Plan: | Landelijk Gebied, locatie Bockhorstweg 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0275.BPLG22-VA01 |
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan. Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status.
De aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het perceel is meerledig. Abusievelijk zijn in de herziening van het bestemmingsplan Landelijk Gebied voor de met vergunning opgerichte kapschuur, welke mede is bestemd voor Bed & Breakfast, niet de bouwmogelijkheden meegenomen. Daarnaast beoogt dit bestemmingsplan de maximaal toegestane oppervlak bijgebouwen en het toegestane gebruik vast te leggen.
Het plan heeft betrekking op het perceel gelegen aan Bockhorstweg 1 te Spankeren en is gelegen in het landelijk gebied.
De ligging van de locatie is op de volgende kaart met een cirkel aangegeven.
Afbeelding: luchtfoto kern Dieren en Spankeren met in rood locatie plangebied
Afbeelding: luchtfoto en kadastrale grens
Voor onderhavig perceel geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied dat op 27 januari 2009 is vastgesteld en bij besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2011/ 200908372/1/R2, onherroepelijk is geworden.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het kadastrale perceel Gemeente Dieren, sectie R nr. 1349.
Afbeelding: kadastraal perceel
In dit bestemmingsplan wordt de heden aanwezige bebouwing positief bestemd en wordt het toegestane gebruik geregeld.
In het bestemmingsplan Landelijk gebied heeft het perceel de bestemming Wonen waarin bijgebouwen tot maximaal 150 m2 zijn toegestaan. Er is 318 m2 bijgebouwen met vergunning gerealiseerd. Het uitgangspunt van het onderhavige bestemmingsplan is om 318 m2 bijgebouwen toe te staan. Daarnaast is in het vigerend bestemmingsplan een zone opgenomen waar het gehele bijgebouw gebruikt mag worden voor bed-and-breakfast. In deze zone is een kapschuur gelegen. In het onderhavige bestemmingsplan wordt deze zone en bijbehorende regeling overgenomen. Hierdoor mag 168 m2 extra ten behoeve van de vestiging van een bed-and-breakfast worden gebruikt. Dit is extra bovenop het toegestane beroep aan huis, waar mede bed-and-breakfast onder wordt begrepen. De maximale maat voor bijgebouwen (318 m2) mag niet worden overschreden.
In deze toelichting wordt een en ander toegelicht. Geconcludeerd kan worden dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen argumenten voorhanden zijn die het leggen van de gewenste bestemming belemmeren. Het gemeentebestuur wil derhalve meewerken aan het hiervoor beschreven gewenste situatie. Daarvoor is onderhavig plan in procedure gebracht.
In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 Haalbaarheid wordt ingegaan op specifiek beleid.
Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan.
Onderhavig bestemmingsplan bevat geen aspect dat het Barro is vastgelegd. Evenmin raakt het rijksbeleid.
Na de invoering van de Wet ruimtelijke ordening heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De provinciale visie op ruimtelijk gebied is vastgelegd in deze algemene structuurvisie. De structuurvisie is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten in Gelderland worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Het provinciale beleid richt zich op het groenblauwe raamwerk (natuur en water) en het rode raamwerk (stedelijke functies en infrastructuur). Het overige provinciale grondgebied wordt het multifunctionele gebied genoemd en is het domein van de gemeenten die daartoe in regionaal verband samenwerken.
Op de beleidskaart ruimtelijke structuur is Spankeren aangegeven als liggende in multifunctioneel platteland. Het multifunctioneel gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciale hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal beleid is op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG), laatstelijk gewijzigd op 27 juni 2012 welke wijziging op 5 juli 2012 in werking is getreden, zijn punten van provinciaal ruimtelijk beleid juridisch vastgelegd. Onderhavig plan is niet strijdig met dit beleid.
De provinciale Woonvisie is de leidraad voor een voldoende aanbod van kwalitatief passende woningen en woonmilieus voor de Gelderse bevolking. Het woningaanbod moet aansluiten op de voorkeuren van bewoners. Het plan is niet strijdig met dit beleid.
De provinciale Milieuverordening geeft geen aanleiding voor opmerkingen ten aanzien van deze locatie. Onderhavig plan is niet strijdig met het provinciale beleid.
