direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Hes-west 2024
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Op het voormalige KEMA-terreindeel aan de zuidzijde van de Utrechtseweg ontwikkelt Amvest het plan De Hes tot een nieuw woon- en deels werklandschap in een groene setting. De afgelopen jaren is de leegstand op het terrein sterk toegenomen door het vertrek en inkrimpen van gevestigde bedrijven. Het is niet meer mogelijk om de huidige functie van het terrein te handhaven. Samen met de gemeente Renkum en Arnhem heeft Amvest het plan opgevat om een nieuwe invulling te geven aan het terrein, waarbij in het Arnhemse deel een deel van de huidige bebouwing in stand wordt gehouden. In het Renkumse deel zal alle bedrijfs- en kantoorbebouwing verdwijnen.

In december 2016 heeft het College van burgemeester en wethouders van gemeente Renkum een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten bepaald voor de toekomstige ontwikkeling van De Hes-west. Deze randvoorwaarden zijn inmiddels verouderd. Op 27 september 2023 heeft de gemeenteraad het stedenbouwkundig plan (zie bijlage) met nieuwe kaders vastgesteld voor de nieuwe ontwikkeling van het terrein. Bij verdere uitwerking hanteert de gemeente dit stedenbouwkundig plan als kader.

Het huidige bestemmingsplan ter plaatse van de beoogde locatie voor de woningbouwontwikkeling laat deze functies en bebouwing niet toe. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan worden nieuwe bouw- en gebruiksregels voor het gebied gegeven.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Arnhems Buiten is anno 2023 een extensief bedrijvenpark ten westen van Arnhem en ten oosten van Oosterbeek. In het park zijn bedrijven gevestigd op het gebied van o.a. energie, certificering en milieutechnologie, daarom wordt het ook wel het Energy Business Park genoemd. Arnhems Buiten heeft vier deelgebieden: Mariëndaal, Den Brink, Rosande en De Hes. Het plangebied betreft alleen het deelgebied De Hes en is ongeveer 15 hectare groot. Het plangebied wordt ten noorden begrensd door de N225 en ten westen door de spoorlijn ArnhemNijmegen. Links van de spoorlijn ligt een aantal agrarische percelen en loopt de bebouwing over in de bebouwde kom van Oosterbeek. Noordelijk van de N225 Utrechtseweg ligt het overige deel van het Energy Business park en aan de oostkant grenst het plangebied aan de Arnhemse woonwijk Hoogstede/Klingelbeek. Ten zuiden van het plangebied grenst het plangebied aan de woonbebouwing en bedrijven aan de Klingelbeekseweg in Oosterbeek. Ten zuiden daarvan beginnen de uiterwaarden van de Rijn. Dit gebied is plaatselijk bekend als de Rosandepolder.

Het plangebied De Hes valt in zowel de gemeente Renkum als in de gemeente Arnhem. De slijpbeek markeert grofweg de grens tussen beide gemeenten. Het grootste gedeelte van De Hes ligt in de gemeente Renkum. Doordat het plangebied in twee gemeenten ligt dient het plan te worden opgeknipt in twee bestemmingsplannen. Het plangebied van de gemeente Renkum bestaat uit de volgende kadastrale percelen: Oosterbeek sectie D, nummers 5565, 7056, 7739, 8926, 8961, 9488 en 9491.

In onderstaande afbeelding is het plandeel behorend tot de gemeente Renkum, ook wel 'De Hes-west' genoemd, weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0001.png"

Figuur 1.1: Plangebied de Hes-west

1.3 Geldend bestemmingsplan

Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Oosterbeek-Zuid 2016', vastgesteld op 3 mei 2017. Op grond van dit bestemmingsplan heeft het plangebied de volgende bestemmingen:

  • Bedrijf
  • Kantoor - 1
  • Groen - Park
  • Verkeer
  • Water - Specifiek Ecologische Doelstelling (SED-wateren)

Daarnaast heeft het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' en 'Waarde - Beschermingszone niet-waterdoorlatende lagen en grondwaterstromen'.

Het planvoornemen om woningen te bouwen is strijdig met deze bestemmingen. Woningen zijn namelijk niet toegestaan. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0002.png"

Figuur 1.2: Bestemmingsplan 'Oosterbeek-Zuid 2016' met in de rode lijn de globale plancontour van het plangebied bestemmingsplan 'De Hes-west 2024'

Nieuw bestemmingsplan 

In het nieuwe bestemmingsplan 'De Hes-west 2024' krijgt het terrein de bestemmingen 'Woongebied', 'Woongebied - 1', 'Woongebied - 2', 'Woongebied - 3', 'Verkeer', 'Groen - Park' en 'Water - Specifiek Ecologische Doelstelling'. Ook zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' en 'Waarde - Beschermingszone niet-waterdoorlatende lagen en grondwaterstromen' opgenomen, conform het hiervoor geldende bestemmingsplan.

Met deze bestemmingen, die conform het vastgestelde Stedenbouwkundig Plan zijn opgesteld en die in combinatie met het Beeldkwaliteitplan De Hes nader worden uitgewerkt, wordt woningbouw in een groene setting en de bijbehorende ontsluiting mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0003.png"

Figuur 1.3: Bestemmingsplan 'De Hes-west 2024'

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de uitgangspunten van het plan. In hoofdstuk 4 wordt het beleidskader van het Rijk, de provincie en de gemeente Renkum uiteen gezet. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de plankaart en planregels worden besproken. Tot slot volgt in de hoofdstukken 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Historie

De locatie maakt deel uit van het voormalige KEMA-terrein 'Arnhems Buiten'. Het ligt op de grens tussen Oosterbeek en Arnhem en staat ook wel bekend als 'De Hes west'. Tot eind jaren '40 van de vorige eeuw was het landgebruik in dit deel van Oosterbeek nog agrarisch (akkers, weilanden en plaatselijk enkele kassen).

Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de locatie in de frontlijn van de noordwaarts oprukkende Geallieerden (operatie Market Garden) gelegen. In deze periode hebben de Duitse troepen uitgebreide verdedingsstellingen aangelegd op de noordelijke oever van de Nederrijn. Ook hebben in deze periode de Geallieerden bombardementen uitgevoerd ter plaatse van Arnhems Buiten en omgeving.

Na de Tweede Wereldoorlog heeft KEMA het grootste deel van het terrein in gebruik genomen. De eerste bebouwing op de locatie dateert uit de jaren '50. In de jaren '70 heeft KEMA meer gebouwen gerealiseerd. Tussen 1987 en 2000 zijn kantoorgebouwen gebouwd en bijbehorende parkeerplaatsen aangelegd.

Het onbebouwde terreindeel heeft een parkachtig karakter. Het maaiveld is heuvelachtig en loopt zowel in zuidelijke- als in oostelijke richting af. Voor meer uitleg over de historie wordt verwezen naar de in de bijlage opgenomen 'Cultuurhistorische verkenning'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0004.png"

Figuur 2.1: 45-graden luchtfoto 2023 (kijkrichting noord) van de De Hes-west. In rood de globale plancontour. (bron: Geo-Obliek, Slagboom en Peeters)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0005.png"

Figuur 2.2: 45-graden luchtfoto 2023 (kijkrichting noord) van de De Hes-west en De Hes-oost. In rood de globale plancontour van De Hes-west (gemeente Renkum) en in blauw die van De Hes-oost (gemeente Arnhem). (bron: Geo-Obliek, Slagboom en Peeters)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0006.png"

Figuur 2.3: 45-graden luchtfoto 2023 (kijkrichting zuid) van de De Hes-west en De Hes-oost. In rood de globale plancontour van De Hes-west (gemeente Renkum) en in blauw die van De Hes-oost (gemeente Arnhem). (bron: Geo-Obliek, Slagboom en Peeters)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0007.png"

Figuur 2.4: Gebouw H21 en H31 op De Hes-west

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0008.png"

Figuur 2.5: Gebouw H25 (links) en H23 (rechts) (kijkrichting noord)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0009.png"

Figuur 2.6: De Hesweg en omgeving

2.2 Ruimtelijke structuur

Gelegen op de grens van Arnhem en Oosterbeek verbindt de Hes de Veluwe met het Rijndal. De ligging wordt gekarakteriseerd door de sterke geomorfologie van de stuwwal met het erosiedal van de Slijpbeek. Daarnaast speelt het contrast tussen open en dicht een belangrijke rol in de beleving ervan: de geslotenheid van het bos en de openheid van het rivierenlandschap. En precies daar kun je straks fantastisch wonen, werken en recreëren: een heerlijk vrij en ontspannen buitenleven met bruisende stadse reuring binnen handbereik.

Op grotere schaal reikt het boslandschap van de Veluwe met onder meer Landgoed Mariëndaal en de campus van Arnhems Buiten, tot in de Hes. Na de Hes opent het landschap zich met de Rosandepolder en de uiterwaarden naar de Rijn. Deze landschappen en natuurgebieden liggen binnen 10 minuten wandelen vanaf De Hes. De Hes is onderdeel van dit boslandschap op de rand van de stuwwal, afgewisseld met open plekken rondom het erosiedal van de Slijpbeek. De beek vormt daarmee de ruggengraat van het gebied. Het groene park van De Hes is direct verbonden met de natuur maar is evengoed verweven met de stad en zijn voorzieningen goed bereikbaar.

Aan de noordkant is het terrein aangesloten op de Utrechtseweg (N225) waarmee het centrum van Arnhem met de fiets en de op- en afrit van de A50 met de auto in 10 minuten bereikbaar is. Deze provinciale weg is van oudsher onderdeel van de doorgaande verbinding met de stad Utrecht over de stuwwallen van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug langs de noordoever van de Rijn. Bij de bushalte Arnhems Buiten aan de Utrechtseweg kan je de bus naar Wageningen genomen worden of naar Arnhem Centraal (reistijd 6 minuten). Scholen, landgoederen, winkels en voorzieningen in Oosterbeek en Arnhem zijn in circa 5 tot 15 minuten bereikbaar met de fiets via de vrijliggende fietspaden langs de Utrechtseweg of via het snelfietspad van de Klingelbeekseweg. De naastgelegen woonwijk Hoogstede-Klingelbeek vormt in programmatische zin de meest directe verbinding met het woon-werklandschap van de Hes. De bewoners van deze wijk krijgen nieuwe buren, en voornamelijk ook een uitbreiding en verrijking van het publieke domein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0010.png"

Figuur 2.7: Plangebied, met globale planinrichting, en overgang tussen Veluwe en Rivierenlandschap (bron: stedenbouwkundig plan, ZUS)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Planbeschrijving

Voor het planvoornemen is een stedenbouwkundig plan uitgewerkt. Onderstaande tekst is afkomstig uit dit stedenbouwkundig plan. Dit op 27 september 2023 door de gemeenteraad van Renkum vastgestelde stedenbouwkundig plan is als bijlage 1 bij het bestemmingsplan opgenomen.

Uitgangspunten stedenbouwkundig plan

Het voormalige KEMA-bedrijventerrein op de overgang tussen de Veluwe op de stuwwal en het Rijndal, kenmerkt zich door bijzondere landschappelijke waarden zoals de sterke contrasten tussen hoog en laag, zand en klei, de geslotenheid van het bos en de openheid van het rivierenlandschap. Vanaf de Veluwe zorgen beken voor de afwatering richting de Rijn. De Hes wordt door een van deze beken doorsneden: de Slijpbeek.

De visie op de ontwikkelingen is te typeren als 'te gast in het landschap'. Hierop wordt in alle facetten van het stedenbouwkundig plan doorgewerkt. Het water heeft in de loop der eeuwen het landschap gevormd tot een komvormig gebied, een naar de Rijn gekeerde arena. Deze landschapsmorfologie van De Hes zorgt voor de ervaring van verschillende landschapssferen die de basis vormen voor de ontwikkeling van De Hes in de uitwerking van een landschappelijk raamwerk.

De gebiedsontwikkeling van voormalig bedrijventerrein naar woon-werklandschap zorgt voor een verstedelijking van het landschap. Om deze verstedelijking goed in te passen, als 'te gast' waarbij de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn geborgd met een klimaatadaptieve en natuurinclusief ontwerp, worden in het stedenbouwkundig plan de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Het landschap als drager: Het woon-werkgebied voegt zich naar de morfologie van het landschap en versterkt de beleving.
  • De beek verbindt: Als belangrijke schakel tussen de Veluwe en de Rijn heeft de Slijpbeek een verbindende kracht in het landschap voor de bewoners en dieren.
  • Publiek landschap: Park de Hes heeft een publieke kern rondom het Veld en de Slijpbeek. Hier dient het landschap als plek van samenkomst en ontmoeting.
  • Bouwen in clusters: De bebouwing is compact geclusterd en te gast in het landschap zodat het landschap voldoende maat houdt en maximaal te beleven is.
  • Minimale infrastructuur: De aanwezigheid van infrastructuur is tot een minimum beperkt door te ontsluiten vanaf de randen.

Woonprogramma

Uitgangspunt is de realisatie van 50% betaalbare woningen, waarvan 50% (dus 25% van het totaal) in de sociale categorie. Het voorlopig aantal woningen is 404 voor het gehele plangebied, waarvan 282 in de gemeente Renkum:

  • a. 20 grondgebonden atelierwoningen (vrije sector > €355.000)
  • b. 119 grondgebonden eengezinswoningen (vrije sector >€355.000)
  • c. 43 grondgebonden eengezinswoningen (betaalbaar < €355.000)
  • d. 30 appartementen (betaalbaar < €355.000)
  • e. 70 appartementen (sociale huur/koop < gemiddeld €250.000 of €808 huur/maand

Betaalbaar: 143 woningen (51%)

Sociaal (Koop/huur): 70 woningen (25%)

In de samenwerkingsovereenkomst worden nadere afspraken gemaakt m.b.t. instandhouding van de sociale (huur)woningen.

De aantallen woningen kunnen in de verdere uitwerking nog iets afwijken (maximaal 10% van het totaal aantal woningen in het gehele plangebied). Bij de uitwerking is het gewenst om enige flexibiliteit te bieden, waarbij ten alle tijden het aandeel betaalbaarheid 50% of meer is. Reden hiervan is dat de mogelijkheid bestaat dat de vraag naar woningtypologieën en -groottes kan veranderen. Om snel in te kunnen spelen op deze eventuele vraag, is enige flexibiliteit noodzakelijk.

Dit is exclusief de twee woningen die gepland zijn op de grens van Arnhem en Renkum en die half in beide gemeenten komen te liggen. Die twee woningen zijn niet in bovenstaande opsomming meegenomen, maar worden toegerekend aan Arnhem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0011.png"

Figuur 3.1: Ontwikkelclusters in een landschappelijk raamwerk (Bron: Stedenbouwkundig plan, ZUS, juli 2023)

De bebouwing in clusters op De Hes voegt zich naar het landschap. De clusters worden met het landschappelijk raamwerk van landschapssferen ontwikkeld: op en aan de hoogteverschillen van de Steilrand (cluster A en B, onderdeel van het plan de Hes in Arnhem), de uitzichten op het Veld (clusters C) en in de beschutting van het Bos (cluster D). Het stedenbouwkundig ontwerp is erop gericht dat dat iedereen de nabijheid van de centrale Slijpbeek ervaart. De verschillende landschappelijke condities zijn medebepalend voor de ruimtelijk-programmatische uitwerking, de architectuur en inrichting van het landschap.

Woningtypes

In het stedenbouwkundig plan wordt de sociale huur en -koop en een groot deel van het betaalbare wonen ondergebracht in nieuwe appartementengebouwen en gebouw H01/H02, het voormalige KEMA-kantoorgebouw dat wordt getransformeerd. De vrijesectorwoningen worden nagenoeg volledig ontwikkelt als eengezinswoningen met gebouwde parkeervoorzieningen. In dit segment wordt rijkelijk gevarieerd met een verscheidenheid aan types (atelier, drive-in, rijwoning, bovenwoning), beukmaat, aantal bouwlagen en GBO's. Er worden een beperkt aantal appartementen in de vrije sector ontwikkelt.

Slijpbeek

De kenmerken van een gegraven sprengbeek met een groot verval (ca. 4,5m) en het diep ingesneden doorstroomprofiel zijn in het stedenbouwkundig plan uitgangspunt. De beek wordt noordelijk eerder bovengronds gehaald. Bestaande bomen nabij deze herstelde beekloop worden behouden. Het zuidelijk ingesneden doorstroomprofiel van steile oevers met bestaande bomenrijen wordt gerespecteerd. Om het kenmerkende landschap van de kleinschalige Slijpbeek centraal te stellen, wordt de bestaande centrale vijverpartij opgeheven.

Cultuur- en werkprogramma

De Hes wordt een levendig en gemengd woon-werkgebied. Om dit te realiseren, biedt ieder cluster ruimte om werken te integreren: als commerciële of werkplint onder een appartementengebouw of door de ontwikkeling van woon-werkwoningen. De programmering van cultuur in het plan met atelierwoningen/ -units en met expositieruimte in het landschap voor kunstenaars en makers is een logisch vervolg op het huidige gebruik van De Hes.

Collectieve voorzieningen

Het collectieve programma betreft de functionele (gebouwde)voorzieningen en kwalitatieve verblijfsplekken direct bereikbaar voor bewoners en comfortabel in gebruik op basis van de principes voor inclusie en toegankelijkheid. Met deze collectieve voorzieningen wordt de ontwikkeling van het buurtgevoel nagestreefd: hier is ruimte voor ontmoeting tussen bewoners onderling en tussen gebruikers en bewoners. Dit kan bijvoorbeeld door centrale ontmoetingsruimte, concentratie fietsbergingen en pakketafhaalpunten.

Gebouwd parkeren

Met de visie om de auto zo snel mogelijk en zoveel mogelijk uit het zicht te krijgen, worden de clusters waar mogelijk ontwikkeld met gebouwde parkeervoorzieningen. Zo komen aan de voet van de Steilrand drive-in woningen en aan het Veld en in het Bos gebouwd parkeren.

