Plan: | Landelijk Gebied, locatie Kolonieweg 7 Dieren |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0275.BPLG21-VA01 |
In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.
Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn. Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.
Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status.
In Dieren zijn de voetbalverenigingen Erica'76 en Gazelle Nieuwland samengegaan. De nieuwe voetbalvereniging Dieren wenst, na overdracht van de accommodatie ten noorden van de Kolonieweg aan de gemeente, ten zuiden van de Kolonieweg een uitbreiding van het aantal kleedkamers met bergruimten en een EHBO-ruimte.
Het bouwen van deze kleedkamers is op de gewenste locatie niet mogelijk.
Het gemeentebestuur wil met onderhavige bestemmingsplan aan voetbalvereniging Dieren een juridisch-planologisch kader bieden voor het bouwen van kleedkamers met bergruimten tussen de bestaande sportvelden.
Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de systematiek van het geldende bestemmingsplan, echter met inachtneming van landelijke digitale randvoorwaarden IMRO2012.
Het plan heeft betrekking op een bestaand sportterrein dat is gelegen binnen het bestaande sportcomplex in de noordwest hoek van het dorp Dieren, grenzend aan het buitengebied.
De ligging van het gewenste gebouw is op onderstaande afbeelding met een cirkel aangegeven.
Het plangebied wordt begrensd door sportvelden. Rond dit complex is incidenteel een woning aanwezig. Het groen van het gebied Veluwezoom overheerst aan de zuid- en westzijde. Aan de noordzijde van de Kolonieweg zijn onder andere een dagrecreatieve voorziening (De Spelerij/De Uitvinderij) en een crematorium aanwezig. Aan de oostzijde sluit het complex aan op de woonbebouwing van Dieren.
De locatie en de directe omgeving is hieronder afgebeeld.
Hierop is te zien dat de kleedkamers tussen bestaande sportvelden zijn voorzien. De kortste afstand van het plangebied tot het buitengebied bedraagt ongeveer 160 meter. De afstand tot de woningen aan de Lorentzlaan ongeveer 250 meter.
Voor onderhavig perceel geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied dat op 27 januari 2009 is vastgesteld en bij besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2010 onherroepelijk is geworden.
Dit bestemmingsplan richtte zich in het kader van de actualisatie van de bestemmingsplannen binnen de gemeente voornamelijk op het vastleggen van de bestaande functionele en ruimtelijke structuur. Daarbij zijn de gebruiksmogelijkheden omschreven en is de bestaande bebouwing vastgelegd.
Het perceel heeft hierin de bestemming Dagrecreatie (DR). Binnen deze bestemming zijn sport- en recreatievoorzieningen toegelaten die zijn weergegeven in een bijlage (voor de locatie Kolonieweg 7 is dat een veldsportcomplex en een kantine) alsmede incidenteel evenementen.
Een uitsnede uit de geldende plankaart Landelijk Gebied is hieronder afgebeeld. Binnen de met een donkere kleur aangegeven bouwvlakken zijn gebouwen toegelaten. De gewenste locatie voor de kleedkamers is niet voorzien van een bouwvlak.
Voor de 'witte vlek' geldt het bestemmingsplan De Spelerij/De Uitvinderij Dieren welke op 24 november 2009 is vastgesteld en onherroepelijk is. In deze dagrecreatieve voorziening worden de functies recreatie, kunst, cultuur en vermaak gecombineerd.
De grond waarop het plangebied betrekking heeft in het bestemmingsplan Landelijk Gebied de bestemming Dagrecreatie en is thans in gebruik als groenvoorziening tussen de sportvelden.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op een deel van het kadastrale perceel Dieren, sectie P nummer 4772. Op het sportterrein wordt ter plaatse van een groenvoorziening, tussen twee bestaande sportvelden, een bouwvlak gelegd waarbinnen kleedkamers met bergruimten kunnen worden opgericht. Het bouwvlak meet bij de vaststelling van het bestemmingsplan 40 bij 17,3 meter. Bij de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan was dit nog 40 bij 17 meter. Toegelaten wordt een bouwhoogte van 3,5 meter.
