Plan: | Lawijckerhof 6 e.o, 2021 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0274.bp0203wh-va02 |
In het centrum van Wolfheze bevinden zich de Open Hof Kerk (Burchtkerk) en het zalencentrum De Burcht/Dorpshuis Wolfheze. De kerk en het dorpshuis, waarin ook een kinderdagverblijf was ondergebracht, hebben hun deuren op 1 januari 2018 gesloten en staan sinds die tijd leeg. De nieuwe eigenaar, Schipper Bosch Projecten B.V. uit Amersfoort, wil op de locatie nieuwe woningen ontwikkelen. De kerk blijft behouden. In de kerk worden 4 woningen ontwikkeld. Het dorpshuis zal worden gesloopt. Voor dit gebouw komen 2 twee-onder-een-kapwoningen in de plaats. In totaal worden 8 woningen gerealiseerd. Zie voor een beschrijving van het initiatief hoofdstuk 2.
De locatie, kadastraal bekend als gemeente Renkum, sectie A onder de nummers 395, 396, 624 en 625 ligt in de kern Wolfheze van de gemeente Renkum. De locatie ligt aan de Lawijckerhof en wordt aan westzijde begrenst door Macharislaan en aan de oostzijde door de Johan Stratiuslaan. Aan de zuidzijde grenst de locatie aan de tuinen van de woningen die met de voorzijde aan de Burchtlaan liggen. Kerk en dorpshuis vormen samen een markante plek, die nog extra wordt geaccentueerd door het groen voor de kerk. De kerk heeft weliswaar geen monumentale status, maar is door de ligging en de architectuur wel waardevol. Het dorpshuis heeft architectonisch geen waarde, maar de combinatie van kerk en dorpshuis maakten van de locatie, voor de sluiting van beide voorzieningen, een centrum van het sociaal leven in Wolfheze.
Afbeelding 1: ligging plangebied (bron: Schipper Bosch)
Afbeelding 2: Luchtfoto uit 1944. De planlocatie is al lang een markante plek in Wolfheze (bron: RAF, Gelders Archief)
Afbeelding 3: Luchtfoto planlocatie 2018 (bron: GeoObliek, Slagboom en Peeters)
Bestemmingsplan 'Wolfheze 2017'
Het voorliggende plan herziet een deel van het bestemmingsplan 'Wolfheze 2017' (vastgesteld 25 oktober 2017).
Afbeelding 4: Verbeelding van het geldende bestemmingsplan "Wolfheze 2017".Het plangebied heeft de enkelbestemming 'Maatschappelijk'
In het bestemmingsplan 'Wolfheze' hebben de kerk en het dorpshuis de bestemming 'Maatschappelijk' met de functieaanduidingen 'religie' en 'gemengd'. Over een groot deel van het plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'. Om de gebouwen is een bouwvlak gelegd. De kerk mag maximaal 12 meter hoog worden met een maximum goothoogte van 6 meter. Voor het dorpshuis geldt een maximumhoogte van 10 meter bij een maximum goothoogte van 6 meter.
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is het bouwen van woningen niet mogelijk. Voor het bouwen van de beoogde woningen zal het bestemmingsplan moeten worden gewijzigd.
Nieuw bestemmingsplan:
In het nieuwe bestemmingsplan krijgt de locatie voor het grootste deel de bestemming 'Wonen' met aan de straatzijde de bestemming 'Tuin'. In deze opzet sluit het nieuwe bestemmingsplan aan op de wijze waarop de omgeving nu al bestemd is. Voor de regels wordt de opzet van het bestaande plan overgenomen. Het nieuwe plan en het vigerende plan sluiten op die manier naadloos op elkaar aan.
Het plan biedt ruimte aan de bouw van 4 woningen in de kerk en 4 woningen in de vorm van 2 twee-onder-een-kapwoningen op de plek van het voormalige Dorpshuis. In totaal worden 8 woningen gerealiseerd.
Afbeelding 5: Verbeelding van het nieuwe bestemmingsplan "Lawijckerhof 6. e.o, 2021".
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. Op de verbeelding zijn de onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de regels vormen samen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit 5 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de beschrijving van het plan(-gebied). In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. In hoofdstuk 4 komt de haalbaarheid van het plan aan de orde. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten, waaronder milieu en archeologie, wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom het (beheergedeelte van) voorliggend bestemmingplan kan worden uitgevoerd. In hoofdstuk 5 is de wijze van bestemmen aangegeven. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Verder wordt er beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. In dit hoofdstuk worden ook alle bestemmingen uitgelegd en wat daar in hoofdlijnen is toegestaan. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 6, van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op de procedures, die voorliggend bestemmingsplan doorloopt.
De oorspronkelijke plannen voor dit gebied dateren uit de jaren '20/'30 van de vorige eeuw. De kerk krijgt in die plannen een prominente plek. Het gebouw achter de kerk is in de toenmalige plannen nog benoemd als school. De plannen, inclusief de kerk, zijn voor de Tweede Wereldoorlog gedeeltelijk uitgevoerd. De crisis van de jaren '30 en de oorlog brachten de plannen tot stilstand. In de jaren '50 werden de plannen weer opgepakt in de lijn van de oorspronkelijke plannen. In feite is het gebied sinds die tijd niet heel veel gewijzigd. Her en der zijn panden vernieuwd, maar het gros van de woningen verkeerd nog in de oorspronkelijke staat. In de architectuur is door de breuk in de ontwikkeling een tweedeling ontstaan met jaren '30 architectuur in het noordelijk deel en wederopbouwarchitectuur in het zuidelijk deel. Het geheel heeft de karakteristieken van een geordende, vriendelijke wijk waarbij het accent ligt op zorgvuldig ontworpen vrijstaande woningen binnen een heldere stedenbouwkundige opzet met de kerk als markant centrum.
Afbeelding 6: Het oorspronkelijke plan (eind jaren '20 vorig eeuw) voor de opzet van de buurt met de kerk als centrum.
Afbeelding 7: Wolfheze voor de Tweede Wereldoorlog. Het stedenbouwkundig plan is nog niet afgerond.
Afbeelding 8: Het 'Plan van uitbreiding in onderdelen voor het dorp Wolfheze' uit de jaren '50. Dit plan vormde de basis voor de ontwikkeling van het huidige Wolfheze. Het deel van het dorp ten zuiden van de kerk wordt verder ingevuld.
Afbeelding 9: Een beeld van de planlocatie vanuit het westen (voorjaar 2018). Een centrale plek in een rustige villawijk. Het beeld is sinds de aanleg weinig gewijzigd (bron: GeoObliek, Slagboom en Peeters)
Afbeelding 10: Het groen voor de kerk. Het bestaande beeld blijft zo veel mogelijk behouden.
Afbeelding 10: Een voor Wolfheze karakteristiek profiel: de Macharislaan. Het oorspronkelijk profiel en de wederopbouwarchitectuur zijn hier nog intact. In het centrum van de foto is een zijgevel van de kerk nog zichtbaar.
Afbeelding 11: Een vooroorlogse woning aan de Johan Stratiuslaan vlakbij de kerk.
Afbeelding 12: Een beeld van de planlocatie, kijkrichting naar het zuiden en noorden (voorjaar 2020) (bron: GeoObliek, Slagboom en Peeters)
Afbeelding 13: Open Hof Kerk, westzijde (opname zomer 2020)
Afbeelding 14: De Burcht, zijde Johan Stratiuslaan, locatie voormalige kinderdagopvang De Sterren (opname zomer 2020)
Afbeelding 15: De Burcht en Open Hof Kerk, zijde Macharislaan (opname zomer 2020)
Stedenbouwkundig kader
De toekomstige architectuur zal zich oriënteren op de omgeving en daar in maat en schaal ook op aansluiten, zodat er een goede aansluiting bestaat op het huidige straatbeeld. Parkeren zal op eigen terrein plaatsvinden. Het bestaande groen, met name de waardevolle bomen, zal worden gespaard.
Afbeelding 16: Stedenbouwkundige randvoorwaarden (illustratie Schipper Bosch): 1)
De voortuin is minimaal 2,5 meter diep. (2) Tussen de kerk en de overige bebouwing word minimaal 5 meter vrij gelaten. (3) Oriëntatie naar de straat. (4) 2,5 meter vrije ruimte tot aan de erfgrens. (5) De kerk blijft behouden en dat geldt ook voor het belangrijkste groen (6). (7) Parkeren zal op eigen terrein plaatsvinden. De positie van de bomen op deze afbeelding is indicatief (zie groeninventarisatie)
Beeldkwaliteit
Het plan is op te delen in twee architectonisch eenheden: de Open Hof Kerk en de twee-onder-een-kap-woningen. Beide eenheden vormen een aparte familie waarbinnen de woningen duidelijk een eenheid vormen. De kerk geldt als centraal punt binnen het plangebied. Door het behoud van de alzijdige oriëntatie, ook na de transformatie, blijft de kerk functioneren als beeldbepalend element voor Wolfheze. De twee-onder-een-kap-woningen oriënteren zich op de omliggende straten. De kopgevels liggen prominent in het zicht vanuit de omgeving. Dat maakt dat zowel de voor- als de zijgevels beeldbepalend zijn. Voor het plan is een beeldkwaliteitplan opgesteld. Deze is ter kennisname als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
Groeninventarisatie
Door Treevision uit Nijkerk juni 2020 de bomen op de planlocatie geïnventariseerd. In totaal staan er 12 bomen op de locatie. De levensverwachting van 8 van de bomen is goed. Van 3 bomen is de levensverwachting voldoende en van 1 boom is de levensverwachting slecht. Geen enkele boom op de planlocatie staat op de lijst van waardevolle – te behouden – bomen van de gemeente Renkum. Dat neemt niet weg dat wel een aantal bomen markant te noemen zijn en daarmee beeldbepalend voor de locatie. Het betreft (voor de nummering zie illustratie) :
Boom 1 Een Oostenrijkse den (Pinus nigra) aan de Macharislaan.