Stadsregio Arnhem Nijmegen
Binnen de provinciale kaders zijn op regionaal niveau afspraken gemaakt. Ook in het regionale structuurplan van het voormalige Knooppunt Arnhem Nijmegen wordt niet verder ingezoomd op de locatie.
Het in 2006 vastgestelde gemeentelijke structuurplan 'Een droom om in te wonen' zoomt niet in op de voorgestane ontwikkeling.
In de Woonvisie, vastgesteld door de raad op 26 mei 2009, is de lijn voor de jaren 2009 t/m 2013 dat expliciet aandacht uitgaat naar het verbeteren van de kwaliteit bestaande woningvoorraad. Omschreven is dat de gemeente Rheden streeft naar een toekomstbestendige woningvoorraad. In vergelijking met de voorgaande periode ligt de focus meer op kwaliteit en in het bijzonder op een kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad. Speerpunten zijn: werk maken van herstructurering, woningaanpassingen ten behoeve van senioren, investeren in duurzaamheid en particuliere woningverbetering. Daarnaast blijft nieuwbouw een belangrijk item.
Met het voorliggend bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke Woonvisie.
In juni 2011 heeft de gemeenteraad een aantal uitgangspunten voor nieuwe woningbouw initiatieven vastgesteld. Op basis daarvan is de gemeente terughoudend bij het verlenen van medewerking aan nieuwe (particuliere) initiatieven waarbij per saldo meer dan 5 woningen aan de voorraad worden toegevoegd. In onderhavig plangebied worden geen woningen toegevoegd.
Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, beleid van de gemeente en van andere overheden en uitkomsten van onderzoeken.
De Wet geluidhinder is voor het onderdeel weg- en railverkeerslawaai van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die zijn geprojecteerd binnen zones van (al dan niet) in het plangebied gelegen wegen. Wegen die deel uitmaken van een woonerf en van een 30-kilometer zone zijn daarvan uitgezonderd.
Gezien de aard van de ontwikkeling is onderzoek wettelijk niet verplichte en is onderzoek evenmin nodig uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.
Voor dit bestemmingsplan is geen bodemonderzoek uitgevoerd. De bestemming van de gronden was Wonen en wordt Wonen. De bestemming wordt daarmee niet gewijzigd.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie.
De VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering is toegesneden op de specifieke omstandigheden in de gemeente. De indeling van de gemeente in omgevingstypen, een systematiek voor het variëren van hinderafstanden ten opzichte van een omgevingstype en een lijst waarin alle, nader gespecificeerde, typen van inrichtingen zijn opgenomen, is vastgelegd in de notitie Milieuzonering welke deel uitmaakte van het raadsbesluit van 24 mei 2004 inzake de werkwijze bij de actualisering van de bestemmingsplannen. Deze werkwijze is 27 april 2010 bij raadsbesluit bevestigd bij de vaststelling van een nieuwe inrichtingslijst gebaseerd op het de laatste VNG-uitgave in 2009.
De toetsing of volgens die systematiek kan worden meegewerkt aan het leggen van een bedrijfs/woonbestemming, wordt voortgezet in de digitale bestemmingsplannen zoals die thans worden vervaardigd. Aldus wordt een ruimtelijke scheiding bereikt tussen hindergevoelige en hinderveroorzakende functies.
In onderhavige situatie worden geen nieuwe milieugevoelige of milieubelastende activiteiten toegestaan. Het aspect milieuzonering speelt hier dan ook niet.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):
In het Besluit niet in betekende mate bijdragen, laatstelijk gewijzigd op 7 juni 2012, is dit verder uitgewerkt. Bij ministeriële regeling, de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM), zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig te toetsen aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1.500 woningen geen luchtkwaliteitsonderzoek meer nodig zijn. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de realisering van woningen, verder onderzoek naar het effect van dit plan op de luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en objecten wordt voldaan aan de normen. Artikel 1 van het Besluit externe veiligheid bepaalt hierbij dat woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven kwetsbare objecten zijn. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen.
Naar het aspect externe veiligheid is geen onderzoek verricht. Dit vanwege het feit dat het plangebied buiten de invloedsgebieden van gevaarlijke inrichtingen of aandachtsgebieden voor transportroutes ligt.
