Plan: | Vera Eijbershof, Bato'sweg, 2020 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0274.bp0204ob-va02 |
Het voornemen bestaat om in de bebouwde kom van Oosterbeek, aan de Bato'sweg, woningen te realiseren. Op dit moment is het perceel in gebruik als volkstuin. In totaal zullen met dit plan (genaamd “Vera Eijbershof”) 10 woningen gerealiseerd worden.
Ter plaatse van de ontwikkeling geldt op dit moment het bestemmingsplan “Oosterbeek-Zuid 2016” (vastgesteld op 3 mei 2017). De bestemming 'Wonen – Uit te werken 1' is hier opgenomen. In totaal kunnen er maximaal 16 woningen gerealiseerd worden op het gehele gebied met de 'uit te werken woonbestemming' volgens de uitwerkingsregels. Op dit moment wordt invulling gegeven aan 10 woningen. Om de woningen mogelijk te maken op basis van de uitwerkingsregels uit het geldende bestemmingsplan is een uitwerkingsplan noodzakelijk. Onderhavig document geeft hier invulling aan.
De gewenste ontwikkeling vindt plaats op een terrein achter de bestaande woningen aan de Bato'sweg 17 en 19 in Oosterbeek (gemeente Renkum). Andere straten die aan het plangebied grenzen zijn de Jonkheer Nedemeijer van Rosenthalweg, Kerkeland en Engelenhof.
Kadastraal staat het projectgebied bekend als de gemeente Oosterbeek, sectie D en perceelnummers 9700, 9703, 9721, 9701 (deels) en 9702 (deels). De percelen 9701, 9702 en 9703 worden slechts meegenomen in dit uitwerkingsplan om geen overbodige 'uit-te-werken-woonbestemmingen' over te houden. Deze percelen worden dus positief bestemd.
Het projectgebied wordt aan de oost-, zuid- en westzijde begrensd door de naastgelegen woonpercelen. Afbeeldingen met de ligging en globale begrenzing van het projectgebied zijn weergegeven in figuur 1.1 en 1.2.
Fasering
Op dit moment is de wens om alleen het westelijke gedeelte van de uit te werken woonbestemming uit het vigerende bestemmingsplan te ontwikkelen. Het voornemen bestaat om in de nabije toekomst ook het oostelijke gedeelte verder te ontwikkelen. Aangezien op dit moment hierover nog geen duidelijke afspraken en duidelijk beeld bestaat wordt dit gedeelte nog niet meegenomen in onderhavig plan. De uit-te-werken-woonbestemming wordt op deze manier grofweg door tweeën gedeeld. Om deze reden worden ook slechts 10 woningen mogelijk gemaakt, terwijl de uit-te-werken-woonbestemming 16 woningen toe kan laten. In het oostelijke deel is dus nog ruimte voor 6 woningen.
Figuur 1.1: globale ligging plangebied in Oosterbeek (bron: GeoWeb)
Figuur 1.2: globale ligging plangebied in Oosterbeek (bron: pdok.nl)
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. Op de verbeelding zijn de onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de regels vormen samen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit 5 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de beschrijving van het plangebied en de historie. Hierin wordt ingegaan op de huidige en nieuwe situatie van het plangebied en de planologische afwegingen die hieraan ten grondslag liggen, waarbij in hoofdstuk 5 hier ook op wordt ingegaan. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. In hoofdstuk 4 komt de haalbaarheid van het plan aan de orde. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten, waaronder milieu en archeologie, wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom het voorliggend bestemmingplan kan worden uitgevoerd. In hoofdstuk 5 is de wijze van bestemmen aangegeven. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Verder wordt er beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. In dit hoofdstuk worden ook alle bestemmingen uitgelegd en wat daar in hoofdlijnen is toegestaan. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 6, van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op de procedures, die voorliggend bestemmingsplan doorloopt.
Het voorliggende plan herziet het bestemmingsplan 'Oosterbeek-Zuid 2016'. In dat geldende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemmingen 'Wonen, Uit te werken 1'. Dit betreft een 'uit te werken woonbestemming' en houdt in dat het college van burgemeester en wethouders (college) bevoegd is om een nieuw bestemmingsplan te maken en vast te stellen binnen de kaders van die 'uit te werken woonbestemming'. In de bestemming 'Wonen, Uit te werken 1' is opgenomen dat de gronden bestemd zijn voor:
Zolang de bestemming niet is uitgewerkt mogen er geen bouwwerken gebouwd worden.
Volgens de bestemming 'Wonen, Uit te werken 1' is het college bevoegd de bestemming uit te werken ( dat wil zeggen een nieuw bestemmingsplan vast te stellen) overeenkomstig artikel 3.6, eerste lid, sub b van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende bepalingen:
hierbij gelden de volgende aanvullende bepalingen:
Omdat deze 'uit te werken woonbestemming' geen rechtstreekse bestemming is past het nieuwe initiatief niet in het bestemmingsplan 'Oosterbeek-Zuid 2016'. Dat wil zeggen dat, ondanks dat de initiatief wel past binnen de kaders van die 'uit te werken woonbestemming', er op dit moment geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden afgegeven voor het initiatief. Pas als het bestemmingsplan binnen de gestelde kaders is uitgewerkt en er een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld door het college, kunnen de woningen gerealiseerd worden.
Het nieuwe initiatief past echter wel binnen de kaders van de 'uit te werken woonbestemming'. Dus daarom kan het bestemmingsplan conform de gestelde kaders uitgewerkt worden in een nieuw bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan is die uitwerking.
Het voorliggende bestemmingsplan 'Vera Eijbershof, Bato'sweg, 2020' kent de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer'. De 10 woningen krijgen de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'. Om de geplande woningen is een bouwvlak opgenomen waarin is aangegeven hoeveel woningen ter plaatse zijn toegestaan. Binnen het bouwvlak is, conform de kaders van de 'uit te werken woonbestemming' van bestemmingsplan 'Oosterbeek-Zuid 2016', een maximale goothoogte van 5 meter en een maximale bouwhoogte van 8 meter opgenomen. De verkeersvoorzieningen, waaronder de verkeersontsluiting die aansluit op Bato'sweg, krijgen de bestemming 'Verkeer'. De particuliere parkeerplaatsen krijgen ook de bestemming 'Verkeer'. Dit om te garanderen dat er te allen tijde voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en blijven. Daarmee wordt ook geregeld dat voldaan wordt aan de gestelde parkeernorm.
![]() |
Figuur 1.3: het geldende bestemmingsplan 'Oosterbeek-Noord 2016' (rood = globaal plangebied) |
![]() |
Figuur 1.4: voorliggend bestemmingsplan 'Vera Eijbershof, Bato'sweg, 2020' |
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw van tien grondgebonden woningen mogelijk op het terrein aan de Bato'sweg in Oosterbeek. Hierna wordt eerst de bestaande situatie beschreven, daarna volgt een beschrijving van de nieuwe situatie.
In de huidige situatie is het overgrote deel van het plangebied in gebruik als volkstuin. Het plangebied is te bereiken vanaf de Bato'sweg in het noorden. Rondom het plangebied zijn verschillende woonpercelen aanwezig. Aan de achterzijde is wat groen in het plangebied aanwezig. Het terrein wordt van de omliggende percelen gescheden middels verschillende erfafscheidingen. In het noorden staan nog enkele opstallen ten behoeve van de volkstuin die gesloopt zullen worden.
![]() |
Figuur 2.1: luchtfoto 2019 plangebied, richting noorden (bron: GeoObliek, Slagboom en Peeters) |
![]() |
Figuur 2.2: luchtfoto 2019 plangebied, richting westen (bron: GeoObliek, Slagboom en Peeters) |
![]() |
Figuur 2.3: luchtfoto 2019 plangebied, richting zuiden (bron: GeoObliek, Slagboom en Peeters) |
![]() |
Figuur 2.4: luchtfoto 2019 plangebied, richting oosten (bron: GeoObliek, Slagboom en Peeters) |
De ontwikkeling voorziet in de bouw van 10 woningen. Er worden 4 twee-onder-één-kap-woningen gebouwd worden en 6 rij-/hoekwoningen. Alle woningen beschikken over een voor- en achtertuin. Qua maatvoering wordt aangesloten op de uitwerkingsregels uit het geldende bestemmingsplan, namelijk een maximale bouwhoogte van 8 meter en een maximale goothoogte van 5 meter. De wens bestaat daarnaast om de daken van de woningen en/of bijgebouwen te voorzien van een groen dak.