Boom 4 Een reuzenzilverspar (Abies Grandis) op de 'kop' van de planlocatie voor de kerk.
Bomen 6/7 Twee Oosterrijkse dennen (Pinus nigra) op de plek waar de Johan Stratiuslaan overgaat in de Lawijckerhof.
Deze bomen zullen in het plan worden behouden. De overige bomen zijn van minder belang. Deze zullen worden verwijderd
Afbeelding 17: Boominventarisatie uitgevoerd Treevision uit Nijkerk. De belangrijkste bomen - de bomen 1,4,6 en 7 zijn markant en blijven
behouden.
Commissie ruimtelijke kwaliteit en communicatie met de omgeving (zie ook 6.2.1.)
Het plan is (informeel) driemaal besproken in de Commissie ruimtelijke kwaliteit (Crk). De eerste keer op 9 maart 2020, de tweede keer op 25 juni 2020 en een derde keer op 5 oktober 2020. Tijdens het derde overleg is het bouwplan besproken.
De Crk achtte bij de eerste twee besprekingen de gepresenteerde omvorming naar woningen goed mogelijk. De Crk merkte op dat bij de ingrepen het bestaande karakteristieke beeld van de kerk overeind moet blijven en dat nieuwe ingrepen herkenbaar moeten blijven als nieuwe betekenislaag in het totaalbeeld. Bij de twee woningblokken moet rekening worden gehouden met het concept van een hoek naar de openbare omgeving en een hoek naar het privégebied. Bij de verdere uitwerking is een zekere familiaire band tussen de kerk en de woningen gewenst. De Crk vroeg aandacht voor een zorgvuldige positionering van de bergingen en een voor het behoud van het karakteristieke groen.
Bij de verdere uitwerking is met deze opmerkingen rekening worden gehouden. Het bouwplan is op 5 oktober 2020 door de Crk positief ontvangen. Op 14 december 2020 is het uitgewerkte bouwplan wederom positief ontvangen door de Crk.
Overleg met de omgeving en met andere instanties (zie ook paragraaf 6.2.1.)
Op 5 maart 2020 zijn de plannen voor het eerst gepresenteerd aan de omwonenden en belanghebbenden in de vorm van een informatiebijeenkomst.
Het plan is door omwonenden positief ontvangen. De enige zorgen die zijn geuit betroffen met name de overgang van de twee-onder-een-kap-woningen naar de woningen aan de Burchtlaan. Door het hoogteverschil kan gebrek aan privacy in de achtertuinen van de betreffende woningen een rol gaan spelen. In het ontwerp zal hier rekening mee worden gehouden. Bij de bouw van de twee-onder-een-kap-woningen zal als peil het (vloer-)peil van het huidige dorpshuis worden aangehouden.
Naar aanleiding van de informatieavond zijn van de belanghebbenden de volgende reacties ontvangen
Vijf Dorpen in 't Groen ziet geen bezwaren tegen de ontwikkeling, maar acht het vooral van belang dat er goed met de omwonenden wordt gecommuniceerd en dat eventuele bezwaren serieus worden afgehandeld. De Adviesraad Sociaal Domein onthoudt zich van een reactie. Zij verwijzen naar de het advies van Woon Advies Commissie (WAC).
Dorpsbelang is vooral blij met het behoud van de kerk en hoopt dat de glas-in-lood ramen behouden kunnen worden. Ze vragen zich af wat er gedaan kan worden met het kerkklokje en stellen voor deze op het dorpsplein te plaatsen. Van de Stichting voor Heemkunde is geen reactie ontvangen.
Met de opmerkingen zal bij de verdere planvorming rekening worden gehouden.
De woonadviescommissie (WAC) heeft in april een advies uitgebracht. De meeste opmerkingen betreffen bouwkundige opmerkingen die voor het bestemmingsplan minder relevant zijn. Wel relevant zijn de opmerkingen over de bergingen en de parkeerplaatsen. De WAC vindt de buitenbergingen met een maat van 5 m2 te klein en is ook kritisch over de positionering. Daarnaast pleit de WAC voor een realisatie van extra parkeerplaatsen (6). Ze doet daarbij de suggestie deze aan te leggen aan de kopse kant van het terrein. Dit zou dan ten koste moeten gaan van de tuin van de twee woningen aan deze kant.
In reactie hierop is besloten de maximale maat voor de bergingen te vergroten. Extra parkeerplaatsen lijken niet nodig. Met het parkeren op eigen terrein wordt aan de normen voldaan. In de omgeving is daarnaast voldoende parkeerruimte om in een eventuele extra tijdelijke parkeervraag te voorzien (zie ook paragraaf 4.10 Parkeren en verkeer).
Op 26 augustus 2020 is er gesproken met de bewoners van de Burchtlaan 1-7. De bewoners van nummer 9 waren bij dit gesprek niet aanwezig. Zij hadden al eerder aangegeven akkoord te zijn met de plannen. De overige bewoners vragen vooral aandacht voor behoud van hun privacy en voor de vorm van de erfafscheiding tussen hun achtertuin en de tuinen van de nieuw te bouwen twee-onder-een-kap-woningen.
De initiatiefnemer heeft aangegeven om bij het ontwerp van de woningen, zonder afbreuk te doen aan het stedenbouwkundig plan en aan de kwaliteit van de nieuwe woningen, te kijken naar de indeling van de ramen in de kopgevel, de mogelijkheden voor een uniforme, de landschappelijke erfafscheiding, het overbruggen van het hoogteverschil en het vergroten van de afstand tussen de perceelsgrens en de nieuwbouw. Een optie daarbij is het behoud van de bestaande muur, die nu de grens vormt van de tuinen van de bewoners van de Burchtstraat.
Op 3 november 2020 heeft er nog een overleg plaatsgevonden (initiatiefnemer en bewoners Burchtlaan 1-7, waar de gemeente ook bij aanwezig was) waarbij de afspraak is gemaakt om een muur / afscheiding te laten staan dan wel opnieuw aan te brengen. Ook is afgesproken dat in de kopgevel van de meest zuidelijke nieuwe woning (Macharislaan) alleen ramen op de begane grond komen.
Stedenbouwkundig plan/ Schetsontwerp terreininrichting (VIC Developing Landscapes)
Op basis van de diverse inventarisaties, de gekozen randvoorwaarden, het overleg met omwonenden en met de Commissie ruimtelijke kwaliteit is het stedenbouwkundig plan nader uitgewerkt. Dit is door VIC Developing Landscapes nader uitgewerkt.
Afbeelding 18: Stedenbouwkundig plan/ Schetsontwerp terreininrichting (bron: VIC Developing Lanscapes). De belangrijkste bomen blijven
behouden. Parkeren gebeurt primair op eigen terrein. De bergingen worden liggen bij de kerk iets terug, zodat het straatbeeld minder
wordt beïnvloed. Het zicht op de kerk blijft behouden. De bergingen worden met hagen ingekleed.
Met het stedenbouwkundig plan wordt gekozen voor een ruime opzet die aansluit op de 'korrel' van de omgeving. De nieuwbouw voegt zich goed in het dorpse karakter. Door de twee-onder-een-kappers niet op dezelfde middenlijn te plaatsen heeft elke woning aan één zijde vrij uitzicht. De ruime percelen maken de realisatie van veel groen rondom de woning mogelijk. Op die manier kan het parkeren ook zo veel mogelijk uit het straatbeeld worden geweerd. De zelfstandige positie van de kerk blijft behouden. De goede zichtbaarheid van de kerk vanuit de omgeving blijft gewaarborgd.
In het terrein is een hoogteverschil waarneembaar. De terrein loopt af richting Burchtstraat. Dit hoogtverschil zal op de overgang van de tuinen van de woningen van de kerk en de twee-onder-een-kapwoningen worden opgevangen door de aanleg van een keermuur van respectievelijk 0,50 en 0,75 meter. Voor de twee-onder-een-kapwoningen zal globaal het (vloer-)peil van de huidige gebouw van het voormalige dorpshuis worden aangehouden.
Afbeelding 19: Situatietekening bouwplan, bestaande en nieuwe situatie (bron: Schipper Bosch).
Afbeelding 20: Gevels bouwplan woningen (bron: Schipper Bosch).