De bouw van de kleedkamers vloeit voort uit een fusie en herschikking van accommodaties. Door de ligging van de nieuwe kleedkamers hoeft geen gebruik meer te worden gemaakt van de kleedkamers ten noorden van de Kolonieweg. Dit komt de verkeersveiligheid ten goede. De gemeentelijke parkeernorm is gerelateerd aan het aantal sportvelden en daarin komt geen wijziging. De verkeersaantrekkende werking wijzigt evenmin. Door de ligging van het nieuwe gebouw zal naar verwachting het gebruik van de centrale parkeerplaats toenemen waardoor de parkeerplaats bij de Kolonieweg wordt ontlast.
In het plangebied wordt alleen de bouw van kleedkamers met bergruimten toegelaten. Van een wijziging in de ligging van sportvelden of parkeerterreinen is geen sprake.
Het plan is ruimtelijk aanvaardbaar omdat de ontwikkeling zich voltrekt binnen een bestaand sportcomplex. Daarbij is alleen sprake van de bouw van kleedkamers met bijbehorende ruimten.
Niet is - uit onderzoek - gebleken dat belemmeringen aanwezig zijn om hieraan mee te werken. De vergroting van het bouwvlak heeft op deze conclusie geen invloed.
In Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 wordt een en ander toegelicht. Geconcludeerd kan worden dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen argumenten voorhanden zijn die het leggen van de gewenste bestemming belemmeren. Het gemeentebestuur wil derhalve meewerken aan het hiervoor beschreven gewenste situatie. Daarvoor is onderhavig plan in procedure gebracht.
In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op specifiek beleid.
Kader
Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).
De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:
Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Daarnaast wordt de rijks- verantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening vastgelegd.
Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onderwerpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten inzetten.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), laatstelijk gewijzigd op 28 augustus 2012, is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan.
De uitwerking van de Ecologische hoofdstructuur, welke in onderhavig verband van belang zou kunnen zijn, vindt plaats via de provincies. Dit aspect komt in hoofdstuk 3.2 aan de orde.
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.
Zodat in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Is dat het geval dan wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen bestaand stedelijk gebied van de regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. Kan de stedelijke ontwikkeling niet binnen het stedelijke gebied van de regio plaatsvinden, dan wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Beoordeling
De geformuleerde nationale belangen zijn evenals het gestelde in het Barro niet van toepassing.
Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling wordt in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking opgemerkt dat hier sprake is van het voorzien in een lokale behoefte van een sportvereniging aan kleedkamers na een fusie waarbij één van de twee locaties is afgestoten. Door de voorziening te projecteren binnen het gebied waar al sportactiviteiten zijn toegelaten, wordt geen extra ruimtebeslag veroorzaakt. In het kader van de herinrichting van de sportvelden is het gemeentelijke voornemen om aan de terreinen ten noorden van de Kolonieweg een andere sportinvulling te geven.
Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan is niet strijdig met de rijkskaders zoals die in deze paragraaf aan de orde zijn gekomen.
Kader
Na de vaststelling van de Wet ruimtelijke ordening heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen.
De provinciale visie op ruimtelijk gebied is vastgelegd in deze algemene structuurvisie. De structuurvisie is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten in Gelderland worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.
Het provinciale beleid richt zich op het groenblauwe raamwerk (natuur en water) en het rode raamwerk (stedelijke functies en infrastructuur). Het overige provinciale grondgebied wordt het multifunctionele gebied genoemd en is het domein van de gemeenten die daartoe in regionaal verband samenwerken.
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG), laatstelijk gewijzigd op 29 mei 2013, zijn punten van provinciaal beleid juridisch vastgelegd.
Van de onderwerpen in deze verordening komen hoofdstukken met betrekking tot de Ecologische hoofdstructuur, grondwaterbeschermingsgebied en Nationaal landschap voor nadere beschouwing in aanmerking. Deze gebieden zijn bij de RVG verbeeld.
De Provinciale Milieuverordening Gelderland (PmG uit 2009) geeft regels betreffende milieubeschermingsgebieden. Voor onderhavige locatie gaat het om grondwater- beschermingsgebied Ellecom en om het stiltegebied Zuid-Oost Veluwe.
In voorbereiding is een provinciale omgevingsverordening waarin bestaande verordeningen worden geïntegreerd en geactualiseerd.