Voor de inpassing van de collectieve parkeervoorzieningen wordt slim gebruik gemaakt van de aanwezige plooien in het reliëf die vrijkomen door de sloop van de bedrijfsgebouwen. Door de parkeervoorzieningen minimaal in te graven blijft de ondergrond nagenoeg ongewijzigd.

Bouwpeilen

De bouwpeilen zijn direct gerelateerd aan de maaiveldpeilen en kenmerkende hoogteverschillen van het landschap. De combinatie van de natuurlijke beekdalmorfologie, de bodemkenmerken met kwetsbare leemlagen en een kapitaal bomenbestand dat is vervlochten met de hoogteverschillen, bepaalt de inpassing van het gebouwde programma. Dit zorgt voor veel kleine sprongen in vloerpeil bij de geschakelde woningtypes: individueel en of per rijtje.

Bouwhoogte en groenmassa

Compact en geclusterd bouwen om een onbebouwd landschap van bosranden en veld rond de beek te behouden, betekent soms ook de hoogte in met appartementengebouwen. Bouwvolumes die net boven de boomgrens uitsteken. Deze vorm van stedelijk verdichten komt voort uit de gedeelde visie van gemeentes Renkum en Arnhem. Hierin staat beschreven hoe de regionale woningbouwopgave kan landen in samenhang met het bomenbeleid om zoveel mogelijk groen te sparen. Dit betekent zo weinig mogelijk maaiveldruimte te claimen, dus soms ook meerlaags bouwen. Deze appartementengebouwen manifesteren zich in de randen van het plan op drie plekken als hoekstenen van de beschreven compositie als landschapsarena. Uit de inmeting van het bomenbestand blijkt dat in de directe nabijheid van deze bouwvolumes, boomgroepen met een kroonhoogte tot 24m staan. Door de volumes met een kleine footprint zo rank mogelijk te houden, wordt het zicht op de beboste rand niet geblokkeerd en kan het landschap met het groene silhouet dominant blijven.

De beleving van het natuurlijke hoogteverschil wordt met de ontwikkeling van De Hes niet aangetast. Arnhem blijft gezien vanuit de Veluwe de 'verborgen stad in het groen', en vanuit het open rivierengebied in het zuiden is Arnhem de 'zichtbare stad aan de rivier'.

De ruimtelijke impact van de ontwikkeling en de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing is te relateren aan de bouwmassa, bouwhoogte en inbedding in het groen. Twee bouwvolumes van 8 lagen hoog op een halfverdiepte parkeervoorziening (ca. 26,5 m hoog vanaf maaiveld), komen binnen de gemeentegrens van Renkum net boven de boomgrens uit.

Publieke ruimte

De Hes wordt niet enkel ontwikkeld voor haar toekomstige bewoners, maar wordt een publiek landschap. Een landschapspark met bossige randen en grote onbebouwde ruimtes langs de Slijpbeek, aantrekkelijk om te verblijven voor bewoners, directe gebruikers en bezoekers van buiten De Hes. In het landschap komen op verschillende plekken collectieve speel-, zit- en sportvoorzieningen.

Parkeren

De parkeervraag in het gebied wordt op integrale wijze opgelost in het landschap en de bebouwing, op een manier dat beide versterkt worden. Het principe geldt dat parkeren zo dicht mogelijk langs de Hesweg plaatsvindt of via deze weg is ontsloten om zo het landschappelijke middengebied van voertuigbewegingen te ontzien. De toegang tot een (voetgangers)entree naar de gebouwde parkeervoorziening of tot een parkeerplek op maaiveld is op de meeste parkeerplekken binnen een straal van 100m van de woning. In De Hes komen verschillende parkeeroplossingen: halfverdiepte parkeervoorzieningen voor de clusters op het Veld en in het Bos, kleinschalig bezoekersparkeren op maaiveld, drive-in woningen aan de voet van de Steilrand en behoud van het grootschalige, parkeerterrein onder de platanen op die Steilrand.

Uit de stedenbouwkundige studie volgt dat er grenzen zijn aan het inpassen van (gebouwd) parkeren. Juist daarom wordt er gebruik gemaakt van het beschikbare parkeerterrein onder de platanen en wordt een combinatie met deelmobiliteit voorgesteld om zo efficiënt mogelijk om te gaan met de benodigde parkeerruimte. Hiermee wordt zoveel mogelijke tegemoetgekomen aan het behoud van landschappelijke kwaliteit (bomen vervlochten met de hoogteverschillen van de steilrand) en wordt de stedelijke uitstraling als gevolg van de parkeeropgave beperkt.

Ontsluiting

De Hes is net als de naastgelegen wijk Klingelbeek aangesloten op de Utrechtseweg (N225) via de rotonde van De Schutterij. De Utrechtseweg is de hoofdroute voor autoverkeer, (H)OV-netwerk (bushalte Arnhems Buiten) en langzaam verkeer met vrijliggende fiets- en voetpaden tussen Arnhem en Oosterbeek. Om het landschap zoveel mogelijk de ruimte te geven wordt ingezet op zo weinig mogelijk verharding met een functionele ontsluiting van het woongebied. De auto is te gast in het landschap. Kopers en huurders kiezen bewust voor wonen in en met de natuur en dus voor een minimaal noodzakelijke bereikbaarheid voor de auto. Het stedenbouwkundig plan is hierin heel duidelijk: een aantal woningen is wel en een aantal woningen is niet tot de voordeur bereikbaar met de auto. Parkeren is dan op loopafstand. Bij de vormgeving van de infrastructuur is er ontworpen vanuit de kenmerken van het aanwezige landschap: de aanwezige hoogteverschillen en de bosrand bepalen de 'route' van de nieuwe Hesweg. Samen met De Schutterij vormt de Hesweg een soort tangstructuur met doodlopende zijwegen (aftakkingen) voor de ontsluiting van de gebouwde clusters. Zo blijft het landschap zo vrij mogelijk van gemotoriseerd verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0012.png"

Figuur 3.2: Stedenbouwkundig plan (bron: Stedenbouwkundig plan, ZUS, juli 2023)

3.2 Beeldkwaliteitsplan

Voor de ontwikkeling van De Hes is er een beeldkwaliteitsplan (BKP) opgesteld. Aan het BKP liggen het stedenbouwkundig plan (SP) (juli 2023) en de Cultuurhistorische verkenning (CV, december 2018) ten grondslag. Het SP is in het beeldkwaliteitplan niet op alle punten herhaald of samengevat: voor de plantoelichting en stedenbouwkundige visie is het noodzakelijk het SP ter hand te nemen. Het SP is daarmee een informatieve bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan.

Er zijn voor de ontwikkeling van De Hes twee bestemmingsplannen (voor gemeente Arnhem en gemeente Renkum) en één Beeldkwaliteitplan (BKP) opgesteld. In onderhavig bestemmingsplan is het BKP niet gekoppeld aan de planregels. Het BKP is wel toegevoegd aan de bijlagen van de toelichting.

In de geest van het stedenbouwkundig plan (SP), en in lijn met de stedenbouwkundige planvisie 'te gast in het landschap', zijn in het beeldkwaliteitplan (BKP) de stedenbouwkundige en (landschaps)architectonische bepalingen vastgelegd als leidraad bij de uitwerking van de bouw- en inrichtingsplannen. Met het BKP wordt gestuurd op een uitstraling die past bij het specifieke karakter van De Hes. Voor de ontwikkelingen binnen de gemeentegrens van Renkum gelden dezelfde principes als voor de ontwikkelingen binnen de gemeentegrens van Arnhem. Het BKP voorziet in het bewaken van de ruimtelijke samenhang en dient als stimulerend en richtinggevend kader voor ontwerpers. Op conceptueel niveau behelst het BKP heldere en krachtige sturing op ordeningsprincipes. Deze sturen goed op de kwaliteitsdoelen en geven houvast, maar bieden ook voldoende flexibiliteit en ontwerpvrijheid voor de uitwerking. Met het BKP wordt richting gegeven aan de beeldkwaliteit voor de gebouwen en de openbare ruimte. Het BKP is een 'welstandsnota' voor de nieuwe ontwikkeling. Voor de uitwerking van het BKP wordt verwezen naar bijlage 2 de toelichting van dit bestemmingsplan. Aanvragen voor Omgevingsvergunningen dienen hier bij de ontwikkeling van De Hes aan te worden getoetst.

Om de aanzichten en uitstraling van het beeldkwaliteitsplan te beschermen is in de planregels opgenomen dat er geen achtererfgebied bestaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vergunningvrij bouwen' en er dus geen vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot

2050. Met de vaststelling van de NOVI is haar voorganger (de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) vervallen. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • duurzaam economisch groeipotentieel
  • sterke en gezonde steden en regio’s
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Met de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.

De NOVI is op 9 september 2020 vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

Toetsing planvoornemen

In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen. Het planvoornemen is in lijn met de volgende nationale belangen:

2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.

4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.

5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.

19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte – voorganger van de NOVI – is uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze uitwerking is opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het Bkl wordt van kracht zodra de Omgevingswet in werking treedt en is dan de uitwerking in regelgeving van het beleid dat in de NOVI staat.

De nationale belangen die nu nog in het Barro worden geborgd betreffen onder meer onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen.

Toetsing planvoornemen

Op basis van kaart 7 van het Barro ligt het gehele plangebied in Romeinse Limes. Dit betreft de unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven voormalige (militaire) grens van het Romeinse Rijk. De Limes ligt langs de toenmalige loop van de Rijn met archeologische overblijfselen uit de periode 0 tot 400 na Chr. bestaande uit:

  • forten (castella), burgerlijke nederzettingen (kampdorpen/vici) en grafvelden;
  • militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens;
  • scheepswrakken.

Paragraaf 5.11 gaat verder in op de archeologsiche waarden in het plangebied.

Verder raakt het planvoornemen geen nationale belangen vanuit het Barro en het Rarro.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0013.png"

Figuur 4.1: Ligging in Romeinse Limes (blauwe diagonale arcering).

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):

  • Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;
  • Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

Toetsing planvoornemen

Stedelijke ontwikkeling

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen, afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt. Met het planvoornemen om maximaal 445 woningen in De Hes toe te voegen, waarvan maximaal 311 woningen in De Hes west, is er sprake van een stedelijke ontwikkeling. Het plan dient getoetst te worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Bestaand stedelijk gebied

De planlocatie maakt deel uit van het voormalige KEMA-terrein 'Arnhems Buiten'. Het ligt op de grens tussen Oosterbeek en Arnhem en staat ook wel bekend als 'De Hes'. Na de Tweede Wereldoorlog heeft KEMA het grootste deel van het terrein in gebruik genomen. De eerste bebouwing op de locatie dateert uit de jaren '50. In de jaren '70 heeft KEMA meer gebouwen gerealiseerd. Tussen 1987 en 2000 zijn kantoorgebouwen gebouwd en bijbehorende parkeerplaatsen aangelegd. Het onbebouwde terreindeel heeft een parkachtig karakter. Daarmee kan worden geconcludeerd dat de planlocatie in lijn is met de definitie uit het Bro en dat de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied ligt.

Onderbouwing woningbehoefte

In 2020 zijn gemeenten (o.a. Arnhem en Renkum) binnen de Groene Metropoolregio, provincie Gelderland en het Rijk een langjarig partnerschap aangegaan voor een beter werkende woningmarkt, uitgewerkt in de Woondeal 2.0. Aanleiding was de constatering dat de regio in de top 3 van regio’s met het hoogste woningtekort stond, de woonopgaven bovengemiddeld zijn en de uitvoering onder druk staat. Het regionale woningbehoefteonderzoek herbevestigt dat de woonopgave het lokale niveau overstijgt.

De Hes is in de Woondeal 2.0 aangemerkt als onderdeel van regionaal significante gebieden waar een groot aandeel (samen 70% tot 75% tot 2030) van de regionale woningproductie moet komen. Het gebied Hes-Klingelbeek Arnhem-Renkum heeft een realisatiestart op afzienbare termijn en een focus vanuit de markt en overheid. Het totale plan de Hes voorziet in 11% betaalbare koopwoningen (< betaalbaarheidsgrens €355.000,-) en 16% betaalbare huurwoningen (< €1.000,- p/maand). Daarnaast voorziet het totale plan van De Hes (Renkum en Arnhem) in 26% sociale huurwoningen.

In voorliggend stedenbouwkundig plan (kaders) voor de Hes is 50% van de woningen betaalbaar, waarvan de helft in de categorie sociale koop/huur. Dit is conform de Woondeal 1.0. Er is niet voor gekozen de eisen uit de Woondeal 2.0 toe te voegen. De eisen uit de Woondeal 1.0 zijn gedurende het ontwerpproces toegevoegd, wat een ingewikkelde opgave bleek en tevens voor vertraging heeft gezorgd. Het hanteren van de nieuwe uitgangspunten uit de Woondeal 2.0 zou opnieuw vertraging opleveren, als het al tot een haalbaar financieel en stedenbouwkundig resultaat zou leiden.

Onderbouwing dienstverlening, horeca

Gelet op de toevoeging van woningbouw in het gebied, kan er worden gesteld dat er nieuwe behoefte ontstaat aan dienstverlening en horeca. De voorziene dienstverlening en horeca maken slechts beperkt onderdeel uit van het plan. In de huidige situatie is er reeds vastgesteld dat er sprake is van bestaand stedelijk gebied. Daarmee is er geen verdere toetsing aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' noodzakelijk.

Beoordeling

Geconcludeerd kan worden dat het plan een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied betreft, zoals gedefinieerd in het Bro. Het plan sluit aan op de woningbehoeften, doelen en ambities zoals geformuleerd in de Woondeal 2.0, uitgezonderd het percentage betaalbare woningen, waarop gemotiveerd wordt afgeweken. Daarmee voldoet het plan aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Provinciale Staten van Gelderland hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 maart 2019. Het doel van de Omgevingsvisie is: een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland, vanuit het verleden én met het oog op de toekomst. De provincie is als middenbestuur een belangrijke schakel bij het bereiken van deze doelstellingen en wil op een aantal manieren waarde toevoegen:

  • met een brede blik kijken naar de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving;
  • stimuleren van ontwikkelingen enerzijds en beschermen van waarden anderzijds;
  • focussen op duurzaamheid, onderlinge verbondenheid en een economisch krachtig Gelderland;
  • door middel van zeven ambities verder verdiepen van de focus.

De zeven ambities van de provincie zien op de volgende thema's: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Per ambitie is de provinciale aanpak beschreven.

Ten aanzien van het thema woon- en leefomgeving geeft de provincie de volgende ambities aan:

  • Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. We benutten de bestaande bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.
  • Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas.
  • Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.

De aanpak die bij deze ambities is geformuleerd, bestaat uit het in gesprek gaan met de Gelderse regio's en het maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. In Gelderland is er specifieke aandacht voor de gemeentegrens overstijgende woonvraagstukken.

Beoordeling

De gebouwen in het planvoornemen worden aardgasloos gerealiseerd. Voor De Hes staat het landschap vooraan. Voor De Hes ligt de focus op circulariteit vooral op eventueel hergebruik van te slopen materialen. Hierbij is niet persé hergebruik in de nieuwe gebouwen en/ of woningen nodig, maar dat de materialen ook aangeboden kunnen worden om te gebruiken in andere projecten.

Daarnaast wordt met de herbestemming van gebouw binnen het plangebied van de Hes in Arnhem ingezet op een maximale vorm van circulariteit.

Natuurinclusief en klimaatadaptief ontwikkelen staat centraal om de vergroting van de biodiversiteit te realiseren en de gevolgen van klimaatverandering te ondervangen. Zo wordt de verhouding groen-verhard verbeterd met de ontwikkeling. In het stedenbouwkundig ontwerp wordt het aandeel groen verhoogd ten opzichte van de huidige situatie waar nu een aantal grootschalige bedrijfsgebouwen en logistieke verharde ruimtes in het oog springen.

In paragraaf 4.3.1 wordt nader ingegaan op het woningaanbod en de woningvraag.

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Provinciale Staten van Gelderland hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening of verordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt regelmatig geactualiseerd. De meest recente versie van de Omgevingsverordening dateert van 21 december 2022 (geconsolideerde versie).

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling

In het plangebied gelden volgens de Omgevingsverordening enkele specifieke relevante aanduidingen:

Gelders Natuurnetwerk

De Slijpbeek maakt onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk. Voor zover een bestemmingplan van toepassing is op het Gelders natuurnetwerk wordt een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toegelaten als die geen nadelige gevolgen kan hebben voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang als bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone van de Omgevingsverordening.

De wezenlijke waarden en kenmerken van de Slijpbeek zijn als volgt samen te vatten (Provincie Gelderland, 2017b): Beek en Bron (N03.01); Betreft de Slijpbeek parallel aan de Hesweg.

In de oplegnotitie in bijlage 13 is de toetsing aan de wezenlijke waarden en kenmerken van de Slijpbeek uitgevoerd. Daarin is aangegeven dat er geen grootschalige herinrichtingen zijn voorgenomen ten opzichte van de Slijpbeek. Het dempen van de vijverpartij maakt geen onderdeel uit van het aangewezen NNN-gebied. Het noordelijke gedeelte van de Slijpbeek wordt terug bovengronds gebracht. Daarnaast wordt lokaal waar de mogelijkheid is de oever verlaagd. Dit ter verbetering van de toegang tot het water voor fauna en het versterken van de beleving van de Slijpbeek. Hiermee blijft de functionaliteit van de Slijpbeek intact. De wezenlijke waarden van de Slijpbeek worden door de werkzaamheden niet aangetast. Het terug bovengronds brengen de Slijpbeek versterkt daarnaar de ecologische waarde van de beek en de waarde die de beek kan hebben als ecologische verbinding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0014.png"

Figuur 4.2: Ligging Gelders Natuurnetwerk (donkergroen)

Nationaal landschap maar buiten het Gelders natuurnetwerk en de groene ontwikkelingszone

Op basis van Kaart 7 "Regels Landschap - kaart 1" ligt een klein deel van het plangebied binnen 'Nationaal landschap maar buiten het Gelders natuurnetwerk en de groene ontwikkelingszone'.

Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap, bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen van de Omgevingsverordening, niet aantasten.

Op basis van deze bijlage ligt het plangebied voor een klein deel in nationaal landschap De Veluwe (groene arcering in onderstaande afbeelding), meer specifiek ligt het in deelgebied Renkumse en Heelsumse beekdal. Dit deelgebied heeft de volgende kenmerken:

  • Breed open beekdal met een afwisseling van vochtige graslanden, en landbouw;
  • Aan de kop van de beek loofbos, overgaand in een breed beekdal;
  • Contrast open beekdal en gesloten randen.

In de huidige situatie is hier bos aanwezig. In het stedenbouwkundig plan (figuur 3.2) is zichtbaar dat het bos blijft. Er komen op deze locatie geen nieuwe woningen. De situatie veranderd daar dus niet. Daarmee worden de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap niet aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0015.png"

Figuur 4.3: Ligging Nationaal landschap (buiten het gelders natuurnetwerk en de groene ontwikkelingszone)

Boringsvrije zone

Het plangebied ligt in een boringsvrije zone. Het is verboden in een boringsvrije zone buiten inrichtingen werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten waardoor direct of indirect warmte aan de bodem of het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd. Het voornemen is wel om een open WKO-systeem te realiseren.

In de boringsvrije zone van Oosterbeek mogen alleen werkzaamheden uitgevoerd worden boven de kleilaag die de diepe winning van het waterbedrijf beschermd, in dit geval alleen in het eerste watervoerende pakket. Voor deze werkzaamheden dient dus een vergunning aangevraagd te worden.

Intrekgebied

Het plangebied ligt in een intrekgebied. Een bestemmingsplan voor gronden binnen een intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk. Met dit planvoornememen wordt de winning van fossiele energie niet mogelijk gemaakt.

Conclusie

Het planvoornemen is in lijn met de provinciale omgevingsverordening.

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Woondeal 2.0

De gemeenten binnen de Groene Metropoolregio, (Arnhem, Berg en Dal, Beuningen, Doesburg, Druten, Duiven, Heumen, Lingewaard, Montferland, Mook en Middelaar, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Westervoort, Wijchen en Zevenaar), Gemeente Arnhem, Gemeente Nijmegen, Provincie Gelderland en het Rijk - via de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening - werken samen aan de woningmarktopgaven in de Groene Metropoolregio.

In 2020 zijn gemeenten binnen de Groene Metropoolregio, provincie Gelderland en Rijk een langjarig partnerschap aangegaan voor een beter werkende woningmarkt. Aanleiding was de constatering dat de regio in de top 3 van regio’s met het hoogste woningtekort stond, de woonopgaven bovengemiddeld zijn en de uitvoering onder druk staat. Het regionale woningbehoefteonderzoek herbevestigt dat de woonopgave het lokale niveau overstijgt; versterkte samenwerking tussen regio(gemeenten), Provincie en Rijk is nodig ten behoeve van een passende bijdrage van iedere gemeente aan deze opgave. Landelijk is sindsdien de opgave steeds manifester geworden. Nationaal wordt daarom ingezet op de bouw van 900.000 woningen tot en met 2030, met als streven dat hiervan minimaal 2/3 deel betaalbaar

is. In vervolg op deze nationale ambitie zijn bestuurlijke afspraken gemaakt tussen het Rijk en de provincie Gelderland over de realisatie van 100.000 woningen tot en met 2030. Dit krijgt nadere invulling via deze woondeal.

Met deze geactualiseerde Woondeal onderkennen partijen de bovengemiddeld grote woonopgave, continueren de samenwerking uit 2020 en geven het partnerschap verder vorm. Bovendien zorgen we hiermee voor continuïteit en zekerheid richting marktpartijen en woningcorporaties. Op enkele aspecten is dit een actualisatie, vooral waar het gaat om hoe men er voor zorgt dat er gezamenlijk resultaat wordt geboekt.

Partijen hebben het streven om 33.000 woningen van 2022 tot en met 2030 toe te voegen; dit betekent een ophoging van de realisatie van nu 3.300 woningen per jaar naar zo’n 3.700 woningen per jaar. Op dit moment is er voor de periode tot en met 2030 voldoende plancapaciteit van minimaal 48.000 woningen, waarvan 13.800 woningen harde plancapaciteit. Deze plancapaciteit ligt geleidelijk boven 130% van de geambieerde nieuwbouw van 33.000 woningen. Daarmee is er in theorie voldoende plancapaciteit en zijn er mogelijkheden om eventueel een grotere productie te realiseren ten behoeve van een toenemende woningbehoefte.

Momenteel telt de regio tot en met 2030 een voldoende omvangrijke harde en zachte planvoorraad. Op grond hiervan is het realiseren van 33.000 woningen tot en met 2030 haalbaar. Het vraagt een blijvende intensieve samenwerking van Rijk, provincie en gemeenten, samen met corporaties en marktpartijen. Per opgave zijn de hoofdactiviteiten voor de uitvoering door Rijk, provincie en gemeenten aangegeven. De verdieping van de opgaven is hieronder artikelsgewijs opgenomen.

Continuïteit en versnelling van de bouwproductie

  • Adequate financiële ondersteuning voor (ruimtelijke inpassing van) betaalbare woningen conform de brede verstedelijkingsstrategie vanuit het principe meer landschap meer stad.
  • Partijen focussen op woningbouwgebieden die voldoende omvangrijk zijn (minimaal 500 woningen in Arnhem en Nijmegen, minimaal circa 250 woningen buiten deze twee steden), snel in uitvoering zijn met inzet vanuit markt en overheid, en regionale betekenis hebben op grond van de Verstedelijkingsstrategie.
  • Beter benutten bestaande voorraad door experimentele aanpak in vastgoed en waar nodig het creëren van regelruimte.
  • Versterken uitvoeringsorganisatie door inzet provinciale Actieplan Wonen en personele inzet gemeenten.
  • Aanpak stikstofproblematiek en netcongestie op het elektriciteitsnet door het Rijk.

Betaalbare woningen voor lage en middeninkomens

  • In lijn met nationale doelstelling rondom sociale huur en betaalbaarheid nemen gemeenten hun fair share in de bouwopgave voor lage en middeninkomens. Zij werken dit binnen de kaders van de woondeal lokaal uit op basis van behoefte.
  • Gemeenten brengen toegelaten instellingen maximaal in positie om hun aandeel in de woningbouwopgave te kunnen realiseren.
  • Afdekken onrendabele toppen met rijks- en provinciale middelen, gelet op ambities 2/3 betaalbaar, stijgende bouw- en financieringskosten, en de bouw voor aandachtsgroepen.

Verstedelijking en gebiedsontwikkeling

  • Partijen bewaken de samenhang van de nieuwbouw met de bestaande stad zodat dit bijdraagt aan groene, vitale, leefbare wijken en steden. Kwalitatief goede woningen moeten bereikbaar zijn en goed ingepast in de stad en in het landschap.

Speciale aandacht voor huisvesting van aandachtsgroepen

  • Gemeenten nemen hun fair share in de huisvestingsopgave van aandachtsgroepen.
  • Gezamenlijke inzet als koploperregio om in 2023 te komen tot een (regionale) woonzorgvisie.

Klimaatadaptieve, conceptuele en circulaire woningbouw als hefboom voor versnelling en leidend motief voor verduurzaming

  • Gemeenten en provincie werken samen aan het versnellen en opschalen van de transitie naar conceptueel en circulair bouwen.
  • Inzet circulaire impactladder bij woningbouwontwikkeling; in 2023 bij minimaal 25 projecten.
  • Gemeenten, provincie en marktpartijen werken samen aan het klimaatbestendig en natuurinclusief maken van zowel gebouwen als buitenruimte.

Betaalbare woningen voor lage en middeninkomens

In de Woondeal 1.0 regio Arnhem-Nijmegen, die geldig was tot 1 juli 2023, was de doelstelling van 50% betaalbare woningen op regioniveau opgenomen. Deze doelstelling vormde de basis voor het gemeentelijke beleid. Daarnaast was bepaald dat van deze 50% betaalbaar, de helft in het sociale segment (sociale huur/sociale koop tot gemiddeld €250.000) moest vallen.

Op 1 maart jl. heeft de gemeenteraad besloten om de Woondeal 2.0 regio Arnhem-Nijmegen als uitgangspunt te hanteren bij de herijking van lokaal ruimtelijk en volkshuisvestelijk beleid. Deze is op 1 juli 2023 van kracht geworden en vervangt de Woondeal 1.0. Uitgangspunt van de Woondeal 2.0 is dat elke gemeente in de regio toewerkt naar een nieuwbouwprogramma met minimaal 67% betaalbare woningen en minimaal 30% in de sociale huur. Voor de Hes is er echter voor gekozen de Woondeal 1.0 te hanteren.

In voorliggend stedenbouwkundig plan (kaders) voor de Hes is 50% van de woningen betaalbaar, waarvan de helft in de categorie sociale koop/huur. Dit is conform de Woondeal 1.0. Er is niet voor gekozen de eisen uit de Woondeal 2.0 toe te voegen. De eisen uit de Woondeal 1.0 zijn gedurende het ontwerpproces toegevoegd, wat een ingewikkelde opgave bleek en tevens voor vertraging heeft gezorgd. Het hanteren van de nieuwe uitgangspunten uit de Woondeal 2.0 zou opnieuw vertraging opleveren, als het al tot een haalbaar financieel en stedenbouwkundig resultaat zou leiden.

Betaalbare koopwoningen

Het Rijk definieert betaalbare koopwoningen met een verkoopprijs van maximaal € 355.000. In lijn met het woningbehoefteonderzoek zet de regio zich in voor realisatie van betaalbare koopwoning voor de lagere inkomens met een maximale prijs van € 250.000. De uitkomsten van het woningbehoefteonderzoek zijn richtinggevend voor de verdeling van deze woningen in de regio, waarbij gemeenten verantwoordelijk zijn voor de 35% à 40% middenhuur- en betaalbare koopwoningen, waarvan een op basis van het woonbehoefteonderzoek te bepalen deel als middenhuur en / of betaalbare koopwoningen voor de lagere inkomens. Genoemde prijzen worden geïndexeerd conform landelijke normen.

Beoordeling

Dit gebied is aangemerkt als onderdeel van regionaal significante gebieden waar een groot aandeel (samen 70% tot 75% tot 2030) van de regionale woningproductie moet komen. Het gebied Hes-Klingelbeek Arnhem-Renkum heeft een realisatiestart op afzienbare termijn en een focus vanuit de markt en overheid. Het plan voorziet in betaalbare koopwoningen (< Betaalbaarheidsgrens € 355.000) en betaalbare huurwoningen (< € 1000 p/maand). Daarnaast voorziet het totale plan van De Hes (Renkum en Arnhem) in 26% sociale huurwoningen.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Omgevingsvisie Renkum 2040

De omgevingsvisie is een van de kerninstrumenten van de Omgevingswet en is verplicht voor alle gemeenten. Het is een langetermijnvisie op hoofdlijnen voor de ontwikkeling van de leefomgeving. Het biedt een stip op de horizon voor de ambities en doelstellingen met als doel te komen tot een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.

De gemeenteraad van Renkum heeft op 26 januari 2022 de 'Omgevingsvisie Renkum 2040' vastgesteld.

De 'Omgevingsvisie Renkum 2040' biedt een vooruitblik op de leefomgeving van de gemeente op de lange termijn. De visie is opgesteld vanuit een integraal perspectief. Dat wil zeggen dat het niet alleen om ruimtelijke vraagstukken gaat, maar ook over sociale en economische vraagstukken en ontwikkelingen. Sociale ontwikkelingen en karakteristieken hebben, evenals economische ontwikkelingen namelijk invloed op de invulling van de leefomgeving. Alles wat je ziet, voelt en ruikt komt terug in deze visie. Hieronder wordt verstaan het geheel van onder andere ruimte, water, bodem, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur, sociale cohesie, sociaal domein en cultureel erfgoed. Deze onderdelen zijn in samenhang bekeken en vertaald naar de leefomgeving van de toekomst.

Het doel en beoogde effect is meervoudig. De visie wil een ambitie en een kansrijke ontwikkelingsrichting geven voor Renkum als basis voor ons eigen handelen en het handelen van partijen uit de samenleving. De gemeente wil in de geest van de omgevingswet meer ruimte bieden aan initiatiefnemers en meer het gesprek voeren over de toegevoegde waarde van een initiatief voor de samenleving in plaats van het toetsen van een initiatief aan allerlei regels.

Daarnaast wil de gemeente de omgevingsvisie intern gebruiken om de al ingezette praktijk verder door te ontwikkelen om overeenkomstig de mogelijkheden van de Omgevingswet te handelen. De nieuwe omgevingsvisie moet de aanleiding vormen om onze werkwijze, processen, structuren, regels en organisatiecultuur te bespreken en verder in te richten.

Toetsing

In de gemeentebrede visiekaart is De Hes-west aangewezen als woningbouwlocatie (rode cirkel). Daarmee is het planvoornemen in lijn met de omgevingsvisie.

De Slijpbeek wordt gezien als belangrijke groene buffer. Het landschappelijke gebied rond de Slijpbeek wordt open gehouden en groen en recreatief toegankelijk gemaakt. Daarbij wordt de verbinding aangegaan met het woon-werk landschap Hes-West dat hier ontwikkeld wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0016.png"

Figuur 4.4: Visiekaart gemeente 'Omgevingsvisie Renkum 2040'

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0017.png"

Figuur 4.5: Visiekaart Oosterbeek van 'Omgevingsvisie Renkum 2040'

Woonbeleid Renkum

De gemeente Renkum wil bereiken dat de huidige en toekomstige inwoners tijdig voldoende en passende huisvesting hebben. We sturen op het inlopen van het huidige woningtekort en de groei van het aantal huishoudens in de periode 2022 tot en met 2030. Daarmee leveren we een bijdrage aan:

  • het collegeperspectief Renkum in bloei: genoeg betaalbare, goede en passende woningen, geen lange wachttijden voor sociale huurwoningen;
  • de Omgevingsvisie: Renkum Dynamisch, ruimte bieden aan nieuwe woningen om onze inwoners goede huisvestingsmogelijkheden te kunnen bieden;
  • de regionale Woondeal: woningbouwopgave en versnelling.

De gemeente Renkum zet in de periode 2022 - 2030 in op de realisatie van 950 reguliere woningen en minimaal 100 flexwoningen. Met de realisatie van de Hes wordt een aanzienlijke bijdrage geleverd aan deze doelstelling.

Toetsing

De realisatie van woningen op het terrein De Hes-west past binnen het beleid van de gemeente Renkum.

4.4.2 Landschapsbasisplan 2017

In 2017 heeft de gemeente het LandschapsBasisPlan 2017 vastgesteld. In dit plan staat de gemeentelijke visie op het gebied van natuur en landschap van de gemeente Renkum.

Het landschap in de gemeente Renkum heeft duidelijk herkenbare en karakteristieke eigenschappen; anderzijds is het landschap in de loop van de decennia ook aangetast. Er blijft ook altijd het risico dat nieuwe initiatieven het gebied onder druk zetten, echter zijn zeker niet al deze ontwikkelingen negatief. Het LBP gaat uit van twee strategieën:

  • Verbindend Landschap;
  • Behoud door ontwikkeling.

Nieuwe ontwikkelingen dragen bij aan het behoud en de versterking van de karakteristieke waarden in het Renkumse landschap. Dit is enerzijds het kader waarbinnen nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Anderzijds is het landschap vaak afhankelijk van nieuwe ontwikkelingen, omdat daarmee een economische basis wordt gelegd, waardoor andere delen van het landschap beter behouden, of zelfs versterkt kunnen worden. Zonder deze ontwikkelingen ligt verwaarlozing van de landschapsonderdelen op de loer.

Het Landschap van Renkum is sterk verbindend - op veel manieren. Dat geldt in ecologisch opzicht: De Renkumse Poort als ecologische verbinding tussen de hoge droge Veluwe en de vochtige voedselrijke uiterwaarden is voor steeds meer dier- en plantensoorten een steeds betere verbinding. Met name de bosgebieden, de heideterreinen en beekdalen spelen daarin een belangrijke rol.

Maar het geldt ook in menselijk opzicht: Mensen verbinden zich meer met natuur en landschap. Het landschap van de gemeente Renkum verbindt mensen met elkaar: Het landschap is beleefbaar. Mensen trekken er op uit om te ontspannen, te bewegen en elkaar te ontmoeten. Dat doen ze individueel, samen, of in het kader van vrijwilligersactiviteiten. Vrijwilligerswerk in het landschap heeft vele voordelen: voor de mensen zelf, voor het landschap en voor andere mensen die genieten van het resultaat.

Maar ook in economisch opzicht werkt het Renkumse landschap verbindend: mensen komen hier wonen, werken en recreëren omdat ze een verbondenheid voelen met het landschap. Daarmee is het Renkumse landschap een Unique Selling Point van de gemeente.

Deze strategie wil de gemeente in de looptijd van het LandschapsBasisplan zoveel mogelijk toepassen en benutten. Soms zal dat kaderstellend zijn en star waar het moet. Maar veel meer wil de gemeente daarmee flexibel en stimulerend zijn waar dat kan. Dat betekent dat aan dit plan minder dan voorheen een 'starre' lijst met projecten hangt om deze visie uit te voeren. De gemeente wil juist veel beter, flexibeler en sneller inspelen op behoeften en initiatieven uit de samenleving. Het doel daarvan is dat het landschap daar sterker van wordt en dat meer mensen daar meer van kunnen genieten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0018.png"

Figuur 4.6: kaart Landschapsbasisplan 2017

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0019.png"

Toetsing

In de kaart van Landschapsbasisplan 2017 is het noorden van het plangebied aangewezen als bosgebied en deels bebouwing. Het bosgebied wordt met dit planvoornemen grotendeels behouden. Dat is ook zichtbaar in de verbeelding met de bestemming 'Groen - Park'.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Algemene beoordeling milieueffecten (m.e.r.)