Afebeelding 21: Gevels bouwplan kerk, bestaande en nieuw (bron: Schipper Bosch).
In dit hoofdstuk wordt een weergave van het relevante beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk niveau gegeven. Aangegeven wordt hoe het plan zich verhoudt tot de diverse beleidskaders.
Op 1 januari 2022 zal de Omgevingswet waarschijnlijk in werking treden. De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort één Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie. Op 20 juni 2019 is het ontwerp voor de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) verschenen. In Nederland staan we voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal als wereldwijk spelen. Denk aan de opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Deze opgaven zullen Nederland flink veranderen. Door goed in te spelen op deze verandering kan Nederland vooroplopen en kansen verzilveren. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI in deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
De ontwerp – NOVI vormt de basis voor een maatschappelijk debat over de ruimtelijke inrichting en de kwaliteit van de leefomgeving in Nederland. Met provincies, gemeenten en waterschappen, maar ook met kennisinstellingen en maatschappelijke partijen. Ook de opvattingen van bewoners worden gehoord en betrokken, inclusief die van de jongeren. De ontwerp – NOVI is van 20 augustus tot en met 30 september 2019, samen met het Mileueffectrapport NOVI (PlanMER) ter inzage gelegd. Verwacht wordt dat de NOVI in het voorjaar van 2020 wordt vastgesteld. Tot die tijd blijft de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het vigerend beleid.
Indertijd was een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid nodig omdat de verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit gedateerd zijn door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Op 13 maart 2012 is de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)' vastgesteld. Deze structuurvisie gag en geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.
De visie is vernieuwend in die zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie vervangt daarvoor de 'Nota Ruimte', de 'Structuurvisie Randstad 2040', de 'Nota Mobiliteit', de 'MobiliteitsAanpak', de 'Structuurvisie voor de Snelwegomgeving' en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB 'Tweede structuurschema Militaire terreinen' , de 'Agenda Landschap', de 'Agenda Vitaal Platteland' en 'Pieken in de Delta'. De 'Structuurvisie Nationaal Waterplan' blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.
In de structuurvisie schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).
De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar & veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen zijn:
Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Conclusie
In de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' zijn nationale belangen opgenomen die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is van beperkte betekenis voor dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is niet van nationaal belang en een verdere toetsing aan het nationaal beleid is niet nodig.
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Op 30 december 2011 is het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Voor één onderwerp geregeld in dit besluit, voorziet het besluit niet in de (definitieve) begrenzing. Dit betreft de EHS. Ten aanzien van deze begrenzing is bepaald dat de provincies die grenzen (nader) bepalen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Conclusie
De planlocatie ligt binnen de bebouwde kom en is geen onderdeel van de EHS. Het Barro heeft geen directe doorwerking op deze ontwikkeling en belemmert deze verder niet.
Besluit ruimtelijke ordening
Op 1 oktober is het 'Besluit van 28 augustus 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang' (Stb. 2012, nr. 388) in werking getreden. Door dit wijzigingsbesluit is ook het Bro aangepast. In artikel 3.1.6 is het tweede lid toegevoegd. Dit lid heeft betrekking op de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwing die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De wettelijke regeling gaat vergezeld van een handreiking die andere overheden ondersteunt bij de praktische toepassing van de juridische verplichting.
Artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro definieert een 'stedelijke ontwikkeling' als: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Artikel 3.1.6 tweede lid Bro:
De ruimtelijke onderbouwing bij een omgevingsvergunning of de toelichting bij een bestemmingsplan die/dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de bouw van 8 woningen in de bebouwde kom van Wolfheze (bestaand bebouwd gebied). Met het plan wordt een bijdrage geleverd aan het oplossen van de woningnood in de regio in maart 2020 herijkt en vastgelegd in de Woondeal regio Arnhem - Nijmegen. Er is sprake van transformatie en herstructurering. Voor de bouw wordt een locatie waar nu gebouwen leegstaan benut. Een bestaande kerk wordt, met behoud van de karakteristiek, omgevormd naar 4 woningen. het dorpshuis wordt gesloopt en vervangen door 4 woningen.
Daarmee voldoet het bouwplan op grond van de voorwaarden genoemd onder a en b, voor zover er al sprake zou zijn van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Provinciale Staten hebben in hun vergaderingen van 9 juli 2014 en 24 september 2014 respectievelijk de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening vastgesteld. Beiden zijn in eerste op 17 oktober 2014 in werking getreden. Beide documenten worden regelmatig aangepast, geactualiseerd en geconsolideerd. Op dit moment gelden de volgende versies als actueel provinciaal beleid.
Alle drie zijn ze op 1 maart 2019 in werking getreden. De provincie werkt aan nieuwe omgevingsverordening op basis van de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. Deze zal eind 2020, voorafgaand aan het in werking treden van de Omgevingswet, worden vastgesteld
Met de consolidatie van de verschillende plannen zijn besluiten die sinds oktober 2014 zijn genomen verwerkt in de plannen. Deze consolidatie heeft voor het plangebied niet geleid tot wijzigingen. De Omgevingsvisie Gelderland vervangt enkele structuurvisies. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is.
De visie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden. De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.
De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is.
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Gelderse Ladder voor duurzame verstedelijking
Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
Als juridische basis gebruikt de provincie de Ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de Rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren (zie paragraaf 3.2.3). Deze Rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.
Conclusie
Een van de doelstellingen uit de Omgevingsvisie betreft het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving. Daarbij wordt gericht op het ontwikkelen met kwaliteit, waarbij recht wordt gedaan aan de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van een plek. Met het transformeren van de bestaande kerk naar 4 woningen en het realiseren van 4 woningen (twee- twee-onder-een-kap woningen) op de plek van het dorpshuis worden de ruimtelijk en landschappelijk kwaliteiten van de plek gewaarborgd en verbeterd. De ontwikkeling voegt ten opzichte van de huidige situatie van leegstand kwaliteit toe aan dit deel van Wolfheze.
Het plan is in paragraaf 3.2.3 reeds getoetst aan de ladder van duurzame verstedelijking.
Om in te spelen op de snel veranderende woningmarkt is door de regio Arnhem – Nijmegen op 4 maart 2020 een samenwerkingsagenda voor de woningbouwopgave in de Groene Metropoolregie Arnhem – Nijmegen opgesteld: de zogenaamde Woondeal regio Arnhem – Nijmgen. In de woondeal zijn een aantal kernafspraken vastgelegd. De betreffen:
Geconstateerd wordt dat er voor de periode 2020 – 2030 in de regio behoefte is aan in totaal 35.000 nieuwe woningen. Op dit moment is er capaciteit voor de bouw van 28.000 woningen, waarvan 17.000 tot de harde capaciteit behoren. Een versnelling van de bouw van woningen wordt daarmee noodzakelijk, rekening houdend met de andere kernafspraken.
De ambitie is om het woningtekort in 2030 terug te brengen naar 2%. Tot 2025 is een minimale bouwproductie nodig van 15.000 woningen. De versnelling moet leiden tot een productie van 20.000 woningen. Hiermee kan worden bijgedragen aan een continue bouwstroom en aan het voorkomen van te grote fluctuaties.
Het grootste deel van de woningen zal in de gemeente Arnhem en Nijmegen worden gerealiseerd, maar ook de andere gemeente dienen substantieel bij te dragen. Een belangrijk criterium is daarbij betaalbaarheid. Minimaal 50 % van de woningen in het betaalbare segment gerealiseerd te worden.
Conclusie
Het toevoegen van 8 woningen aan de harde plancapaciteit draagt bij aan de versnellingsopgave die vertaald is in de Woondeal regio Arnhem – Nijmegen. Van de 8 woningen vallen er 4 in het betaalbare segment. Daarmee voldoet het plan aan de norm van de betaalbaarheid. Het project is duurzaam en versterkt door het toevoegen van woningen de leefbaarheid van de kern Wolfheze.
In september 2019 is door gemeente Renkum de nieuwe nota Wonen vastgesteld. De Nota Wonen is opgesteld om goed wonen te bevorderen voor de huidige en toekomstige inwoners van de gemeente Renkum. De actuele situatie was het vertrekpunt voor de nota. De nota wordt ook benut als gemeentelijke agenda voor de gemeentelijke agenda voor samenwerking met andere partijen en vormt de basis voor de gemeente voor het voeren van regie op de woningbouwopgaven.
Als speerpunten voor het beleid zijn geformuleerd:
Een belangrijk punt daarbij is dat de gemeenten Renkum (n.b. de Woondeal is hierin nog niet betrokken) maximaal 900 woningen aan de voorraad wil toevoegen in de periode tot 2027. Op de planningslijst stonden (in april 2019) ongeveer 500 woningen (harde en zachte plannen). De gemeente heeft nog ruimte voor nieuwe woningbouwplannen. De gemeente wil de plancapaciteit vergroten en is op zoek naar nieuwe bouwlocaties. De gemeente ondersteunt initiatieven voor transformatie.