Stadsregio Arnhem-Nijmegen
Binnen de provinciale kaders zijn op regionaal niveau afspraken gemaakt. Ook in het regionale structuurplan van het voormalige Knooppunt Arnhem-Nijmegen wordt niet verder ingezoomd op het dorp en de voorgestane ontwikkeling.
Beoordeling
De sportvelden liggen in een gebied dat in de provinciale structuurvisie als multifunctioneel gebied is aangeduid. De ontwikkeling is van een lokaal karakter.
EHS
Uit de RVG blijkt dat de afstand tussen het plangebied en het gebied ten westen van het dorp Dieren dat is aangewezen als EHS-natuur ten minste 160 meter bedraagt aan de noordwestzijde. Aan de zuidwestzijde loopt de begrenzing aan de noordzijde van de Oostlaan en is de afstand 340 meter. Gezien de aard van de voorgestane ontwikkeling -de bouw van kleedkamers te midden van bestaande sportvelden- wordt aangenomen dat hiervan geen negatief effect uitgaat op de kernkwaliteiten en de omgevingscondities zoals door de aanwijzing worden beschermd.
Tussen het dorp en de gronden die zijn aangewezen als EHS-natuur ligt aan de zuidwestzijde bij de Oostlaan nog een smalle strook grond die is aangewezen als EHS-verweving.
Waardevol landschap binnen Nationaal landschap
De sportvelden liggen net zoals het dorp Dieren in dit gebied. De voorgestane ontwikkeling heeft geen negatief effect op de kernkwaliteiten van het gebied zoals die zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten waardevolle landschappen.
Grondwaterbeschermingsgebied
Ten zuidwesten van het dorp Dieren ligt het grondwaterbeschermingsgebied Ellecom. Het plangebied ligt niet in dit grondwaterbeschermingsgebied. De afstand van het plangebied tot dit gebied is het kortst nabij de Oostlaan en bedraagt ongeveer 415 meter. De verordening is derhalve niet van toepassing.
De aard van de voorgestane ontwikkeling is voorts zodanig dat het geen negatief uitstralingseffect heeft op de waarden die de aanwijzing als grondwaterbeschermings- gebied wil beschermen.
Stiltegebied
Ten westen van het dorp Dieren ligt het stiltegebied Zuid-Oost Veluwe. Het plangebied ligt buiten dit stiltegebied. De afstand van het plangebied tot de grens van het stiltegebied bedraagt in noordwestelijke richting ongeveer 400 meter, in zuid- westelijke richting ligt de grens aan de zuidzijde van de Oostlaan op ongeveer 380 meter. De verordening is derhalve niet van toepassing.
De aard van de voorgestane ontwikkeling is voorts zodanig dat het geen negatief uitstralingseffect heeft op de waarden die de aanwijzing als stiltegebied wil beschermen.
Conclusie
De waarden die beschermd worden in de provinciale verordeningen worden door onderhavig bestemmingsplan niet aangetast. Evenmin is sprake van strijdigheid met het provinciale beleid.
Kader
Het waterbeleid van rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt "stand still-step forward". Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.
Beoordeling
Aan de orde is het realiseren van een gebouw van een beperkte oppervlakte, waarvan de afvoer van het hemelwater volgens gemeentelijk beleid moet worden afgekoppeld van de riolering.
In Hoofdstuk 4.8 wordt dit aspect verder uitgewerkt.
kader
Het op 31 januari 2006 vastgestelde gemeentelijke structuurvisie Een droom om in te wonen geeft de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling weer tot 2020 met een doorkijk naar 2030.
Op 19 juni 2012 heeft de gemeenteraad onder andere voor het sportcomplex Het Nieuwland, waarbinnen het plangebied is gelegen, een toekomstvisie vastgesteld. Daarin wordt ook gesproken van een herschikking van verenigingen en de bundeling van activiteiten rondom de centrale parkeerplaats aan de Admiraal Helfrichlaan.
Beoordeling
De gemeentelijke structuurvisie zoomt niet in op de voorgestane ontwikkeling.
Door het samengaan van de twee voetbalverenigingen kunnen de voetbalactiviteiten worden geconcentreerd aan de zuidzijde van de Kolonieweg. De situering van de gewenste kleedkamers biedt de gelegenheid om deze (voor fietsers en voetgangers) te ontsluiten vanaf de centrale parkeerplaats.