Het parkeren wordt geheel binnen het plangebied opgelost. In totaal worden minimaal 18 parkeerplaatsen gerealiseerd. De ontsluiting vindt plaats aan de noordzijde, op de huidige Bato'sweg, tussen de woningen aan de Bato'sweg 17 en 19. De woningen zijn dan ook zowel voor gemotoriseerd als langzaam verkeer via deze weg te bereiken. Deze nieuwe ontsluitingsweg loopt door tot aan het oosten van het plangebied. Hier zou deze weg in de toekomst wellicht aansluiting kunnen vinden op het oostelijke plandeel en zo doorlopen tot aan de Jonkheer Nedermeijer van Rosenthalweg.
![]() |
Figuur 2.5: Impressie toekomstige situatie (inrichtingstekening) (bron: Beeldkwaliteitplan Vera Eijbershof; NEXIT) |
![]() |
Figuur 2.6: Impressie woningen (bron: Beeldkwaliteitplan Vera Eijbershof; NEXIT) |
De stedenbouwkundige randvoorwaarden komen voort uit de 'uit te werken woonbestemming' uit het geldende bestemmingsplan, te weten:
hierbij gelden de volgende aanvullende bepalingen:
In dit hoofdstuk wordt een weergave van het relevante beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk niveau gegeven. Aangegeven wordt hoe het plan zich verhoudt tot de diverse beleidskaders.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Doorwerking plangebied
Het plangebied ligt niet in de nationale hoofdstructuur en het plan ziet op een ontwikkeling van lokaal belang. Er worden enkele woningen binnen de bebouwde kom mogelijk gemaakt. Het beleid met betrekking tot het realiseren van de woningen wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het initiatief conflicteert niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Doorwerking plangebied
Het initiatief betreft een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) opgenomen. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn.ECLI:NL:RVS:2016:1503
Per 1 juli 2017 is een gewijzigde Ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de Ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.” (artikel 3.1.6 lid 2 Bro).
Doorwerking plangebied
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt, dat het toevoegen van tien woningen, gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling, geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is. Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing en kan een nadere toetsing aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro achterwege blijven.
Conclusie
Het initiatief conflicteert niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Provinciale Staten hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 maart 2019. Het doel van de Omgevingsvisie is: een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland, vanuit het verleden én met het oog op de toekomst. De provincie is als middenbestuur een belangrijke schakel bij het bereiken van deze doelstellingen en wil op een aantal manieren waarde toevoegen:
De 7 ambities van de provincie zien op de volgende thema's: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Per ambitie is de provinciale aanpak beschreven.
Doorwerking plangebied
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening bevat concrete regels, waaraan het initiatief wordt getoetst. Wel kan worden gesteld dat het initiatief in lijn met de doelstellingen van de Omgevingsvisie is. De provincie streeft onder meer naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, met aandacht voor de kwaliteit van de leefomgeving. Met het initiatief worden 10 nieuwe woningen van hoogwaardige ruimtelijke en architectonische kwaliteit toegevoegd. Het plan voldoet aan de uit te werken regels voor dit woongebied en er wordt aansluiting gezocht bij het bestaande woongebied.
Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening of verordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt geregeld geactualiseerd. De meest recente actualisatie van de Omgevingsverordening dateert van december 2018.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.
Doorwerking plangebied
Het plangebied ligt binnen de volgende aanduidingen op de kaarten behorend bij de Omgevingsverordening:
Deze aanduidingen stellen beperkingen bij het onttrekken van grondwater, warmte, winning van fossiele energie en glastuinbouw. Deze functies en activiteiten zijn met dit bestemmingsplan niet aan de orde.
Thema 'wonen'
Het thema 'wonen' is bij deze ontwikkeling van belang, omdat er tien nieuwe woningen worden toegevoegd. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer de ontwikkeling in het geldende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief/Kwantitatieve Woonprogramma past.
Het woningbouwprogramma wordt op regionaal niveau afgestemd en frequent geactualiseerd. Binnen de Subregionale Woonagenda Arnhem e.o., waartoe Rheden behoort, wordt uitgegaan van het toevoegen van in totaal circa 13.500 woningen in de periode 2017-2027. De kwantitatieve prognose is gebaseerd op de meest recente Primos-prognose. Het richtsnoer voor de gemeente Renkum is een toevoeging van ongeveer 900 woningen tot 2027.Met het bestemmingsplan worden tien woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. In kwantitatief opzicht is het plan in overeenstemming met de regionale woningbouwprogrammering, omdat de woningbouwopgave voor de korte en lange termijn in Renkum nog niet geheel is ingevuld.
In kwalitatief opzicht sluit het plan ook aan bij de provinciale ambities. Er worden verschillende soorten woningtypen mogelijk gemaakt. Het plan is daarnaast gelegen in de bebouwde kom op een inbreidingslocatie. Het plan is in overeenstemming met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Woonprogramma.
Conclusie
Het initiatief conflicteert niet met het provinciaal ruimtelijke ordeningsbeleid.
Nota Wonen 2019
In september 2019 is de Nota Wonen 2019 opgesteld door de gemeente Renkum. Dit woonbeleid vervangt de eerdere Nota Wonen uit 2014. De woonnota bevordert het wonen voor de huidige en toekomstige inwoners van de gemeente Renkum. De nota is opgedeeld in verschillende speerpunten die van belang zijn voor wonen in Renkum. Deze worden hieronder beschreven.
Focus op de bestaande woningvoorraad
De leefbaarheid van de dorpen en aantrekkingskracht van de gemeente op de lange termijn heeft prioriteit in ons woonbeleid. Omdat het merendeel van de woningen binnen de gemeente er al staat en de nieuwbouw relatief beperkt is, richten we ons vooral op het verbeteren van de kwaliteit van bestaande woningen. Daarbij gaat het vooral over toekomstbestendigheid en de energetische kwaliteit van de woning. Dat laatste wordt gezien als de overgang naar een klimaatneutrale woonomgeving de komende tijd. Dit is een grote opgave voor zowel de overheden, inwoners en bedrijven. Daarnaast is er nog steeds ruimte voor nieuwbouw. De toevoeging van de woningen moet een meerwaarde zijn voor de wijk en de wijk versterken.
Inspelen op kwalitatieve woonwensen en versnelling nieuwbouw
Ondanks de beperkte kwantitatieve behoefte, blijft er in de toekomst vraag naar nieuwbouw. Met de subregio Arnhem e.o. is voor de komende 10 jaar een kwantitatieve horizon afgesproken: kwantitatief streven de gemeenten in de subregio Arnhem e.o. in de periode 2017- 2027 naar een netto toevoeging van circa 13.500 woningen. Het richtsnoer voor de gemeente Renkum is een toevoeging van ongeveer 900 woningen tot 2027.
Wij hechten veel waarde aan een duurzame, groene ontwikkeling van de te bebouwen omgeving en een goede toekomstbestendigheid van het woningaanbod. Daarom is het van belang om het juiste toe te voegen. Wij willen de komende periode de productie versnellen (gebruik maken economisch momentum, grote druk op de woningmarkt), maar wel onder een goede regie op kwaliteit. Versnellen is nodig om het huidige woningtekort in te lopen en – op een verantwoorde wijze – in te kunnen spelen op de huidige druk op de lokale én regionale woningmarkt.
De sociale huursector, betaalbaar en beschikbaar
Gemeente en corporaties hebben een maatschappelijke taak om voor voldoende, betaalbare huurwoningen te zorgen voor mensen die daar zelf (gezien hun inkomen) niet in kunnen voorzien. Voor deze doelgroep zijn er op dit moment circa 3100 sociale huurwoningen in de gemeente Renkum. Het betreft het bezit van Vivare, Woonzorg Nederland en Mooiland samen. Dat is ongeveer 21% van de totale woningvoorraad. 92% van de huurwoningen zijn van de woningcorporatie Vivare.
Wonen voor ouderen (langer zelfstandig thuis wonen)
Zoals al in de inleiding bij de actuele ontwikkeling is aangegeven, ia al jaren sprake van vergrijzing binnen de gemeente Renkum. Tevens neemt de groep 75 plussers toe de komende jaren. Daarnaast stuurt de rijksoverheid aan op extramuralisering van de zorg. Met als gevolg dat oudere mensen steeds vaker en langer zelfstandig thuis blijven ( of moeten blijven) wonen. Door deze vergrijzing is het zaak om voor deze groep de voorraad levensloopgeschikte woningen te vergroten. Dat moet voor het grootste gedeelte gebeuren in de bestaande voorraad, met name door het aanpassen van de bestaande woningen.