Voor Wolfheze wordt geconstateerd dat er een behoorlijke voorraad aan middeldure en dure koopwoningen is. De nadruk wordt gelegd op het toevoegen van woningen in de prijsklasse tussen de € 200.000 en € 350.000 en middeldure huurwoningen. Er zijn relatief weinig meergezinswoningen (appartementen). Het toevoegen van appartementen is daarom gewenst.
Conclusie
Het toevoegen van 8 woningen in de kern van Wolfheze voldoet aan de uitgangspunten van de Nota Wonen, met name aan speerpunt 2. Het betreft een nieuwe transformatielocatie waarmee wordt bijgedragen aan het vergroten van de plancapaciteit. Door 4 betaalbare woningen toe te voegen (50 % van het programma) wordt ook voldaan aan de eis van betaalbaarheid.
Op 22 september 2011 heeft het College van Burgemeester en wethouders de 'Ruimtelijke Visie Renkum (ver)bindt 2025' vastgesteld. De visie geeft inzicht in de ontwikkelingen op het gehele grondgebied van de gemeente (fysiek-ruimtelijk) in de komende 15 jaar. Ten behoeve van onderhavig plangebied zijn in de visie geen concrete ontwikkelingen aangegeven. Wel geldt een aantal algemene aspecten zoals het verhogen van de kwaliteit van dorpsentrees en toegangswegen, het vergroten van de toegankelijkheid van het bosgebied en het streven naar een sterkere visuele relatie met het buitengebied.
Conclusie
De Ruimtelijke Visie 2025 spreekt zich niet uit over kleinschalige initiatieven. Voor dergelijke initiatieven wordt een zelfstandige afweging gemaakt. Met de transformatie van de locatie wordt de ruimtelijke kwaliteit van de locatie versterkt. De ontwikkeling ondersteunt daarmee de in de Ruimtelijke Visie 2025 geformuleerde, op ruimtelijke kwaliteitsverbetering gerichte, algemene aspecten. De ontwikkeling past binnen het kader van de Ruimtelijke Visie 2025.
In het kader van het bestemmingsplan dient de uitvoerbaarheid van het plan te worden aangetoond ten aanzien van verschillende sectorale aspecten, zoals bodem, lucht, geluid, water en archeologie en cultuurhistorie.
In het kader van het wijzigen van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien er sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Met dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Door ABO milieuconsult is april 2020 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit heeft geleid tot de volgende bevindingen. Zintuigelijk zijn aan de opgeboorde grond ter plaatse geen bodemvreemde materialen of andere bijzonderheden waargenomen die kunnen duiden op een verontreiniging van de grond. De bovengrond (0,0 - 0,5 m-mv) rondom de bestaande kerk is wel licht verontreinigd met zink en PAK. Daarbij wordt de achtergrondwaarde overschreden, maar niet in die mate dat er geen bestemmingswijziging kan plaatsvinden.
In het mengmonster M02 van de bovengrond rondom het voormalig dorpshuis zijn verhoogde gehalten aan PCB's en PAK gemeten die ook de achtergrondwaarde overschrijden. Conform de toetsregels van het Besluit bodemkwaliteit voldoet mengmonster M02 als geheel aan de achtergrondwaarde. De gehalten aan PCB's en PAK overschrijden de achtergrondwaarde maar deze overschrijding bedraagt minder dan 2x de achtergrondwaarden en de maximale waarde voor de bestemming 'Wonen' wordt niet overschreven. De bovengrond rond het voormalig dorpshuis voldoet daarmee aan de achtergrondwaarde.
De ondergrond (1,0-1,5 m-mv) op de gehele locatie is licht verontreinigd met minerale olie en PAK. Het is onduidelijk waardoor het verhoogde gehalte aan minerale olie in de ondergrond is veroorzaakt. Uit de fractieverdeling (koolstofketenlengte) blijkt dat het verhoogde gehalte aan minerale olie C10-C40 voornamelijk wordt veroorzaakt door de zwaardere fracties (C21-C40) en dat het hier vermoedelijk deels om humuszuurachtige verbindingen gaat. De overige parameters uit de het NEN 5740 standaard stoffenpakket grond zijn niet verhoogd boven de achtergrondwaarde gemeten.
Het grondwater bevindt zich dieper dan 5,0 m-mv en is conform de NEN 5740 (strategie ONV-NL) niet onderzocht.
Conclusie
De aangetroffen lichte verontreinigingen met zink, PAK, PCB's en minerale olie in de grond geven geen aanleiding tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek. De vastgestelde bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het wijzigingen van de bestemming en voor de aanvraag van de omgevingsvergunning (activiteit bouwen).
Aanbevolen wordt om bij graafwerkzaamheden vrijkomende grond zo veel mogelijk op de locatie te verwerken. Indien in het kader van de nieuwbouw grond moet worden afgevoerd moet rekening gehouden worden met het feit dat geen onderzoek op PFAS is uitgevoerd.
Op 15 november 2007 is de 'Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)' in werking getreden. Vanaf dat moment zijn in de 'Wet milieubeheer' luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Hierin zijn het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' opgenomen. Voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet langer te worden getoetst aan de grenswaarden. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.
Conclusie
De realisatie/vervanging van 8 woningen draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het uitvoeren van een toets is niet noodzakelijk.
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. In de Wgh (artikel 1) worden de volgende objecten beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving:
In de Wgh zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen wegen en spoorwegen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zonering. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde van respectievelijk 50 dB(A), 48 dB en 55 dB, dan wel een nader bepaalde waarde (hogere waarde).
Het plangebied ligt binnen de zones van de rijksweg 50 en de spoorlijn Arnhem-Utrecht. Dit maakt het uitvoeren van een akoestisch onderzoek weg- en railverkeerslawaai noodzakelijk. In het akoestisch onderzoek is ook de N783 (Wolfhezerweg) meegenomen. Deze weg heeft met een maximum snelheid van 30 km/uur weliswaar geen zone, maar is in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch in het onderzoek betrokken. Het akoestisch onderzoek heeft als doel het bepalen van de geluidsbelasting ten gevolge van de afzonderlijke bronnen en het toetsen aan het wettelijk kader. Het wettelijk kader wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Het bevoegd gezag (gemeente Renkum) heeft geen geluidbeleid opgesteld.
De overige wegen direct rond het plangebied zoals de Johan Stratiuslaan, de Macharislaan en de Lawijckerhof hebben een zodanig lage verkeersintensiteit dat van het verkeer op deze wegen geen noemenswaardige hinder is te verwachten en ook niet in het onderzoek zijn betrokken.
De akoestische situatie is in juni 2020 door KuiperCompagnons uit Rotterdam nader onderzocht.
Afbeelding 22: resultaten akoestisch onderzoek railverkeerslawaai.
Voor railverkeerslawaai is de voorkeursgrenswaarde 55 dB. Deze ligt bij railverkeerslawaai hoger dan bij wegverkeer, omdat het geluid van het spoor als hinderlijker wordt ervaren. De maximale gemeten geluidsbelasting is echter 49 dB. Op basis van deze gegevens is het vragen van een hogere grenswaarde als gevolg van de geluidsbelasting van railverkeersgrenswaarde niet nodig.
Afbeelding 23 resultaten akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.
De berekende waarde voor de A50 is 51 dB, inclusief een toegestane reductie van 2 dB wordt dit 49 dB. Deze waarde wordt bereikt op de oostgevel van de kerk en op de achtergevel van de twee-onder-kap-woningen aan de Johan Stratiuslaan. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer is 48 dB. Op grond van de berekende waarde voor het wegverkeer is het aanvragen van een hogere grenswaarde noodzakelijk.
Conclusie
Bij de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan heeft ook een ontwerpbesluit hogere waarde (Wet geluidhinder) voor een voorkeursgrenswaarde van 49 dB, als gevolg van de geluidsbelasting door het wegverkeer, ter inzage gelegen. Dit besluit is inmiddels vastgesteld.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen of terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies - zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijk ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de nieuwe gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komt te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)' geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie waarom dat wordt gedaan.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
In de omgeving bevindt zich een nutsvoorziening zonder een hindercontour. Daarnaast bevindt zich in de directe nabijheid van de kerk het garagebedrijf Van Capelleveen aan de Lawijckerhof.
Het garagebedrijf bevindt zich hier al langere tijd. De milieuruimte wordt beperkt door de woning die direct aansluiten aan en tegenover het garagebedrijf liggen. De afstand tussen deze woningen en het garagebedrijf is kleiner dat de afstand tot de nieuw te bouwen woningen aan de Lawijckerhof 6. Deze woningen vormen dus geen beperking voor de milieuruimte van het garagebedrijf en vormt het bedrijf geen belemmering voor de bouw van de woningen.
Conclusie
Er zijn vanuit aspect milieuzonering geen belemmeringen voor de bouw van de 8 woningen aan de Lawijckerhof 6.
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten van gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (PR) en het groepsrisico (GR).
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor de externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.
Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en/of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. De uitsnede van de kaart maakt duidelijk dat er in de omgeving van de planlocatie een buisleiding (gasleiding) ligt. Daarnaast liggen er een intercitylijn en een snelweg in de nabijheid. Op groter afstand bevindt zich een zorginstelling. Daarnaast wordt aangegeven dat de omgeving van de planlocatie een grotere kans heeft op het voorkomen van natuur(bos-)branden. De belangrijkste aspecten zijn de spoorlijn en de buisleiding.
In 2009 is een studie uitgevoerd naar de externe veiligheidssituatie. Daarbij zijn de externe veiligheidsrisico's voor het spoor uitgerekend. Een PR10-6 contour is niet aanwezig. Logischerwijs kunnen er zich dan ook geen kwetsbare objecten binnen de contour bevinden en voldoet de situatie aan de norm. De Gasunie in 2009 heeft het plaatsgebonden risico van de buisleiding berekend. Uit de berekening blijkt dat de PR 10-6 risicocontour op de leiding ligt. Het plaatsgebonden risico betekent geen belemmering voor de realisatie van de woningen aan de Lawijckerhof 6.
Afbeelding 24: Uitsnede uit de risicokaart
Conclusie
De ontwikkeling wordt als hindergevoelige bestemming gekwalificeerd, maar er zijn vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor de uitvoering van het initiatief.
In het kader van het 'Nationaal Bestuursakkoord Water' moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond, middels een hydrologisch onderzoek, dat de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Dit is vastgelegd in het procesinstrument 'de Watertoets'.
Water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en kan de kwaliteit van het water hoog blijven. Op Rijks- en Europees niveau zijn de laatste jaren plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21ste eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan. De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstig waterbeleid in Nederland. De adviezen staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid in Nederland, Waterbeleid voor de 21ste eeuw. De kern van het rapport is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het water de ruimt zelf neemt. In het Waterbeleid worden twee principes van duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan de vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. De Waterwet bundelt de vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten. Dit resulteert in één vergunning: de watervergunning.
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009 - 2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
De watertoets is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In een waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
In de omgevingsvisie wordt onder meer de ambitie en de rol van de provincie voor het aspect water aangegeven. De provincie stuurt op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater. Een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem helpt mee aan een optimale en duurzame driedimensionale inrichting van Gelderland.
Een systeem is veerkrachtig als het onder normale omstandigheden alle functies goed kan uitvoeren, (tijdelijke) over- en onderbelasting goed op kan vangen zonder dat maatschappelijke overlast of ecologische schade optreedt en hiervan snel kan herstellen zonder blijvende negatieve effecten. Een systeem is duurzaam als het ook in de toekomst kan blijven functioneren en in stand kan worden gehouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Om de veerkracht van het water- en bodemsysteem te vergroten is het belangrijk om meer ruimte te maken voor beken, te zorgen voor stedelijk waterbeheer en voor goed bodembeheer. Dat betekent bijvoorbeeld dat de bodem zodanig wordt beheerd en gebruikt dat de bodem meer water kan opnemen in perioden van regen en dus ook weer water kan afgeven in perioden van droogte. Zowel bewoonde gebieden, natuurgebieden als landbouwgronden zullen hieraan een bijdrage moeten leveren.
Daarnaast is het van belang om ervoor te zorgen dat het water- en bodemsysteem duurzaam is en ook in de toekomst kan blijven functioneren tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De provincie streeft naar een duurzaam gebruik van de ondergrond. Zij zoekt naar een balans tussen het benutten van de kansen die de ondergrond biedt en het behouden van de waarde van de ondergrond voor toekomstige generaties. Doel is te komen tot een integrale, efficiënte en duurzame benutting zonder onomkeerbare gevolgen voor de ondergrond. Dit betekent dat de provincie moet afwegen wat op een bepaalde plek in de ondergrond of bovengronds wel of niet mag.
In de bij de Visie horende Omgevingsverordening zijn regels opgenomen met betrekking tot het aspect water en milieu. Het gaat onder meer om de onderwerpen Grond- en drinkwater. Het plangebied en de wijde omgeving zijn aangewezen als 'intrekgebied' (reserveringsgebied voor potentiële, toekomstige waterwinning). Een intrekgebied is een beschermingsgebied grondwater waar het grondwater binnen duizen jaar bij een pompput voor de openbare drinkwatervoorziening kan zijn. De enige beperking is (artikel 2.38) is vastgelegd in artikel 2.38 waarin is vermeld dat een bestemmingsplan voor gronden binnen een intrekgebied de winning van fossiele energie niet mogelijk maakt. Dit wordt herhaald in artikel 3.33 (verbod op winning fossiele energie in Intrekgebieden): Het is verboden in een intrekgebied werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten ten behoeve van de winning van fossiele energie
Afbeelding 25: Uitsnede kaart Omgevingsverordening, Water en milieu (arcering = intrekgebied)
Conclusie
De ontwikkeling van het project beïnvloedt de wateraspecten niet. Er kan zonder nadelige effecten 8 woningen worden ontwikkeld op de planlocatie.
Per 1 januari 2013 zijn Waterschap Veluwe en Waterschap Vallei en Eem samen gegaan als waterschap Vallei en Veluwe. Waterschap Vallei en Veluwe heeft op 30 september 2015 het waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft de ambities en doelen voor de komende jaren. Het waterschap wil de waterveiligheid waarborgen, zorgen voor voldoende en schoon oppervlaktewater, zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van de vele samenwerkings- en innovatiemogelijkheden.
De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (o.a. dijken en kaden), watergangen (o.a. kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen, wegen en gemalen). De keur maakt het mogelijk dat het waterschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren en initiatieven van derden kan toetsen.
De gemeente Renkum is voortvarend aan de slag gegaan met het afkoppelen van verhard oppervlak, één van de doelstellingen van het beleid van de hogere overheid. Sinds 2000 is in totaal ruim 50 hectare verhard oppervlak (wegen, parkeerplaatsen, daken) afgekoppeld van de riolering. Dit is ruim 20% van het totale aantal wegen in de gemeente. De gemeente voldoet hiermee ruimschoots aan de wettelijke verplichting om voor 2010, 49 hectare verhard wegoppervlak af te koppelen van het riool.
De initiatiefnemer wil met het toekomstig plan bijdragen aan een goed waterbeheer. Van belang is dat de hoeveelheid verhard oppervlak in het te realiseren plan zal afnemen. In de huidige situatie beslaat de hoeveelheid verhard oppervlak 55% van het totaal. In de toekomst zal dit 36% van het totaal bedragen. Een goed infiltratie van schoon regenwater op de locatie is eenvoudig, omdat de zandige bodem het water goed doorlaat en het grondwater meer dan 5 meter onder maaiveld. Voor de primaire opvang van de water vanaf daken (HWA) zullen grindkoffers op eigen terrein worden toegepast. De vuilwater zal worden afgevoerd op het gemeentelijk rioolstelsel.
Afbeelding 26: In de toekomstige situatie neemt de hoeveelheid verhard oppervlak af. Het hemelwater zal worden opgevangen in grindkoffers op eigen terrein (n.b. de ontwerptekening wijkt iets af van de afbeelding op pagina 16. Dit heeft geen gevolgen voor de berekening.)
Conclusie
De herontwikkeling van de locatie zal leiden tot een verbetering van de waterhuishouding door de afname van de hoeveelheid verhard oppervlak.
Bij elk ruimtelijk initiatief wordt een beschrijving gevraagd over de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Bij het maken van plannen kan rekening gehouden worden met elementen die er vroeger wel waren, maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
De Monumentenwet 1988 is op 1 juli 2016 overgegaan in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt de voorgaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien is aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals deze in de oude wetten en regelingen gold, blijft gehandhaafd. Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was geregeld in zes verschillende wetten en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden.
In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, worden overgeheveld naar de Omgevingswet die in 2021 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2019. Het gaat daarbij om de volgende zaken:
De archeologische verwachtingswaarde van het gebied is middelhoog. Op de verbeelding en de regels is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' opgenomen. Het opnemen van de dubbelbestemming is voldoende voor het kunnen opstellen van het bestemmingsplan.
Bij een middelhoge verwachting is het, zonder nader onderzoek, mogelijk gebouwen ter realiseren als de bouw (binnen de contouren van de dubbelbestemming) beperkt blijft tot een oppervlakte van maximaal 500 m2. Voor dit project wordt die norm niet overschreden. Voor de bouw van de twee-onder-een-kap-woningen zal wel meer dan 0,30 meter van de bovenlaag van het maaiveld worden vergraven, maar het betreft hier de ondergrond van het buurthuis. Het is aannemelijk dat deze ondergrond al geroerd is en nader onderzoek niet nodig is.
Om de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afwezig van het belang van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Een verantwoorde verankering van de cultuurhistorie in structuurvisie, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages is gewenst. Het voornaamste doel is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 onder 2).
Op de locatie zijn geen erkende cultuurhistorische waarden aanwezig. De kerk is weliswaar als gebouw wel waardevol, maar dit is niet vastgelegd in enige vorm van een beleidsdocument. De kerk is geen gemeentelijk monument.