Conclusie
Het voorliggende plan past binnen het gemeentelijke beleid.
Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, beleid van de gemeente en van andere overheden en uitkomsten van onderzoeken.
Kader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Wanneer sprake is van het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied.
Beoordeling
In het kader van milieuzonering is de ligging van de (grens van een) sportveld relevant voor de afstand die moet worden aangehouden tot bijvoorbeeld woningen. De begrenzingen wijzigen niet.
Conclusie
Het aspect milieuzonering is niet relevant, ook anderszins bestaat geen aanleiding om uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening het aspect milieuzonering te toetsen.
Kader
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):
In het Besluit niet in betekende mate bijdragen (laatstelijk gewijzigd op 7 juni 2012, is dit verder uitgewerkt. Bij ministeriële regeling, de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM), zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.
Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig te toetsen aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1.500 woningen geen luchtkwaliteitsonderzoek nodig zijn.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet alleen in het bouwen van kleedkamers. Verder onderzoek naar het effect van dit plan op de luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling
Kader
De Wet geluidhinder (Wgh) noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en bedrijven. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. De geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidsgevoelige bestemmingen'.
Beoordeling
De gewenste kleedkamers zijn geen geluidsgevoelige bestemming, evenmin zijn relevante geluidsbronnen aanwezig. Verder onderzoek kan derhalve achterwege blijven.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.
Kader
Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.
Voor transportassen zijn de regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer
gevaarlijke stoffen (CRnvgs), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid
buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Beoordeling
De gewenste ontwikkeling betreft geen (beperkt) kwetsbare functie, voorts ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en buiten het aandachtsgebied voor transportroutes. Verder onderzoek kan derhalve achterwege blijven.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.
Kader
Bij het bestemmingsplan dient getoetst te worden of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de nieuwe geplande functies. De algemene uitgangspunten zijn vastgelegd in de Wet bodembescherming.
Beoordeling
Binnen de nieuwe bestemming is sprake van een functie ten behoeve kortdurend verblijf van mensen. Om die reden is geen verder onderzoek nodig.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het leggen van de bestemming.
Kader
Gebiedsbescherming
- Natura 2000
Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden dat vergelijkbaar is met de Ecologische Hoofdstructuur in Nederland. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. De Veluwe is aangewezen als Natura 2000-gebied. Binnen dit gebied mag de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.
- Ecologische hoofdstructuur
Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS bestaat uit natuurgebieden, verwevingsgebieden en ecologische verbindingszones. Ecologische verbindingszones zorgen er voor dat er uitwisseling plaats kan vinden van dieren, maar ook planten tussen verschillende natuurgebieden. De verwevingsgebieden zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselementen zijn aangewezen als verwevingsgebied. De ecologische hoofdstructuur wordt beschermd door in bestemmingsplannen hiermee rekening te houden. Daarvoor vormt de Provinciale Verordening Gelderland de basis. Zoals hiervoor in hoofdstuk 3.2 is beschreven ligt het plangebied buiten de aangewezen EHS-gebieden.
Soortenbescherming
Voor de bescherming van soorten geldt de Flora- en faunawet (Ffw). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project strijdig zijn met de Ffw.
Deze wet kent drie verschillende beschermingsregimes:
Met het oog op de gewenste ontwikkeling is door het bureau LOO PLAN een onderzoek verricht naar het voorkomen van beschermde dier- en plantsoorten in het plangebied. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport Quickscan Flora- en faunawet 2013, Kolonieweg 7 te Dieren, gedateerd 20 augustus 2013 met kenmerk 2013-629-06325. Dit onderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Beoordeling
De te realiseren kleedruimte ligt op een afstand van circa 180 m van Natura 2000- gebied Veluwe. De uitstraling van de voorgenomen plannen is echter zeer beperkt, waardoor er geen negatieve effecten op de beschermde natuurwaarden van het Natura 2000-gebied op zullen treden.