Wettelijk kader

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor of een besluit neemt over projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen. Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r.

Hierbij geldt de omvang van een project als richtwaarde, en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is vrijwel altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect.

Resultaten

De ontwikkeling van de Hes moet worden gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals opgenomen in de D-lijst van het Besluit m.e.r. (categorie D11.2). Op grond daarvan is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Bij een stedelijk ontwikkelingsproject gaat het om de aanleg, wijziging of uitbreiding van woningen, voorzieningen als winkelcentra en parkeerterreinen, kantoorruimten.

In het geval van het plan voor de Hes valt de activiteit ver onder de drempelwaarde van 100 ha. Het plan betreft namelijk circa 15ha. Ook blijft de ontwikkeling met ca. 400-445 woningen onder de drempelwaarde van 2000 woningen. Om deze redenen kan worden volstaan met een zogeheten vormvrije m.e.r. beoordeling waarover een m.e.r.- beoordelingsbesluit wordt genomen. Op basis van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kunnen er twee uitkomsten zijn:

  • Belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen niet uitgesloten worden: er dient een m.e.r.-procedure doorlopen te worden.
  • Belangrijke nadelige milieugevolgen treden niet op: er wordt gemotiveerd aangegeven dat geen m.e.r.-procedure hoeft te wordt doorlopen.

De initiatiefnemer van een activiteit waarvoor een plicht tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt, moet dat voornemen schriftelijk mededelen aan het bevoegd gezag. In dit project is deze mededeling vormgegeven door het opstellen van een aanmeldnotitie, deze is toegevoegd aan bijlage 3.

In de beoordeling van de milieugevolgen is aangesloten bij Bijlage III van de Europese Richtlijn milieueffectbeoordeling. In hoofdstuk 2 en 3 zijn de kenmerken van het project (criterium 1) en de locatie en omgeving van het project (criterium 2) beschouwd. Daaruit volgt dat de voorgenomen activiteit voornamelijk beperkt is tot het plangebied en er de invloeden op de omgeving beperkt zijn. In hoofdstuk 4 zijn de potentiële effecten beschreven (criterium 3). Gebleken is dat de voorgenomen activiteit over het algemeen geen negatieve effecten heeft op verkeer, geluid, luchtkwaliteit, geur, water, trillingen en klimaat.

Voor een aantal thema's zijn (mitigerende) maatregelen of is aanvullend onderzoek of borging in het bestemmingsplan nodig om risico's op negatieve effecten uit te kunnen sluiten. Dit is het geval voor externe veiligheid, bodem, archeologie, en natuur & ecologie. De gevolgen zijn allen lokaal en er zijn ter plaatse geen andere ontwikkelingen waarmee de effecten tot grote gevolgen zouden kunnen cumuleren. De conclusie is daarom dat, mits de voorgestelde maatregelen in acht worden genomen, er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Deze maatregelen worden hierna voor deze thema's toegelicht.

Externe veiligheid

Het bevoegd gezag moet invulling geven aan de verantwoordingsplicht groepsrisico. Dit geldt ten aanzien van de spoorlijn Ressen-Noord – Arnhem West.

Bodem

Er is een onderzoeksplan opgesteld waarin nader onderzoek naar drie punten wordt voorgesteld. Nader onderzoek naar PFAS en asbest is daarin nodig. Nader onderzoek naar verontreiniging van zink en lood is niet noodzakelijk, maar wel gewenst.

Archeologie

Geadviseerd wordt om voor de zones met een hoge archeologische verwachting eerst een vervolgonderzoek uit te voeren door middel van verkennende boringen Opgemerkt dient te worden dat voor het plangebied een grote kans bestaat op het aantreffen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Eventuele graaf- of andere bodemroerende werkzaamheden dienen eerst te worden vrijgegeven op het aantreffen van Ontplofbare Oorlogsresten (OO).

Natuur

Indien er meer dan 10 are of 20 bomen in lijnbeplanting worden gerooid dient een melding gedaan te worden bij de Provincie Gelderland en geldt er een herplantingsplicht t.a.v. houtopstanden.

Er is een ontheffing Wet natuurbescherming nodig is voor de soorten kerkuil, gewone dwergvleermuis, steenmarter, bunzing en das. Voor de andere soorten is geen ontheffing nodig. Voor het aanvragen van deze ontheffingen is het noodzakelijk om een activiteitenplan aan te leveren met daarin de te nemen maatregelen. Na nader onderzoek blijkt dat er voldoende foerageergebied voor de eekhoorn en een (eventuele) migratieroute voor de ringslang beschikbaar blijft. Daardoor is er geen ontheffing voor eekhoorn en ringslang noodzakelijk.

Conclusie

Wanneer de juiste werkprotocollen en aandachtspunten (externe veiligheid, bodem, archeologie, en natuur & ecologie) uit deze m.e.r.-beoordeling worden gevolgd, worden er voor geen van de milieuthema's belangrijke negatieve en significante gevolgen voor het milieu verwacht. Volgens de initiatiefnemer duidt deze m.e.r-beoordeling aan dat belangrijke negatieve effecten voor het milieu als gevolg van het voornemen niet aan de orde zijn of van dien aard; dat er geen volledige m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden ten behoeve van de realisatie van De Hes tot een nieuw woon- en werklandschap.

5.2 Bedrijven en milieuzonering

Beleidsmatig kader

Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder voor de (woon-)omgeving veroorzaken door lawaai, onaangename geuren, stof, trillingen, verkeers- en parkeeroverlast. Daarom is het nodig om bedrijfsactiviteiten (of andere functies die het leefmilieu belasten) op een aanvaardbare afstand van woningen of andere hindergevoelige functies te situeren, al dan niet gecombineerd met het treffen van speciale maatregelen. Voor de milieuzonering in dit plan is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009).

Methodiek

In de publicatie worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in zes categorieën, variërend van lichte tot zeer zware milieuhinder. Per milieucategorie zijn richtafstanden tot hindergevoelige functies opgenomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in twee gebiedstypen: een rustige woonwijk en een gebied met een menging van functies. In onderstaande tabel zijn deze richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur.

Milieu-
categorie  
Richtafstanden in 'rustige woonwijk'   Richtafstanden in 'gemengd gebied'  
1   10 meter   0 meter  
2   30 meter   10 meter  
3   50-100 meter   30-50 meter  
4   200-300 meter   100-200 meter  
5   500-1.000 meter   300-700 meter  
6   1.500 meter   1.000 meter  

Tabel 5.1: Richtafstanden per milieucategorie.

De VNG-publicatie is geen wet, maar wel een algemeen aanvaarde richtlijn voor de toepassing van milieuzonering in een ruimtelijk plan. Niettemin gaat de publicatie uit van richtafstanden, die in algemene zin bepaald zijn op basis van gemiddelde productieprocessen. Dat betekent dat bij de toepassing van de publicatie altijd ook de feitelijke situatie ter plaatse in ogenschouw moet worden genomen.

Beoordeling

De inrichtingen die zich binnen het plangebied bevinden zullen verdwijnen. Ten zuiden van het plangebied bevinden zich een aantal bedrijven. Deze zijn beschreven in onderstaande tabel met bijbehorende milieucategorie. De grootste richtafstand is bij beiden bedrijven aangegeven bij het aspect geluid.

Indien woningbouw wordt gepland binnen een afstand tot de terreingrens van het betreffende bedrijf die kleiner is dan de genoemde richtafstand, dient nader onderzoek plaats te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0020.png"

In onderstaande tabel is de richtaftand per aspect aangegeven voor deze bedrijfslocaties.

Omschrijving   Afstanden in meters  
  Geur   Stof   Geluid   Gevaar  
Jansen Recycling & Transport BV, Groothandel in afval en schroot   10   30   100   10  
Jan Bouwman jr. B.V., verhuur van hijskranen   10   0   50   10  

Het bedrijf aan de Klingelbeekseweg 57 zal verdwijnen. Daarom is dit bedrijf niet verder beoordeeld in deze paragraaf. In de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die regelt dat de woningen binnen de bestemming 'woongebied - 3' niet gebruikt mogen worden zolang het bedrijf nog aanwezig is. In hoofdstuk 5.5 wordt aangegeven dat er een hinderafstand van gemiddeld 120 meter van toepassing is vanwege het aspect geluid. Voor deze richtafstand is een aanduiding opgenomen in de verbeelding, die gekoppeld is aan deze voorwaardelijke verplichting.

In dit plan is rekening gehouden met de grootste richtafstand van 50 meter vanwege het bedrijf aan de Klingelbeekseweg 59 te Oosterbeek. De afstand van de terreingrens van dit bedrijf tot aan het bestemmingsvlak woongebied - 3 in dit plan bedraagt 50 meter. De aspecten geur, stof, geluid en gevaar vormen dus geen belemmering voor het planvoornemen. Binnen de richtafstand van 50 meter kunnen geen woningen gerealiseerd worden.

Buiten het plangebied is een rioolgemaal aanwezig op perceel Arnhem, sectie P, nummer 5308. Dit perceel ligt ten oosten van het plangebied. Voor een rioolgemaal geldt op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk in verband met het aspect geur. Aangezien het betreffende gemaal een ondergronds gemaal betreft, waarbij alleen incidenteel bij zeer warme weersomstandigheden geur kan ontsnappen uit de ontluchtingspijp, kan worden voldaan met een richtafstnd van 10 meter. Deze richtafstand valt voor een klein deel over het plangebied heen. Hier ligt een groenbestemming, daar kunnen geen woningen worden gebouwd. Dus het rioolgemaal vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

Andersom heeft het planvoornemen geen invloed op hindergevoelige functies in de omgeving.

Conclusie

Bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.3 Verkeer

Inleiding

In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.

Onderzoek

De verkeerskundige aspecten zijn onderzocht voor het planvoornemen. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 4 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Parkeren, opgave behorend bij het Stedenbouwkundig Plan

In het Stedenbouwkundig Plan is het programma voor Park De Hes beschreven. Onderdeel van het programma is het parkeren, dat hoort bij de verschillende functies in de plansituatie. Voor het bepalen van het benodigde parkeren is gebruik gemaakt van de gemeentelijke parkeernormen (gemeentelijk parkeerbeleid) van gemeente Arnhem en gemeente Renkum. Rekenkundig is per type woning en voor overige functies (horeca, COG) het benodigde aantal parkeren bepaald. Vervolgens is getoetst of de hoeveelheid parkeerplaatsen in het Stedenbouwkundig Plan voldoet aan het berekende aantal benodigde parkeerplaatsen. Dat blijkt zo te zijn.

Verkeersafwikkeling

In het Stedenbouwkundig Plan is de verkeersstructuur beschreven. Veruit het meeste gemotoriseerd verkeer dat van en naar Park De Hes rijdt is gericht op De Schutterij en in het verlengde ervan de Utrechtseweg. Waar De Schutterij aansluit op de Utrechtseweg ligt een enkelstrooksrotonde. Deze kruispuntvormgeving kan het verkeer in de huidige situatie goed verwerken. Voor de verkeersafwikkeling is een doorrekening gemaakt van deze rotonde met de verkeersafwikkeling van Park De Hes. Gegeven de situatie dat na afronding van de planvorming er nog een periode nodig is voor realisatie, is 2027 aangehouden als jaar waarop Park De Hes volledig zou kunnen zijn bebouwd.

De berekening is gebaseerd op het programma uit het Stedenbouwkundig Plan. Daarboven is 10% marge aangehouden op verzoek van Amvest. Voor het programma (inclusief 10%) is met kencijfers (CROW) de gemiddelde verkeersgeneratie bepaald van Park De Hes in de uiteindelijke situatie. De verkeersgeneratie is van etmaalperiode omgerekend naar een maatgevend drukste uur, de avondspits. De intensiteiten van de avondspits zijn ingevoerd in een hulpprogramma Rotondeverkenner. Met dit programma is bepaald dat het verkeer in 2027 met de huidige rotondevorm kan worden verwerkt.

Er wordt een beperkt aantal woningen aangesloten op de Klingelbeekseweg. Deze aansluiting is zichtbaar met een aanduiding in de verbeelding. Dit vormt dus geen belemmering.

Deelmobiliteit

In algemene zin is deelmobiliteit 'het door meerdere, verschillende gebruikers gebruikmaken van hetzelfde vervoermiddel'. Hierbij kan het vervoermiddel bijvoorbeeld een deel(bak)fiets, deelscooter of deelauto zijn. Herontwikkeling en/of nieuwbouw is een goede gelegenheid om het reis- en parkeergedrag van (nieuwe) bewoners en bedrijven te beïnvloeden. Daarom is voor Park De Hes een verkenning uitgevoerd naar mogelijkheden van deelmobiliteit. Inzet van deelmobiliteit draagt niet alleen bij aan het beïnvloeden van reis- en parkeergedrag, maar kan ook leiden tot een lagere parkeerbehoefte. Daardoor hoeven minder parkeerplaatsen te worden gerealiseerd, hetgeen de groene ruimtelijke en woonkwaliteit ten goede komt. Vooralsnog is de verkenning niet verder uitgewerkt.

Park De Hes ligt nabij bestaande bushaltes (Utrechtseweg) en aan goede fietsroutes. De locatie is daarmee niet volledig auto-afhankelijk. Vooralsnog leidt het inzetten op deelmobiliteit tot een te beperkt voordeel. Toekomstige ontwikkelingen, waarbij ook gedacht wordt aan een stadsrandhub, maken het interessant om dan alsnog deelmobiliteit in te voeren en daarbij het aantal parkeerplaatsen (en het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen) te laten afnemen, ten gunste van de woonkwaliteit.

Door deelmobiliteit toe te passen zou het het aantal (gebouwde) parkeerplaatsen kunnen verminderen. Deze verkenning is echter nog niet verder uitgewerkt. Daarnaast levert het gedeeld gebruik van elektrische bakfietsen en elektrische auto's milieuvoordelen op. Hier wordt door zowel de gemeente als Amvest vol op ingezet. In de verdere planuitwerking zal duidelijk worden of deelmobiliteit daadwerkelijk kan worden ingevoerd en welke aanbieder en welke vorm van deelmobiliteit wordt toegepast. Voorwaarde daarbij is dat plaatsing tijdig georganiseerd is en dat de vervoermiddelen ook op de langere termijn beschikbaar blijven.

Verkeersstructuur

Om het landschap zoveel mogelijk de ruimte te geven wordt ingezet op een minimale infrastructuur met een functionele ontsluiting van het woongebied. De hoofdontsluiting van De Hes is de nieuw-Hesweg. Deze weg is een woonstraat en ontsluit Park De Hes op De Schutterij in het noordoosten en op de Klingelbeekseweg in het zuidwesten van het plangebied. Een klein deel van het plangebied wordt ontsloten direct vanaf De Schutterij en een blok van 5 woningen, onderdeel van veld A2, wordt rechtstreeks ontsloten op de Klingelbeekseweg. De nieuwe Hesweg 'omsluit' de verschillende woonclusters. Tussen de woonclusters liggen diverse voet- en fietspaden. Daarmee zijn loop- en fietsroutes korter en aantrekkelijk.

De nieuwe Hesweg krijgt een beperkte breedte die over het grootste deel 4,80 meter breed is. Alleen het gedeelte vanaf De Schutterij tot de parkeerplaats onder de platanen wordt 5,80 meter. De nieuwe Hesweg krijgt daarmee een profiel dat past bij een woonstraat. Voor de verkeersveiligheid kent de nieuwe Hesweg enkele zijwegaansluitingen en diverse snelheidsremmende maatregelen (standaardplateaus of -drempels 30 km/u). De nieuwe Hesweg is onderdeel van de openbare wegenstructuur in de wijk Klingelbeek en daarmee onderdeel van de bestaande 30 km/u-zone. De bestaande zijwegaansluiting van de nieuwe Hesweg op De Schutterij blijft behouden waarbij de huidige vormgeving wordt verbeterd; de huidige voorrangssituatie wordt opgeheven en de nieuwe Hesweg sluit gelijkwaardig aan (verkeer van rechts heeft voorrang). De Schutterij en de aansluiting met de Hesweg worden met een plateau vormgegeven. Aldus ontstaat een duidelijke en standaard vormgeving passend bij een 30 km/u-zone.

Een klein deel van het plangebied wordt ontsloten direct vanaf De Schutterij, ongeveer tegenover de adressen De Schutterij nrs. 10 en 12. Deze ontsluiting biedt toegang tot dit deelgebied en wordt een nieuwe (doodlopende) woonstraat met een nagenoeg vlak wegdeel aansluitend op De Schutterij. De nieuwe woonstraat sluit gelijkwaardig aan (verkeer van rechts heeft voorrang) en wordt met een plateau vormgegeven.

Een blok van 5 woningen, onderdeel van veld A2, wordt rechtstreeks ontsloten op de Klingelbeekseweg. Op deze wijze kan de hoeveelheid verharding in veld A2 beperkt blijven. Het betreft een klein aantal woningen dat met een beperkt aantal verkeersbewegingen geen conflicten oplevert met de Klingelbeekseweg als fietsroute.