Conclusie
In het plangebied zijn geen erkende cultuurhistorische waarden aanwezig. Het aspect cultuurhistorie is daarmee geen belemmering. De gemeentelijke archeologische kaart geeft aan dat de verwachtingswaarde ter plaatste van het bouwvlak middelhoog is. Dit betekent dat onderzoek pas noodzakelijk is als de oppervlakte van het te verstoren gebied meer dan 500 m² bedraagt. Dat is hier niet aan de orde. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Er is geen verstoring van het bodemarchief te verwachten. Het bestemmingsplan wordt op het gebied van cultuurhistorie en archeologie uitvoerbaar geacht.
Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de haalbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Wet natuurbescherming. Deze wet vormt tevens de implementatie van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn op nationaal niveau. Er mogen geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, waarvan op voorhand duidelijk is dat deze op bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden of op streng beschermde planten of dieren. Door bureau Econu is in het voorjaar van 2019 een quickscan Flora en fauna uitgevoerd. Deze conclusies uit de quickscan hebben tot gevolg gehad dat een vervolgonderzoek moest worden uitgevoerd. Dit vervolgonderzoek is in juni 2020 afgerond. De voornaamste conclusies uit de quickscan en het vervolgonderzoek zijn.
Het plangebied ligt in de nabijheid van verschillende Natura 200-gebieden. Het meest nabijgelegen Natura-2000-gebied is de 'Veluwe' op ongeveer 250 meter afstand van de planlocatie. Voor de te beschermen waarden (habitattypen en soorten) binnen de Natura-2000 gebieden zijn instandhoudingsdoelen geformuleerd. Voor veel Natura 2000-gebieden vormt vermesting en verzuring door stikstofdepositie een bedreiging voor aanwezige habitattypen. Indien negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten is een vergunning in het kader van de Wnb noodzakelijk. Er is geen sprake van een vergunningplicht bij een depositiebijdrage van maximaal 0.00 mol N/ha/jaar. In april 2020 is door onderzoeksbureau Peutz uit Mook inzichtelijk gemaakt of deze waarde wordt overschreden. Hiervoor is een AERIUS-berekening uitgevoerd.
In het onderzoek zijn de stikstofemissies vanwege de realisatie van 8 woningen op de locatie bepaald voor zowel de referentiesituatie, de (tijdelijke) aanlegfase als de (permanente) gebruiksfase. Op basis van de bepaalde N0x-emissies is voor deze situaties de stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebiedenn berekend.
Uit de rekenresultaten volgt dat voor de (tijdelijke) aanlegfase sprake is van een bijdrage van de stikstofdepositie van maximaal 0,05 mol/ha/jaar ter plaatse van de omliggende gevoelige habitats in het Natura 2000-gebied de Veluwe. Als gevolg van de (permanente) gebruiksfase is nog sprake van een depositie van 0,02 mol/ha/jaar ter plaatse van omliggende Natura 2000-gebieden.
In de referentiesituatie is reeds sprake van een stikstofdepositie van maximaal 0,12 mol/ha/jaar als gevolg van het gebruik van de verwarmingsinstallatie. Er is als gevolg van de realisatie van de woningen derhalve sprake van een afname van de stikstofdepositie, zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase. Deze afname is het onlosmakelijk gevolg van de aanleg van de woningen die niet meer op gas zullen worden aangesloten en in de verwarmingsvoorziening dus stikstofloos zullen zijn.
Inzake stikstofdepositie zijn significante effecten als gevolg van de realisatie van de 8 woningen hierdoor met zekerheid uit te sluiten.
Het aanvragen van een ontheffing/vergunning in het kader van de Wnb is echter nog wel noodzakelijk. Deze aanvraag is op 3 april 2020 aan het bevoegd gezag (in dit geval de provincie Gelderland) aangeboden. Bij de aanvraag is aangegeven dat de initiatiefnemer gebruik wenst te maken van de stikstofruimte uit het stikstofregistratiesysteem in het kader van de spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur. De ontvangst van de aanvraag is op 3 april 2020 door de provincie bevestigd. Inmiddels is op 1 oktober de vergunning Wet natuurbescherming – gebiedsbescherming verleend.
Volgens de verspreidingsgegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna komen de beschermde soorten als huismus, boommarter, eekhoorn, ringslang, gladde slang, hazelworm, zandhagedis, verschillende soorten vleermuizen en enkele vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten in de omgeving van het plangebied voor. Door het door Econu uitgevoerde veldbezoek in het plangebied is duidelijk geworden dat enkele essentiële elementen van beschermde dieren niet op voorhand kunnen worden uitgesloten in het plangebied. Het betreft verblijfplaatsen en foerageergebieden van vleermuizen en nestplaatsen van de huismus. Geadviseerd is om naar deze soorten nader soortgericht onderzoek te doen. Dit onderzoek is juni 2020 afgerond. De conclusies uit dit onderzoek zijn:
Er zijn in het plangebied geen huismusresten aangetroffen. Er wordt wel door een klein aantal huismussen in het plangebied gefourageerd. Er is geen sprake van een essentieel fourageergebied voor de huismus. In de directe nabijheid zijn een aantal alternatieve foerageergebieden aanwezig. Het plangebied vormt geen essentieel leefgebied voor de mussen. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden en er hoeven voor huismussen geen mitigerende maatregelen te worden getroffen.
In het plangebied nestelen geen gierzwaluwen. Er worden geen verboden uit de Wet natuurbescherming overtreden bij de uitvoering van de plannen. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden en er zijn voor de gierzwaluw ook geen mitigerende maatregelen nodig.
Binnen het plangebied zijn vier locaties gevonden waar gewone dwergvleermuizen een zomer- en/of paarverblijf hebben. Er is geen sprake van een essentiële vliegroute en/of een essentieel foerageergebied aangezien er een veelvoud aan gelijkwaardige locaties in de directe nabijheid aanwezig is.
Voor de vernietiging van de vier locaties waar vleermuizen verblijven dient een ontheffing aangevraagd te worden op grond van artikel 3.5 Wnb. Deze ontheffing kan verkregen worden aangezien er geen andere bevredigende oplossing (alternatievenafweging) voor de herinrichting van deze locatie is, er sprake is van een geldig wettelijk belang en er bovendien geen negatief effect op de gunstige staat van instandhouding van vleermuispopulaties is.
Eind februari 2019 zijn er al in totaal 16 tijdelijk vleermuiskasten (type VKPL 01 Vivara Pro) in de directe nabijheid van het plangebied geplaatst ten behoeve van de mitigatie.
Voor activiteiten op het de locatie geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen die weet dat hij schade aan de natuur gaat veroorzaken door een bepaalde handeling, die handeling niet uitvoert of maatregelen neemt om de schade aan de natuur zoveel als mogelijk te beperken. Bij een ruimtelijke ingreep dienen zoveel mogelijk bomen, struiken en overig groen behouden te blijven. Werken buiten de winterperiode voorkomt dat dieren die in winterrust verstoord of gedood worden.
Bij de ontwikkeling van Lawijckerhof worden geen houtopstanden geveld waarop de regels van de Wet natuurbescherming van toepassing zijn. De bescherming van houtopstanden vormt geen beperking voor de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Ten behoeve van realisatie van de ontwikkeling diende nader onderzoek te worden verricht naar de aanwezigheid van vleermuizen en huismussen. Dit onderzoek is inmiddels afgerond. Er zal een aanvraag voor een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming worden aangevraagd. Voor het aanvragen van de ontheffing is een mitigatieplan noodzakelijk waarin beschreven wordt welke mitigerende maatregelen worden genomen hoe de staat van instandhouding per soort – in dit geval alleen vleermuizen - niet nadelig beïnvloed wordt en hoe er tijdens de werkzaamheden rekening gehouden wordt met de aanwezige soorten. Bij het uitvoeren van activiteiten dient bovendien rekening te worden gehouden met de zorgplicht.
Inzake stikstofdepositie zijn significante effecten als gevolg van de realisatie van de 8 woningen met zekerheid uit te sluiten. Het aanvragen van een ontheffing/vergunning in het kader van de Wnb is echter nog wel noodzakelijk. Deze aanvraag is op 3 april 2020 aan het bevoegd gezag (in dit geval de provincie Gelderland) aangeboden. De vergunning is op 1 oktober 2020 verleend.
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een nieuw initiatief op de verkeersstructuur. Het project zal ontsloten worden op de direct omliggende wegen.
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de parkeernorm berekend op basis van de kencijfers uit de CROW-publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). De gemeente Renkum had in 2019 een woningdichtheid van 324 woningen per km2. Hierdoor is de gemeente gecategoriseerd als niet stedelijk. Het plangebied ligt in het centrum van de kern Wolfheze.
