijke aanpassing van de gebouwde omgeving. Op 30 mei 2017 heeft de raad de welstandsnota geactualiseerd. Met deze welstandsnota zijn de gemeente, ondernemers en inwoners gezamenlijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van de leefomgeving. De nota is alleen daar van toepassing waar het algemeen belang van de leefomgeving groot is. Daar waar het niet nodig is, geeft de nota ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer en inwoner voor de verschijningsvorm van een bouwwerk. Hiermee wordt de regelgeving ten aanzien van welstand beperkt tot de hoogstnodige welstandscriteria zonder dat de kwaliteit van de bebouwde omgeving achteruit gaat. De nota is digitaal beschikbaar via de website www.welstandsnotas.nl/rheden. Hier kan iedereen de nota op adres raadplegen.
Zoals in hoofdstuk 1 al is aangehaald, kent onderhavig bestemmingsplan dat volgens de huidige digitale vereisten is opgezet, andere bestemmingen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Ook zijn de laatste wijzigingen in regelgeving en beleid hierin verwerkt. Niet gewijzigd is het uitgangspunt van flexibele bestemmingsplannen. Het geldende bestemmingsplan is hiervoor als uitgangspunt gebruikt. Ook zijn enige beperkingen aangebracht (bijvoorbeeld ten aanzien van aantallen, goothoogte en bouwlagen) zoals hieronder wordt beschreven.
Bouwmogelijkheden
De bestaande bouwvlakken zijn overgenomen tenzij dit niet meer actueel is, dan is het bouwvlak aangepast aan een verleende vergunning.
Maatvoering
Verder geldt dat de regeling voor wat de maatvoering betreft generiek wijzigt ten opzichte van het voorheen geldende plan. In plaats van alleen een bouwhoogte zoals in de voorheen geldende bestemming Werken of Voorzieningen, wordt in de dorpen thans ook het maximale aantal bouwlagen geregeld. Dit voorkomt dat in de woonomgeving hoge plat afgedekte gebouwen worden gerealiseerd, hetgeen niet passend wordt gevonden binnen de stedenbouwkundige structuur ter plekke. Het huidig aantal bouwlagen van de bebouwing vormt hierbij het uitgangspunt.
Gebruik
Geconstateerd kan worden dat niet alle gegeven gebruiksmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan zijn benut. Het betreft vooral de functies die door middel van aanduidingen in een woonbestemming waren toegelaten. Panden zijn ook in zijn geheel als woonruimte in gebruik genomen. De panden waarin wonen en andere functies aan elkaar gelijk waren gesteld, worden in dit plan bestemd als Gemengd. Aan de hand van de actuele situatie is gekeken maar de toedeling van toegelaten ander gebruik binnen de bestemming Gemengd.
Waar in de loop der jaren zich een ander gebruik heeft ontwikkeld, is dit beoordeeld. Niet alleen op de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid maar ook op vanuit andere beleidsvelden en regelgeving.
Stedenbouwkundige waarden
De stedenbouwkundige waarden die voorheen in een Beschrijving-in-Hoofdlijnen waren verwoord, krijgen thans waar zij als juridisch bindend zijn te beschouwen, rechtstreeks een plaats op de verbeelding en in de regels. Het instrument Beschrijving-in-Hoofdlijnen is namelijk niet meer opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en kan daarom niet meer worden toegepast.
- goot- en bouwhoogtes
Het stedenbouwkundige beeld wordt in zijn algemeenheid zoals hierboven al onder maatvoering is gesteld, beter geborgd door in elke bestemming te werken met bouwlagen. Zo nodig kan ook bij hoofdgebouwen gewerkt worden met goot- en bouwhoogtes als hiertoe stedenbouwkundig aanleiding toe is. Denk aan gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling. In die gevallen is de doelstelling het bewerkstelligen dat bij ver- of nieuwbouw optimaal wordt aangesloten op de bestaande, waardevol bevonden ruimtelijke uitstraling van een gebied. Buiten de gebieden met deze stedenbouwkundig waardevolle uitstraling blijft uitgangspunt de systematiek van bouwlagen en bouwhoogtes. Deze systematiek biedt meer architectonische variatiemogelijkheden.
In onderhavig plangebied zijn binnen de stedenbouwkundig waardevolle zones alleen de bestaande goot- en bouwhoogtes uitgangspunt als het monumenten betreft.
- onbebouwde gronden aan de openbare weg
De openheid van die onbebouwde gronden wordt in zijn algemeenheid bij woningen geborgd door de toekenning van de bestemming Tuin en bij overige bestemmingen door het niet aanduiden van deze gronden als een gebied waar bijgebouwen kunnen worden geplaatst.
- overige zone - stedenbouwkundig waardevol
Aan gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling is de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol toegekend. Deze aanduiding betreft gronden langs wegen die bepalend zijn voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur en waarbij een belangrijke mate van ruimtelijke representativiteit wordt nagestreefd. Het toekennen van deze aanduiding heeft tot doel het representatieve beeld in stand te houden en te versterken. In deze zone wordt geen gebouwen en overkappingen toegestaan, ook niet vergunningsvrij, teneinde een verdichting/samenklontering van het straat- en/of bebouwingsbeeld te voorkomen. Daarom worden ook restricties vastgelegd ten aanzien van het bouwen van erf- en perceelafscheidingen. Die mogen net zoals in de bestemming Tuin maar 1 meter hoog zijn. In het geval dat uit veiligheidsoverwegingen bij bedrijfsmatige en maatschappelijke functies een hoger hekwerk noodzakelijk is, kan hieraan worden meegewerkt. Ten aanzien van alle bouwwerken in deze zone kunnen nadere eisen worden gesteld.
Cultuurhistorische waarden
Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het herkenbaar houden van de ontwikkelingsgeschiedenis van belang. Op stedenbouwkundig schaalniveau kan dat door de hoofdstructuur, gevormd door de oude linten en later geheel nieuw aangelegde of doorgetrokken ontsluitingswegen te behouden evenals de watergangen. Het bestemmingsplan voorziet hierin. Het bestemmingsplan legt voorts het bestaande bebouwingspatroon vast in bouwvlakken en maatvoeringen.
- monumenten en beeldbepalende panden
Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden zijn ook de maatvoeringen van de beschermde monumenten en beeldbepalende panden nader bezien. Ook hier wordt een conserverende regeling voor goothoogte en bouwhoogte geïntroduceerd om in het bestemmingsplan meer aansluiting te zoeken bij de regelgeving ten aanzien van monumenten. Monumenten en beeldbepalende panden zijn op de verbeelding te herkennen door de aanduiding specifieke aanduiding - hoogtemaatvoering (sba-hm).