Woonvormen voor bijzondere doelgroepen
De extramuralisering van de zorg betekent niet alleen dat mensen met lichamelijke beperkingen en/of (beginnende) dementie langer thuis moeten blijven wonen. Het geldt ook voor mensen die als gevolg van psychische problemen tot dusver terecht konden in een beschermde woonvorm. Ook deze mensen zijn, als ze willen uitstromen uit het beschermd wonen, aangewezen op een sociale huurwoning van de woningcorporatie, waarin ze met ambulante begeleiding zelfstandig moeten wonen. Zonder goede begeleiding om te leren weer zelfstandig te kunnen wonen, zouden mensen met psychische problemen voor overlast in hun omgeving kunnen zorgen. Dat willen de woningcorporaties en de gemeente voorkomen.
Duurzaamheid en klimaat
Zoals al aangegeven duurzaamheid en klimaat zijn steeds belangrijke thema's. Wij willen hieraan een bijdrage leveren door te streven naar klimaatneutraal in 2040. Dat betekent ook het een en ander op het gebied van wonen, bijvoorbeeld omdat alle woningen uiterlijk in 2050 van het aardgas af moeten.
Uitgangspunten per kern: Oosterbeek
In de Nota Wonen van de gemeente Renkum zijn enkele uitgangspunten beschreven per kern in de gemeente. Over de kern Oosterbeek wordt het volgende beschreven:
Oosterbeek is het grootste dorp van de gemeente Renkum en in Oosterbeek staat het hoogste aandeel dure woningen van de gemeente. Uit onderzoek blijkt dat in beginsel alle segmenten van de koop- en huur woningmarkt onder een behoorlijke druk staan. Toevoeging van alle segmenten is dan ook gewenst. Wel willen wij ons inspannen om de kansen voor de starters te vergroten. Dit door het toevoegen van goedkopere koopwoningen (tot € 200.000) of sociale huurwoningen. Tevens willen wij appartementen in het centrumgebied stimuleren, vooral voor de doelgroep senioren.
Doorwerking plangebied
Met dit plan worden tien woningen mogelijk gemaakt in de bebouwde kom. Daarnaast ligt op deze locatie al een (uit te werken) woonbestemming. Met dit bestemmingsplan wordt de bestemming uitgewerkt. Er wordt voldaan aan de uitwerkingsregels. Er worden geen etagewoningen mogelijk gemaakt, aangezien deze worden uitgesloten in de uitwerkingsregels.
Daarnaast wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de uitgangspunten uit de Nota Wonen voor de kern Oosterbeek. Er is bewust gekozen om geen duurdere vrijstaande koopwoningen te realiseren, maar juist in te spelen op diversiteit in het woningaanbod, zoals dit in de kern Oosterbeek verlangd wordt. Er worden zowel rij-, hoek- en twee-onder-één-kapwoningen gerealiseerd. Deze woningen zijn geschikt voor zowel starters, als senioren en gezinnen.
De woningen krijgen tevens een kwalitatief hoge uitstraling en er wordt nieuw groen gerealiseerd.
Het plan is niet in strijd met het gemeentelijk woonbeleid.
Ruimtelijke Visie 2025
Op 22 september 2011 heeft het College van Burgemeester en wethouders de 'Ruimtelijke Visie Renkum (ver)bindt 2025' vastgesteld. De visie geeft inzicht in de ontwikkelingen op het gehele grondgebied van de gemeente (fysiek-ruimtelijk) in de komende 15 jaar. Ten behoeve van onderhavig plangebied zijn in de visie geen concrete ontwikkelingen aangegeven.
Doorwerking plangebied
De Ruimtelijke Visie 2025 spreekt zich niet uit over kleinschalige initiatieven, zoals de ontwikkeling binnen de bebouwde kom van tien woningen. Voor dergelijke intiatieven wordt een zelfstandige afweging gemaakt.
Conclusie
Het initiatief conflicteert niet met het gemeentelijk ruimtelijke ordeningsbeleid.
In het kader van het bestemmingsplan dient de uitvoerbaarheid van het plan te worden aangetoond ten aanzien van verschillende sectorale aspecten, zoals bodem, lucht, geluid, water en archeologie en cultuurhistorie.
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder d) is bepaald dat voor de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden moet worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bepaald of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden bepaald of nader onderzoek en eventueel saneringen noodzakelijk zijn. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Derhalve is een bodemonderzoek conform de NEN 5740 richtlijnen noodzakelijk.
Er is in mei 2019 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. In deze toelichting worden de belangrijkste conclusies vermeld, voor het gehele onderzoek wordt verwezen naar de bijlagen.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in de bodem verhogingen van kwik, lood, zink, minerale olie, DDD’s, PCB’s en PAK’s ten opzichte van de achtergrondwaarde wordt aangetroffen. Ter plaatse van de ondergrondse tank worden geen verhogingen van minerale olie ten opzichte van de achtergrondwaarde aangetroffen.
De locatie kan daarom niet meer als onverdacht worden beschouwd, de resultaten van het bodemonderzoek geven echter geen aanleiding om een nieuw onderzoek met een gewijzigde onderzoeksstrategie uit te voeren.
Verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarde, respectievelijk de streefwaarde worden vaker aangetroffen tijdens bodemonderzoeken en geven geen aanleiding voor een aanvullend onderzoek. Wel dient rekening te worden gehouden dat de bovengrond op basis van een indicatieve toetsing aan de Regeling Bodemkwaliteit in kwaliteitsklasse Industrie valt.
In juni 2020 heeft een aanvullend bodemonderzoek plaatsgevonden. Hierbij is het perceel met perceelnummer 9721 ook meegenomen. Het onderzoek is opgenomen in de bijlagen. Hieronder worden de belangrijkste conclusies beschreven.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in de bodem verhogingen van kwik, lood, PCB’s en PAK’s ten opzichte van de achtergrondwaarde worden aangetroffen. In de ondergrond worden geen verhoogde parameters aangetroffen. De locatie wordt niet meer als onverdacht beschouwd. Op basis van de indicatieve toetsing aan de Regeling bodemkwaliteit valt de bovengrond (0-50 cm-mv) in de klasse Industrie en is niet geschikt voor woondoeleinden. De resultaten van het bodemonderzoek geven echter, op basis van de Wet bodembescherming (Wbb), geen aanleiding om een nieuw onderzoek met een gewijzigde onderzoeksstrategie uit te voeren.
Conclusie
Het onderdeel bodem zorgt niet voor belemmeringen voor dit bestemmingsplan. De bovengrond (50 cm) zal worden ontgraven en zal worden hergebruikt in het plangebied of afgevoerd worden naar elders. Er zal een nieuwe bovengrond worden aangevoerd uit de klasse Wonen die in ieder geval gebruikt zal worden voor de tuinen van de woningen.
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.
Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Om te bepalen of een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:
Om te bepalen wat de effecten van het plan zijn op de luchtkwaliteit is gebruik gemaakt van de NIBM-tool. Hierbij is uitgegaan van de verkeersgeneratie zoals beschreven in paragraaf 4.10.
![]() |
Figuur 4.1: NIBM-tool |
Daarnaast moet ook gekeken worden naar de achtergrondwaarden van luchtkwaliteit. Deze kunnen worden achterhaald middels de NSL-monitoringstool. De achtergrondwaarden van de dichtstbijzijnde meetpunten zijn hieronder weergegeven. Geconcludeerd wordt dat de waarden ruim onder de normen liggen. Hiermee is sprake van een goed woon- en leefklimaat op het gebied van luchtkwaliteit.
![]() |
Figuur 4.2: Achtergrondwaarden luchtkwaliteit (bron: NSL-monitoringstool) |
Conclusie
Het onderdeel luchtkwaliteit zorgt niet voor belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. In een akoestisch onderzoek kunnen wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt buiten beschouwing worden gelaten.
Er is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd voor het plan. Aangezien railverkeerslawaai (gezien de afstand tot het spoor) niet relevant is voor dit plan is dit niet meegenomen in dit onderzoek. De resultaten van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai zijn hieronder beschreven.
Gezoneerde wegen
Jonkheer Nedermeijer van Rosenthalweg
De geluidbelasting ten gevolge van deze weg is maximaal 38 dB, incl. aftrek artikel 110g. De waarde ligt onder de voorkeursgrenswaarde waardoor geen hogere waarde ten aanzien van deze weg hoeft te worden aangevraagd. De Wet geluidhinder legt ten gevolge van deze weg geen restricties op aan het plan.