De Hesweg sluit zuidelijk van het plangebied aan op de Klingelbeekseweg. Deze aansluiting wordt in beperkte mate gebruikt omdat het overgrote deel van de ontwikkeling via de kortste en snelste route georiënteerd is op De Schutterij richting Utrechtseweg. De Klingelbeekseweg is ingericht als snelfietspad en leent zich niet als hoofdontsluiting. De aansluiting wordt herkenbaar en passend bij een 30 km/u-zone vormgegeven. Het advies is om de aansluitingen op de Klingebeekseweg met een plateau vorm te geven, waarbij het verkeer op de Klingelbeekseweg voorrang heeft. De exacte vormgeving van de aansluitende ondergeschikte zijwegen wordt in de volgende fase nader uitgewerkt

Bereikbaarheid en toegankelijkheid

Belangrijk is dat bij elk deelgebied (veld) parkeervoorzieningen komen voor gehandicapten, voor het laden/lossen en voor noodhulpdiensten. Bij elk wooncluster is op maaiveld ruimte voor het inpassen van openbare gehandicaptenparkeerplaatsen. Deze zijn beter toegankelijk, ook voor bezoekers, en in te richtingen op maaiveld. Voor het laden/lossen worden geen aparte voorzieningen gerealiseerd. Het is voor woonomgevingen gebruikelijk dat laden/lossen direct vanaf de rijbaan plaatsvindt. De rijbaan van de route door Park De Hes is voldoende breed om een voertuig dat laadt/lost te kunnen passeren. Voor pakketbezorgers wordt gewerkt met een aantal collectieve pakkettenhubs. Deze bevinden zich langs de nieuwe Hesweg in de plint van de appartementengebouwen. Voor bezorgingen is stoppen op de rijbaan toegestaan. Specifiek voor de doodlopende woonstraat in het zuidwesten van het plangebied komt een keermogelijkheid (steken) op kruispunten en/of aansluitende fietspaden. Noodhulpdiensten maken gebruik van de openbare weg en kunnen ook gebruikmaken van de paden in de groenstructuur. Bij de woonblokken komen de benodigde opstelplekken voor de brandweer. De wegen en paden zijn ook voor onderhoudswerkzaamheden en beheer toegankelijk.

Verkeersafwikkeling

Het gemotoriseerd verkeer van en naar Park De Hes zal hoofdzakelijk worden afgewikkeld via de Utrechtseweg, de hoofdroute tussen Oosterbeek en Arnhem, en De Schutterij. Het is mogelijk maar verkeer van/naar Park De Hes zal weinig gebruikmaken van de Klingelbeekseweg van/naar Oosterbeek, omdat de Klingelbeekseweg ondergeschikt is aan de hoofdroute via Utrechtseweg. Ook door de vormgving is het logisch om De Hes via de Schutterij te verlaten.

Gemotoriseerd verkeer van/naar Park De Hes wordt via De Schutterij en Hoogstedelaan op de bestaande enkelstrooksrotonde op de Utrechtseweg ontsloten. Om een indruk te krijgen van de verkeerafwikkeling is met de CROW-publicatie 381 de verkeersgeneratie voor de plansituatie bepaald. Door de ontwikkeling van Park De Hes worden per etmaal gemiddeld 2.458 verkeersbewegingen gegenereerd. Op basis van deze ritgeneratie is het aandeel verkeer bepaald dat 's avonds van en naar Park De Hes rijdt. Daarbij is zekerheidshalve een marge van +10% aangehouden. Uit doorrekening met een rotondeverkenner volgt dat het verkeer op de rotonde Utrechtseweg in de plansituatie nog kan worden afgewikkeld. Uit de berekeningen volgt dat met toevoeging van fietsverkeer op de rotonde de verzadigingsgraad 0,74 is. Dit valt ruim onder de maximale verzadigingsgraad (I/C-verhouding) van 0,80. Tegelijkertijd is juist de snelle fietsroute via de Klingelbeekseweg dé hoofdroute voor fietsers.

Parkeren

De planontwikkeling moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Voor bewoners wordt in voldoende mate voorzien in bergingen en stallingsruimte voor het stallen en parkeren van de fiets. Zie hiervoor het Stedenbouwkundig Plan. Voor gemotoriseerd verkeer is er voldoende parkeergelegenheid als het aantal parkeerplaatsen minimaal gelijk is aan de gestelde parkeernormen. Uitgangspunt zijn de parkeernormen van de gemeente Arnhem en gemeente Renkum (voor respectievelijk het Arnhemse en het Renkumse grondgebied). De gemeentelijke parkeernormen maken onderscheid naar verschillende woontypen en verschillende overige functies, zoals horeca en commerciële functies. Wanneer parkeerplaatsen zowel gebruikt worden door bewoners als werkers (horeca, commerciële functies) als bezoekers, mag een correctie worden doorgevoerd volgens de zogenaamde 'aanwezigheidspercentages'. Dit is alleen toegepast op de deelgebieden waar woonfuncties gecombineerd worden met andere functies. De verschillende woontypen en functies, bijbehorende parkeernorm en berekend aantal parkeerplaatsen zijn weergegeven in onderstaande tabel voor het hele plangebied de Hes. Voor alleen De Hes-west zijn 446 parkeerplaatsen berekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0021.png"

Vervolgens is het aantal berekende parkeerplaatsen gecorrigeerd op basis van de 'aanwezigheidspercentages'. Hieruit volgt het aantal benodigde parkeerplaatsen. De benodigde parkeerplaatsen en aantallen parkeerplaatsen zoals opgenomen in het stedenbouwkundig plan zijn weergegeven in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0022.png"

Uit bovenstaande blijkt dat er meer parkeerplaatsen in het stedenbouwkundig plan zijn opgenomen dan benodigd volgens de berekeningen (op basis van parkeernormen en correctie met 'aanwezigheidspercentages'). In de verdere uitwerking van het stedenbouwkundig plan biedt dat mogelijkheden om het parkeren te optimaliseren en/of parkeerplaatsen toe te kennen aan (woon)functies.

De planontwikkeling van Park De Hes betreft een 'eigen' gebied begrensd door spoorlijn, Utrechtseweg, De Schutterij en Klingelbeekseweg. Met voldoende parkeergelegenheid in het plangebied is parkeeroverlast in de bestaande omgeving van het plangebied niet te verwachten. Hiermee wordt voldaan aan het gemeentelijk parkeerbeleid. Binnen het plangebied en vooral binnen de nieuwe Hesweg liggen tussen de woonclusters diverse voet- en fietspaden. Daarmee zijn loop- en fietsroutes korter en aantrekkelijk. De meeste parkeergelegenheid ligt nabij of onder de woningen. Om parkeeroverlast langs de nieuwe Hesweg tegen te gaan worden natuurlijke barrières (boomstronken, grondwallen, laag groen) aangebracht. Dit wordt verder uitgewerkt in de inrichtingsplannen en getoetst door de gemeente.

Conclusie

Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

In de Wet milieubeheer zijn in hoofdstuk 5, titel 5.2 (luchtkwaliteitseisen) kwaliteitseisen ter bescherming van de gezondheid van de mens voor de buitenruimte opgenomen. In 2009 zijn aanvullende regels van kracht geworden om de bepalingen vanuit de Europese richtlijn luchtkwaliteit in de wetgeving op te nemen.

De volgende regelgeving is van toepassing bij toetsing van de luchtkwaliteit:

  • regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en de uitgebrachte wijzigingen;
  • EU-richtlijn luchtkwaliteit 2008 (2008/50/EG);

In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de toetsingswaarden van de luchtkwaliteit voor verschillende stoffen weergegeven. In het onderzoek zijn de berekende waarden getoetst aan de relevante grenswaarden.

Onderzoek

Voor dit plan is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 5.

In bijlage III van het luchtkwaliteitsonderzoek zijn de berekende concentraties stikstofdioxide en (zeer) fijn stof opgenomen in de vorm van contourkaarten. Bijlage III toont per stof de contourkaart voor de bronbijdrage door het plan en de totale jaargemiddelde concentratie (= achtergrondconcentratie + bronbijdrage). De jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide loopt in het plangebied uiteen van ca. 10 tot 12 µg/m3. Voor fijn stof en zeer fijn stof is dit achtereenvolgens 14,1 – 14,5 µg/m3 en 7,9 – 8,1 µg/m3. Uit de contourkaarten blijkt dat nergens binnen het plangebied en in de omgeving een grenswaarde wordt overschreden.

De contourkaarten in bijlage III van het luchtkwaliteitsonderzoek zijn gebaseerd op berekeningen ter hoogte van ruim 1.800 gridpunten. In onderstaande tabel zijn de maximaal berekende totale concentraties weergegeven (beschouwd over alle gridpunten). Achter de concentraties is tussen haakjes de berekende hoogste bronbijdrage door het plan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0023.png"

Figuur 5.1: Resultaten luchtkwaliteit

In bovenstaande tabel is de hoogste berekende concentratie gegeven ter hoogte van alle gridpunten. Uit de berekeningen blijkt duidelijk dat de normen voor luchtkwaliteit niet worden overschreden door het plan.

Op basis van onderhavig luchtkwaliteitsonderzoek wordt geconcludeerd dat binnen het plangebied De Hes (en daarbuiten) wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat Titel 5.2 van de Wet milieubeheer geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming. Omdat binnen het plangebied ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden kan eveneens worden geconcludeerd dat sprake is van een "goede ruimtelijke ordening".

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.5 Geluidhinder

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.

Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt het wettelijk kader voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) binnen de geluidzone van een weg. Het wettelijke Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (Rmg2012) stelt de regels voor het bepalen van de geluidbelastingen. Uitgangspunt voor het bepalen van de toekomstige geluidbelasting is volgens het Rmg2012 het zogenoemde maatgevende jaar. Dit is doorgaans het 10de jaar na vaststelling van het bestemmingsplan.

Voordat wordt getoetst aan de grenswaarden in de Wgh dient volgens art. 110g Wgh de berekende geluidbelasting vanwege het wegverkeer te worden gecorrigeerd. In art. 3.4, lid 1 RMG2012 is de aftrek van art. 110g Wgh omschreven. Deze aftrek is:

  • a. 3 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidsbelasting vanwege de weg zonder toepassing van artikel 110g van de Wet geluidhinder 56 dB is;
  • b. 4 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidsbelasting vanwege de weg zonder toepassing van artikel 110g van de Wet geluidhinder 57 dB is;
  • c. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidbelasting afwijkt van de onder a. en b. genoemde waarden;
  • d. 5 dB voor de overige wegen.

Voor de wegen in het onderzoeksgebied geldt dat de snelheid overal lager is dan 70 km/uur dus de aftrek bedraagt 5 dB.

In de Wet geluidhinder wordt voor nieuw te bouwen geluidgevoelige objecten binnen de zone van een weg een voorkeurswaarde gehanteerd van 48 dB. Het is mogelijk hogere geluidbelastingen toe te staan. In de onderstaande tabel zijn de grenswaarden samengevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0024.png"

De nieuwe woningen sluiten in het oosten aan op de bebouwde kom van Arnhem en ook in het zuiden op de bebouwde kom van Oosterbeek. Er is ervan uitgegaan dat deze binnen de bebouwde kom zijn gelegen, dus in stedelijk gebied. Hiervoor geldt een maximale ontheffingswaarde van 63 dB.

Railverkeerslawaai

Voor spoorwegen wordt geen onderscheid gemaakt in stedelijk en buitenstedelijk gebied. In de onderstaande tabel zijn de grenswaarden samengevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0025.png"

Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden moet worden onderzocht of er maatregelen kunnen worden getroffen om de overschrijding van de grenswaarde te beperken.

Industrielawaai

Rondom dit woningbouwplan bevinden zich een aantal bedrijven die mogelijk relevant zijn.

Om de ruimtelijke inpasbaarheid van de woningbouwontwikkeling te beoordelen in relatie tot de bestaande bedrijven, wordt aangesloten bij de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering". Deze geeft per bedrijfscategorie een maximale richtafstand voor het milieu-aspect geluid. De beoordeling hiervan vindt plaats middels stappen.

Stap 1:

Indien de richtafstand niet wordt overschreden kan verdere toetsing in beginsel achterwege blijven. Het plan is dan zonder meer inpasbaar.

Stap 2:

Indien stap 1 niet toereikend is, dient nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Hierbij worden alle geluidsbronnen beschouwd (ook die conform het Activiteitenbesluit uitgesloten zijn van toetsing).

De richtwaarden die hierbij gelden zijn afhankelijk van het type gebied: rustige woonwijk, danwel gemengd gebied. Voor een rustige woonwijk gelden bij de woningen de volgende richtwaarden:

  • 45 dB(A) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT (etmaalwaarde);
  • 65 dB(A) maximale geluidniveaus LAmax (etmaalwaarde).

Bij gemengd gebied kan de richtafstand met 1 stap worden verlaagd, en gelden bij de woningen de volgende richtwaarden:

  • 50 dB(A) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT (etmaalwaarde);
  • 70 dB(A) maximale geluidniveaus LAmax (etmaalwaarde),

Stap 3:

Indien stap 2 niet toereikend is, kan het bevoegd gezag na goede motivering besluiten een hogere geluidsbelasting toe te laten. Hierbij zijn geluidsniveaus toelaatbaar tot maximaal 5 dB hoger dan weergegeven onder stap 2, met uitzondering van de maximale geluidniveaus, waarvoor onveranderd een eis geldt van 70 dB(A) etmaalwaarde.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Renkum heeft geen aanvullend geluidbeleid.

Onderzoek

Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het planvoornen. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 6 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In het kader van de vereiste bestemmingsplanwijziging is een geluidsonderzoek verricht op de onderdelen wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. In dit onderzoek wordt onderstaande geconcludeerd.

Amvest gaat een aarden wal of scherm met een hoogte van 5 m aanleggen tussen het spoor en het bouwplan. De totale lengte van deze wal / scherm bedraagt circa 400 m. De berekeningen zijn gemaakt met als uitgangspunt dat deze aarden wal of scherm wordt gerealiseerd. Het geluidscherm is met een aanduiding op de verbeelding aangegeven.

Wegverkeerslawaai

Vanwege de N225 is er geen sprake van een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde van

63 dB. Er is wel sprake van een overschrijding van de voorkeurswaarde van 48 dB (aan de noordzijde). Er moeten hogere waarden worden verleend.

Vanwege de overige 30 km/uur wegen in het plangebied zijn de geluidsbelastingen relatief beperkt. Betreffende de 30 km/uur wordt voldaan aan het principe van een goede ruimtelijke ordening.

Railverkeerslawaai

Ter plaatse van de geplande woningen vinden er geen overschrijdingen plaats van de maximale ontheffingswaarde van 68 dB, bij het realiseren van maximaal 5 bouwlagen. Eventuele woningen vanaf zes bouwlagen die buiten de aangegeven 68 dB contour worden gerealiseerd, moeten met een dove gevel of vliesgevel worden gerealiseerd. Er moeten hogere waarden worden verleend.

In onderstaande tabel is weergegeven welke hogere waarden moeten worden verleend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0026.png"

Tabel: Overzicht te verlenen hoger waarden

Industrielawaai

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat voor Jansen Recycling en Transport (Klingelbeekseweg 57) een invloedsfeer van circa 120 m geldt vanaf de terreingrens. Dit is een grotere richtafstand dan aangegeven in paragraaf 5.2, waarbij een richtafstand van 100 meter geldt vanuit de VNG-brochure voor het aspect geluid bij milieucategorie 3.2.

Voor Jan Bouwman jr. B.V. (Klingelbeekseweg 59) geldt, betreffende geluid, een invloedsfeer van circa 50 m vanaf de terreingrens.

Het bedrijf aan de klingelbeekseweg 57 zal verdwijnen, waardoor hiervan geen invloedsfeer meer aanwezig zal zijn. Deze invloedsfeer is nog wel aanwezig tot aan het moment van bedrijfsbeëindiging. Daarom is in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen die regelt dat de woningen ter plaatse van de bestemming 'Woongebied - 3' niet gebruikt kunnen worden zolang het bedrijf aan de Klingelbeekseweg 57 te Oosterbeek nog gevestigd is. Deze verplichting geldt voor een hinderafstand van gemiddeld 120 meter vanaf de perceelsgrens van het bedrijf. Hiervoor is een aanduiding opgenomen in de verbeelding. De invloedsfeer van het bedrijf aan de Klingelbeekseweg 59 is 50 meter en valt volledig binnen de groenbestemming en vormt dus geen belemmering voor het plan.

Conclusie

Uit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde voor zowel weg- als railverkeerslawaai, bij het realiseren van maximaal 5 bouwlagen. Eventuele woningen vanaf zes bouwlagen die buiten de aangegeven 68 dB contour (vanwege railverkeerslawaai) worden gerealiseerd, moeten met een dove gevel of vliesgevel worden gerealiseerd. Dit is geborgd in de planregels met een specifieke bouwaanduiding - dove gevel.

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van weg- en railverkeerslawaai hogere waarden moeten worden verleend.

Aan de westzijde van het plangebied wordt een geluidswal/-scherm van 5 meter hoog gerealiseerd, deze is met een aanduiding in de verbeelding van dit plan opgenomen. Daarnaast is met een voorwaardelijke verplichting geregeld dat de woningen pas in gebruik genomen kunnen worden als de geluidswal of -scherm is gerealiseerd.

5.6 Geurhinder

Wettelijk kader

Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico's met zich mee. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Onder geurbelasting (of ‘immissie') verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object zoals een woning ‘terecht' komt. Deze hoeveelheid kan worden gemeten of berekend.

Voor geurhinder door industrie en bedrijven gelden planologisch gezien geen wettelijke kaders. Deze vorm van geurhinder maakt deel uit van de methode 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009).

Voor geurhinder door veehouderijen gelden deels andere regels. Voor veehouderijen gelden de Wet Geurhinder en Veehouderij en het Besluit landbouw milieubeheer. In het Besluit landbouw zijn afstanden vastgelegd die aangehouden moeten worden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object. Afhankelijk van de aard van het agrarisch bedrijf en het type geurgevoelig object kan deze afstand 20, 50 of 100 meter bedragen.