- beschermd dorpsgezicht
Aan de rand van het plangebied ligt een klein deel van het beschermd dorpsgezicht Villapark Overbeek. Met een dubbelbestemming wordt dit in dit bestemmingsplan beschermd.
- archeologie
Verder valt het plangebied binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen. De krachtens dat plan geldende dubbelbestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregime. Opgemerkt wordt dat de begrenzing van de verschillende types van archeologische waarden op een aantal plekken cirkelvormig is.
Het voorliggende plan heeft geen zelfstandige, nieuwe ambities ten aanzien van de bescherming van de aanwezige waarden.
Milieuzonering
Bij de totstandkoming van de planregeling is het uitgangspunt geweest dat geen hoger niveau van potentiële overlast mag ontstaan. Om dit te bewerkstelligen, zijn de toegestane activiteiten gekoppeld aan diverse lijsten. Deze zijn zodanig van opzet dat deze activiteiten binnen het gebiedstype acceptabel worden geacht. In het bestemmingsplan wordt nu direct aangeduid tot welke milieucategorie een functie is toegelaten, er hoeft anders dan voorheen het geval was geen berekening per locatie meer te worden verricht. Dit biedt meer duidelijkheid vooraf.
Reeds aanwezige/toegelaten functies die niet passen binnen de algemene bestemmingsregeling, worden gerespecteerd door middel van een specifieke aanduiding. Er bestaat geen aanleiding tot het 'wegbestemmen' van deze functies.
Voorts geldt dat voor alle activiteiten de parkeernormen van toepassing zijn. Dit kan gevolgen hebben voor de toelaatbaarheid van activiteiten.
Parkeernormen
Gezien de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, zijn de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.
Algemene wijzigingsbevoegdheid bij functieaanduidingen
Nieuw is dat het plan een algemene wijzigingsbevoegdheid kent. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een wijzigingsplan vast te stellen waarin een gegeven functieaanduiding wordt geschrapt als het gebruik langer dan 1 jaar is beëindigd. Maar zij kunnen met het oog op flexibiliteit en voorkomen van leegstand ook een gegeven functieaanduiding wijzigen.
Bestemming Centrum - 1
Deze bestemming is gegeven aan het kernwinkelgebied van Velp. Het kernwinkelgebied In dit gebied is detailhandel, dienstverlening en lichte horeca (categorie 1a) toegelaten. Welke horeca-activiteiten dat zijn, is vastgelegd in Bijlage 4 Lijst horeca-activiteiten. Door een concentratie wordt het behoud en de versterking van deze voorzieningen voor het dorp nagestreefd.
Boven deze vestigingen zijn woningen toegelaten. Andere aanwezige functies zijn specifiek aangeduid en gekoppeld aan een vlak.
In het (openbare) gebied zijn ook standplaatsen toegelaten, evenals onder voorwaarden terrassen alsmede evenementen.
In deze bestemming wordt gewerkt met bouwlagen en een maximale bouwhoogte die is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Gebouwd moet worden binnen het bouwvlak.
Bestemming Centrum - 2
Deze bestemming wordt voor het secundaire winkelgebied gebruikt. In dit gebied is detailhandel, dienstverlening en lichte horeca (categorie 1a) toegelaten. Ook al vanwege al aanwezige andere voorzieningen worden in dit gebied tevens maatschappelijke voorzieningen toegelaten. Die voorzieningen zijn opgenomen in Bijlage 5 Lijst maatschappelijke voorzieningen bij de regels. Het behoud van winkels staat hier niet voorop. Waar en in welke omvang de winkelfunctie binnen de bestemming wordt uitgeoefend, wordt niet nader bepaald. De ondernemers geven hier invulling aan.
Boven deze vestigingen zijn woningen toegelaten. Andere aanwezige functies zijn specifiek aangeduid en gekoppeld aan een vlak. In het (openbare) gebied zijn ook standplaatsen toegelaten, evenals onder voorwaarden terrassen alsmede evenementen en een weekmarkt.
Hier wordt opgemerkt dat in lijn van de detailhandelsstructuurvisie bij leegstand kan een winkelpand een andere functie krijgen; gedacht kan worden aan een ambachtelijk bedrijfje of aan woningen. Daarvoor kan een procedure nodig zijn waarbij vanzelfsprekend een ruimtelijke afweging plaatsvindt.
In deze bestemming wordt gewerkt met bouwlagen en een maximale bouwhoogte die is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Gebouwd moet worden binnen het bouwvlak.
Bestemming Gemengd - 1
Op diverse plekken is sprake van een combinatie van verschillende, gelijkwaardige functies. In de geldende (thans te herziene) bestemmingsplannen is gewerkt met aanduidingen waaruit blijkt dat tevens die andere gelijkwaardige functie is toegelaten. In het overgrote deel van de gevallen gaat het om woningen die ook in zijn geheel voor andere functies mogen worden aangewend. De mate waarin andere functies werden toegelaten was per pand verschillend. Ook vallen in de thans te herziene bestemmingsplannen de geldende bestemmingen uiteen in meer bestemmingen.
- het plangebied
De bestemming Gemengd - 1 wordt gebruikt als sprake is van de aanwezigheid of toelaatbaarheid van verschillende functies in een nagenoeg aaneengesloten gebied maar niet op zo'n schaal dat gesproken kan worden van een centrumgebied. In een dergelijke omgeving is een grotere verscheidenheid aan functies ruimtelijk aanvaardbaar.
Bij de toedeling van de bestemming Gemengd - 1 is gelet op het gebruik dat in aanvulling op het wonen plaatsvindt. Daarbij is ook betrokken het feitelijke gebruik en is getoetst of dit (nog steeds) ruimtelijk aanvaardbaar is.
De bestemming Gemengd - 1 is geënt op de geldende bestemming Voorzieningen. Het perceel mag zowel worden gebruikt voor een woning als voor maatschappelijke activiteiten, dienstverlenende activiteiten, activiteiten op het gebied van cultuur en ontspanning, lichte bedrijfsactiviteiten, lichte horeca-activiteiten en detailhandel (op de beganegrondlaag). Deze ruime mogelijkheden zijn aanvaardbaar rond deze kruising van wegen en in de nabijheid van de drukke spoorlijn.
Voor de bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruik gemaakt van lijsten met daarin een opsomming van de toegelaten activiteiten met een vermelding van de milieucategorie. Deze lijsten zijn opgenomen als bijlagen bij de regels.
Daarnaast zijn bestaande functies aangeduid die niet vallen onder de hierboven gegeven activiteiten specifiek aangeduid. Bij de totstandkoming van de planregeling is, zoals hiervoor al is aangehaald, het uitgangspunt geweest dat geen hoger niveau van potentiële overlast mag ontstaan.