De quickscan geeft voldoende informatie om een conclusie te trekken ten aanzien van de ontwikkeling. Het plangebied betreft een smalle groenstrook met houtachtige beplanting bestaande uit fijnspar, berk, krent, hulst en een beukenhaag. Uit de rapportage komt naar voren dat op de planlocatie algemene soorten voor kunnen komen waarvoor een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Mogelijk wordt de locatie gebruikt door algemeen voorkomende vogels die ter plaatse broeden. De nesten van deze vogels zijn gedurende het broedseizoen beschermd. Dit betekent dat in de broedperiode geen werkzaamheden mogen worden uitgevoerd die een verstorend effect kunnen hebben op broedende vogels. Er zijn geen vogels aanwezig met jaarrond beschermde nesten. Voor overige en strikt beschermde soorten zoogdieren, vleermuizen, amfibieën en reptielen is geen geschikt biotoop aanwezig. Beschermde planten zijn niet aangetroffen.
Conclusie
Vanuit wet- en regelgeving zijn ten aanzien van het aspect ecologie geen belemmeringen te verwachten voor de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te verwachten.
De locatie waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, ligt niet in een beschermd dorpsgezicht. Het pand is evenmin aangewezen als beschermd monument.
Niet alleen het bovengronds zichtbare kan een waarde vertegenwoordigen. Ook het behoud en de kennis van archeologische waarden vertegenwoordigt een waarde.
De bescherming van deze waarden is per 1 september 2007 wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Gemeenten moeten zorgdragen dat in de bestemmingsplannen het belang van de archeologische monumentenzorg wordt meegewogen. Gebeurt dit niet of onvoldoende, dan kan de provincie archeologische attentiegebieden aanwijzen waarvoor de gemeente binnen een door de provincie te bepalen termijn archeologievriendelijke bestemmingsplannen moet hebben vastgesteld. De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door de regioarcheoloog bepaald aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.
Beoordeling
Bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt derhalve vooronderzoek gedaan indien de verwachting luidt dat archeologische waardevolle zaken aanwezig kunnen zijn. Voor onderhavig plangebied is geconstateerd dat het plangebied weliswaar ligt in een gebied met een hoge verwachtingswaarde doch bij de aanleg van de sportvelden de bovenste 40 centimeter van de grond zal zijn afgegraven of verstoord.
Gezien de omvang en aard van het toegelaten gebouw is met de initiatiefnemer overeengekomen dat de graafwerkzaamheden voor het gebouw worden begeleid door de regioarcheoloog.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorische waarden vormt op deze wijze geen belemmering voor het leggen van de bestemming.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en waterlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) wat op verhardingen valt zoals bijvoorbeeld de daken.
In het betreffende omgeving in Dieren-Noord is geen sprake van een wisselende bodemgesteldheid en fluctuerende grondwaterstanden. Er zijn geen watergangen of vijvers aanwezig die afvoeren naar het Apeldoorns Kanaal of de IJssel.
In het plangebied is het infiltreren van hemelwater mogelijk.
In de Wet ruimtelijke ordening is afstemming tussen ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen vastgelegd.
In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterthema's voor het bestemmingsplan relevant zijn. Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten.
waterhuishoudkundig aspect | relevant | omschrijving | |
1 | veiligheid | nee | in het plangebied liggen geen gronden die behoren tot het zomer- en/of winterbed van de IJssel. |
2 | wateroverlast | ja | er is een toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m²; in het plangebied bevinden zich geen natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en/of overstromingsvlaktes |
3 | riolering | ja | voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen-afvoeren) |
4 | watervoorziening | nee | het plangebied ligt niet in een beschermingsgebied voor drinkwaterwinning; het plangebied ligt niet in een regionaal waterbergingsgebied |
5 | volksgezondheid | nee | binnen het plangebied is geen oppervlakte- water aanwezig; in het plangebied bevinden zich geen gemengde riooloverstorten |
6 | bodemdaling | nee | in het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond |
7 | grondwateroverlast | nee | in het plangebied is geen sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond |
8 | oppervlaktewaterkwaliteit | nee | in de omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig |
9 | grondwaterkwaliteit | nee | binnen het plangebied ligt geen grondwater- beschermingsgebied voor een drinkwater- voorziening of infiltratiegebied voor (kwel- afhankelijke) natuurgebied |
10 | verdroging | nee | het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren (HEN of SEN); in de omgeving is geen gebied aangemerkt als (gering) verdroogd |
11 | natte natuur | nee | het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren (HEN of SEN); het plangebied grenst niet aan een gebied met kwelafhankelijke land- en waternatuur |
12 | inrichting en beheer | nee | binnen het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren van waterschap Rijn en IJssel |
- ad 2 wateroverlast
Het verhard oppervlak is weliswaar groter (680 m²) maar de uitbreiding wordt opgevangen in een infiltratievoorziening en zal geen wateroverlast bezorgen. Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten over het verwerken van het hemelwater door infiltratie op het bijbehorende terrein. Daarbij zal de gemeente toetsen of voldaan wordt aan de eisen die aan de infiltratievoorziening gesteld moeten worden.