Onderzoek

De woningen worden gezien als geurgevoelige objecten. Binnen een straal van 100 meter van de woongebieden liggen geen agrarische bedrijven. 

Op basis van de VNG-brochure geldt een richtafstand van 10 meter voor geur voor beiden bedrijven aan de Klingelbeekseweg 57 en 59 te Oosterbeek (zie ook paragraaf 5.2) ten zuiden van het plangebied. De richtafstand van 10 meter vanaf de perceelsgrens van het bedrijf van Bouwman aan de Kingelbeekseweg 59 ligt volledig over de groenbestemming in het plangebied. Hier kunnen geen geurgevoelige objecten (zoals woningen) gerealiseerd worden. De richtafstand voor geur van het bedrijf van Bouwman vormt dus geen belemmering voor de ontwikkeling.

De richtafstand van 10 meter voor geur valt wel over de woonbestemming heen vanaf de perceelsgrens van het bedrijf van Jansen aan de Klingelbeekseweg 57. Dit bedrijf zal echter verdwijnen, waardoor geen invloedsfeer meer aanwezig zal zijn. In de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die regelt dat de woningen ter plaatse van de bestemming 'Woongebied - 3' niet gebruikt kunnen worden zolang het bedrijf aan de Klingelbeekseweg 57 te Oosterbeek nog gevestigd is. In deze voorwaardelijke verplichting is uitgegaan van de grootste richtafstand vanwege geluid. Voor deze milieubelemmering is een aanduiding opgenomen in de verbeelding.

Daarnaast is een aanduiding met een buffer van 5 meter opgenomen tussen de plangrens aan de zuidzijde en de woningen in de bestemming 'woongebied - 3' waar geen gebouwen kunnen worden gebouwd.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.7 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden.


Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

In de regeling staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Op grond van het Bevi zijn in de Revi voor een aantal bedrijfscategorieën (zoals LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1600 en 4000 kPa.

Onderzoek

Er is een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd voor het planvoornemen. Het onderzoek is toegevoegd aan bijlage 7 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Op basis van de Signaleringskaart is onderzocht welke risicobronnen in de omgeving van het plangebied relevant zijn in het kader van externe veiligheid. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied weer.

Onderstaande tabel geeft aan onder welke wetgeving de risicobron valt en of deze relevant is voor het planvoornemen. Een risicobron is relevant wanneer het invloedsgebied of de veiligheidsafstand over het plangebied valt. Dit is het geval wanneer de grootte van het invloedsgebied of veiligheidsafstand groter is dan de afstand tussen de risicobron en het plangebied.

Nummer op kaart   Risicobron   Afstand tot plangebied [m]   Invloedsgebied/ veiligheidsafstand [m]   Wet- en regelgeving   Relevant?  
1   Spoorlijn Ressen Noord - Arnhem West (Route 62)   10   >4000   Bevt   Ja  
2   Buisleiding N-568-10   340   95   Bevb   Nee  

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0027.png"

Figuur 5.2: Ligging risicobronnen ten opzichte van het plangebied de Hes

Relevante risicobron

Het planvoornemen maakt kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogelijk binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Ressen-Noord – Arnhem West. Deze risicobron is relevant in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico. De spoorlijn is tevens getoetst aan het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

  • Plaatsgebonden risico: Het PR vormt geen beperkingen voor de ontwikkeling van de planvoornemens.
  • Groepsrisico: Het groepsrisico neemt niet toe en ligt op 0,075 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico ligt daarmee onder 10% van de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico vormt daarmee geen beperking voor de ontwikkeling van het planvoornemen.
  • PAG: De spoorlijn heeft geen PAG, dit vormt geen beperking voor de ontwikkeling van het planvoornemen.
  • Conform het Bevt dient het bevoegd gezag een beperkte verantwoording groepsrisico (VGR) uit te voeren.

Elementen verantwoordingsplicht groepsrisico

De verantwoordingsplicht groepsrisico is een verplichting voor het bevoegd gezag waarbij zij advies vraagt aan de veiligheidsregio. De Veiligheidsregio Gelderland-Midden heeft ten aanzien van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid een advies gegeven. Op basis van dit advies bepaalt het bevoegd gezag op welke wijze zij de risico's ten aanzien van externe veiligheid accepteren binnen het ruimtelijke plan.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.8 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader/inleiding

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.

Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.

Onderzoek

Er is een verkennend bodemonderzoek voor het terreindeel de Hes West uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 8 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

De resultaten van het bodemonderzoek kunnen als volgt worden samengevat:

  • De bodem bestaat tot op 6,0 meter beneden maaiveld uit grindhoudend zand met leemlaagjes. Incidenteel is op 3 meter diepte een leemlaag aangeboord. In veel van de diepe boringen is tot 5 meter diepte geen grondwater aangetroffen. In de boringen nabij de oostelijk gelegen Slijpbeek is ondiep wel grondwater aangetroffen. Het niveau van het ondiepe grondwater lag hier tijdens het veldonderzoek op 2,0 tot 4,2 meter beneden het maaiveld;
  • Bij het veldonderzoek is in enkele boringen een zwakke- tot incidenteel matige bijmenging met puin waargenomen. In de meeste gevallen is het puin omschreven als baksteenhoudend. Incidenteel zijn behalve puin ook glas en kolengruis aangetroffen. Een enkele boring moest in verband grote keien voortijdig worden gestaakt. Verder zijn zintuiglijk geen afwijkingen aan de grond aangetroffen, die zouden kunnen wijzen op bodemverontreiniging. Ook bij bemonstering van de peilbuizen zijn zintuiglijk aan het opgepompte grondwater geen bijzonderheden waargenomen;
  • In de boven- en ondergrond zijn in het algemeen hooguit licht verhoogde gehalten aangetroffen van de stoffen waarop is onderzocht. Op het zuidoostelijke terreindeel, in boring H48, zijn in de puin-, glas- en houtskoolhoudende ondergrond incidenteel sterk verhoogde gehalten lood en zink gemeten;
  • het grondwater is licht beïnvloed met barium en VCK.

Samengevat is op het overgrote deel van de locatie in de bodem geen noemenswaardige verontreiniging

vastgesteld. De bodemkwaliteit op de locatie is op een representatieve wijze vastgelegd. De aangetroffen lichte verontreinigingen leggen geen beperkingen op aan het huidige- of toekomstige terreingebruik.

Bij herinrichting van het betreffende terreindeel bij boring H48 moet evenwel rekening worden gehouden met de verontreiniging (sterk verhoogde gehalten lood en zink). Hoewel de verontreiniging slechts in één boring is aangetroffen, is er mogelijk sprake van een ‘ernstig geval van bodemverontreiniging’. Naar verwachting is de omvang daarvan echter beperkt tot de directe omgeving van boring H48.

Tijdens het verkennend bodemonderzoek Hes West zijn (plaatselijk) diverse bijmengingen met puin aangetroffen die niet zijn onderzocht op asbest. Dergelijke bijmengingen zijn mogelijk verdacht op asbest. Op het noordelijke deel van de locatie is een demping aanwezig die niet nader is gespecificeerde. Doordat onbekend is welk dempingmateriaal is toegevoegd is de dempingen op voorhand asbestverdacht. Uit uitgevoerde asbestinventarisaties van de gebouwen blijkt dat in meerdere gebouwen binnen het plangebied asbest verwerkt is. Mogelijk is bij de bouw van de gebouwen asbest vrij gekomen. De grond nabij de gebouwen is derhalve asbestverdacht.

Voor PFAS is een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Op basis hiervan voldoet de bodemkwaliteit aan de klasse Industrie. Op en nabij de locatie zijn geen bronlocaties aanwezig voor PFAS. De locatie is hierdoor niet verdacht op PFAS. Voor de geplande herinrichting/graafwerkzaamheden is de bodemkwaliteitskaart niet toereikend en zal toch onderzoek naar PFAS nodig zijn.

Leemlaag

In onderstaande afbeelding zijn de boringen waarbij leem is aangetroffen zichtbaar als donkeroranje punten. In het plangebied de Hes-west is dit één boringspunt (namelijk boorpunt HW06). In boring HW06 is op 3 meter diepte een leemlaag aangeboord.

Op basis van de beschikbare profielen uit het beeldkwaliteitsplan zal de kelder aangebracht worden met een vloer welke van oost naar west 1 meter zakt (van +20.20 tot 19.20 NAP). Ter plaatse van boring HW06 is de keldervloer 19.70 NAP en bevindt de leemlaag zich op 18,91 NAP. Iets ten zuiden van boring HW06 ligt boring HW10. Er is daar geboord tot 16.00 NAP. De kelder blijft dus op basis van het stedenbouwkundig plan boven de leemlaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0028.png"

Figuur 5.3: Locaties boringen en aangetroffen leemlaag, punten in donkeroranje

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0029.png"

Figuur 5.4: locaties boringen HW06 en HW10, geprojecteerd op stedenbouwkundig plan

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0030.png"

Figuur 5.5: locaties boringen HW06 en HW10 in dwarsprofiel van stedenbouwkundig plan

Conclusie

Samengevat is op het overgrote deel van de locatie in de bodem geen noemenswaardige verontreiniging vastgesteld. Er dient nog wel een indicatief asbestonderzoek uitgevoerd te worden ter plaatse van de demping en de gebouwen om een beeld te krijgen of er asbest kan worden aangetroffen. Daarnaast dient de bodem nog onderzocht te worden op de aanwezigheid van PFAS. Ook zal bij herinrichting van het betreffende terreindeel bij boring H48 rekening moeten worden gehouden met de verontreiniging (sterk verhoogde gehalten lood en zink).

Daarnaast kan worden geconcludeerd dat de aanwezige leemlaag niet wordt aangetast met het planvoornemen.

5.9 Water

Wettelijk kader / inleiding

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.

Onderzoek

Het uitvoeren van een watertoets is één van deze onderzoeken die doorlopen moet worden ten behoeve van de ruimtelijke procedure. In een vroeg stadium wordt bekeken wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. Deze rapportage is daarbij uitgebreid met de gevolgen voor hitte en droogte van het plan zodat meer inzicht wordt verkregen in een klimaatbestendige inrichting (klimaattoets). De klimaattoets is toegevoegd aan bijlage 9 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In de klimaattoets is ook het beleid vanuit het Waterschap Rijn en IJssel, Waterschap Vallei en Veluwe en gemeente Renkum opgenomen. Uit de klimaattoets blijkt het volgende.

Oppervlaktewater

Midden door het plangebied loopt de watergang de Slijpbeek. Deze oude gegraven sprengenbeek loopt af van het noordwesten naar het zuidoosten van het plangebied om uiteindelijk uit te komen in de Nederrijn. De Slijpbeek tot aan de Klingelbeekseweg en het gebied ten oosten daarvan is in beheer bij waterschap Rijn en IJssel; ten westen van de Slijpbeek valt het plangebied in het beheergebied van waterschap Vallei en Veluwe. Momenteel bestaat de Slijpbeek grotendeels uit een aantal vijverpartijen en loopt de Slijpbeek deels ondergronds (duikers). De beek is deels voorzien van een betonvloer en betonklinkers en is deels dichtgeslibd. Op deze manier blijft de beek watervoerend, zonder deze sliblaag of de betonvloer zou het water uit de Slijpbeek wegzijgen naar de ondergrond. De Slijpbeek heeft een groot verval van ca. 4,5m (van ca. NAP +17,9m tot streefpeil NAP +13,46m) binnen het plangebied. Het peil wordt bepaald en gestuwd door een zestal duikers en een drietal stuwen.

Rondom de Slijpbeek en oppervlaktewater zijn door het waterschap zogenaamde beperkingsgebieden aangewezen zoals beschermingszones en kernzones. In onderstaande figuur is hiervan een overzicht gegeven. In deze gebieden mogen alleen onder bepaalde voorwaarden van waterschap Rijn en IJssel

werkzaamheden uitgevoerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0031.png"

Figuur 5.6: Overzicht beperkingsgebieden Waterschap Rijn en IJssel

De Slijpbeek is verder een waterloop waaraan de Provincie Gelderland een specifieke ecologische doelstelling (SED-water) heeft toegekend (zie figuur 5.7). Een SED-water kent enige menselijke beïnvloeding, maar heeft een ecologische waarde of kan die door een relatief geringe inspanning krijgen. De provincie wil vooral de natuurwaarden herstellen en beschermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0032.png"

Figuur 5.7: Overzicht locaties SED-water (bron: waterschap Rijn en IJssel)

Waterwingebied

Onderstaande figuur geeft het waterwingebied en de boringsvrije zone van pompstation Oosterbeek weer. Het westelijke gedeelte van het onderzoeksgebied is gelegen in een boringsvrije zone. Deze zone wordt ingesteld voor diepe grondwaterwinningen die door een slecht doorlatende laag worden beschermd tegen verontreinigingen als gevolg van activiteiten aan het maaiveld. Binnen een boringsvrije zone geldt een verbod of beperking (per provincie verschillend) op het uitvoeren van boringen.

In de boringsvrije zone van Oosterbeek mogen alleen werkzaamheden uitgevoerd worden boven de kleilaag die de diepe winning van het waterbedrijf beschermd, in dit geval alleen in het eerste watervoerende pakket. Voor deze werkzaamheden dient een vergunning aangevraagd te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0033.png"

Figuur 5.8: Ligging waterwingebied (bron: Provincie Gelderland)

Vuilwaterafvoer

In de toekomstige situatie wordt het vuilwater gescheiden verwerkt van het hemelwater afkomstig van daken en verhardingen. Het vuilwater wordt zoveel mogelijk onder vrijverval afgevoerd naar het bestaande gemengde rioolstelsel deels in de Klingelbeekseweg en deels naar het bestaande pompgemaal eveneens gelegen aan de Klingelbeekseweg. Beiden voeren het vuilwater af naar het gemeentelijke stelsel van de gemeente Arnhem.

Hemelwaterafvoer

Het hemelwater afkomstig van daken en verhardingen wordt gescheiden verwerkt van het vuilwater. Uitgangspunt is om het hemelwater van de daken en de verhardingen en afstromende delen binnen het plangebied zoveel mogelijk direct op te vangen, te bergen en te infiltreren. Hiervoor worden verzamel- en infiltratiegreppels aangelegd en indien noodzakelijk infiltratieputten verdeeld over het plangebied aangebracht.

Hemelwater afkomstig van daken en verhardingen in de bouwblokken wordt bovengronds afgevoerd naar lokale bergings-/infiltratievoorzieningen. Hierbij wordt in ieder geval 40 mm (in 45 minuten) aan berging gerealiseerd. Het surplus aan regenwater wordt bovengronds afgevoerd naar de openbare ruimte.

De ontsluitingsweg wordt, dusdanig ontworpen dat afstromend hemelwater optimaal geïnfiltreerd kan worden in het aanliggende openbare groen met indien noodzakelijk afvoer naar diverse infiltratieputten en greppels.

In onderstaande figuur is een overzicht gegeven van het principe voorstel van de hemelwaterafvoer binnen het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0034.png"

Figuur 5.9: Principevoorstel hemelwaterafvoer plangebied De Hes

Hieronder is een overzicht gegeven van de principewerking van het watersysteem in het plangebied De Hes. Indien de lokale capaciteit van de voorzieningen onvoldoende is om de regenbui op te vangen, wordt het water bovengronds afgevoerd naar bovengrondse infiltratiezones gelegen naast de Slijpbeek maar ook aan de lage zijde van de bouwblokken (in de openbare ruimte). De infiltratiezones vangen, indien nodig, ook het hemelwater op van de afstromende groene oppervlakken. Deze zones worden voldoende groot gedimensioneerd zodat hevige buien opgevangen kunnen worden. Alleen bij zeer extreme buien zal vanuit de infiltratiezones regenwater overstorten op de Slijpbeek. Doordat de infiltratiezones ingericht worden met graskruiden zal het regenwater daarnaast ook natuurlijk gezuiverd worden. Leegloop van de wadi's vindt plaats via infiltratie in de bodem. Het heeft verder niet de voorkeur van de gemeente Renkum om water te bergen op daken van woningen en gebouwen (groen-blauwe daken) aangezien dan veel water ook verdampt. Wel is het de wens om groene daken aan te leggen indien mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0035.png"

Figuur 5.10: Principe werking watersysteem plangebied De Hes

Benodigde compensatie waterberging

In overleg met de waterschappen en de gemeenten is afgesproken dat het beleid van Renkum wordt gevolgd aangezien dit een aantal verdergaande maatregelen/ eisen kent. Formeel blijft het beleid van Arnhem/ Renkum en de waterschappen leidend.

De gemeente Renkum stelt dat bij nieuwe ontwikkelingen 40mm per m2 verhard oppervlak aan benodigde waterberging aangebracht dient te worden. Dit betreft inclusief het oppervlak afstromend groen waarbij de helling groter is dan 5%. Een eventuele reductie van de wateropgave is mogelijk indien een goede waterdoorlatendheid van de ondergrond kan worden aangetoond middels het bepalen van de k-waarden van de ondergrond op basis van korrelgrootte-analyses en/of doorlatendheidsproeven.

Voor de bepaling van de benodigde waterberging dient als eerste inzicht verkregen te worden in de toekomstige oppervlakken waarbij een onderverdeling wordt gemaakt in verharde oppervlakken en onverharde oppervlakken. In onderstaande figuur is de verdeling weergegeven van de toekomstige oppervlakken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0036.png"

Figuur 5.11: Overzicht verhardingen o.b.v. stedenbouwkundig plan

Vervolgens is een analyse van het percentage onverharde oppervlakken op een helling >5% uitgevoerd. Deze is in eerste instantie bepaald op basis van de bestaande maaiveldhoogte (AHN3 met rastergrootte 0,5*0,5m). Bij de verdere uitwerking van het plan dient een nadere analyse uitgevoerd op het hellingspercentage op de toekomstige maaiveldhoogte.