Bestemming Wonen
De bestemming Wonen, die in de geldende bestemmingsplannen aan alle woonvormen werd toegekend, is nu beperkt tot die vormen waar het bieden van intramurale zorg niet voorop staat. Waar dat wel het geval is, gebruikt de gemeente de bestemming Maatschappelijk - 2. Daarmee wordt aangesloten bij de landelijke systematiek. Hierbij is ook gelet op de actuele situatie.
De bestemming Wonen is gegeven aan panden waar wordt gewoond en geen andere activiteit (meer) wordt ontplooid. Dat wil zeggen geen andere activiteit dan die niet onder een beroep aan huis of een toegelaten bedrijfsmatige activiteit aan huis begrepen kan worden. Binnen de bestemming Wonen blijven bestaande ondergeschikte andere functies toegelaten uit het geldende bestemmingsplan. Met betrekking tot het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is de regeling geactualiseerd.
- aantal woningen
In de bestemming Wonen is het aantal toegelaten woningen in een bouwvlak gefixeerd op het bestaande aantal of, indien dit meer is, het bestaande planologische aantal. Aldus ligt de ruimte die geboden wordt om nieuwe woningen te bouwen in het bestemmingsplan vast en kan op een goede wijze invulling worden gegeven aan de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking die op grond van het Bro moet worden gedaan als -in een op te stellen bestemmingsplan- nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan de orde zijn.
Als er op de verbeelding geen maximum aantal is gegeven, is het maximum aantal woningen in dat bouwvlak 1.
Bestemming Maatschappelijk - 1
De bestemming Maatschappelijk - 1 voorziet in een vrij brede maatschappelijk bestemming. Met een lijst is aangegeven welke functies hieronder worden begrepen. Bij de totstandkoming van de lijst is de mate van hinder voor de omgeving betrokken.
Het gaat om maatschappelijk voorzieningen zoals scholen, kerken, buurthuizen, gezondheidscentra.
Daar waar ook een ander gebruik plaatsvindt, is dit door middel van een aanduiding toegelaten.
Voor zover in de bestemming functieaanduidingen zijn geplaatst, kan de algemene wijzigingsbevoegdheid van toepassing zijn. Voor de beschrijving van de bevoegdheid die burgemeester en wethouders hebben, wordt verwezen naar het hierboven gestelde bij de bestemming Gemengd - 1.
- algemene wijzigingsbevoegdheid
Nieuw is dat het plan een algemene wijzigingsbevoegdheid kent. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een wijzigingsplan vast te stellen waarin een gegeven functieaanduiding wordt geschrapt als het gebruik langer dan 1 jaar is beëindigd. Maar zij kunnen met het oog op flexibiliteit en voorkomen van leegstand ook een gegeven functieaanduiding wijzigen.
Die mogelijkheid is geopend voor de bestemming Maatschappelijk - 1. De toe te laten activiteiten moeten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met reeds toegestane activiteiten. De toe te laten activiteit moet vallen onder een maatschappelijke activiteit (maar geen woonvorm betreffen die geregeld in de bestemming Maatschappelijk - 2), dienstverlenende activiteit of een activiteit op het gebied van cultuur en ontspanning. Het kan dus in ieder geval geen woonfunctie of een bedrijf betreffen. Een bedrijf heeft in een woonomgeving een andere uitstraling dan de wel toegelaten functies. Extra woningen worden met deze bevoegdheid niet toegelaten vanwege de plannen die al zijn opgenomen in de planningslijsten woningbouw.
Bestemming Tuin
De bestemming Tuin is toegekend aan perceelsgedeelten (bij woningen) waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling aldaar uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Die perceelsgedeelten hebben in de geldende bestemmingsplannen de bestemming Wonen waarbij geen bijgebouwen zijn toegelaten. Door de bestemming Tuin wordt nadrukkelijker dan voorheen in beeld gebracht dat de betreffende gronden vrij van gebouwen dienen te blijven. Opgemerkt wordt dat inherent aan het gebruik als tuin is dat daarin mag worden geparkeerd. De bestemming Tuin wordt eveneens gebruikt daar waar het achtererf grenst aan het landelijke gebied en een overgang tussen dorp en de openheid van het landschap nodig wordt gevonden. Ook daar worden vergunningvrije bouwwerken vanwege de gewenste overgang nadrukkelijk als stedenbouwkundig en landschappelijk ongewenst aangemerkt.
Gezien de doelstelling van de bestemming Tuin wordt deze niet gebruikt om bij diepe achtertuinen op binnenterreinen de gronden aan te wijzen waarop in de geldende bestemmingsplannen geen bijgebouwen worden toegelaten. Daar is namelijk onvoldoende ruimtelijk belang aan de orde. Om die reden zijn die diepe achtertuinen thans volledig voorzien een bestemming die bijgebouwen (en daarmee ook vergunningvrije bouwwerken) toelaten.
Zoals hierboven aangegeven, is op een deel van de als Tuin bestemde gronden de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol toegekend. Deze aanduiding betreft een verhoogde bescherming van de ruimtelijke uitstraling vanwege de stedenbouwkundige waarden ter plekke.
Kamerbewoning
De gemeente Rheden heeft een regeling met betrekking tot kamerbewoning. Dit wordt in beperkte mate toegelaten. Met deze regeling krijgt het bepaalde in de APV ook ruimtelijk zijn beslag en wordt dit voorzien van een duidelijk kader. Standaard kan een huishouden in de woning aan 2 personen kamers verhuren.
In de beleidsnota ter zake van verdergaande kamerverhuur wordt een onderscheid gemaakt tussen rustige woonwijken en functioneel gemengde wijken. Dit onderscheid tussen de aanvaardbaarheid van kamerbewoning in een rustige woonwijk en in een functioneel gemengde wijk biedt voldoende handvatten voor een indeling van het plangebied en daarmee voor een ruimtelijke afweging.
In de rustige woonwijken biedt het plan daarom conform het kamerverhuurbeleid in beperkte mate de gelegenheid tot het realiseren van meer dan 2 kamers in een woning. Het verhuren moet altijd geschieden in combinatie met de bewoning door de eigenaar of huurder. Vervolgens geldt dat maximaal 1% van de woningen in de rustige woonwijken hiervoor mag worden aangewend waarbij de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden ten minste 50 m moet bedragen.
Voor het multifunctionele gebied geldt alleen de restrictie dat de kamers in een woning worden gerealiseerd en de verhuur geschiedt in combinatie met de bewoning door de eigenaar of huurder.