In de huidige situatie heeft de kerk meer dan 100 zitplaatsen. Volgens de kencijfers van de CROW moeten minimaal 10 (0,1 maal 100) en maximaal 20 (0,2 maal 100) parkeerplaatsen en dus gemiddeld 15 parkeerplaatsen aanwezig zijn. Voor het dorpshuis zijn gemiddeld 4 parkeerplaatsen per 100 m² BVO nodig, maar deze zijn (net als die van het kinderdagverblijf) vanwege verschillende openingstijden (grotendeels) uitwisselbaar met de benodigde parkeerplaatsen voor de naastgelegen kerk. Het dorpshuis, inclusief het inpandige kinderdagverblijf, heeft een BVO van ongeveer 375 m². Dat betekent dat ongeveer 15 parkeerplaatsen nodig zijn. De huidige functies (de Open Hof Kerk aan de Lawijckerhof 6, dorpshuis/zalencentrum De Burcht aan de Macharislaan 15 en het kinderdagverblijf De Sterren aan de zijde van de Johan Stratuislaan) verdwijnen. In de praktijk is het gebruik van de gebouwen als enige tijd geleden gestaakt. Voor de verkeerberekening maakt dit geen verschil. Op het terrein van de kerk zijn in de huidige (en al vele jaren bestaande) situatie ongeveer acht parkeerplaatsen aanwezig op eigen terrein. Bij het kinderdagverblijf zijn sinds 2011 twee parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig. Bij de Burcht zijn sinds 2011 zeven parkeerplaatsen aanwezig. Daarvoor waren er geen eigenparkeerplaatsen bij beide aanwezig. Het eventuele extra parkeren vindt en vond plaats op / langs de openbare weg (Macharislaan, Lawijckerhof en Johan Stratiuslaan). Daar is voldoende langsparkeerruimte aanwezig.
De 4 twee-onder-een-kapwoningen hebben 8,8 (2,2 maal 4) parkeerplaatsen nodig. De overig 4 woningen in de kerk hebben minimaal 7,6 (1,9 maal 4) parkeerplaatsen nodig. In totaal zijn er voor de 8 woningen dus afgerond 17 parkeerplaatsen nodig.
Op eigen terrein worden 16 parkeerplaatsen gerealiseerd. Bij 6 woningen worden 2 parkeerplaatsen naast elkaar op eigen terrein gerealiseerd en bij 2 woningen worden 2 parkeerplaatsen achter elkaar gerealiseerd.
In de 'Parkeernota 2014 – 2020' wordt aangegeven dat een opzet met twee parkeerplaatsen naast elkaar op eigen terrein de 2 parkeerplaatsen gelden als 1,7 parkeerplaats. Twee parkeerplaatsen achter elkaar gelden als voor de parkeernota als 1 parkeerplaats. Op basis van de huidige ontwerp van de terreininrichting kan worden gerekend met in totaal (6 maal 1,7 + 2 maal 1) is 12,2 parkeerplaatsen. Afgerond in totaal 12 parkeerplaatsen. Ten opzichte van het benodigde aantal parkeerplaatsen volgens de parkeernota levert dit een tekort op van 5 (17 – 12) parkeerplaatsen, terwijl er 16 worden gerealiseerd.
Gezien de beperkte mogelijkheden op eigen terrein om het parkeren anders te organiseren en de ruime mogelijkheden in de openbare ruimte kan hier echter met deze parkeeroplossing worden volstaan. Een piekbelasting van het parkeren kan immers in de openbare ruimte eenvoudig worden opgevangen. De parkeerplaatsen zullen conform het PVE van de gemeente worden vormgegeven.
Om zeker te zijn dat de aan te leggen parkeerplaatsen ook daadwerkelijk gebruikt worden en blijven als parkeerplaats is in het voorliggend bestemmingsplan een aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren' opgenomen. Deze aanduiding is gelegd op de te realiseren parkeerplaatsen op eigen terrein. Dus op alle 16 fysieke parkeerplaatsen. In de regels die daarbij horen is geregeld dat binnen die aanduiding alleen parkeerplaatsen zijn toegestaan en dat dit te allen tijde parkeerplaatsen moeten blijven. Het bouwen van bouwwerken is hier niet toegestaan.
Met deze bestemmingsregeling is er de garantie dat de 16 parkeerplaatsen ook aanwezig blijven. De 'Parkeernota 2014 – 2020' heeft aangegeven dat bijvoorbeeld 2 parkeerplaatsen naast elkaar rekenkundig als 'slechts' 1,7 parkeerplaatsen gelden. Dit mede omdat de ervaring leert dat op termijn soms de toekomstige eigenaren een parkeerplaats opofferen en inrichten als tuin. Dat kan met deze bestemmingsplanregeling niet, waardoor als het ware de parkeerregeling van de Parkeernota wordt 'overruled' dan wel wordt ondersteund in het doel om voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te hebben en houden.
Conclusie
Op de locatie worden in totaal 16 parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein. De tellen volgens de Parkeernota 2014 – 2020 voor 12 parkeerplaatsen, terwijl volgens de norm 17 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. Het tekort van 5 (17 – 12) parkeerplaatsen kan op deze locatie in de openbare ruimte worden opgevangen. Er is geen relevante toename van het verkeer of het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het initiatief ten opzichte van de huidige situatie.
Aangezien het hier een particulier initiatief betreft, zullen de kosten voor de bestemmingsplanprocedure en het bouwplan voor rekening zijn van de initiatiefnemer. Om dit te regelen is een samenwerkingsovereenkomst met de initiatiefnemer gesloten. In deze overeenkomst zijn ook bepalingen ten aanzien van planschade opgenomen, zodat eventuele planschadeclaims op de initiatiefnemer worden afgewikkeld. Het initiatief wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (voorheen: bouwvergunning) en regels voor het verrichten van 'werken' (voorheen: aanlegvergunning).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid. Een bestemmingsplan kan echter niet alles regelen. Via het Besluit omgevingsrecht is het bijvoorbeeld mogelijk om in bepaalde situaties vergunningvrij te bouwen ondanks dat het bestemmingsplan die bebouwing niet toestaat. In die gevallen gaat hetgeen bij wet vergunningvrij gebouwd kan worden voor op de bepalingen van het bestemmingsplan.
Een bestemmingsplan moet worden opgezet volgens de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) daaraan stelt en de wettelijk voorgeschreven opzet en vormgeving van de 'RO standaarden 2012'.
Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten een 'toelichting', de 'regels' en een 'verbeelding'. De verbeelding (voorheen bekend als 'plankaart') en de regels (voorheen bekend als 'voorschriften') vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan. Alleen deze twee zijn bindend voor de burger en de overheid. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemming met een bestemmingsvlak en soms via aanduidingen. De planregels van het bestemmingsplan bevatten de juridische verklaring, middels maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden, van de op de verbeelding weergegeven bestemmingen en aanduidingen.
Die toegekende gebruiks- en bouwmogelijkheden aan gronden kunnen, naast de rechtstreekse bestemming, op de verbeelding op twee manieren nader worden ingevuld:
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van een bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan, alleen indien de regels en de verbeelding nog onduidelijkheden bevatten.
De regels zijn, zoals voorgeschreven in de 'RO standaarden 2012', verdeeld over 4 hoofdstukken:
Voorliggend bestemmingsplan kent de volgende eindbestemmingen: 'Tuin' en 'Wonen'. Daarnaast kent het bestemmingsplan de volgende dubbelbestemming: 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'.
Tuin
De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de voortuin van de geplande woningen. Op percelen met de bestemming 'Tuin' zijn in principe alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en uitbouwen, die aan de voorgeschreven maatvoeringseisen voldoen, toegestaan. Vanwege de bijzondere situatie is bij de kerk een bouwaanduidingen toegevoegd. Deze bouwaanduiding maakt het mogelijk bijgebouwen of bergingen in de (voor-)tuin te plaatsen. Daarnaast is in de bestemming een aanduiding, specifieke vorm van tuin – parkeren', opgenomen om te borgen dat ter plaatse voldoende parkeerplaatsen (twee achter elkaar of twee naast elkaar) zijn en blijven. Binnen die aanduiding zijn geen bouwwerken toegestaan.
Wonen
De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de locatie van de nieuw te bouwen woningen en het bijbehorende 'achtererf' van de woningen.
Hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. Een bouwvlak mag geheel worden volgebouwd. Binnen het bouwvlak gelden de op de verbeelding opgenomen maximale goot- en bouwhoogten. Buiten het bouwvlak geldt een in de regels opgenomen maximale oppervlakte en maximale goot- en bouwhoogte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
In de bestemming 'Wonen' zijn onder bepaalde voorwaarden, conform het gemeentelijke beleid, aan-huis-verbonden beroepen (alleen door de bewoners van de woning) toegestaan. Ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen (in het zuiden van het plangebied) is, vanwege verschillen in het maaiveld, een aanduiding voor peil opgenomen. Daarmee is een hoogte in meters boven N.A.P. vastgelegd vanwaar de toegestane maximale bouw- en goothoogte worden gemeten.
Om voldoende flexibiliteit te houden in het bestemmingsplan en om snel, via maatwerk, in te kunnen spelen op veranderende behoeftes in het gebruik van de woning zijn afwijkingen opgenomen om kamerbewoning, zorgwoning, aan-huis-verbonden-bedrijf (alleen voor de bewoners van de woning), mantelzorg en zogenaamde twee- of drie-generatiewoning mogelijk te maken in de woning en/of bijgebouwen.