Benedendorpseweg
De geluidbelasting ten gevolge van deze weg is maximaal 22 dB, incl. aftrek artikel 110g. De waarde ligt onder de voorkeursgrenswaarde waardoor geen hogere waarde ten aanzien van deze weg hoeft te worden aangevraagd. De Wet geluidhinder legt ten gevolge van deze weg geen restricties op aan het plan.
Niet-gezoneerde wegen
Bato'sweg
Er is sprake van een 30 km/zone, zodat niet hoeft te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de weg wel meegenomen en zijn de optredende gevelbelastingen beschouwd volgens de systematiek van de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden zou getoetst worden aan de Wet geluidhinder. De geluidbelasting is ten hoogste 43 dB (excl. art. 110g Wgh). Zou de aftrek gehanteerd mogen worden is de belasting 38 dB (incl. art. 110g) waarmee deze waarde onder de voorkeursgrenswaarde ligt. - Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Kerkeland
Er is sprake van een 30 km/zone, zodat niet hoeft te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de weg wel meegenomen en zijn de optredende gevelbelastingen beschouwd volgens de systematiek van de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden zou getoetst worden aan de Wet geluidhinder. De geluidbelasting is ten hoogste 23 dB (excl. art. 110g Wgh). Zou de aftrek gehanteerd mogen worden is de belasting 18 dB (incl. art. 110g) waarmee deze waarde onder de voorkeursgrenswaarde ligt. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Engelenhof
Er is sprake van een 30 km/zone, zodat niet hoeft te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de weg wel meegenomen en zijn de optredende gevelbelastingen beschouwd volgens de systematiek van de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden zou getoetst worden aan de Wet geluidhinder. De geluidbelasting is ten hoogste 43 dB (excl. art. 110g Wgh). Zou de aftrek gehanteerd mogen worden is de belasting 38 dB (incl. art. 110g) waarmee deze waarde onder de voorkeursgrenswaarde ligt. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het wegverkeerslawaai van zowel de gezoneerde als de niet-gezoneerde wegen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde op de gevels van de woningen niet. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Woningen als veroorzaker
De ontwikkeling maakt de realisatie van tien woningen mogelijk. De woningen zorgen niet voor significante milieueffecten op andere omliggende gevoelige objecten (zoals de omliggende woningen). Daarnaast zorgen de woningen niet voor belemmeringen voor de bedrijfsvoering van bedrijven in de omgeving. De locatie ligt immers omringd met andere woningen, die voor dit aspect reeds maatgevend zijn.
Woningen als gevoelig object
In het vigerende bestemmingsplan zijn in of direct grenzend aan het plangebied geen milieuzones opgenomen die gevolgen zouden kunnen hebben voor de ontwikkeling van de 10 woningen. Daarnaast zijn in de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering richtafstanden opgenomen voor bedrijfsactiviteiten in relatie tot omliggende gevoelige functies. In de directe nabijheid van onderhavig plangebied zijn geen bedrijven gelegen die mogelijk kunnen leiden tot onevenredige aantasting van een goed woon- en leefklimaat. Zoals hiervoor aangegeven, zijn omliggende woningen reeds bepalend voor de milieuruimte van bestaande bedrijven in de omgeving, waardoor op voorhand vast staat dat op onderhavige locatie een goed woon- en leefklimaat geborgd is.
Conclusie
Het onderdeel milieuzonering zorgt niet voor belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is landelijke wet- en regelgeving van toepassing.
In de landelijke wet- en regelgeving zijn kwaliteitseisen en normen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Doel is om bepaalde risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze bedoelde risico's hangen vooral samen met:
Ook zijn er onder meer landelijke regels voor de opslag en verkoop van vuurwerk. Verder wordt bij de plaatsing van windmolens ook de externe veiligheid in ogenschouw genomen.
Op ondertaande afbeelding zijn de verschillende risicobronnen rondom Oosterbeek weergegeven.
![]() |
Figuur 4.3: uitsnede risicokaart |
Inrichtingen en buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen met externe veiligheidsrisico's, zoals op de kaart te zien is. Binnen en rondom Oosterbeek komen geen inrichtingen voor die op de risicokaart zijn aangegeven met "LPG", "Opslag", "Ammoniak", "Emplacement", "Vervoer", "Vuurwerk", "Nucleair", "Ontplofbare stoffen" of "Defensie". De inrichting die in figuur 4.3 te zien zijn vallen allen onder "Overig". Dit zijn 2 gasontvangststations en 1 zwembad. De risicocontouren van deze inrichtingen reiken niet tot aan het plangebied. Ook de buisleidingen die op de kaart zijn te zien liggen op grote afstand. De letaliteitsafstanden van deze leidingen reiken niet tot aan het plangebied. Er kan geconcludeerd worden dat er geen beperkingen gelden voor het plan.
Transportroutes
In de nabijheid van het plan lopen geen waterwegen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden. De dichtstbijzijnde waterweg die als transportroute voor gevaarlijke stoffen dient is de IJssel en ligt op meer dan 7 kilometer van het plangebied. Het transport van gevaarlijke stoffen over het water vormt dan ook geen aandachtspunt voor de planvorming.
Ook transportroutes gevaarlijke stoffen over de weg en het spoor zijn op ruime afstand gelegen van de planlocatie. De A50 is de dichtstbijzijnde snelweg waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden en ligt op circa 3.800 meter. De spoorlijn tussen Nijmegen en Arnhem is de dichtstbijzijnde spoorlijn waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden en ligt op circa 850 meter. Gezien de afstand, de bestaande omgevingskarakteristiek, de omvang van het plan (toevoegen 10 woningen) en de mogelijkheid om meerzijdig te vluchten, is dit aspect niet nader onderzocht.
Voor zover de toevoeging van 10 woningen al mocht leiden tot een berekenbare toename van risico's, zal de toename dusdanig gering zijn, dat deze de bouw van de woningen niet in de weg staat.
Conclusie
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b van het Bro) dient inzicht te worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt.
Sinds 1 november 2003 is het wettelijk verplicht, in het kader van het Besluit Ruimtelijke Ordening, een watertoets te verrichten. In de toelichting bij ruimtelijke besluiten en plannen, waarop bovengenoemd besluit van toepassing is, is het noodzakelijk een beschrijving te geven van de manier waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.
Het onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. De adviezen in dit rapport voldoen aan vigerende wet- en regelgeving van lokaal tot en met Europees niveau.
Het waterbeleid in Nederland wordt van Europees niveau vertaald via rijks-, provinciaal en waterschaps-beleid, naar gemeentelijk beleid om samen de waterproblematiek in Nederland aan te pakken. Dit resulteert in de verplichting een watertoets uit (te) laten voeren. De voorschriften zijn vastgelegd in onder andere de Europese Kaderrichtlijn Water (22 december 2004) en zijn verder geïmplementeerd in het Rijksbeleid om te komen door samenwerking met de verschillende bevoegdheden te komen tot een duurzaam watersysteem.
Naast het Europees en landelijk beleidskader is de Gelderse Omgevingsvisie en -verordening op 19 december 2018 vastgesteld. De Omgevingsvisie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysiek leefomgeving (verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening). In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd.
Met de Omgevingsvisie en -verordening loopt de provincie vooruit op de aankomende Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 van kracht wordt. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. Wanneer het nodig is, worden onderdelen van de Omgevingsvisie en -verordening geactualiseerd, anticipeert op de eisen van de Omgevingswet.
Voorts zijn in Nederland diverse Waterschappen die zich richten op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het Waterschap beheert, inspecteert en onderhoudt waterkeringen met als hoofddoel het waarborgen van de waterveiligheid. In het Waterbeheersplan 2016 - 2021 heeft waterschap Vallei en Veluwe zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. De Keur bevat regels welke betrekking hebben op het lozen, afvoeren, onttrekken of aanvoeren van grondwater en water uit sloten en andere watergangen. Iedereen die werkzaamheden uitvoert of activiteiten plant in of nabij waterlopen of dijken, heeft met de Keur te maken en moet bij het niet voldoen aan de Algemene Regels een vergunning aanvragen. De meeste werkzaamheden zijn minimaal meldingsplichtig.
Alle nieuwe ontwikkelingen worden, afhankelijk van de ligging, aan een van deze streefbeelden en de daarbij behorende omschrijving, getoetst. De waterbeheerders werken daarom integraal samen met gemeenten, die het beheer over de ruimtelijke ordening en van de openbare ruimte hebben. Hierbij worden de afwegingsstappen “hergebruik – infiltratie – buffering – afvoer” (afgeleid van de trits “vasthouden – bergen – afvoeren” doorlopen.
In het water- en rioleringsplan 'Water stroomt' geeft de gemeente Renkum een overzicht van de in gemeente Renkum aanwezige voorzieningen, wordt verwezen naar de evaluatie van het rioolbeheer en de eindrapportage van de watervisie.