Zoals ook zal worden geconstateerd in hoofdstuk 5.4.1, als het gaat om gemengde gebieden bij milieuzonering, gaat het in het centrum van Velp, dus het plangebied van dit bestemmingsplan, om gemengd gebied en niet om een rustige woonwijk. Daarom wordt in dit bestemmingsplan niet de eis gesteld dat maximaal 1% van de woningen in de wijk hiervoor mag worden aangewend en ook niet dat de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden ten minste 50 meter moet bedragen, zoals dat in veel andere gebieden in de kernen is gedaan. Wel moet het verhuren van kamers dus altijd geschieden in combinatie met de bewoning door de eigenaar of huurder.
Hierbij wordt opgemerkt voor het kunnen uitoefenen van kamerverhuur (anders dan het verhuren van 2 kamers door de bewoner) wel een vergunning nodig is op grond van de APV. Voor grondgebonden woningen wordt geen exploitatievergunning verleend.
Vóór het beleid ten aanzien van kamerbewoning, kan meegewerkt zijn aan het volledig gebruiken van een pand voor kamerbewoning. Dus zonder dat een relatie bestaat met een aanwezige woning. Deze panden zijn specifiek aangeduid op de verbeelding door middel van de aanduiding kamerverhuur, daarbij is ook het vergunde aantal kamers als maximum aantal aangeduid.
Omdat in het verleden ook op basis van een bouwvergunning of een omgevingsvergunning kan zijn meegewerkt aan het volledig gebruiken van een pand voor kamerbewoning, is zekerheidshalve in de regels opgenomen dat dit gebruik in bestaande legale situaties is toegelaten.
Cultureel medegebruik
Eveneens nieuw is de aanduiding voor cultureel medegebruik. Hierdoor blijven deze activiteiten die in kerken worden uitgeoefend mogelijk.
Horeca
Bestaande legaal aanwezige horeca-activiteiten zijn positief bestemd. Dit is geschied door deze ondernemingen aan te duiden binnen een gegeven bestemming. Daarbij zijn activiteiten ingedeeld op basis van de Lijst horeca-activiteiten die bij de regels hoort.
Niet-gesprongen explosieven
Vanwege de zorgplicht van de gemeente ter zake van de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog is in de regels een onderzoeksplicht opgenomen voor die gebieden waarvoor die verdenking bestaat. De gebieden zijn aangeduid op de verbeelding.
Parkeren
Ten slotte zijn vanwege de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.
Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.
Ten aanzien van nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt verantwoording afgelegd volgens het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro inzake de onderbouwing van de behoefte.
Geconcludeerd kan worden dat in onderhavig bestemmingsplan geen onderwerpen aan de orde zijn zoals bedoeld in het Barro.
De mogelijkheden die het plan bevat, betreffen geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Geconcludeerd kan worden dat de aard van het bestemmingsplan zodanig is dat het provinciale beleid, anders dan vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, niet aan de orde is. Gelezen de omgevingsverordening gaat het om de volgende onderwerpen.
Woningbouw
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in de bouw van nieuwe woningen. De woonfunctie binnen de bestemming Centrum - 1 en Centrum - 2 is toegestaan op de verdiepingen. In Centrum - 2 zijn ook woningen toegestaan op de begane grond daar waar dat specifiek is aangegeven. Bij de bestemming Wonen gaat het om al bestaande woningen. De bestaande mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan zijn overgenomen. In subregionaal verband worden de gemeentelijke woningbouwprogramma's op elkaar afgestemd. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de planningslijsten woningbouw. Geconstateerd is dat tot 2030 nog een behoefte bestaat aan 13.500 woningen (subregionaal). In het plangebied is ontwikkeling van woningen niet aan de orde.
Ladder van duurzame verstedelijking
Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Het plan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Bodembeschermingsgebied
Nagenoeg het hele dorp Velp ligt binnen het intrekgebied, het grondwater in dit gebied zal binnen 1000 jaar de pompputten van het waterbedrijf bereiken. Dit gebied is met een schuine arcering op onderstaande afbeelding aangeduid. Het plangebied valt hier binnen.
uit: Omgevingsverordening Gelderland
De in het plan gegeven bestemmingen voldoen aan hetgeen in de Omgevingsverordening Gelderland is gesteld voor het intrekgebied.
Gelders Natuurnetwerk en Groene ontwikkelingsruimte
Uit de Omgevingsverordening Gelderland blijkt dat het plangebied niet in de nabijheid ligt van het Gelders Natuurnetwerk en ook niet bij de aan de Groene Ontwikkelingsruimte. In paragraaf 5.4.6 Natuurwaarden wordt hier verder op ingegaan.
Nationaal landschap
In de Omgevingsverordening Gelderland is voorts vastgelegd de ligging van het Nationaal Landschap (groene arcering). Voor de gegeven bestemmingen heeft dit geen gevolgen. Het plangebied ligt op ruime afstand van het Nationaal Landschap.
In de Waterbeheerplannen van het waterschap Rijn en IJssel zijn geen projecten beschreven die nopen tot een regeling in onderhavig plangebied.
Of een bestemmingsplan het belang van het waterschap raakt, wordt door het waterschap getoetst.
De belangen van het waterschap zijn binnen het watertoetsproces mee gewogen.
Hier wordt de afweging beschreven die gemaakt is bij het leggen van de toepasselijke bestemmingen. Indien noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen, wordt ingegaan op het opgestelde rapport.
kader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstanden voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.
In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. Deze nota is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van inrichtingen in onderhavig plangebied en bij de indeling van de lijsten met toe te laten functies binnen de gegeven bestemmingen
beoordeling
Het plangebied kan worden gekarakteriseerd als een gebied waar sprake is van functiemenging. Aan de noord- en zuidzijde van de Hoofdstraat, aan de westzijde van de Pres.Kennedylaan, aan de west- en oostzijde van de Emmastraat, Parkstraat, Rozendaalselaan, Vlashofstraat en aan de oostzijde van de Wilhelminastraat zijn centrumfuncties aanwezig. Er is sprake van een verhoogd achtergrondniveau door de aanwezigheid van verkeer op deze wegen, winkelend publiek, horeca, parkeren en een grote verscheidenheid aan activiteiten. Ook zijn straten aan te wijzen waar kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en woningbouw gemengd zijn. Het zijn vaak die straten die aantakken op het centrumgebied.
Vanwege de gebiedstypering gebied met functiemenging is het mogelijk om voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan voor een rustige woonwijk wordt geadviseerd.
In het bestemmingsplan zijn een aantal bestemmingen opgenomen die relevant zijn voor de milieuzonering. Over die bestemmingen wordt opgemerkt dat zij activiteiten toelaten die vallen onder categorie 1 of onder categorie 1 en 2. In die gevallen zijn die activiteiten passend.