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de toekomstige oppervlakken waarbij een onderverdeling is gemaakt tussen de gemeente Renkum en gemeente Arnhem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0037.png"

Op basis van de eisen van de gemeente Renkum is vervolgens de benodigde waterberging bepaald. In de berekening van de wateropgave is het oppervlak aan halfverharding hierbij als verhard oppervlak meegenomen. Daarnaast is het openbare groen met een hellingpercentage van >5% niet meegenomen in de wateropgave. Het collectieve groen tussen en rondom de bouwblokken is wel meegenomen waarbij is uitgegaan dat ca. 55% van dit groen op een hellingspercentage van 5% ligt. Verder is bij de bepaling van de wateropgave in deze fase uitgegaan van een reductie op de benodigde waterberging als gevolg van infiltratie in de bodem.

Voor deze fase wordt in eerste instantie aangenomen dat de ondergrond van het plan bestaat uit fijn tot matig fijn zand. Op basis van de notitie 'Bepalingen omvang van hemelwater- c.q. infiltratievoorzieningen', versie 5 d.d. 5 mei 2021 van de gemeente Renkum mag in dat geval 15mm op de benodigde waterberging van 40mm in vermindering worden gebracht. De benodigde waterberging wordt in dit geval 25mm over het verhard oppervlak.

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de benodigde waterberging in het plangebied. In het overzicht is een onderverdeling gemaakt in de benodigde waterberging op het Renkumse deel en het Arnhemse deel. In het Renkumse deel is de benodigde waterberging bepaald op 974 m3; in het Arnhemse deel is de benodigde waterberging bepaald op 340 m3. In totaal zal er 1.314 m3 aan waterberging aangebracht dienen te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0038.png"

Bij de verdere uitwerking van het plan dient de doorlatendheid van de ondergrond ter plaatste van de infiltratievoorzieningen nader bepaald te worden middels korrelgrootte-analyses. Op basis van deze bepaling kan dan onderbouwd worden of de aangenomen reductie van de benodigde waterberging als gevolg van infiltratie in de bodem terecht is.

Invulling benodigde waterberging

Het voorstel is om de benodigde waterberging in het plan te vinden in infiltratiegreppels, infiltratieputten en infiltratiezones. Gelet op de bodemopbouw waarbij de bovenste laag bestaat fijn tot matig zand (zuidelijk deel) en uit gestuwde afzettingen met grote variaties in de doorlatendheid (noordelijk deel), is het de verwachting dat met de juiste ligging van de greppels, putten en infiltratiezones regenwater zal infiltreren in de bodem.

Op basis van het stedenbouwkundig plan (mei 2023) is een eerste verkenning uitgevoerd op de beschikbare waterberging in het plangebied. Een overzicht van de beschikbare waterberging is opgenomen in onderstaande tabel. De beschikbare waterberging in het Renkumse deel is daarbij bepaald op 1.584 m3. Uitgaande van een benodigde waterberging van 974 m3 (gebaseerd op 25mm waterberging: 40mm – 15mm reductie i.v.m. infiltratie), wordt er een overschot van 611 m3 aan waterberging berekend. Voor het Arnhemse deel is de beschikbare waterberging bepaald op 920 m3. Uitgaande van een benodigde waterberging van 340 m3, wordt er in dit deel een overschot van 580 m3 aan waterberging berekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0039.png"

Indien op basis van nadere analyses van de doorlatendheid van de ondergrond bij de verdere uitwerking blijkt dat er geen reductie van de waterbergingsopgave mogelijk is dan zal er 40mm per verhard oppervlak geborgen dienen te worden. In principe is er in dat geval voldoende waterberging aanwezig maar zal naar de verdeling van hemelwater over de voorzieningen gekeken dienen te worden.

Hitterisico

Hitteberekeningen zijn uitgevoerd om de impact van de ruimtelijke veranderingen op de hitterisico's in beeld te brengen. Deze zijn uitgevoerd met de Hitte Monitor van RHDHV. De rekenmethodiek maakt gebruik van klimaatdata van KNMI, in dit project afkomstig van meetstation Deelen.

Uit het hitte-onderzoek volgt:

  • Hittegolven zullen in het toekomstig klimaat vaker voorkomen en langer duren, blijkt uit de klimaatdata van KNMI.
  • Het projectgebied ligt relatief gunstig met veel groen in de omgeving en in het projectgebied. Hittegezondheidsrisico's door de bebouwde omgeving zijn in grote delen van projectgebied niet aan de orde.
  • Een deel van het gebied heeft vanwege de bebouwing te maken met het hitte-eilandeffect dat doorwerkt in het aantal tropische nachten en in de potentiële gezondheidsrisico's voor kwetsbare doelgroepen. In de projectsituatie neemt dit risicogebied in omvang toe.

Doogterisico

Om de mogelijke gevolgen van klimaatverandering te beoordelen is gekeken naar KNMI scenario 2050 (hoog). Deelonderwerpen die besproken worden zijn het effect op bodemdaling, risico's op het grondwatersysteem en het oppervlaktewatersysteem.

Bodemdaling

Het risico op bodemdaling in het plangebied wordt als miniem beschouwd. Volgens de analyses van Deltares, WenR, TNO (2021) is bodemdaling op de locatie van plangebied de Hes verwaarloosbaar klein. Verder wijst het stedenbouwkundig plan erop dat de morfologie en het natuurlijke reliëf van het plangebied behouden wordt, wat duidt op geen significante verhogingen of verlagingen van het landschap. Ook gezien de bodemopbouw, bestaande uit een gestuwd complex van zand en leemlagen, wordt het risico op bodemdaling als miniem beschouwd.

Grondwater

Plangebied de Hes bestaat uit een erosiedal waar de Slijpbeek doorheen stroomt. De Slijpbeek is een spreng waar op bepaalde delen van de beekloop, het onder druk staand grondwater naar boven komt in

de vorm van kwel. Er zijn ook delen waar de beek infiltreert, op die plaatsen is de spreng ook voorzien van een afdichting. Verder ligt de locatie op de rand van de Veluwe dat gekenmerkt wordt door hoge zandgronden waar de grondwaterstand relatief ver onder het maaiveld ligt (>2 m-mv). De grondwaterstand rondom de Slijpbeek staat dichter bij het maaiveld dan in de hoger gelegen Steilrand en het Bos. Uitgaande van een droge periode zal een toename van verdamping het meest effect hebben rondom de Slijpbeek. In de Steilrand en het Bos heeft een toename van verdamping relatief weinig effect op de grondwaterstand aangezien deze vrij diep ligt. Daarom worden de gevolgen van droogte op de Steilrand en het Bos als verwaarloosbaar beschouwd.

De voorgestelde plannen in het stedenbouwkundig plan (aanleg van wadi's, groen en meer oppervlaktewater) zullen een positief effect hebben op infiltratie in het plangebied en watertoevoer richting de Slijpbeek. Het grondwatersysteem zal door de nieuwe plannen beter bestendig zijn tegen droogte.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.10 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. Voorheen was de soortenbescherming in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en de Boswet opgegaan in één nieuwe wet: de Wet natuurbescherming.

Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming heeft tot doel in het wild voorkomende planten- en diersoorten in stand te houden en te beschermen. De wet kent daardoor zowel verbodsbepalingen, gebiedsbescherming als een algemene zorgplicht. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van het natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten.

Onderzoek

Quickscan flora en fauna

Voor het plangebied is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 10 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In het plangebied komen mogelijk beschermde soorten voor. Voor vrijwel alle beschermde soorten die mogelijk in het plangebied aanwezig zijn, is nader onderzoek nodig naar de functie(s) van het plangebied voor deze soorten. In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de soorten waarvoor nader onderzoek nodig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0040.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0041.png"

Nader ecologisch onderzoek (soortenbescherming)

Er is nader onderzoek uitgevoerd naar de soorten huismus, gierzwaluw, vleermuizen, eekhoorn, boommarter, steenmarter, kleine martersoorten, steenuil, kerkuil, roofvogels waaronder ransuil en boomvalk, ringslang, hazelworm, Alpenwatersalamander, rugstreeppad, grote vos, glad biggenkruid en grote gele kwikstaart. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 11 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierin wordt het volgende geconcludeerd ten aanzien van deze soorten.

Huismussen

Er zijn geen huismusnesten vastgesteld binnen het projectgebied waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op huismussen is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor huismussen niet nodig.

Gierzwaluwen

Er zijn geen gierzwaluwnesten in het projectgebied vastgesteld, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op gierzwaluwen is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor gierzwaluwen niet nodig.

Steenuil

Er zijn geen waarnemingen van steenuil binnen het projectgebied of in de directe omgeving van het projectgebied, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op de steenuil is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor de steenuil niet nodig.

Kerkuil

De kerkuil is waargenomen binnen het projectgebied en er zijn sporen van de kerkuil aangetroffen die duiden op een rustplaats. Bij de werkzaamheden gaat deze rustplaats verloren. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor de kerkuil van toepassing.

Roofvogels

Er zijn geen roofvogelnesten aangetroffen, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op roofvogels is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor roofvogels niet nodig.

Grote gele kwikstaart

Er is geen broedterritorium van de grote gele kwikstaart aangetroffen binnen het projectgebied, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op de grote gele kwikstaart is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor de grote gele kwikstaart niet nodig.

Vleermuizen

Er zijn vijf zomerverblijfplaatsen en zes paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis vastgesteld binnen het projectgebied. Er is geen overlap tussen de locaties van de zomerverblijfplaatsen en de locaties van de paarverblijfplaatsen. Werkzaamheden aan de bebouwing leveren een negatief effect op voor vleermuizen. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is nodig. Mitigatie en compensatie zijn hierbij aan de orde.

Het gebied wordt slechts door enkele vleermuizen gebruikt om te passeren. In de omgeving zijn andere potentiële vliegroutes aanwezig waar vleermuizen ook gebruik van kunnen maken. Hiermee is deze vliegroute geen essentiële vliegroute. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor vliegroutes van vleermuizen niet nodig.

Eekhoorn

Tijdens de bomencontroles zijn er geen eekhoornnesten of holtes die geschikt zijn voor de eekhoorn aangetroffen binnen het projectgebied, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op verblijfplaatsen van de eekhoorn is uitgesloten. Nesten zijn mogelijk aanwezig in de bosrijke omgeving. De eekhoorn heeft foerageergebied in het projectgebied waardoor er bij de werkzaamheden een negatief effect optreedt op het foerageergebied. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is van toepassing.

Boommarter

Er zijn geen boommarterverblijfplaatsen aangetroffen binnen het projectgebied, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op de boommarter is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor boommarters niet nodig.

Steenmarter

Er zijn twee verblijfplaatsen van steenmarter aangetroffen in gebouw H11-H16 en gebouw H01. De sloop van deze gebouwen levert een negatief effect op voor de steenmarter. Tevens wordt het terrein als leefgebied gebruik. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is nodig.

Kleine marters

De bunzing is binnen het projectgebied waargenomen. De bunzing heeft leefgebied binnen het projectgebied en de aanwezigheid van een verblijfplaats is niet uit te sluiten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is nodig.

Reptielen

Er zijn enkele waarnemingen van de ringslang door externen gedaan bij het projectgebied. Dit betrof doortrekkende exemplaren, waardoor migratieroutes door de werkzaamheden verstoord worden. Er gaan geen verblijfplaatsen verloren maar er dient bij de herinrichting van het terrein rekening gehouden te worden met het projectgebied als doortrekgebied voor de ringslang. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is nodig.

Amfibieën

Er zijn geen zwaar beschermde amfibieën binnen het projectgebied of in de omgeving van het projectgebied waargenomen, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op zwaar beschermde amfibieën is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor amfibieën niet nodig. Voor de algemene amfibiesoorten die zijn aangetroffen moet aan de zorgplicht worden voldaan.

Grote vos

De grote vos is binnen het projectgebied of in de directe omgeving van het projectgebied niet waargenomen, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op de grote vos is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor de grote vos niet nodig.

Glad biggenkruid

Glad biggenkruid is binnen het projectgebied niet aangetroffen, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op glad biggenkruid is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van

de Wet natuurbescherming is voor glad biggenkruid niet nodig.

Worst-case

Het onderzoek van Ekoza in bijlage 11 is uitgegaan van een worst-case scenario waarbij alle vegetatie verwijderd zou worden. Inmiddels is meer bekend over de werkzaamheden. Nu blijkt dat er voldoende foerageergebied voor de eekhoorn en een (eventuele) migratieroute voor ringslang beschikbaar blijft. Deze conclusie is ook voorgelegd aan de Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA). Deze delen de conclusie waardoor een ontheffing voor eekhoorn en ringslang niet noodzakelijk is.

Dassenonderzoek

Er komen vaste voortplantings- en rustplaatsen van das voor in het plangebied. Het plangebied maakt voor een deze beschermde soorten onderdeel uit van een essentieel leef- en/of foerageergebied. Er is een dassenonderzoek uitgevoerd. Dit rapport is toegevoegd aan bijlage 12.

De voorgenomen ontwikkeling voldoet voor de onder artikel 3.10 beschermde 'Andere soorten' aan een geldig wettelijk belang. Voor de onder artikel 3.10 beschermde 'Andere soorten' (das) is op basis van het onderzoek te concluderen dat het plangebied als algeheel leefgebied bestempeld kan worden in samenhang met aanwezige vaste voortplantings- en rustplaatsen. Dat houdt in dat een aantasting van omliggend essentieel leefgebied een direct negatief effect heeft op de functionaliteit van aanwezige vaste voortplantings- en rustplaatsen van das.

De voorgenomen ontwikkeling is – gezien aanwezigheid van alternatieve leefgebieden in de omgeving en eventuele mogelijkheden voor optimalisatie van leefgebied binnen het nieuwbouwplan – naar verwachting te verenigingen met de voorwaarde om geen afbreuk te doen aan de (gunstige) staat van instandhouding van das. In het kader van een ontheffingsaanvraag is het belangrijk dat er voldoende alternatieven (ontwerp, werkwijze en planning realisatie) zijn afgewogen welke minder effect hebben op aanwezige beschermde soorten. Daarbij geldt ook dat er een toereikend pakket mitigerende en/of compenserende maatregelen beschreven moet worden.

Het is belangrijk dat deze afweging van alternatieven en een toereikende set mitigerende maatregelen ten aanzien van das worden vastgelegd in een nader op te stellen activiteitenplan. Dit document is de basis voor een ontheffingsaanvraag ten aanzien van de das en zal als zodanig door het bevoegd gezang (de provincie Gelderland) moeten worden goedgekeurd.

Onderzoek gebiedsbescherming en houtopstanden

Voor het onderdeel gebiedsbescherming is een een oplegnotitie gemaakt, deze is toegevoegd aan bijlage 13. In deze oplegnotitie wordt beoordeeld of er negatieve effecten zijn te verwachten voor de onderdelen houtopstanden en planologische gebiedsbescherming in het kader van de Wet natuurbescherming. In de oplegnotitie wordt het volgende geconcludeerd.

Natura 2000

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Veluwe. Dit gebied is op circa 300 meter gelegen van het plangebied. De voorgenomen werkzaamheden en toekomstig inrichting leiden mogelijk tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Een nadere beoordeling met een AERIUS-berekening is vereist. Andere effecten dan stikstofdepositie zijn op basis van de afstand van het projectgebied tot Natura 2000-gebied bij voorbaat uitgesloten.

Voor het plan is een stikstofdepositieonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 14. Door de herontwikkeling van De Hes verdwijnen permanent stikstofemissies door gasgestookte verwarmingsinstallaties en verkeer. Hierdoor ontstaat in de aanlegfase per saldo een afname van de stikstofdepositie van maximaal 0,13 mol N/ha/jaar.

In de gebruiksfase zal er ten opzichte van het bestaand gebruik ook een permanente afname van de stikstofdepositie plaatsvinden. De afname bedraagt per saldo maximaal 0,21 mol N/ha/jaar.

Zowel in de aanlegfase als de gebruiksfase ontstaat ten opzichte van de referentiesituatie geen toename van de stikstofdepositie. Significant negatieve gevolgen voor gebieden met stikstofgevoelige habitattypen zijn met deze interne saldering daardoor uitgesloten. Binnen het kader van de Wet natuurbescherming ten aanzien van gebiedsbescherming is daarmee de herontwikkeling van De Hes uitvoerbaar en tevens niet vergunningplichtig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0042.png"

Figuur 5.12: Ligging van het plangebied (rood omlijnd) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (groen)

Houtopstanden

Een deel van het plangebied is gelegen binnen de gebieden aangewezen als beschermde houtopstand binnen de Wet natuurbescherming. Indien hier meer dan 10 are of 20 bomen in lijnbeplanting worden gerooid dient een melding gedaan te worden bij de Provincie Gelderland en geldt er een herplantingsplicht.

Daarnaast heeft de gemeente Renkum een gemeentelijke bomenverordening en een lijst met waardevolle bomen. Vooruitlopend op de uitvoering moet deze bomenverordening in acht worden genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0043.png"

Figuur 5.13: Ligging van het plangebied (rood omlijnd) ten opzichte van beschermde houtopstanden (rood gearceerd).

Natuurnetwerk Nederland

De beoogde herontwikkeling van de Hes heeft geen negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken van het Natuurnetwerk Nederland gebied. De Slijpbeek is onderdeel van het NNN en blijft behouden en de kwaliteit van de beek wordt verbeterd door het bovengronds halen van het noordelijk deel. Omdat negatieve effecten zijn uitgesloten is een 'Nee-tenzij' toets niet vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0044.png"

Figuur 5.14: Ligging projectgebied ten opzichte van het Gelders natuurnetwerk (NNN) (Bron Omgevingsverordening Provincie Gelderland)

Conclusie

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er een ontheffing Wet natuurbescherming nodig is voor de soorten kerkuil, gewone dwergvleermuis, steenmarter, bunzing en das. Voor de andere soorten is geen ontheffing nodig. Voor het aanvragen van deze ontheffingen is het noodzakelijk om een activiteitenplan aan te leveren met daarin de te nemen maatregelen.