Verder worden doelen vertaald in ambities en staan de hoofdlijnen van de aanpak erin om de ambities te halen. De geplande uitgaven voor de planperiode en verder worden begroot.
Het bevoegd gezag maakt bij het beoordelen van plannen met een toenemend verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Voor plannen met een bijkomend verhard oppervlak kleiner dan 1.500 m2 geldt een verkorte watertoetsprocedure (dossiercode 20200611-10-23514). Op planniveau wordt vanuit het waterschap een positief wateradvies afgegeven. Wel dient rekening gehouden te worden met enkele aanvullende (gebiedsspecifieke) aandachtspunten.
![]() |
Figuur 4.4: Uitsnede kaart Omgevingsverordening, Water en milieu (arcering = intrekgebied) |
Er is door Aeres Milieu een waterparagraaf opgesteld. Deze is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. Voor dit onderdeel wordt dan ook verwezen naar dit document in de bijlagen.
Het plangebied heeft in de toekomstige situatie een totaal verhard oppervlak van ca. 1.430 m2. De benodigde waterberging zonder aanvullende maatregelen bedraagt ca. 86 m3 (bui van 60 mm). Dit kan op diverse manieren binnen het perceel verwerkt worden.
Vanuit het waterschap is er geen verplichting tot de aanleg van een compensatie bij de afvoer van verhard oppervlak. Het hemel- en afvalwater dient minimaal gescheiden aangeleverd te worden waarbij hemelwater bij voorkeur op eigen terrein verwerkt wordt. Gelet op het huidige ontwerp en de glooiing in het terrein gaat de voorkeur uit naar verwerking in het openbaar gebied middels een centrale voorziening onder de weg (IT-riool- of IT-krattenveld).
Hergebruik van regenwater middels een waterton voor de besproeiing van het groen of tuin kan zeker overwogen worden maar is geen strikte eis. Bij hergebruik dient in voldoende mate met de omgeving rekening gehouden wordt en mag geen wateroverlast op eigen terrein of bij derden ontstaan. Verder kan in plaats van een dichte verharding gekozen worden voor een halfverharding of waterpasserende bestrating. Aanvullend kan nog ca. 110 m2 plat dak als een sedumdak uitgevoerd worden waardoor dit oppervlak als onverhard beschouwd kan worden en dit dus in mindering op de totale waterretentie gerekend kan worden.
Conclusie
Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
Bij elk ruimtelijk initiatief wordt een beschrijving gevraagd over de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Bij het maken van plannen kan rekening gehouden worden met elementen die er vroeger wel waren, maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Archeologie gaat over de verwachte cultuurhistorisch waarde in de bodem. In 1992 is op Malta het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlands parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988.
Op basis van deze wet zijn mogelijke vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van waardevolle zaken. In het kader van de een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden. Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente.
![]() |
Figuur 4.5: Uitsnede Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Renkum, met globale aanduiding plangebied |
De archeologische verwachtingswaarde van het gebied is middelhoog. Gebieden die in het kader van archeologie bescherming behoeven (te weten middelhoge en hoge verwachtingswaarden), zijn op de verbeelding door middel van een dubbelbestemming aangeduid. In het voorliggende plan betreft het een middelhoge verwachtingswaarde. Het opnemen van de dubbelbestemming is voldoende voor het kunnen opstellen van het bestemmingsplan. Bij het realiseren van een (bouw)plan dient vervolgens getoetst worden aan de dubbelbestemming en dient dan (indien nodig) archeologisch onderzoek verricht te worden. Voor locatie met een middelhoge verwachtingswaarde is pas onderzoek nodig als het verstoren gebied meer dan 500 m² bedraagt.
Er heeft een archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen. Hieronder worden de belangrijkste conclusies beschreven.
Op basis van het vooronderzoek is vastgesteld dat het plangebied een lage verwachting heeft op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum-Nieuwe tijd. Dit is gebaseerd op een relatief hoge mate van verstoring van de natuurlijke ondergrond (als gevolg van de aanleg van teeltbedden in het verleden) in combinatie met het ontbreken van archeologische indicatoren in de boringen. De verwachting op resten uit de Nieuwe tijd is op grond van het bureauonderzoek reeds laag, aangezien op topografisch kaartmateriaal geen bebouwing in het plangebied heeft gestaan in het begin van de 19e eeuw. Dit is in die periode ervoor (tot 1500 na Chr.) hoogstwaarschijnlijk niet anders geweest. Resten uit de Tweede Wereldoorlog, specifiek resten als onderdeel van gevechtshandelingen uit de Slag om Arnhem, zijn met behulp van onderhavig onderzoek niet volledig uit te sluiten. Dergelijke resten, met name die van munitie e.d., zijn niet met behulp van onderhavig onderzoek te traceren.
Advies
In het plangebied bestaat het voornemen om nieuwe woningen te bouwen. Vanwege de lage archeologische verwachting, is de kans op het aantreffen van archeologische resten in het plangebied klein. Zodoende gelden er ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling geen restricties en worden er geen vervolgmaatregelen aanbevolen. Er wordt echter wel geadviseerd om bij de graafwerkzaamheden rekening te houden met toevalsvondsten uit WOII en deze bij het aantreffen direct te melden.
Reactie regioarcheoloog
De regioarcheoloog heeft het archeologisch onderzoek beoordeeld. De volgende conclusie is beschreven in het advies:
Het advies wordt niet helemaal onderschreven aangezien er uit de Tweede Wereldoorlog archeologisch relevante resten aanwezig kunnen zijn. Middels het archeologisch bureauonderzoek zijn hier weliswaar geen aanwijzingen voor gevonden, maar voor dit onderzoek zijn geen luchtfoto's van na september 1944 geraadpleegd. Indien echter geen OCE-onderzoek noodzakelijk is en er geen benaderingen van verdachte objecten noodzakelijk zijn, kan het plangebied worden vrijgegeven. Archeologisch vervolgonderzoek is dan niet meer noodzakelijk. Mochten er echter wel benaderingen noodzakelijk zijn in het kader van het opsporen van explosieven, dan is hierbij een archeologische begeleiding noodzakelijk. Een archeologische begeleiding dient plaats te vinden op basis van een door de gemeente Renkum goedgekeurd PvE. Het rapport voldoet aan de gestelde eisen en kan definitief worden gemaakt.
Conclusie
Er worden geen belemmeringen verwacht voor wat betreft archeologie. Het advies van de regioarcheoloog zal opgevolgd worden. Wanneer geen OCE-onderzoek plaats zal vinden is een aanvullend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Om de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afwezig van het belang van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Een verantwoorde verankering van de cultuurhistorie in structuurvisie, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages is gewenst. Het voornaamste doel is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 onder 2).
Conclusie
Op de locatie zijn geen erkende cultuurhistorische waarden aanwezig. In het plangebied staan namelijk geen monumentale gebouwen, bouwwerken, bomen of andere werken met een cultuurhistorische waarde. Gezien de aard en omvang van het plan zijn negatieve effecten ervan op cultuurhistorische waarden in de verdere omgeving uit te sluiten.
Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen geldt dat deze in overeenstemming met de nationale natuurwetgeving en het provinciale natuurbeleid moeten worden uitgevoerd. In het kader van een bestemmingsplanwijziging ten behoeve van De realisatie van , is door middel van een verkennend flora- en faunaonderzoek (quickscan) een beoordeling gemaakt van de mogelijke effecten die het plan kan hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving.
De bescherming van de natuur is per 1 januari 2017 in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Omtrent houtopstanden is de voormalige nationale Boswet eveneens in de Wet natuurbescherming opgenomen. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
![]() |
Figuur 4.6: Omgevingsverordening, ligging GeldersNatuurNetwerk (donkergroene kleur) ten opzichte van plangebied |
Quikscan flora en fauna
Er is door BRO een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De rapportage van deze quickscan is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. Hieronder worden de belangrijkste conclusies beschreven.
Op basis van de quickscan wordt vervolgonderzoek naar het voorkomen van verschillende soortgroepen of effecten op beschermde gebieden niet noodzakelijk geacht. Evenmin is er sprake van een noodzaak tot het indienen van een ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming ten aanzien van soorten.