Valt een activiteit onder een hogere categorie dan standaard is toegelaten binnen een bestemming, dan is deze bestaande activiteit specifiek aangeduid. Het bestaande hinderniveau is uitgangspunt en ook bij nieuwvestiging qua milieuzonering aanvaardbaar.
De bestaande inrichtingen in het plangebied vallen onder de toegelaten bestemmingen en categorieën.
conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.
kader
Daar waar het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden biedt en die verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
beoordeling
Er zijn geen locaties opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan waar een bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.
De overgenomen bouwmogelijkheden zijn in het kader van het geldende bestemmingsplan al beoordeeld, sindsdien hebben zich geen ontwikkelingen voorgedaan die aanleiding geven om een bodemonderzoek te vragen.
conclusie
Het aspect bodemverontreiniging vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.
kader
Bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt zoals is vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015 vanwege de gemeentelijke zorgplicht bij het leggen van bouwvlakken in verdachte gebieden een onderzoek gevraagd naar de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten.
Voor de uit het vorige bestemmingsplan overgenomen bouwlocaties geldt dat dit onderzoek, indien dit aan de orde is, kan worden uitgesteld tot bij de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
beoordeling
Het plan voorziet niet in nieuwe mogelijkheden. Gebiedsaanduidingen in het bestemmingsplan zorgen voor bescherming rondom bekende locaties van ontplofbare oorlogsresten.
conclusie
Het aspect ontplofbare oorlogsresten vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
kader
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.
De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidsgevoelige bestemmingen'.
De Wgh kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde'). Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen moeten dan onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard.
Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'.
De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48 dB tot en met 53 dB in buitenstedelijk gebied en in stedelijk gebied van 48 dB tot 63 dB en voor spoorweglawaai 55 dB tot en met 68 dB.
Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.
In de op 27 april 2015 vastgestelde Nota Hogere Waarden Wet geluidhinder Rheden 2015 hebben burgemeester en wethouders vastgelegd hoe zij omgaan met het verlenen van hogere grenswaarden.
beoordeling
Railverkeer
In de onderstaande figuur staan de geluidscontouren aangegeven van de spoorlijn in Velp.
Wegverkeer
In de onderstaande figuur staan de geluidscontouren (Lden, situatie 2024) aangegeven van het wegverkeer in Velp. (Bron: Icinity gemeente Rheden).
legenda:
Binnen de zones van de spoorlijn en van de betreffende wegen is geen nieuwe geluidgevoelige ontwikkeling voorzien.
conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.
kader
Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.
Voor transportassen dat wil zeggen verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.
Al die besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Daarbij worden twee soorten risico beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De veiligheidszone wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd.
In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.
Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.
Voorts wordt in deze paragraaf ook aandacht besteed aan de gasdrukregel- en meetstations.
beoordeling externe veiligheid
Aan de orde is opnieuw vaststellen van een bestemmingsplan voor het centrum van Velp. In het plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het betreft reeds geldende woningbouwcapaciteit niet gelegen nabij risicovolle bronnen.
Risicoveroorzakende activiteiten
In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:
Door of in de nabijheid lopen geen wegen die relevant zijn voor het plangebied. De spoorlijn maakt onderdeel uit van het plangebied. De IJssel is niet relevant.
In en nabij het plangebied liggen in de gemeente Rheden geen hogedruk aardgastransportleidingen. Wel ligt er een hogedrukaardgasleiding ten westen van de A12 in de gemeente Arnhem.
Binnen het plangebied bevindt zich geen Bevi bedrijf. Buiten het plangebied bevindt ook geen Bevi bedrijf dat van invloed is op het plangebied.
conclusie
Het plan houdt in voldoende mate rekening met externe veiligheid.
kader
De bescherming van gebieden is vastgelegd de Wet natuurbescherming en de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). Voor de bescherming van soorten geldt de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen deze gebied mag de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.
Het landelijke Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone.
Daarnaast wordt worden in de Omgevingsverordening beschermd het Waardevol open gebied en het Nationaal landschap.
Soortenbescherming
Ook de bescherming van soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring van een beschermde soort of vernietiging van het leefgebied, een vaste rust- of verblijfplaats, kan het project strijdig zijn met de Wnb.
Deze wet kent drie verschillende beschermingsregimes:
De provincie heeft in de Omgevingsverordening aangegeven voor welke algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen.
beoordeling
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt buiten het Natura 2000-gebied Veluwe en het ten zuiden van het industrieterrein De Beemd gelegen gebied Rijntakken. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een mogelijk effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000-gebieden.
Het plangebied omvat geen gebieden die zijn aangeduid als Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelingszone. Het plan maakt ook geen nieuwe functies mogelijk een effect zouden kunnen zijn op de kernkwaliteiten van het GNN of GO. In onderstaande afbeelding is het GNN met een donkergroene kleur aangeduid, het GO met een lichtgroene kleur.
Soortenbescherming
Met dit bestemmingsplan worden niet direct nieuwe ontwikkelingen toegestaan. Wanneer binnen het plangebied nieuwe plannen ontwikkeld worden, zullen de aan de Wnb getoetst moeten worden.
Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat te allen tijde rekening moet worden gehouden met de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet natuurbescherming.
conclusie
Het aspect natuurwaarden is geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
kader
Vanaf 2007 geldt de verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden die onder andere de Monumentenwet 1988 vervangt.
Ten aanzien van archeologie blijven belangrijke punten:
Daarnaast dient in deze toelichting beschreven te worden de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
beoordeling
De mate waarin een verwachting op het aantreffen van relicten bestaat, is vastgelegd in een paraplubestemmingsplan. Dat recente bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïncorporeerd.
Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd zijn. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijk) waardevolle relicten. Dat melden dient terstond te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS).
Ten aanzien van de bovengrondse cultuurhistorische waarden wordt in onderhavig bestemmingsplan (wederom) op perceelsniveau de ligging van het hoofdgebouw vastgelegd. Voor bestemmingen waarbij in het geldende bestemmingsplan eerst alleen een bouwhoogte was voorgeschreven, is nu ook het aantal bouwlagen vastgelegd. De waarden worden ook beschermd door het toelaten van bijgebouwen tot een afstand van (meestal) 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
Voor de monumenten is een maatvoering opgenomen waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte leidend is.
conclusie
Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaat geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.
kader
Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding. Hierbij wordt opgemerkt dat het in dit geval het actualiseren van bestemmingsplannen betreft.
beoordeling
Dit betekent dat bestemmingen worden gelegd op bestaande bebouwing en nagenoeg altijd volgens bestaand gebruik. Bij dit plan is het omgaan met hemelwater aan de orde. In dat verband zou worden gehanteerd de volgorde: water zoveel mogelijk vasthouden, vervolgens het overtollig water tijdelijk bergen en in de laatste plaats het afvoeren van water.