Het aantal woningen blijft gelijk. Er wordt niet verwacht dat er een toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt. Uitgangspunt is dat op het bijbehorende terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Dit aspect wordt getoetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan de normen die de Bouwverordening bevat. Vooralsnog bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat het parkeren niet kan worden opgelost.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en waterlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) wat op verhardingen valt zoals bijvoorbeeld de daken en terreinverhardingen.
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterthema's voor het bestemmingsplan relevant zijn. Na de tabel volgt een toelichting op de relevante thema's.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
Hoofdthema's | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? |
1. Nee 2. Nee |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
1. Nee 2. Nee 3. Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
1. Nee 2. Ja 3. Nee |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? |
1. Ja 2. Ja 3. Ja 4. Nee |
Oppervlaktewaterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? |
1. Nee 2. Nee 3. Nee |
Grondwaterkwaliteit | Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënsiche of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
1. Nee 2. Nee |
Verdroging | Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte Natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? |
1. Nee 2. Nee |
Inrichting en Beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
1. Nee 2. Nee |
Aandachtsthema's | ||
Recreatie | Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Wateroverlast
Ad 2. Bij nieuwe ontwikkelingen moet met hemelwater worden omgegaan overeenkomstig de provinciale beslisboom hemelwater (waarbij de volgorde vasthouden, bergen, afvoeren wordt gehanteerd). Het hemelwater en huishoudelijk afvalwater dient van elkaar gescheiden te blijven. Hemelwater kan infiltreren in de bodem of afvoeren naar een waterpartij. Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via het – gemengde - riool. Het streven is om ook het hemelwater niet af te voeren via het – gemengde - riool.
Grondwateroverlast
Ad 1. De aanwezigheid van slecht doorlatende lagen in de ondergrond van het plangebied is bij de gemeente onbekend. In het gebied is sprake van een 'dek van afspoelingswaaierzand' (provinciale wateratlas).
Ad 2. Het plangebied bevindt zich in de invloedzone van de IJssel. Hoogwatersituaties in de IJssel zijn van invloed op de grondwaterstand in het plangebied.
Ad 3. Het plangebied ligt in de zogenaamde grondwaterfluctuatiezone zoals die rondom de Veluwe wordt aangetroffen. Deze fluctuatiezone is een gebied waar hoge grondwaterstanden kunnen voorkomen. Door klimaatverandering zal de kans op hogere grondwaterstanden in deze zone toenemen. Hierdoor kunnen problemen ontstaan voor bepaalde gebruiksfuncties.
Op grond van het bouwbesluit stelt de gemeente als voorwaarde dat hemelwater van het perceel niet op de (gemengde) riolering mag worden geloosd.
Geconcludeerd wordt dan ook dat het aspect water geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
De locatie waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, ligt niet in een beschermd dorpsgezicht. Het hoofdgebouw is aangeduid als gemeentelijk monument. Het betreft een voormalige boerderij. Dit bestemmingsplan regelt de bestaande situatie en heeft geen gevolgen voor het monument.
Niet alleen het bovengronds zichtbare kan een waarde vertegenwoordigen. Ook het behoud en de kennis van archeologische waarden vertegenwoordigt een waarde.
De bescherming van deze waarden is per 1 september 2007 wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Gemeenten moeten zorg dragen dat in de bestemmingsplannen het belang van de archeologische monumentenzorg wordt meegewogen. Gebeurt dit niet of onvoldoende, dan kan de provincie archeologische attentiegebieden aanwijzen waarvoor de gemeente binnen een door de provincie te bepalen termijn archeologievriendelijke bestemmingsplannen moet hebben vastgesteld. De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door de regioarcheoloog bepaald aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.
Bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt derhalve vooronderzoek gedaan indien de verwachting luidt dat archeologische waardevolle zaken aanwezig kunnen zijn. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de bestaande toestand en laat geen extra bebouwing toe. Een archeologisch onderzoek is derhalve niet nodig.
De bescherming in onderhavig plangebied is verzekerd door de aanwijzing van aandachtsgebieden. In deze gebieden is archeologisch vooronderzoek verplicht bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m². Dit is geregeld door het opnemen van een aanlegvergunningstelsel (omgevingsvergunning voor andere werken) in het bestemmingsplan.
Het plangebied bevindt zich niet in, of in de buurt van, een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de buurt van de ecologische hoofdstructuur of natuurgebieden. Gebiedsbescherming is daarom niet aan de orde.