Stikstofdepositie
De Wet natuurbescherming vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het projectgebied ligt niet binnen de grenzen van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000-gebied. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied betreft de Veluwe en ligt op circa 750 meter ten westen van het plangebied. Indien er sprake zou zijn van een effect, betreft dit een extern effect, zoals toename van geluid, licht of depositie van stikstof. Mede gezien de afstand tot het projectgebied zijn externe effecten als licht en geluid uitgesloten. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling de realisatie van 10 woningen betreft, kan een significante toename aan stikstofdepositie tijdens de aanleg- en gebruiksfase op omliggende Natura 2000-gebieden niet op voorhand worden uitgesloten.
Om op voorhand negatieve effecten op Natura 2000-gebieden vanwege stikstofdepositie uit te sluiten is een AERIUS-berekening uitgevoerd. Bij deze berekening is tevens uitgegaan van de verkeersgeneratie zoals opgenomen in paragraaf 4.10. Uit deze berekeningen blijkt dat bij de aanlegfase en gebruiksfase geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j. In de bijlagen zijn de door AERIUS gegenereerde rapportages voor de aanlegfase en gebruiksfase opgenomen.
Conclusie
Er zijn geen belemmeringen vanuit het onderdeel ecologie.
Verkeer
Om te bepalen wat de effecten zijn van het plan op de verkeersdrukte in de omgeving, kan gekeken worden naar kengetallen van het CROW. Deze kengetallen geven de verkeersgeneratie weer van bepaalde functies. In dit geval worden 4 twee-onder-één-kapwonigen gerealiseerd en 6 rij-/hoekwoningen. In de meeste recente CROW publicatie met kengetallen is hievoor het volgende opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met de ligging in 'rest bebouwde kom' van een 'weinig stedelijk gebied'.
De 10 woningen zullen in totaal zorgen voor circa 80 mvt/etmaal. Dit verkeer zal het plangebied bereiken en verlaten via een nieuwe ontsluiting op de Batos'weg. Deze ontsluiting wordt gerealiseerd tussen de woningen Bato'sweg 17 en 19. Aan de Bato'sweg liggen al verschillende woningen. Ook dient de weg als een verbinding tussen de Van Toulon van der Koogweg en de Jonkheer Nedermeijer van Rosenthalweg. Uit verkeersgegevens van de gemeente Renkum blijkt dat de Bato'sweg in de huidige situatie een verkeersgeneratie heeft van circa 600 mvt/etmaal. Met dit plan zal dit dus met circa 80 mvt/etmaal toenemen. De verkeersdrukte in de weg zal dus licht (met ca. 13%) toenemen met dit plan. Gezien de beperkte toename zal het effect echter beperkt blijven. Er zijn geen aanpassingen aan de weg noodzakelijk om het verkeer te kunnen verwerken.
Parkeren
In de regels van de uit-te-werken woonbestemming uit het vigerende bestemmingsplan is een parkeernorm opgenomen. In totaal moeten minimaal 1,8 parkeerplaatsen per woning gerealiseerd worden. Dit komt neer op 18 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen worden allen binnen het plangebied opgelost. Hiermee ontstaat er geen hogere parkeerdruk in de omgeving. In de regels van dit bestemmingsplan is deze parkeereis geborgd.
Conclusie
Het onderdeel 'verkeer en parkeren' zorgt niet voor belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Binnen het plangebied en haar omgeving komen geen planologisch relevante kabels en leidingen voor. Dit onderdeel is dan ook niet van belang.
Aangezien het hier een particulier initiatief betreft, zijn de kosten voor de bestemmingsplanprocedure en het bouwplan voor rekening zijn van de initiatiefnemer. Om dit te regelen is een samenwerkingsovereenkomst met de initiatiefnemer gesloten. In deze overeenkomst zijn ook bepalingen ten aanzien van planschade opgenomen, zodat eventuele planschadeclaims op de initiatiefnemer worden afgewikkeld. Het initiatief wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (voorheen: bouwvergunning) en regels voor het verrichten van 'werken' (voorheen: aanlegvergunning).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid. Een bestemmingsplan kan echter niet alles regelen. Via het Besluit omgevingsrecht is het bijvoorbeeld mogelijk om in bepaalde situaties vergunningvrij te bouwen ondanks dat het bestemmingsplan die bebouwing niet toestaat. In die gevallen gaat hetgeen bij wet vergunningvrij gebouwd kan worden voor op de bepalingen van het bestemmingsplan.
Een bestemmingsplan moet worden opgezet volgens de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) daaraan stelt en de wettelijk voorgeschreven opzet en vormgeving van de 'RO standaarden 2012'.
Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten een 'toelichting', de 'regels' en een 'verbeelding'. De verbeelding (voorheen bekend als 'plankaart') en de regels (voorheen bekend als 'voorschriften') vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan. Alleen deze twee zijn bindend voor de burger en de overheid. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemming met een bestemmingsvlak en soms via aanduidingen. De planregels van het bestemmingsplan bevatten de juridische verklaring, middels maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden, van de op de verbeelding weergegeven bestemmingen en aanduidingen.
Die toegekende gebruiks- en bouwmogelijkheden aan gronden kunnen, naast de rechtstreekse bestemming, op de verbeelding op twee manieren nader worden ingevuld:
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van een bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan, alleen indien de regels en de verbeelding nog onduidelijkheden bevatten.
De regels zijn, zoals voorgeschreven in de 'RO standaarden 2012', verdeeld over 4 hoofdstukken:
Voorliggend bestemmingsplan kent de volgende eindbestemmingen: Tuin, Verkeer en Wonen. Daarnaast kent het bestemmingsplan de volgende dubbelbestemming: Waarde - Archeologie hoge verwachting.
Tuin
De bestemming 'Tuin' is in het algemeen toegekend aan percelen gelegen bij de bestemming Wonen. De bestemming 'Tuin' is ter plaatse opgenomen op de locatie van de voortuin van de woning. Op percelen met de bestemming 'Tuin' zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en uitbouwen, die aan de voorgeschreven maatvoeringseisen voldoen, toegestaan.
Verkeer
De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan wegen en paden en de daarnaast gelegen (kleine) groenstroken binnen het plangebied. Ook zijn diverse achterpaden achter woningen opgenomen in deze bestemming. Net als de parkeerplaatsen bij de woningen op eigen terrein (voortuin/zijtuin). Hiermee wordt gezorgd dat de parkeerplaatsen te allen tijde beschikbaar blijven en niet afgesloten en als tuin gebruikt worden. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overkapping' is een overkapping / carport toegestaan. Dit is opgenomen in de verkeersbestemming in de tuinen van de woningen. Daarnaast zijn in deze bestemming ook andere functies toegestaan zoals waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.
Wonen
De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de te bouwen woning in het plangebied. Het maximaal aantal woningen in een bouwvlak is aangeduid op de verbeelding. Ook is met een aanduiding aangegeven wat voor een soort woningen zijn toegestaan in de bouwvlakken, zoals 'gestapeld', 'aaneengebouwd' en 'twee-aaneen'. Dit om te zorgen dat bij de bouw/realisatie van de woningbouw daadwerkelijk een gevarieerd woningaanbod ontstaat in het plangebied.
Hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. Een bouwvlak mag geheel worden volgebouwd. Binnen het bouwvlak gelden de op de verbeelding opgenomen maximale goot- en bouwhoogten. Buiten het bouwvlak geldt een in de regels opgenomen maximale oppervlakte en maximale goot- en bouwhoogte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
Erf-en terreinafscheidingen zijn, net als deze al vaak vergunningvrij toegestaan zijn in het achtererfgebied, toegestaan tot een hoogte van 2 meter. Maar ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding' (veelal op de grens van zijtuinen aan de openbare weg) zijn, vanwege de gewenste beeldkwaliteit op die betreffende aan het openbaar terrein gelegen locaties, uitsluitend erfafscheidingen met een overwegend open constructie toegestaan zoals palen met (metalen) gaas ertussen. Deze erfafscheiding kan dan met bijvoorbeeld klimop worden begroeid en heeft dan veelal een groene uitstraling.
In deze bestemming zijn onder bepaalde voorwaarden, conform het gemeentelijke beleid, aan-huis-verbonden beroepen (alleen door de bewoners van de woning) toegestaan.
Om voldoende flexibiliteit te houden in het bestemmingsplan en om snel, via maatwerk, in te kunnen spelen op veranderende behoeftes in het gebruik van de woningen zijn afwijkingen opgenomen om kamerbewoning, aan-huis-verbonden bedrijf (alleen voor de bewoners van de woning), bed & breakfast, mantelzorg en zogenaamde twee- of drie-generatiewoning mogelijk te maken in de woningen en/of bijgebouwen.