Het realiseren van nieuwe watergangen is niet aan de orde, binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.
waterhuishoudkundig aspect | relevant | omschrijving | |||
1 | veiligheid | Nee | In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel. Het Barro is aan de orde. | ||
2 | wateroverlast | ja | In het plangebied is kans op wateroverlast door extreme buien als gevolge van klimaatverandering. | ||
3 | riolering | ja | Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen- afvoeren). Zie verder de toelichting. |
||
4 | watervoorziening | nee | Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Watervoorziening voor andere functies in en nabij het plangebied speelt geen rol. | ||
5 | volksgezondheid | ja | Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Rekening moet worden gehouden met het minimaliseren van milieuhygiënische risico's. | ||
6 | bodemdaling | nee | In het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond. Eventuele zettingen zijn niet relevant. | ||
7 | grondwateroverlast | ja | In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn. | ||
8 | oppervlaktewaterkwaliteit | nee | Er is geen oppervlaktewater in het plangebied | ||
9 | grondwaterkwaliteit | nee | Het plangebied bevat geen drinkwatervoorzieningsgebied. Velp ligt wel in het intrekgebied. | ||
10 | verdroging | nee | Het plangebied is grotendeels bestaand bebouwd gebied en verdroging speelt daarom geen rol. | ||
11 | natte natuur | nee | Het plangebied is grotendeels bestaand bebouwd gebied en bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren. | ||
12 | inrichting en beheer | nee | Binnen het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren. Rioleringswerken zijn in beheer bij de gemeente. |
De uitkomsten van de tabel geeft aanleiding voor de volgende toelichting.
Ad 3 Riolering
In het plangebied wordt afvalwater ingezameld en afgevoerd via de riolering. Voor de afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is de gemeentelijke aansluitverordening van toepassing. De riolering in het gebied moet het afvalwater doelmatig inzamelen en afvoeren. Riooloverstortingen (bij regenbuien) op oppervlaktewater moeten worden beperkt. Dit wordt onder andere bereikt door het afkoppelen van hemelwater en de aanleg van bergingsvoorzieningen. In het plangebied is overwegend een gemengd rioolstelsel aanwezig. Er is plaatselijk een gescheiden riolering aangelegd dat wil zeggen een afzonderlijk vuilwater- en hemelwaterriool.
Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via het gemengde riool. Het streven is om ook het hemelwater niet af te voeren via het gemengde riool. Bij nieuwe ontwikkelingen moet met hemelwater worden omgegaan overeenkomstig de Verordening afvoer hemelwater en grondwater Rheden. Bij nieuwe ontwikkelingen dient het hemelwater op eigen terrein te worden verwerkt. Het huishoudelijk afvalwater kan worden aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel
In het plan zijn alle rioleringsvoorzieningen toegestaan, onder andere boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen, bergingskelders, rioleringen en IBA´s (Individuele Behandeling Afvalwater). Ter voorkoming van bodem- en/of grondwaterverontreiniging moeten uitlogende en verontreinigende materiaaltoepassingen vermeden worden.
Aangezien het onderhavige plan betreft het actualiseren van bestemmingsplannen voor een reeds bebouwd gebied, zal alleen in het voorkomende geval uit onderzoek moeten blijken welke maatregelen mogelijk zijn.
Ad 7 Grondwateroverlast
In het plangebied is sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn.
Ad 9 Grondwaterkwaliteit
Binnen het in het plangebied aanwezige intrekgebied rond de drinkwaterwinningen worden geen functies toegestaan die de kwaliteit van het drinkwater negatief kunnen beïnvloeden. In het plan zijn geen vervuilende functies opgenomen.
conclusie
Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.
kader
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):
beoordeling
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan al was toegelaten in de geldende bestemmingsplannen. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.
conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.
kader
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de
bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
beoordeling
Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De conclusie is dat het kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
conclusie
Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.
Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.
In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.
De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.
Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming van) bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de vaststelling van het bestemmingsplan Velp-Midden.
Als de bestemmingsplanprocedure is gestart voor inwerkingtreding van de Omgevingswet, geldt het oude recht nog op de procedure. Vervolgens zal nadat een bestemmingsplan in werking is getreden, onderdeel worden van het 'tijdelijk' omgevingsplan, totdat het (voor dat deel) wordt vervangen door een omgevingsplan-nieuwe-stijl.
De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.
De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.
Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.
De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder paragraaf 6.3.2.
Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 Beschrijving
bestemmingsplan.
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op enige planregels.
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens de dubbelbestemmingen.
Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (aanlegvergunningenstelsel), voor zover dit aan de orde is.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.
De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.
In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologisch onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.
De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.
Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage
Parkeernormen
bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht.
Begrippen
Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.
Ten aanzien van het begrip bijgebouw (artikel 1.19) kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term bijbehorend bouwwerk waar in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.
Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.
Centrum - 1
Deze bestemming is gegeven aan het kernwinkelgebied van Velp aan de Hoofdstraat en deels aan de Emmastraat en Rozendaalselaan. In dit gebied is detailhandel, dienstverlening en lichte horeca (categorie 1a) toegelaten. Welke horeca-activiteiten dat zijn, is vastgelegd in Bijlage Lijst horeca-activiteiten. Door een concentratie wordt het behoud en de versterking van deze voorzieningen voor het dorp nagestreefd. Deze functies zijn alleen toegelaten op de begane grond. Opslag ten behoeve van deze functies is wel nog toegestaan op de verdiepingen. Verder zijn bepaalde maatschappelijke voorzieningen toegestaan, zoals opgenomen in Bijlage 5 Lijst maatschappelijke voorzieningen.
Boven deze vestigingen zijn woningen toegelaten. Andere aanwezige functies zijn specifiek aangeduid en gekoppeld aan een vlak. In het (openbare) gebied zijn ook standplaatsen toegelaten evenals onder voorwaarden terrassen alsmede evenementen en een weekmarkt.
Er wordt toegestaan dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.
In deze bestemming wordt, naast een maximale bouwhoogte voor hoofdgebouwen, gewerkt met een maximaal aantal bouwlagen.Bestaande situaties worden gerespecteerd. Een hoofdgebouw moet worden gebouwd binnen het bouwvlak.
Onderstaande geeft aan waar de bestemming Centrum-1 is gegeven:
Centrum - 2
Deze bestemming wordt voor het secundaire winkelgebied gebruikt voor de overige gronden ten zuiden en ten noorden van de Hoofdstraat met uitzondering van een deel van Emmastraat en Rozendaalselaan waar deze straten aansluiten op de Hoofdstraat. Het behoud van winkels staat hier niet voorop. Waar en in welke omvang deze winkelfunctie binnen de bestemming wordt uitgeoefend, wordt niet nader bepaald. De ondernemers geven hier invulling aan.
