Plan: | Landelijk Gebied, locatie paardenwei Berg en Heideweg |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0275.BPLG10-0003 |
Door ondertekening van het Verdrag van Malta (Valletta, 1992), dat vertaald is in de wet op de archeologische Monumentenzorg, heeft Nederland zich verplicht tot het beschermen van het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologische erfgoed waar mogelijk te behouden. In de Monumentenwet is geregeld hoe met archeologische vindplaatsen en zichtbare monumenten moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij de planvorming te betrekken. In dit verband is een verkenning gedaan om de archeologische potentie in te schatten. Deze verkenning is gedaan aan de hand van:
De Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Gelderland geeft een overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Gelderland. De Cultuurhistorische waardenkaart (zie afbeelding 9) maakt de historische geografische waardering van de provincie Gelderland inzichtelijk.
Afbeelding 9: Fragment uit de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Gelderland
De Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Gelderland kent aan het gebied de waarde 'bebouwing' toe op basis waarvan verder voor dit plan geen conclusies getrokken kunnen worden.
Op 24 juni 2008 is de archeologienota Uitgediept vastgesteld door de gemeenteraad van Rheden. De nota is opgesteld naar aanleiding van de invoering van de Wet op archeologische monumentenzorg (Wamz) op 1 september 2007. Deze wet schrijft voor dat bij alle ruimtelijke ingrepen de gemeente verplicht is af te wegen wat de consequenties zijn van de ingrepen voor het archeologisch erfgoed. De Wamz geeft aan dat deze plicht in principe geldt voor alle ingrepen boven de 100 m².
In de archeologienota heeft de raad bepaald dat slechts in een beperkt aantal gebieden de wettelijke norm wordt gehanteerd. Voor de gebieden met een middelhoge tot hoge verwachting is de norm versoepeld naar ingrepen die een omvang hebben van 250 m² of méér én waarbij de diepte van de ingreep groter is dan 30cm. Voor de kleinere ingrepen noch voor grotere ingrepen die niet tot 30cm diepte gaan hoeft een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Dit geldt eveneens voor de gebieden met een lage archeologische verwachting. In het bestemmingsplan staat aangegeven in welke gevallen en gebieden een omgevingsvergunning geldt. Indien de initiatiefnemer van de omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden kan aantonen dat de bodem in het verleden al verstoord is geweest kan de omgevingsvergunningplicht komen te vervallen.
In het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied' is een waardenkaart cultuurhistorie opgenomen. Uit raadpleging van de kaart, zie afbeelding 10, blijkt dat het plangebied deels is aangemerkt als een Archeologisch onderzoeksgebied en voorts cultuurhistorisch waardevol.
Afbeelding 10: Fragment cultuurhistorische waardenkaart vigerend bestemmingsplan 'Landelijk gebied'
Uitgaande van de waardering is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek wenselijk. Echter, omdat via dit plan geen feitelijke nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt en/of beoogd worden, is verder onderzoek naar archeologie niet nodig.
In het plangebied ligt tevens een pompgebouw(tje). Dit is een gemeentelijk monument. Met dit gebouw(tje) zijn geen verdere plannen en omdat via dit bestemmingsplan verder ook geen veranderingen in de omgeving mogelijk gemaakt worden behoeft dit verder geen nadere aandacht. Monumenten worden beschermd via de Monumentenwet.
Conclusie
Zowel in de provinciale waardenkaart als in de cultuurhistorische waardenkaart van het vigerende bestemmingplan blijkt dat de gronden een archeologische waarde hebben. Dit houdt in dat er mogelijk archeologische en of cultuurhistorische sporen aanwezig zijn in de bodem. Voor een dergelijke waardering is het uitvoeren van een verkennend archeologisch onderzoek wenselijk. Een onderzoek is noodzakelijk wanneer men voornemens is grondverstorende werkzaamheden uit te voeren.
In onderhavig geval kan er niet gesproken worden van ingrijpende en grondverstorende werkzaamheden. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor onderhavig plan.