- ad 3 riolering
In Dieren-Noord is overwegend een gemengd rioolstelsel aanwezig. Het afvalwater wordt ingezameld en afgevoerd via deze riolering. Voor afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is thans nog de gemeentelijke aansluitverordening van toepassing.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet met hemelwater worden omgegaan overeenkomstig de provinciale beslisboom hemelwater (waarbij de volgorde vasthouden, bergen, afvoeren wordt gehanteerd). Het hemelwater en huishoudelijk afvalwater dient van elkaar gescheiden te blijven. Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via het (gemengde) riool.
Beoordeling
Aan de orde is het realiseren van een gebouw ter plaatse van een groenvoorziening zodat het verharde oppervlak toeneemt.
In de Wet milieubeheer en het Gemeentelijk Riolerings Plan aangegeven dat hemelwater op eigen terrein verwerkt moet worden indien dat mogelijk is.
Uit ervaring is ons bekend dat het afkoppelen van hemelwater van de riolering en het infiltreren van hemelwater op het perceel mogelijk is. Met initiatiefnemers is hieromtrent een overeenkomst gesloten. Er zal geen sprake zijn van een toename van het afwaterend oppervlak dat op de riolering afwatert. Ook neemt de hemelwater- belasting op de bodem niet toe.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dan ook dat het aspect water geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
Kader
Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r.-wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r. (-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, bijvoorbeeld als het in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.
Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine (bouw) projecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een m.e.r. nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een m.e.r. nodig.
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit Lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Beoordeling
- drempelwaarden Lijst D
In het plangebied wordt een functiewijziging van gronden mogelijk gemaakt zodanig dat een sportvereniging kleedkamers kan realiseren. Een dergelijke activiteit is niet opgenomen in Lijst D. Er is dus geen sprake van een m.e.r.-plichtige activiteit.
- gevoelig gebied
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied dat is aangewezen als beschermd rijksmonument of als een Belvederegebied.
In de hoofdstukken hiervoor is uitvoerig beschreven dat de ontwikkeling plaatsvindt buiten de Ecologische Hoofdstructuur, in een Waardevol landschap binnen Nationaal landschap, gelegen op enige afstand van een Natura2000-gebied. Daaruit blijkt dat voorgestane ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor het milieu.
Conclusie
Uit het vorenstaande blijkt dat voor onderhavig bestemmingsplan ook geen onverplichte milieueffectrapportage nodig is.
Een bestemmingsplan is een juridisch instrument waarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de grond en de opstallen zijn vastgelegd. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.
In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.
De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.
Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming) van bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd voor de actualisatie van de bestemmingsplannen en daarmee van de systematiek van het bestemmingsplan Landelijk Gebied. De strekking van hetgeen in het thans voorliggende digitale plan wordt geregeld, sluit wel aan bij de werkwijze die voorheen werd gehanteerd.
De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.
Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.
Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.
De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak.
In onderhavig bestemmingsplan wordt slechts één bestemming gelegd: Sport.
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).
Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een vergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werkzaamheden.
Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
Toegespitst op onderhavig plan wordt hier het volgende over de bestemmingen opgemerkt:
In de omschrijving is een beperking opgenomen voor het gebruik. Daardoor wordt gewaarborgd dat het verblijf kortstondig is en behoeft geen onderzoek naar eventuele bodemverontreiniging plaats te vinden. De maatvoering is afgestemd op de behoefte van aanvrager.