In de regels van de bestemming Wonen zijn voorts afwijkingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van het toestaan van meer wooneenheden dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven (conform de bestemmingsplanvoorschriften van de voorheen geldende bestemmingsplannen), het toestaan van het gedeeltelijk bouwen buiten het bouwvlak en het toestaan van (kleine) overschrijding van bouw- en goothoogten.
Dubbelbestemmingen vallen als het ware over “onderliggende” materiële bestemmingen heen en houden beperkingen in voor de bouw-, aanleg- en/of gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Dubbelbestemmingen dienen dus een specifiek ruimtelijk belang en zijn vrijwel allen eerder in het gemeentelijk beleid, waaronder de gemeentelijke bouwverordening, vastgelegd. Het bestemmingsplan kent de volgende dubbelbestemming: Waarde - Archeologie middelhoge verwachting. Hierna wordt de dubbelbestemming beschreven.
Waarde - Archeologische verwachting
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' is, conform gemeentelijk beleid opgenomen ter bescherming van de in grond potentieel (te verwachten) aanwezige archeologische relicten. De gebieden met deze bestemmingen hebben een beschermingsregime gekregen met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
In de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' is het verboden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de eindbestemmingen te bouwen indien de oppervlakte meer dan 500 m² betreft en de ondergrondse diepte (in de grond) meer dan 0,3 meter bedraagt. Dit ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in de ondergrond.
Een zelfde bepaling geldt ook voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Voor de archeologische dubbelbestemming geldt verder dat het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning af kan wijken voor het bouwen of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overeenkomstig de regels van de eindbestemmingen. Dat wil zeggen dat op die manier gebouwd kan worden met een grotere oppervlakte en een grotere ondergrondse diepte indien op basis van bijvoorbeeld een ingesteld archeologisch onderzoek geen archeologische waarden aanwezig zijn of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.
In het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden voorontwerpbestemmingsplan verzonden aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie. Echter hier zijn geen belangen van de partners aanwezig, want gelegen in de bebouwde kom waarbij ter plaatse al een 'uit te werken woonbestemming' geldt. Indien partners van mening (zouden) zijn dat dit wel het geval is konden zij een zienswijze indienen over het ontwerpplan.
Het ontwerpbestemmingsplan 'Vera Eijbershof, Bato'sweg, 2020' heeft vanaf 8 juli 2020 gedurende zes weken, dus tot en met 18 augustus 2020 ter inzage gelegen. In de genoemde periode zijn drie zienswijzen ingediend. Echter op 20 en 21 oktober 2020 zijn twee zienswijzen (schriftelijk) ingetrokken en daarmee vervallen. Hierdoor is er nog één zienswijze over.
In de Staatscourant van 8 juli 2020 en in het huis-aan-huis-blad 'Rijn en Veluwe' van 8 juli 2020 is de ter inzage legging bekend gemaakt. Ook op de gemeentelijke website is deze bekendmaking gepubliceerd. Het bestemmingsplan heeft in deze periode analoog ter inzage gelegen in het gemeentehuis in Oosterbeek. Het bestemmingsplan was digitaal ook in te zien op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke website www.renkum.nl. Omdat het ontwerpbestemmingsplan vlak voor de zomervakantie van de regio Zuid plaatsvond (start schoolvakanties op 11 juli) is op 15 juli 2020 is een herhaling van de bekendmaking gepubliceerd in het huis-aan-huis-blad 'Rijn en Veluwe'. Ook hebben alle direct aanwonenden en enkele woningen in de nabijheid op 7 juli 2020 een persoonlijke brief ontvangen met daarin uitleg over de start van de procedure en het ontwerpbestemmingsplan en het ontwerp-beeldkwaliteitplan.
Op de navolgende afbeelding zijn de adressen weergegeven die die brief hebben ontvangen. De brief is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Figuur 6.1: globale ligging plangebied in Oosterbeek (bron: GeoWeb) en adressen die een persoonlijke brief hebben ontvangen.
Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op 1 juli 2020 de kennisgeving op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd in de Staatscourant en in de 'Rijn en Veluwe' en op de gemeentelijke website. Daarin stond vermeld dat naar verwachting het ontwerpbestemmingsplan binnen één week (8 juli 2020) ter inzage zou worden gelegd.
Hierna zijn de zienswijzen weergegeven en van een reactie voorzien.
Adres: | Bato'sweg 13, Oosterbeek |
Ontvangst zienswijze: | 18 juli 2020 |
Inboeknummer: | 125493 |
samenvatting zienswijze:
Reclamant geeft aan dat zij na 25 jaar in het buitenland heeft gewoond in de gemeente Renkum is gaan wonen, aangetrokken door de prachtige groene omgeving en de mooie dorps- en vergezichten. In 2017 heeft reclamant het huis gekocht aan de Bato'sweg 13. De doorslag gaf de charmante ligging in de bocht en enkele tientallen meters van de ingang van het mooie Bato's park. Bij het opmaken van het technisch bouwrapport van dat huis is naar voren gekomen dat het parkeren problematisch is. En er werd gesproken over het toch wel dicht op elkaar staan van de woningen. Destijds was reclamant niet op de hoogte van de bouwbestemming achter het huis van reclamant. Ongeveer 1 jaar geleden heeft reclamant via de buren voor het eerst kennis genomen van het plan om daar huizen te gaan bouwen. Het zou kleinschalig zijn, laagbouw ook eventueel voor ouderen. Reclamant geeft aan zich toen wel zorgen te gaan maken over:
Kortom: nog meer huizen erg dicht op elkaar en de parkeerproblemen zullen alleen maar toenemen.
Reclamant geeft aan vanaf januari 2020 verschillende keren contact te hebben gezocht met de gemeente over wat er nu allemaal waar is van alle verhalen die reclamant via buren te horen kreeg. Reclamant is van mening daar bij de gemeente als burger en omwonende informatie over zou mogen ontvangen. De gemeente is niet in staat geweest om mij van enige informatie, hoe summier dan ook, te voorzien.
Reclamant geeft aan dat de schrik groot was toen zij de gemeentelijke brief van 6 juli 2020 ontving met daarin de mededeling van en uitleg over een vergevorderd plan.
Reclamant geeft aan snel alle informatie tot zich moeten nemen en inwinnen zoals adviezen, zienswijzen en gezichtspunten, gegeven door verschillende instanties, ook door de gemeente Renkum. Niet zo makkelijk in een periode waarin veel mensen met vakantie zijn. Er is bij reclamant de nodige irritatie ontstaan toen reclamant las dat al maandenlang aan dit project gewerkt is en de direct omwonenden wel geïnformeerd zijn, terwijl dit project voor het plezier van reclamant woonplezier aan de Bato'sweg zeker ook consequenties zal hebben.
Reclamant somt de bezwaren op:
Reclamant verzoekt de gemeente, op grond van het bovenstaande, de zienswijze van de ontwikkeling van dit project in behandeling te nemen en om op de hoogte gehouden te worden.
reactie:
Het terrein achter de percelen aan de Bato'sweg 17-31, Jhr. Nedermeijer van Rosenthalweg 81-87, Engelenhof 3-4-5 en Kerkeland 1-43 heeft in het bestemmingsplan 'Oosterbeek-Zuid 2016' bestemming 'Wonen - uit te werken'. Deze 'uit te werken woonbestemming' heeft het gebied ook al in het daarvoor geldende bestemmingsplan 'Oosterbeek-Zuid 2006'. In het gebied waar nu woningen staan aan Kerkeland en Engelenhof waren voorheen bedrijven gevestigd. Bij het ontwikkelen van de woningen aldaar was het de bedoeling om ook op het aansluitende terrein ten zuiden van de Bato'sweg en ten noorden van Kerkeland woningbouw mogelijk te maken. Dus al sinds 2006 is duidelijk dat in het betreffende gebied ooit woningen zouden kunnen komen. Dus ten tijde van de aankoop van de woning aan Bato'sweg 13 door reclamant was al duidelijk dat (en had reclamant kunnen weten dat) in het betreffende gebied woningbouw zou komen. Doordat woningbouw al lang bekend was is het woongebruik (met eventueel woongeluid) daarvan ook bekend. Overigens liggen de geplande woningen (bijna allemaal) wat verder van de woning van reclamant af dan de reeds bestaande woningen in de omgeving van reclamant. Daarmee is woongeluid al aanwezig.
Hierna wordt, net als in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan is beschreven, een uitleg gegeven over de al sinds 2006 aanwezige 'uit te werken woonbestemming'.