In de regels van de bestemming Wonen zijn voorts afwijkingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van het toestaan van meer wooneenheden dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven (conform de bestemmingsplanvoorschriften van de voorheen geldende bestemmingsplannen), het toestaan van het gedeeltelijk bouwen buiten het bouwvlak en het toestaan van (kleine) overschrijding van bouw- en goothoogten.
Het plan bevat verder één zogenaamde dubbelbestemming. Een dubbelbestemming valt als het ware over "onderliggende" materiële bestemmingen heen en houdt beperkingen in voor de bouw-, aanleg- en/of gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Een dubbelbestemming dient dus een specifiek ruimtelijk belang en is vaak eerder in het gemeentelijk beleid, waaronder de gemeentelijke bouwverordening, vastgelegd. Hierna wordt de dubbelbestemming beschreven.
Waarde - Archeologie middelhoge verwachting
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' is, conform gemeentelijk beleid opgenomen ter bescherming van de in grond potentieel (te verwachten) aanwezige archeologische relicten. De gebieden met deze bestemming heeft een beschermingsregime gekregen met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Voor archeologische dubbelbestemming geldt verder dat het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning af kan wijken voor het bouwen of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overeenkomstig de regels van de eindbestemmingen. Dat wil zeggen dat op die manier gebouwd kan worden met een grotere oppervlakte en een grotere ondergrondse diepte indien op basis van bijvoorbeeld een ingesteld archeologisch onderzoek geen archeologische waarden aanwezig zijn of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.
Voor een deel van de planlocatie is, in verband met het optredend hoogteverschil op de locatie, een specifieke bouwaanduiding – peilmeetvlak opgenomen. Dat wil zeggen dat daarmee een plaatselijk peil, hoogte boven N.A.P, is vastgelegd. Vanaf dat peil worden de bouwhoogte en goothoogte gemeten. Dit is in artikel 1 Begrippen nader gedefinieerd.
In het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden ontwerpbestemmingsplannen verzonden aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie. Echter hier zijn geen belangen van de partners aanwezig, want gelegen in de bebouwde kom. De provincie heeft aangegeven dat plannen waar geen provinciale belangen aanwezig zijn niet toegezonden hoeven worden. Daarom is dat nu ook niet gedaan. Indien partners van mening (zouden) zijn dat dit wel het geval is kunnen zij een zienswijze indienen over het ontwerpplan.
Het ontwerpbestemmingsplan 'Lawijckerhof 6 e.o.' heeft vanaf 28 oktober 2020 gedurende zes weken, dus tot en met 8 december 2020 ter inzage gelegen. In de genoemde periode zijn geen zienswijzen ingediend. In de Staatscourant van woensdag 28 oktober 2020 en in het huis-aan-huis blad Rijn en Veluwe van woensdag 28 oktober 2020 is de ter inzage legging bekend gemaakt. Ook op de gemeentelijke website is deze bekendmaking gepubliceerd. Het bestemmingsplan heeft in deze periode analoog ter inzage gelegen in het gemeentehuis. Het bestemmingsplan was digitaal ook in te zien op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke website www.renkum.nl.
Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op 1 juli 2020 de kennisgeving op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd in de Staatscourant en in de Rijn en Veluwe en op de gemeentelijke website. Daarin stond dat naar verwachting het ontwerpbestemmingsplan binnen circa een maand (dus ongeveer halverwege augustus) ter inzage zou worden gelegd.
Ook hebben alle direct aanwonenden en enkele woningen in de nabijheid van het plangebied op 28 oktober 2020 een persoonlijke brief ontvangen met daarin uitleg over de start van de procedure en het ontwerpbestemmingsplan en het ontwerp-beeldkwaliteitplan.
Op de navolgende afbeelding zijn de adressen weergegeven die die brief hebben ontvangen. De brief is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Afbeelding 27: adressen die op 28 oktober 2020 een brief hebben ontvangen.
Communicatie initiatiefnemers en omgeving (zie ook paragraaf 2.2):
Het plan is (informeel) tweemaal besproken in de Commissie ruimtelijke kwaliteit (Crk). De eerste keer op 9 maart 2020 en de tweede keer op 25 juni 2020. De Crk acht de gepresenteerde omvorming naar woningen goed mogelijk. De Crk merkte op dat bij de ingrepen het bestaande karakteristieke beeld van de kerk overeind moet blijven en dat nieuwe ingrepen herkenbaar moeten blijven als nieuwe betekenislaag in het totaalbeeld. Bij de twee woningblokken moet rekening worden gehouden met het concept van een hoek naar de openbare omgeving en een hoek naar het privégebied. Bij de verdere uitwerking is een zekere familiaire band tussen de kerk en de woningen gewenst. De Crk vraagt aandacht voor een zorgvuldige positionering van de bergingen en een voor het behoud van het karakteristieke groen.
Bij de verdere uitwerking zal met deze opmerkingen rekening worden gehouden.
Op 5 maart 2020 zijn de plannen gepresenteerd aan de omwonenden en belanghebbenden in de vorm van een informatiebijeenkomst.
Het plan is door omwonenden positief ontvangen. De enige zorgen die zijn geuit betroffen met name de overgang van de twee-onder-een-kap-woningen naar de woningen aan de Burchtlaan. Door het hoogteverschil kan gebrek aan privacy in de achtertuinen van de betreffende woningen een rol gaan spelen. In het ontwerp zal hier rekening mee worden gehouden. Bij de bouw van de twee-onder-een-kap-woningen zal als peil het (vloer-)peil van het huidige dorpshuis worden aangehouden.
Naar aanleiding van de informatieavond zijn van de belanghebbenden de volgende reacties ontvangen
Vijf Dorpen in 't Groen ziet geen bezwaren tegen de ontwikkeling, maar acht het vooral van belang dat er goed met de omwonenden wordt gecommuniceerd en dat eventuele bezwaren serieus worden afgehandeld. De Adviesraad Sociaal Domein onthoudt zich van een reactie. Zij verwijzen naar de het advies van Woon Advies Commissie (WAC).
Dorpsbelang is vooral blij met het behoud van de kerk en hoopt dat de glas-in-lood ramen behouden kunnen worden. Ze vragen zich af wat er gedaan kan worden met het kerkklokje en stellen voor deze op het dorpsplein te plaatsen. Van de Stichting voor Heemkunde is geen reactie ontvangen.
Met de opmerkingen zal bij de verdere planvorming rekening worden gehouden.
De woonadviescommissie (WAC) heeft in april een advies uitgebracht. De meeste opmerkingen betreffen bouwkundige opmerkingen die voor het bestemmingsplan minder relevant zijn. Wel relevant zijn de opmerkingen over de bergingen en de parkeerplaatsen. De WAC vindt de buitenbergingen met een maat van 5 m2 te klein en is ook kritisch over de positionering. Daarnaast pleit de WAC voor een realisatie van extra parkeerplaatsen (6). Ze doet daarbij de suggestie deze aan te leggen aan de kopse kant van het terrein. Dit zou dan ten koste moeten gaan van de tuin van de twee woningen aan deze kant.
In reactie hierop is besloten de maximale maat voor de bergingen te vergroten. Extra parkeerplaatsen lijken niet nodig. Met het parkeren op eigen terrein wordt redelijkerwijs aan de normen voldaan. In de omgeving is daarnaast voldoende parkeerruimte om in een eventuele extra tijdelijke parkeervraag te voorzien (zie ook paragraaf 4.10 Parkeren en verkeer)
Op 26 augustus 2020 is er gesproken met de bewoners van de Burchtlaan 1-7. De bewoners van nummer 9 waren bij dit gesprek niet aanwezig. Zij hadden al eerder aangegeven akkoord te zijn met de plannen. De overige bewoners vragen vooral aandacht voor behoud van hun privacy en voor de vorm van de erfafscheiding tussen hun achtertuin en de tuinen van de nieuw te bouwen twee-onder-een-kap-woningen.
De initiatiefnemer heeft aangegeven om bij het ontwerp van de woningen, zonder afbreuk te doen aan het stedenbouwkundig plan en aan de kwaliteit van de nieuwe woningen, te kijken naar de indeling van de ramen in de kopgevel, de mogelijkheden voor een uniforme, de landschappelijke erfafscheiding, het overbruggen van het hoogteverschil en het vergroten van de afstand tussen de perceelsgrens en de nieuwbouw. Een optie daarbij is het behoud van de bestaande muur, die nu de grens vormt van de tuinen van de bewoners van de Burchtstraat. Het uiteindelijk bouwplan zal nog besproken worden met deze bewoners. Op 3 november 2020 heeft er nog een overleg plaatsgevonden (initiatiefnemer en bewoners Burchtlaan 1-7, waar de gemeente ook bij aanwezig was) waarbij de afspraak is gemaakt om een muur / afscheiding te laten staan dan wel opnieuw aan te brengen. Ook is afgesproken dat in de kopgevel van de meest zuidelijke nieuwe woning (Macharislaan) alleen ramen op de begane grond komen.
Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Omdat er geen zienswijzen zijn ingediend zijn er ook geen wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding daarvan.
Er zijn geen ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.