Gezien de overeenkomst betreffende archeologische begeleiding bij de graafwerkzaamheden, is in het plan geen dubbelbestemming opgenomen waarbij de mogelijke archeologische waarden worden beschermd door bepaalde werkzaamheden -zoals graven- te koppelen aan een vergunningplicht. Eventuele archeologische waarden worden door het archeologische toezicht voldoende geborgd. Indien tijdens de uitvoering archeologische relicten worden aangetroffen, moet dit worden gemeld. Alsdan wordt door het bevoegd gezag beoordeeld of, en op welke wijze, bescherming moet plaatsvinden. De criteria uit de archeologienota zijn daarbij leidend.
In de algemene regels van het plan is opgenomen dat het bouwvlak zonodig kan worden verschoven als daarmee het ultuurhistorische belang is gediend.
Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels,de algemene gebruiksregels en de regels met betrekking tot mogelijke afwijkingen. De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingsregels interpretaties worden verricht.
Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
In vergelijking met het bestemmingsplan Landelijk Gebied maakt onderhavig bestemmingsplan het mogelijk kleedruimten met opslagruimten en een EHBO-ruimte te realiseren op een locatie waar dat voorheen niet mogelijk was binnen een vergelijkbare bestemming.
Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.
De kaders die het bestemmingsplan geeft ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening. Waarbij de (onafhankelijke) Welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota, voldoet aan redelijke eisen van welstand.
De regels en de verbeelding zijn zodanig vorm gegeven dat de toetsbaarheid en daarmee de handhaving van het bestemmingsplan is verzekerd.
Het perceel is eigendom van de gemeente. Met initiatiefnemer is in het verleden een opstalovereenkomst gesloten waardoor hij onder andere de kosten van het bouwplan draagt. Met de initiatiefnemer is voorts voor dit plan een overeenkomst gesloten waarin het verhaal van eventuele gemeentelijke kosten voor maatregelen op het perceel of in het openbaar gebied is geregeld.
Daarmee is het verhaal van kosten voldoende verzekerd en behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Realisatie binnen de planperiode door de initiatiefnemer is reëel.
De gemeentelijke inspraakverordening schrijft geen inspraak voor. Gezien de aard van het plan is geen aanleiding gevonden om onverplicht inspraak te geven.
Het provinciale beleid omtrent de toepassing van de instrumenten die de provincie heeft ingevolge de Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat plannen als onderhavige die van lokaal belang zijn, niet voor overleg behoeven te worden aangeboden. Ook gezien de aard van het bestemmingsplan bestaat hiertoe geen aanleiding.
Aangezien het plan bestaat uit het toelaten van kleedkamers tussen bestaande sportvelden, is ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening alleen vooroverleg gepleegd met het waterschap Rijn en IJssel. Bij e-mailbericht van 14 oktober 2013 deelt het waterschap mede geen op- en/of aanmerkingen te hebben op het voorontwerp bestemmingsplan Landelijk gebied, locatie Kolonieweg 7 Dieren en de hierin opgenomen waterparagraaf. De watertoetstabel is volledig opgenomen en de relevante waterthema's zijn voldoende uitgewerkt.
Op 28 augustus 2013 is in het huis-aan-huis blad de Regiobode kennis gegeven van het voornemen om voor de bouw van de kleedkamers een bestemmingsplan te vervaardigen. De vooraankondiging is tevens geplaatst op de website van de gemeente.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met het ontwerpbesluit van 25 oktober tot en met 5 december 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op 23 oktober 2013 in de Regiobode, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl.
Via www.ruimtelijkeplannen.nl konden ze worden ingezien en worden gedownload. De verbeelding op papier lag tevens ter inzage in het gemeentehuis en het gemeentelijke Servicecentrum te Dieren.
In de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Wel is vanwege de voetbalvereniging verzocht om een breder gebouw toe te laten om onder garantie van de Stichting Waarborgfonds voor de Sport een lening te kunnen aangaan.
ambtshalve wijziging
Gezien de ruimtelijke ruimtelijke aanvaardbaarheid van een breder bouwvlak en de constatering dat deze aanpassing geen gevolgen heeft voor de conclusies getrokken in deze toelichting, is het bestemmingsplan ambtshalve gewijzigd vastgesteld. Het bouwvlak is aan de noordzijde over de gehele lengte verbreed met 30 centimeter.