Net als bij de bestemming Centrum - 1 zijn naast detailhandel (op de begane grond) ook andere functies toegestaan.
Boven deze vestigingen zijn woningen toegelaten. Op de begane grond zijn woningen toegestaan als dat nader is aangegeven. Andere aanwezige functies zijn specifiek aangeduid en gekoppeld aan een vlak. In het (openbare) gebied zijn ook standplaatsen toegelaten.
Er wordt toegestaan dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.
Verschil met de bestemming Centrum - 1 zit in de afwijkingsbevoegdheden (afwijken van de gebruiksregels):
* in Centrum-2 is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van wonen op de begane grond.
* In Centrum-1 is de afwijkingsbevoegheid bij horeca net iets ruimer horecamogelijkheden (vergelijk 3.5 Afwijken van de gebruiksregels en 4.5 Afwijken van de gebruiksregels)
Binnen de bestemming zijn ook standplaatsen, onder voorwaarden terrassen alsmede evenementen zijn mogelijk.
In deze bestemming wordt, naast een maximale bouwhoogte voor hoofdgebouwen, gewerkt met een maximaal aantal bouwlagen. Bestaande situaties worden gerespecteerd. Een hoofdgebouw moet worden gebouwd binnen het bouwvlak.
Gemengd - 1
Deze bestemming ziet in dit plan op één perceel. Naast het wonen zijn er ook andere gebruiksmogelijkheden. Naast wonen dat ook op de begane grond mag plaatsvinden, is hier detailhandel op de begane grond toegestaan en bepaalde typen horeca. Alsmede diverse functies op de gebieden maatschappelijk, dienstverlening en cultuur en ontspanning die zijn opgenomen in Bijlage 1 Lijst gemengde activiteiten. Activiteiten die niet op de lijst zijn vermeld maar naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde activiteiten, kunnen via een afwijkingsbevoegdheid worden toegestaan. Daarbij moet het wel gaan om functies op de gebieden maatschappelijk, dienstverlening en cultuur en ontspanning; de afwijkingbevoegdheid voorziet nadrukkelijk niet in een ander type functies. Voor de omkadering van deze functies wordt verwezen naar de definities in artikel 1. Verder zijn bedrijven toegestaan welke zijn opgenomen in Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied mits zij vallen onder categorie 1. Gelet op de beoogde uitstraling van de verspreid gelegen locaties die als Gemengd - 1 zijn bestemd (een lichte dynamiek, weinig overlast, makkelijk inwisselbare activiteiten), is een hogere categorie hier niet gewenst.
Er wordt toegestaan dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.
Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden die met bijgebouwen zijn aangeduid. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.18.
Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.
Maatschappelijk - 1
De maatschappelijke voorzieningen die geen instellingen betreffen zijn ondergebracht in de bestemming Maatschappelijk - 1. Rechtstreeks toegestaan zijn de voorzieningen welke zijn genoemd in Bijlage 5 Lijst maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan welke niet voorkomen op de lijst, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de voorzieningen die wel zijn genoemd. Dit zal in het kader van een afwijkingsprocedure beoordeeld moeten worden. In alle gevallen dient het te gaan om een maatschappelijke voorziening.
Het begrip maatschappelijke voorziening is beschreven in de begripsbepalingen (artikel 1.55).
Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1.
Verder is van belang dat ter plaatse van bepaalde aanduidingen alleen die specifiek aangeduide functie is toegelaten. Dit kan zijn vanwege de functie (begraafplaats, collectieve parkeervoorziening, verenigingsgebouw) of omvang van de bestemming (onderwijsinstelling).
Tuin
Deze bestemming ziet op gronden die als tuin in gebruik zijn en die in beginsel vrij van gebouwen dienen te blijven. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt, dat de toegestane hoogte afhankelijk is van de situering. Als het gaat om de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen die worden geplaatst op hoekpercelen die grenzen aan openbaar groen of wel aan de openbare weg, geldt dat de een hoogte van 2 m is toegestaan mits de afscheidingen zijn geplaatst achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Door uit te gaan van de oorspronkelijke achtergevel wordt aangesloten bij het Besluit omgevingsrecht. In andere gevallen mogen de afscheidingen maximaal 1 m hoog zijn. Een uitzondering geldt voor afscheidingen binnen de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol, alwaar in alle gevallen een maximale hoogte van 1 m geldt. Voor de duidelijkheid verwijst dit artikel door naar de betreffende bepaling.
Hierbij wordt opgemerkt dat burgemeester en wethouders een beleid hebben vastgesteld over de wijze waarop zij omgaan met hun wettelijke bevoegdheid om omgevingsvergunningen te verlenen buiten de bepalingen van het bestemmingsplan om. Deze bevoegdheid op grond van het Besluit omgevingsrecht is bedoeld voor zogenaamde 'kruimelgevallen'. In hun beleid hebben burgemeester en wethouders voorzien in een mogelijkheid om in bepaalde gevallen mee te werken aan hekwerken en toegangspoorten die qua maatvoering afwijken van het bestemmingsplan.
Wonen
Deze bestemming betreft de bestaande woningen (met uitzondering van de bedrijfswoningen).
Ten aanzien van kamerverhuur kan worden opgemerkt, dat bij iedere woning -maar niet in een vrijstaand bijgebouw- maximaal aan 2 personen kamers mogen worden verhuurd aan personen die niet tot het huishouden behoren (waaronder niet begrepen wordt bed en breakfast, dit valt onder de regeling van aan huis gebonden beroepen/bedrijven). Dit volgt uit de begripsbepaling van woning (artikel 1.79). Kamerverhuur aan meerdere personen is slechts mogelijk in zoverre de planregeling hierin voorziet.
Ingevolge de begripsbepaling van het begrip woning moet sprake zijn van een huishouden. Onder het begrip huishouden wordt niet alleen een gezin verstaan.
Per bouwvlak is in beginsel 1 woning is toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen dan wel op de bestaande planologische rechten. Ook als een bepaald aantal woningen in het bestemmingsplan is toegestaan, kan het nodig blijken dat (alsnog) een omgevingsvergunning voor wonen nodig is. De benaming van de aanduiding maximum aantal wooneenheden vloeit voort uit de keuze die in de landelijke standaard is gemaakt. De term 'wooneenheden' heeft in deze geen op zichzelf staande betekenis, gedoeld wordt op het aantal woningen.
Verder is het ook hier toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.15). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis -opgenomen als Bijlage 6 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan- is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.
Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, in de Bijlage 7 Parkeernormen voorwaarden zijn gesteld. In deze bijlage zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van deze bijlage bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag dan wel bij een functiewijziging.
Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.19.
Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering uitgedrukt in aantal bouwlagen. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak.
Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspercentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte.
Waarde - Archeologie 1 en 2
Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden.
In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.
Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). Waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevingsvergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).
De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).
Verwachtingswaarde | categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart | onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen | Dubbelbestemming | ||
terrein van cultuurhistorische waarde, opgehoogd erf, buitenplaats, kasteelterrein, kern historische nederzetting | aandachtsgebied | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 1 | ||
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering | aandachtsgebied | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 1 | ||
hoge verwachting, mogelijk goede conservering | aandachtsgebied | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 1 | ||
middelhoge verwachting | onderzoeksgebied | groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 2 | ||
lage verwachting | archeologisch gebied met lage verwachting | groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 3 | ||
water | waterbodems | groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 3 | ||
bekende archeologische vindplaatsen en een straal van 25 m daaromheen | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie 1 |
Waarde - Cultuurhistorie
Deze bestemming is gegeven aan gebieden met een grote cultuurhistorische waarde. Binnen deze bestemming geldt net zo zeer als binnen de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol dat op deze percelen de erf- en perceelafscheidingen grenzend aan het openbare gebied maximaal 1 m hoog mogen zijn. Om de cultuurhistorische waarde verder te beschermen geldt dat op deze percelen in nieuwe gevallen niet vóór de voorgevel van het pand geparkeerd mag worden. Van belang is, dat het gaat om de feitelijke voorgevel. Dus niet het bouwvlak, maar de voorgevel zelf. Op deze wijze vindt een bescherming plaats van het waardevolle karakter van de betreffende gronden en het representatieve straatbeeld. Mocht het door de feitelijke situering van het hoofdgebouw niet mogelijk zijn om te komen op voldoende parkeergelegenheid op het perceel, dan kan hiervoor worden afgeweken als dit past binnen de daarvoor opgenomen criteria.
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken. De tekst van de regeling volgt uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels
Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen.
Algemene gebruiksregels
Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.
In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Om discussie te voorkomen is dit expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Rheden om dit niet toe te laten in onderhavige kern.
Voor evenementen, manifestaties, markten en standplaatsen geldt, dat de legaal bestaande situaties worden gerespecteerd.
Aan nieuwe situaties kan worden meegewerkt door het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid, waarbij moet worden getoetst aan de aangegeven criteria. Dit laat onverlet dat daarnaast ook moet worden voldaan aan de APV.
Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.
Algemene aanduidingsregels
Het plan kent de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol. Van belang is dat de tuinen welke zich binnen deze zone bevinden niet worden gezien als erf bij woning of bijvoorbeeld het kantoor. Daarom kunnen hier geen vergunningvrije bouwwerken worden geplaatst. Overige bouwwerken zijn op deze gronden wél toegestaan, omdat het verbieden hiervan als te beperkend wordt gezien. Om het waardevolle karakter te kunnen borgen, kunnen aan de overige bouwwerken nadere eisen worden gesteld, waarbij onder meer gedacht moet worden aan de mate van transparantie van een bouwwerk, zodat geen gesloten zicht ontstaat en het mogelijk blijft de aanwezige openheid te ervaren.
Verder kent het plan de aanduiding veiligheidszone - niet-gesprongen explosieven. In de aangegeven gebieden kunnen mogelijk restanten aanwezig zijn van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Voor het verrichten van werkzaamheden dieper dan 30 cm is daarom een vergunning nodig. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden geldt deze vergunningplicht niet als uit een rapport blijkt dat de kans op het alsnog aantreffen van explosieven verwaarloosbaar klein is.
Algemene afwijkingsregels
Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.
Algemene wijzigingsbevoegdheid
In de algemene wijzigingsbevoegdheid wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om aanduidingen binnen de bestemmingen Gemengd - 1 en Maatschappelijk-1 te verwijderen en te wijzigen. Als burgemeester en wethouders gebruik willen maken van hun bevoegdheid dan verbindt het bestemmingsplan hieraan voorwaarden.
Burgemeester en wethouders zijn niet verplicht om gebruik te maken van hun bevoegdheid.
Algemene procedureregels
Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.
Overgangsrecht
De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.
Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning -voor zover vereist- zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.
Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.
Er is gestreefd naar om binnen de nieuwe digitale systematiek dezelfde mogelijkheden te bieden als in het geldende bestemmingsplan. Wel met, zoals hiervoor al is aangegeven, een toets aan hedendaagse inzichten.
Los van de wijzigingen die voortvloeien uit de nieuwe landelijke digitale systematiek en de hiervoor opgesomde nieuwe woningbouwlocaties, is in onderhavig bestemmingsplan rekening gehouden met de (ruimere) mogelijkheden om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. Om die reden zijn veel activiteiten zonder nadere aanduidingen binnen de bestemming Wonen mogelijk.
Bestaand gebruik wordt binnen de gegeven bestemmingen toegelaten.
Voor een meer uitgebreide beschrijving van de mogelijkheden van het nu voorliggende plan kan hoofdstuk 4 geraadpleegd worden.
Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.
De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijkheden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.
Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.
Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.
kader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien:
De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.
beoordeling
Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie van de geldende bestemmingsplannen. In beginsel worden bestaande rechten uit deze plannen, het bestaande legale gebruik van gronden en gebouwen gerespecteerd.
conclusie
Het verhaal van kosten is voldoende verzekerd, een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat gezien de beperktheid van de aanpassingen in de regels en verbeelding en de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan geen zodanige waardeveranderingen worden voorzien dat zij niet gedragen kunnen worden.
Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.
kader
De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen. Gezien de gewenste participatie van inwoners, ondernemers en organisaties is het voorontwerpbestemmingsplan voor inspraak ter inzage gelegd. Ook is een inloopavond georganiseerd.
In de Nota inspraak, vooroverleg en ambtshalve aanpassingen voorontwerp is ingegaan op de inspraakreacties.
kader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.
Het vooroverleg vond gelijktijdig met de inspraak plaats.
In het kader van het vooroverleg zijn de volgende instanties in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan:
a. het waterschap Rijn en IJssel;
b. de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden;
c. provincie Gelderland.
In de Nota inspraak, vooroverleg en ambtshalve aanpassingen voorontwerp is hierop ingegaan.
Het ontwerpbestemmingsplan is weer ter inzage gelegd, waarbij een ieder de mogelijkheid heeft gehad een zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.
Er zijn geen zienswijzen ingediend. Wel is het gewenst om het bestemmingsplan ambtshalve te wijzigen. Dit zoals opgenomen, en gemotiveerd, in de Nota van wijzigingen bij het raadsvoorstel/raadsbesluit.