Uit te werken Woonbestemming:
Het voorliggende bestemmingsplan herziet het bestemmingsplan 'Oosterbeek-Zuid 2016'. In dat geldende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemmingen 'Wonen, Uit te werken 1'. Dit betreft een 'uit te werken woonbestemming' en houdt in dat het college van burgemeester en wethouders (college) bevoegd is om een nieuw bestemmingsplan te maken en vast te stellen binnen de kaders van die 'uit te werken woonbestemming'. In de bestemming 'Wonen, Uit te werken 1' is opgenomen dat de gronden bestemd zijn voor:
Zolang de bestemming niet is uitgewerkt mogen er geen bouwwerken gebouwd worden.
Volgens de bestemming 'Wonen, Uit te werken 1' is het college bevoegd de bestemming uit te werken met inachtneming van de volgende bepalingen:
hierbij gelden de volgende aanvullende bepalingen:
Omdat deze 'uit te werken woonbestemming' geen rechtstreekse bestemming is past het nieuwe initiatief niet in het bestemmingsplan 'Oosterbeek-Zuid 2016'. Dat wil zeggen dat, ondanks dat de initiatief wel past binnen de kaders van die 'uit te werken woonbestemming', er op dat moment geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden afgegeven voor het initiatief. Pas als het bestemmingsplan binnen de gestelde kaders is uitgewerkt / en is vastgesteld door het college kan er gebouwd worden.
Daarom is het voorliggende bestemmingsplan 'Vera Eijbershof, Bato'sweg 2020' opgesteld. Dit bestemmingsplan voldoet aan de eisen van de 'uit te werken woonbestemming. Zowel qua aantal woningen, goot- en bouwhoogte, minimaal aantal parkeerplaatsen, verkeersontsluiting, geluid op de woningen en bestemmingen.
Bekend zijn van het project:
Hiervoor is dus vermeld dat het plan past binnen de kaders van de 'uit te werken woonbestemming' die ter plaatse geldt in het hiervoor geldende bestemmingsplan 'Oosterbeek-Zuid 2016'. Ook is aangegeven dat deze bestemming hier al geldt sinds het bestemmingsplan uit 2006 en dat reclamant dus hiervan op de hoogte kon zijn ten tijde van de aankoop van de woning aan Bato'sweg 13.
Op 1 juli 2020 heeft de gemeenteraad de ruimtelijke kaders van het plan vastgesteld net als het stedenbouwkundig plan. Dit plan is daarvoor op 9 juni 2020 besproken in de raadscommissie. Dit zijn openbare bijeenkomsten die ook aangekondigd zijn op de gemeentelijke website en in de gemeentelijke pagina van het 'huis-aan-huis-blad' Rijn en Veluwe. De stukken waren ook te vinden op de gemeentelijke website. Reclamant had dus al eerder op de hoogte kunnen zijn van het plan. Dit zijn de momenten dat een ontwikkeling openbaar bekend wordt. De terinzagelegging van een ontwerpbestemmingsplan is het formele moment dat plannen bekend gemaakt worden en iedereen de mogelijkheid krijgt om zijn of haar mening te geven over een plan.
In de daaraan voorafgaande periode worden plannen / initiatieven in beginsel niet openbaar besproken. Dan wordt getoetst of het plan überhaupt past in gemeentelijke en andere wettelijke kaders en wenselijk kan zijn. Pas als dat het geval is wordt de gemeenteraad gevraagd of zij kan instemmen met (de hoofdopzet van) het initiatief. Daarvoor is de gemeenteraad meestal niet (volledig) op de hoogte van het initiatief. Dus daarmee is het ook niet vreemd dat in het gemeentehuis slechts de betrokken medewerkers weten van het initiatief. In de periode dat reclamant aangeeft de gemeente een aantal keren benaderd te hebben was het project dus niet algemeen bekend in de gemeente. Daarnaast was dat precies de periode dat het gemeentehuis nagenoeg gesloten was vanwege Corona-uitbraak. Daarom was interne communicatie over project lastig en zijn de betrokken medewerkers niet benaderd over het verzoek van reclamant om informatie. Desondanks is het vervelend dat de vraag van reclamant niet verder in de gemeentelijke organisatie is neergelegd (dan alleen bij de receptie), waardoor de wel betrokken medewerkers de vraag van reclamant (via-via) hadden gekregen en reclamant hadden kunnen informeren.
Overigens heeft de initiatiefnemer van het plan voor besluitvorming door de gemeenteraad directe omwonenden geïnformeerd via persoonlijke gesprekken. Maar omdat reclamant iets verderop woont is reclamant niet rechtstreeks benaderd.
Als extra service en om directe omwonenden te informeren van de start van de procedure zijn persoonlijke brieven gestuurd (6 juli 2020) over de start van het officiële traject van terinzagelegging van het bestemmingsplan gestuurd. Overigens stond er al een week daarvoor een bekendmaking van de kennisgeving van de start van het bestemmingsplan geplaatst in het huis-aan-huis-blad Rijn en Veluwe en op de gemeentelijke website. Dus ook die berichtgeving had reclamant kunnen zien om op de hoogte te zijn van het initiatief.
Overige inhoudelijke reactie:
Zoals vermeld schrijft de 'uit te werken woonbestemming' het aantal parkeerplaatsen in het plangebied voor. Er wordt een parkeernorm van minimaal 1,8 parkeerplaats per woning aangehouden. Daar wordt in het voorliggende bestemmingsplan aan voldaan. In de uitwerking van het bouwplan is overigens voorzien in enkele extra parkeerplaatsen in openbare ruimte in het plangebied. Om te zorgen dat de (minimaal 18) parkeerplaatsen in het plangebied ook parkeerplaatsen blijven en niet later ooit omgezet kunnen worden als tuingebruik door toekomstige bewoners hebben de parkeerplaatsen op eigen terrein in het bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer' gekregen in plaats van 'Tuin'. Daarnaast is daarin geregeld dat hier geen bouwwerken/belemmeringen mogen zijn die het parkeren onmogelijk maken. Hiermee is maximaal gezorgd dat de parkeerplaatsen ook parkeerplaatsen blijven. Hierdoor leidt de planontwikkeling niet tot extra parkeerdruk op Bato'sweg. Het klopt dat op Bato'sweg vooral in de avond veel auto's geparkeerd staan en dat het dan wat lastiger parkeren is en het passeren wat minder soepel gaat. Dat wil echter niet zeggen dat dit een uitzondering is in de gemeente. Ook is dit niet een onacceptabele situatie. Op meer plekken in de gemeente komt dit voor, maar ook in vele andere dorpen, zoals bijvoorbeeld nagenoeg nagenoeg hele oostelijke deel van Bennekom. Daarnaast is het mogelijk om auto's iets verderop te parkeren langs bijvoorbeeld de Van Toulon Van der Koogweg. Dat is uiteraard iets verder lopen maar voldoet aan parkeerafstanden.
Ter plaatse van de aansluiting van het plangebied op Bato'sweg komt een verkeersplateau. Daarmee wordt het veiliger en duidelijker dat hier een aansluiting is. Dit is overigens niet iets wat in een bestemmingsplan wordt vastgelegd/geregeld.
In het plangebied is ruimte voorzien voor het opstellen van kliko's in de bestemming 'Verkeer'. Dit is iets wat in de uitwerking van de plannen zal plaatsvinden. Niet in het bestemmingsplan.
De woningbouwplannen in het plangebied voldoen aan hetgeen in onze Woonvisie is opgenomen en hetgeen we hebben afgesproken met de initiatiefnemer. Dus wat meer kleinere woningen (10 (rij)woningen -tweekappers) met een wat lagere prijs, zoals door reclamant genoemd. Dit in plaats van minder woningen, maar wel grotere (vrijstaande) woningen met meer tuin, in het plangebied. Dan zouden de prijzen veel te hoog zijn en wordt niet voldaan aan de Woonvisie. Overigens worden de verkoopprijzen niet geregeld in het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan geeft alleen waar er gebouwd mag worden en hoe groot er gebouwd mag worden.
conclusie:
De ingediende zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Adres: | Bato'sweg 15, Oosterbeek |
Ontvangst zienswijze: | 18 juli 2020 en ingetrokken 20 oktober 2020 |
Inboeknummer: | 125491 |
De zienswijze was qua inhoudelijke argumenten in hoofdlijnen vergelijkbaar met zienswijze 1.
Adres: | Engelenhof 3, Oosterbeek |
Ontvangst zienswijze: | 18 juli 2020 en ingetrokken 21 oktober 2020 |
Inboeknummer: | 125581 |
De zienswijze was qua inhoudelijke argumenten in hoofdlijnen vergelijkbaar met zienswijze 1 (maar dan zonder de opmerkingen over verkeer).
Er zijn geen ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.
Er zijn geen wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van de ingediende zienswijze.