Daarnaast zijn er geen negatieve effecten te verwachten voor de onderdelen houtopstanden en planologische gebiedsbescherming in het kader van de Wet natuurbescherming. Ten aanzien van gebiedsbescherming is de Hes niet vergunningplichtig.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader

Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet bundelt meerdere wetten en regelingen op gebied van behoud en beheer van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1998. Het deel van de Monumentenwet dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet welke naar verwachting in 2019 in werking treedt. Tot die tijd valt dit onderdeel binnen de overgangsregeling van de Erfgoedwet. Hierin staat dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden met de in de grond aanwezige danwel te verwachten monumenten.

Onderzoek

Archeologie

Er is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 15 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Binnen het plangebied geldt op basis van het landschap een middelhoge tot hoge archeologische verwachting vanaf de vroege prehistorie. Het plangebied is van oudsher aantrekkelijk geweest voor bewoning en menselijke activiteit, met name in de gradientzones bij de Rijn en de Slijpbeek/Klingelbeek. In de nabije omgeving is sprake van vondstmateriaal uit de periode vanaf het Mesolithicum/Neolithicum. Op basis van historisch kaartmateriaal is sprake van bebouwing in ieder geval vanaf 1736 aan de Renkumse zijde van de Slijpbeek, met de papierfabriek, en de molen De Hesch die teruggaat tot minimaal de 15e eeuw, en aan Arnhemse zijde met aantoonbare bebouwing op de Kadastrale Minuut van 1811-1832. Resten uit de vroege prehistorie bestaan naar verwachting uit artefacten van vuursteen en aardewerk en eventueel paal-of haardkuilen. Deze sporen en resten zullen naar verwachting dicht onder het maaiveld voorkomen.

Resten van bewoning vanaf het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd kunnen bestaan uit een spreiding van vondstmateriaal zoals aardewerk, dierlijk bot, bewerkt vuur-/natuursteen, en sporen zoals (verkavelings)greppels, paalgaten en afvalkuilen, eventueel voor de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd aangevuld met periode specifiek keramiek (aardewerk/steengoed/ porselein) en bouwmateriaal (baksteen/dakpan), metaal, glas, natuursteen. Verder bestaat er een hoge verwachting op het aantreffen van resten van agrarisch landgebruik (greppels/sloten) uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. Met betrekking tot de meest recente geschiedenis bestaat de kans op de aanwezigheid van resten uit de Tweede Wereldoorlog

Binnen het plangebied geldt een middelhoge tot hoge archeologische verwachting op het aantreffen van resten vanaf de vroege prehistorie.

Geadviseerd wordt in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde – archeologie middelhoge verwachting', en een 'Waarde – archeologie hoge verwachting' op te nemen voor het grootste deel van het plangebied, en de locaties met historische bebouwing te voorzien van een buffer, met dubbelbestemming 'Waarde – archeologisch waardevol gebied'. De gemeente heeft besloten om niet het advies van Vestigia en de regioarcheoloog over te nemen (dat advies houdt in dat vervolgonderzoek nodig is voor bodemingrepen dieper dan 40 cm -mv), maar een strenger regime toe te passen voor ingrepen dieper dan 30 cm -mv (zoals ook opgenomen in het vigerend bestemmingsplan). Voor deze zones zijn dus verschillende vrijstellingsgrenzen gehanteerd, wat betekent dat voor zones met een middelhoge archeologische verwachting archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is bij ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm -mv, dat voor zones met een hoge archeologische verwachting archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is bij ingrepen groter dan 200 m2 en dieper dan 30 cm -mv, en voor archeologisch waardevolle gebieden bij ingrepen groter dan 30 m2 en dieper dan 30 cm -mv (zie onderstaande advieskaart).

Indien in deze zones ingrepen plaatsvinden die deze vrijstellingsgrens overschrijden, dan adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Geadviseerd wordt om voor de zone met een hoge archeologische verwachting eerst een vervolgonderzoek uit te voeren door middel van verkennende boringen. Bij de zone archeologisch waardevol gebied is een proefsleuvenonderzoek de meest geëigende prospectiemethode.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0045.png"

Figuur 5.15: Advieskaart (bron: archeologisch vooronderzoek, Vestigia)

Cultuurhistorie

De cultuurhistorische DNA-kaart van de Provincie Gelderland toont alle cultuurhistorie in Gelderland. In het plangebied wordt alleen de Slijpbeek als cultuurhistorisch lijn-element aangegeven. Verder zijn geen cultuurhistorische waarden aangewezen in het plangebied. De Slijpbeek wordt in het plan behouden en is landschappelijk ingepast in het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0226ob-on01_0046.png"

Figuur 5.16: Uitsnede cultuurhistorische DNA-kaart van de provincie Gelderland

Conclusie

Archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor het planvoornemen. De dubbelbestemmingen in de advieskaart uit het archeologisch vooronderzoek zijn overgenomen in de verbeelding van dit plan.

5.12 Trillingen

Toetsingskader

In 2019 is de Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen gepubliceerd hierin is omschreven hoe binnen een zone van 100 m moet worden omgegaan en er wordt qua normstelling verwezen naar de SBR B richtlijn "hinder voor personen in gebouwen". In de gebruiksfase van de infrastructuur is de SBR B-richtlijn "hinder voor personen in gebouwen" als normstelling te hanteren. Ook is de SBR A-richtlijn "schade aan gebouwen" als normstelling te hanteren met betrekking tot de aanlegfase. De beoordelingssystematiek in de SBR B-richtlijn "hinder voor personen in gebouwen" kent streefwaarden.

Onderzoek

Voor het planvoornemen is een onderzoek verricht naar het aspect trillingen. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 16 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat de woningen op basis van het stedenbouwkundig ontwerp en de aannames voor de vloeren in het ontwerp naar verwachting voldoen aan de beoordelingssystematiek voor het aspect trillingen. Er zijn naar verwachting geen aanvullende mitigerende maatregelen nodig ten opzichte van het beschouwde. Hiermee is aangetoond dat er een ontwerp mogelijk is, zodat de trillingsgevoelige objecten in het bestemmingsplan ruimtelijk zorgvuldig zijn gescheiden van de bestemming spoor.

Conclusie

Het aspect trillingen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Standaard en plansystematiek

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. Alleen de regels en de verbeelding zijn juridisch bindend. De plantoelichting bevat de achtergronden, onderzoeken en motieven van het plan. De toelichting is enerzijds voor de besluitvorming van belang, maar kan daarnaast van belang zijn bij het interpreteren van de regels of de verbeelding. Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels en op

de verbeelding van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. De juridische planopzet en de inhoud van de toegekende bestemmingen worden in dit hoofdstuk toegelicht.

Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voortvloeiende uit de Wro is het plan mede gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Ook sluit de planopzet aan bij de gemeentelijke standaardopzet voor bestemmingsplannen.

Op de verbeelding zijn bestemmingen toegekend aan de diverse aanwezige functies. Bij het opstellen van de verbeelding is gebruik gemaakt van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT).

6.2 Toelichting op de regels

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. Daarnaast wordt in deze paragraaf ingegaan op de overige regels uit het bestemmingsplan. Conform SVBP2012 zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Park

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduid als 'Groen - Park' op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Deze gronden zijn bestemd voor parken en plantsoenen, groenvoorzieningen, bos, een toegangsweg van en naar de parkeervoorziening, een parkeerterrein met een oppervlakte van maximaal 900 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' en geluidwerende voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm'. Daarnaast is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een aansluiting op de ontsluitingsweg toegestaan.

Met daaraan ondergeschikt is toegestaan voet- en rijwielpaden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen zoals duikers, straatmeubilair en kunst(werken). Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' is geen bebouwing toegestaan.

Bij de aanduiding 'parkeerterrein' gaat het om het totaal van beide aanduidingen in de verbeelding die maximaal 900 m² mag bedragen.

Artikel 4 Verkeer

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduid als 'Verkeer' op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Deze gronden zijn bestemd voor wegen, voet- en rijwielpaden, pleinen en parkeervoorzieningen. Daarnaast is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een aansluiting op de ontsluitingsweg toegestaan. Met daaraan ondergeschikt groenvoorzieningen, bermen en taluds, straatmeubilair en (ondergrondse) afvalcontainers, (openbare) nutsvoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen (zoals duikers) en speelvoorzieningen.

Artikel 5 Water - Specifiek Ecologische Doelstelling (SED-wateren)

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduid als 'Water - Specifiek Ecologische Doelstelling (SED-wateren)' op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Deze gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen en het behoud, herstel en ontwikkeling van wateren en natuur-, ecologische- en landschapswaarden. Met daarbij behorende oevers en taluds en bruggen en duikers. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Artikel 6 Woongebied

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduid als 'Woongebied' op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Deze gronden zijn bestemd voor woonhuizen, met dien verstande dat in totaal maximaal 2 woningen zijn toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' is geen bebouwing toegestaan.

De gronden zijn ook bestemd voor daarbij behorende tuinen, (toegangs)wegen voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen (zoals duikers), gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken.

Artikel 7 Woongebied - 1

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduid als 'Woongebied - 1' op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Deze gronden zijn bestemd voor woonhuizen, met dien verstande dat in totaal maximaal 119 woningen zijn toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' zijn uitsluitend dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen toegestaan in de begane grondlaag, waarbij geldt dat horeca en detailhandel niet zijn toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'atelier' zijn een galerie en ateliers toegestaan in de begane grondlaag.

Daarnaast zijn daarbij behorende tuinen, (toegangs)wegen en voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen (zoals duikers), gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en andere werken toegestaan.

Het bestemmingsvlak mag voor maximaal 5400 m2 worden bebouwd. Binnen het bestemmingsvlak wordt een aaneengesloten (dat wil zeggen niet in losse delen) onbebouwd terrein van tenminste 1.250 m2 gerealiseerd, waarbij een daaronder gelegen parkeervoorziening wel is toegestaan, ten behoeve van de aanleg van een binnentuin (niet zijnde erf). Bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

Artikel 8 Woongebied - 2

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduidt als 'Woongebied - 2' op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Deze gronden zijn bestemd voor woonhuizen, met dien verstande dat in totaal maximaal 134 woningen zijn toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' zijn uitsluiten dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen toegestaan in de begane grondlaag, waarbij geldt dat horeca en detailhandel niet zijn toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'atelier' zijn een galerie en ateliers toegestaan in de begane grondlaag.

Daarnaast zijn daarbij behorende tuinen, (toegangs)wegen voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen (zoals duikers), gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en andere werken toegestaan.

Het bestemmingsvlak mag voor maximaal 7500 m2 worden bebouwd. Binnen het bestemmingsvlak wordt een aaneengesloten (dat wil zeggen niet in losse delen) onbebouwd vlak van tenminste 2.150 m2 gerealiseerd ten behoeve van de aanleg van een binnentuin (niet zijnde een erf). Bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

Artikel 9 Woongebied - 3

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduid als 'Woongebied - 3' op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Deze gronden zijn bestemd voor woonhuizen, met dien verstande dat in totaal maximaal 58 woningen zijn toegestaan. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is een aansluiting op de ontsluitingsweg toegestaan.

Daarnaast zijn daarbij behorende tuinen, (toegangs)wegen en voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen (zoals duikers), gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en andere werken toegestaan.

Het bestemmingsvlak mag voor maximaal 6030 m2 worden bebouwd. Binnen het bestemmingsvlak wordt een onbebouwde ruimte tussen de woningclusters van in totaal 9.000 m2 gerealiseerd. Ook dienen de woonhuizen binnen het bestemmingsvlak in clusters te worden gebouwd, met dien verstande dat er minimaal 6 en maximaal 9 clusters zijn toegestaan, de afstand tussen de woonhuizen in een woningcluster tot de woonhuizen in een ander woningcluster dient minimaal 15 meter te bedragen en per woningcluster dient een eigen (ondergrondse) parkeervoorziening te worden gebouwd. Bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

Artikel 10 Waarde - Archeologie hoge verwachting, Artikel 11 Waarde - Archeologie middelhoge verwachting en Artikel 12 Waarde - Archeologisch waardevol gebied

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' en 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied' zijn, opgenomen ter bescherming van de in de grond potentieel (te verwachten) aanwezige archeologische relicten. De gebieden met deze bestemmingen hebben een beschermingsregime gekregen met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

In de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' is het verboden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de eindbestemmingen te bouwen indien de oppervlakte meer dan 200 m² betreft en de ondergrondse diepte (in de grond) meer dan 30 cm -mv bedraagt. In de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' geldt hetzelfde maar dan voor een oppervlakte van meer dan 500 m². Dit ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in de ondergrond. Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie waardevol gebied' geldt dit voor een oppervlakte van 30 m2 en een diepte van 30 cm -mv.

Een zelfde bepaling geldt ook voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Voor deze archeologische dubbelbestemmingen geldt verder dat het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning af kan wijken voor het bouwen of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overeenkomstig de regels van de eindbestemmingen. Dat wil zeggen dat op die manier gebouwd kan worden met een grotere oppervlakte en een grotere ondergrondse diepte indien op basis van bijvoorbeeld een ingesteld archeologisch onderzoek geen archeologische waarden aanwezig zijn of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.

Artikel 13 Waarde - Beschermingszone niet-waterdoorlatende lagen en grondwaterstromen

De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermingszone niet-waterdoorlatende lagen en grondwaterstromen' heeft betrekking op de ondergrondse grondwaterstromen. Specifiek zijn deze gebieden mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in deze gronden verwachtte en reeds bekende geohydrologische situatie waaronder de (scheefgestelde) kleischotten/leemlagen (dit zijn niet-waterdoorlatende lagen) en grondwaterstromen ten behoeve van de toestroming van grondwater naar de beken en (schijn)grondwaterstanden.

Voor de gebieden binnen deze dubbelbestemming geldt dat in principe geohydrologisch onderzoek moet plaatsvinden naar de effecten op leemlagen en of kleischotten in de bodem, bij ingrepen in de bodem op een diepte van meer dan 1,5 meter, die op basis van de geldende eindbestemmingen zijn toegestaan. Onderzoek moet aantonen dat de ingreep de bestaande grondwaterstromen en de (schijn)grondwaterstand niet aantast. Alleen dan kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de voorgaande bepaling om dieper dan 1,5 meter te bouwen of te graven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel voorkomt dat een cumulatie van bebouwing optreedt en de maximale maatvoering in het bestemmingsplan wordt overschreden. Deze regeling is verplicht overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Artikel 15 Algemene bouwregels

In deze regels zijn algemene bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden, voor zover er geen voor de bestemming geldende bouwregels van toepassing zijn.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

In deze regels zijn algemene gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden, voor zover er geen voor de bestemming geldende gebruiksregels van toepassing zijn.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

Onder de algemene aanduidingsregels is de aanduiding 'Milieuzone - hinderzone' opgenomen. Binnen deze zone zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van buiten het plangebied gelegen bedrijven. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikelen 8 en 9 mogen geen woningen of andere hindergevoelige objecten worden gebouwd. Hiervan kan worden afgeweken met een omgevingsvergunning indien genoegzaam is aangetoond dat feitelijk en op grond van de juridisch vergunde situatie de belemmerende contour is opgeheven en het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van buiten het plangebied gelegen bedrijven daadwerkelijk is geëindigd, dan wel dat wordt aangetoond dat de milieuruimte van buiten het plangebied gelegen bedrijven zodanig is aangepast dat daarmee ter plaatse van de gebieden met de aanduiding 'Milieuzone - hinderzone' een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is de bevoegdheid opgenomen om bij omgevingsvergunning af te wijken van regels die opgenomen zijn in het plan. Dit betreft bijvoorbeeld de mogelijkheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven.

Artikel 20 Slotregel

Deze regel bevat de citeerregel van het plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Financiële uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te geven over de uitvoerbaarheid van het plan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de economische (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Het planvoornemen wordt door de initiatiefnemer gefinancierd.

Exploitatieplan

Volgens de Wro moet de gemeente een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het kostenverhaal op een andere wijze is gegarandeerd.

In dit geval is voor het planvoornemen een anterieure overeenkomst (samenwerkingsovereenkomst) afgesloten tussen initiatiefnemer en gemeente Renkum.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande is de conclusie dat het plan financieel uitvoerbaar is.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en maatschappelijk overleg

Op grond van artikel 3.1.6 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

De manier waarom inspraak en maatschappelijk overleg is gevoerd staat beschreven in bijgevoegd participatieverslag in bijlage 17.

Overleg met andere overheden

Op grond van artikel 3.1.1, lid 1 juncto artikel 3.1.6, lid 1 onder c Bro pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van vooroverleg heeft ProRail reactie gegeven. ProRail had daarbij geen opmerkingen op het plan.

7.3 Zienswijzen

7.3.1 Algemeen

Het ontwerpbestemmingsplan 'De Hes-west 2024' heeft vanaf 20 december 2023 gedurende zes weken, dus tot en met 30 januari 2024 ter inzage gelegen. In de genoemde periode zijn PM zienswijzen ingediend. In het Gemeenteblad van 20 december 2023 en in het huis-aan-huis blad Rijn en Veluwe van 20 december 2023 is de ter inzage legging bekend gemaakt. Ook op de gemeentelijke website is deze bekendmaking gepubliceerd. Het bestemmingsplan heeft in deze periode analoog ter inzage gelegen in het gemeentehuis. Het bestemmingsplan was digitaal ook in te zien op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke website www.renkum.nl.

Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op 8 november 2023 de kennisgeving op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd in het Gemeenteblad en in de Rijn en Veluwe en op de gemeentelijke website. In die kennisgeving was aangegeven dat het ontwerpbestemmingsplan naar verwachting halverwege / eind december 2023 in ontwerp ter inzage gelegd zou worden.

Hierna zijn de PM ingediende zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien.

7.3.2 Zienswijzen

PM