Soortbescherming ingevolge de Flora- en faunawet is wel van toepassing op het plangebied. De nu aanwezige bebouwing en omliggende inrichting is van geen bijzondere waarde waardoor geen ontheffingen noodzakelijk zijn in het kader van de Flora- en faunawet. Bij sloop van bebouwing en het verwijderen van beplanting dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de zorgplicht vanuit de flora- en faunawetgeving.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect ecologie geen belemmering is voor uitvoer van dit bestemmingsplan.
Een bestemmingsplan is een juridisch instrument waarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de grond en de opstallen zijn vastgelegd. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.
In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.
De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.
Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming) van bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd voor de actualisatie van de bestemmingsplannen en daarmee van de systematiek van het bestemmingsplan Landelijk Gebied. De strekking van hetgeen in het thans voorliggende digitale plan wordt geregeld, sluit wel aan bij de werkwijze die voorheen werd gehanteerd.
De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen. De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.
Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.
De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak.
In onderhavig bestemmingsplan word(t)(en) de bestemmingen gelegd:
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2);
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
Toegespitst op onderhavig plan wordt hier het volgende opgemerkt:
Wonen, zoals standaard wordt toegelaten mag de bewoner ook hier aan huis een bedrijf of beroep uitoefenen. Hiervoor gelden de gebruikelijke voorwaarden. In een Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis is na te lezen welke bedrijven dit zijn. Opgemerkt wordt het vereiste van voldoende parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein ook geldt bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis. In een bijlage bij de bouwverordening zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van de bouwverordening bepaald bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Voor de hoogte van de erfafscheidingen geldt dat de standaard hoogte is overgenomen gezien de ligging en de functie van de gronden.
In het bestemmingsplan Landelijk gebied heeft het perceel de bestemming Wonen waarin bijgebouwen tot maximaal 150 m2 zijn toegestaan. Er is 318 m2 bijgebouwen met vergunning gerealiseerd. Het uitgangspunt van het onderhavige bestemmingsplan is om 318 m2 bijgebouwen toe te staan. Daarnaast is in het vigerend bestemmingsplan een zone opgenomen waar het gehele bijgebouw gebruikt mag worden voor bed-and-breakfast. In deze zone is een kapschuur gelegen. In het onderhavige bestemmingsplan wordt deze zone en bijbehorende regeling overgenomen. Hierdoor mag 168 m2 extra ten behoeve van de vestiging van een bed-and-breakfast worden gebruikt. Dit is extra bovenop het toegestane beroep aan huis, waar mede bed-and-breakfast onder wordt begrepen. De maximale maat voor bijgebouwen (318 m2) mag niet worden overschreden.
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels,de algemene gebruiksregels en de regels met betrekking tot mogelijke afwijkingen. De (bestemmings) regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.
De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijkheden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de Bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Het perceel is geen eigendom van de gemeente en de particuliere eigenaar draagt de kosten van het bouwplan, eventuele gemeentelijke maatregelen op het perceel of in het openbaar gebied. Daarmee is het verhaal van kosten voldoende verzekerd en behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Realisatie binnen de planperiode door de eigenaar is reëel.
Overigens betreft de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt geen bouwplan waarvoor op grond van de Wro een grondexploitatieplan behoeft te worden opgesteld.
Het provinciale beleid omtrent de toepassing van de instrumenten die de provincie heeft ingevolge de Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat plannen van lokaal belang niet voor overleg behoeven te worden aangeboden. Ook gezien de aard van het bestemmingsplan bestaat hiertoe geen aanleiding. Aangezien het plan bestaat uit het toelaten van bijgebouwen en bed & breakfast, is geen vooroverleg gepleegd.
De gemeentelijke inspraakverordening schrijft geen inspraak voor. Gezien het vorenstaande is geen aanleiding gevonden om onverplicht inspraak te geven.
De vooraankondiging is op 23 oktober 2013 geplaatst op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad. De Rhedenaar wordt tevens geplaatst op de website van de gemeente.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met het ontwerpbesluit van 21 november 2013 tot en met 2 januari 2014 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl.
Via www.ruimtelijkeplannen.nl konden het plan worden ingezien en worden gedownload. Het plan op papier lag tevens ter inzage in het gemeentehuis en in het gemeentelijk informatiecentrum te Dieren.
Tijdens de tervisielegging zijn er geen zienswijzen ingediend.