direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bram Streeflandweg 56, 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De nieuwe eigenaar, hierna initiatiefnemer, heeft het voornemen om de bestaande woning aan de Bram Streeflandweg 56 in Renkum te vervangen voor een nieuwe woning. Het plan past niet binnen het vigerende bestemmingsplan omdat de nieuwe woning deels buiten het bestaande bouwvlak is gepland.

Omdat het initiatief wel passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan een herziening van het bestemmingsplan. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied heeft betrekking op het perceel (woning met tuin) aan de Bram Streeflandweg 56 in Renkum. Het plangebied bestaat uit de kadastrale percelen Renkum sectie B, nummer 3234 en nummer 3875 (deels). Navolgende luchtfoto's tonen het plangebied en de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02_0001.png"

Afbeelding: ligging plangebied in Renkum (bron: GeoWeb)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02_0002.png"

Afbeelding: ligging plangebied (bron: GeoWeb)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het voorliggende plan herziet het bestemmingsplan 'Renkum - Heelsum 2013'. In dat geldende bestemmingsplan heeft de bestaande woning de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin''. Om de bestaande woning ligt een bouwvlak. Waarbinnen maximaal 1 woning is toegestaan met een maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale bouwhoogte van 8 meter. Tussen de woning en de weg ligt de bestemming 'Tuin'. De daarin gelegen lage bijgebouwen zijn met een aanduiding weergegeven. De nieuw te bouwen woning is echter deels buiten het bestaande bouwvlak gepland. Daarom is het voorliggende nieuwe bestemmingsplan gemaakt. Daarin is het bouwvlak nu om de nieuw te bouwen woning gelegd.

In het nieuwe bestemmingsplan 'Bram Streeflandweg 56, 2019' verandert het bouwvlak en wordt de maximale bouwhoogte met twee meter verlaagd naar maximaal 6 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02_0003.png"

Afbeelding: het geldende bestemmingsplan 'Renkum - Heelsum 2013' (rood = plangebied)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02_0004.png"

Afbeelding: het geldende bestemmingsplan 'Renkum - Heelsum 2013' (bron: webviewer 'MijnOmgeving' gemeente Renkum). Hierop de ook zijn de nieuwe geplande woningen ten oosten van het perceel te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02_0005.png"

Afbeelding: voorliggend bestemmingsplan 'Bram Streeflandweg 56, 2019'

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. Op de verbeelding zijn de onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de regels vormen samen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit 5 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de beschrijving van het plangebied en de historie. Hierin wordt ingegaan op de huidige en nieuwe situatie van het plangebied en de planologische afwegingen die hieraan ten grondslag liggen, waarbij in hoofdstuk 5 hier ook op wordt ingegaan. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. In hoofdstuk 4 komt de haalbaarheid van het plan aan de orde. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten, waaronder milieu en archeologie, wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom het voorliggend bestemmingplan kan worden uitgevoerd. In hoofdstuk 5 is de wijze van bestemmen aangegeven. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Verder wordt er beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. In dit hoofdstuk worden ook alle bestemmingen uitgelegd en wat daar in hoofdlijnen is toegestaan. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 6, van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op de procedures, die voorliggend bestemmingsplan doorloopt.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komt het bouwplan aan bod. Allereerst komt de bestaande situatie van het plangebied aan bod. Daarna volgt, mede op basis van enkele ontwerptekeningen, een toelichting op de toekomstige inrichting van de planlocatie.

2.2 Bestaande situatie

Het plangebied ligt aan de Bram Streeflandweg, midden in het dorp Renkum. Het deel van de weg ter hoogte van de planlocatie maakt onderdeel uit van het woonerf zoals die te bereiken is vanaf de Hogenkampseweg, ten westen van de locatie.

De omgeving bestaat aan de noordkant voornamelijk uit woningen. Aan de oost-, zuid- en westkant wordt het plangebied omringd door grasvelden (noot: aan de oostzijde ligt in het geldende bestemmingsplan al bouwrecht, hier komen woningen). Dit geeft de locatie een opzichzelfstaand en vrij karakter. De luchtfoto in het vervolg van deze paragraaf maakt dit goed inzichtelijk. Op het perceel achter de woning is een hoveniersbedrijf gevestigd.

Binnen de planlocatie staan vooraan op het perceel de woning en enkele tegen elkaar aangebouwde bijgebouwen. De eentonige uitstraling en de opstelling van de bijgebouwen geven de locatie vanaf de weg een wat sober en ongeordend karakter. Achter de bebouwing ligt de tuin. Via een oprit wordt de woning ontsloten op de Bram Streeflandweg. Navolgende afbeeldingen geven een impressie van de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02_0006.png"

Afbeelding: luchtfoto 2018 plangebied, richting oosten (bron: GeoObliek, Slagboom en Peeters)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02_0007.png"

Afbeelding: luchtfoto 2018 plangebied, richting zuiden (bron: GeoObliek, Slagboom en Peeters)

2.3 Toekomstige situatie

Voorliggend initiatief maakt een nieuwe woning binnen het plangebied mogelijk. Om ruimte te creëren voor nieuwbouw wordt de bestaande woning en de bijbehorende bijgebouwen gesloopt. Voorliggend plan blijft beperkt tot het vervangen van een bestaande woning voor een nieuwe. De functie van het plangebied verandert niet en het aantal woningen blijft gelijk.

Het beoogde nieuwe hoofdgebouw heeft een oppervlakte van circa 160 m², bestaat uit één bouwlaag en heeft een maximale toegestane goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 meter en 6 meter. In de bestaande situatie mag de bouwhoogte 8 meter bedragen. Dus dat wordt nu lager. Het hoofdgebouw wordt centraal gepositioneerd binnen het plangebied.

In het kader van dit plan is een eerste ontwerp gemaakt, waar enkele foto's in het vervolg van deze paragraaf een impressie van tonen. Het ontwerp is qua bouwvorm en afwerking uniek voor de omgeving. Rondom de gevels van het hoofdgebouw is een overkapping voorzien, die aan de noordkant gebruikt kan worden om auto's onder te parkeren. In de regels is voorzien dat de overkapping echter niet te dicht op de weg gebouwd mag worden.

Duurzaamheid speelt een nadrukkelijke rol bij het ontwerp. Het voornemen is de woning te voorzien van een warmtepomp installatie en een gras dak met zonnepanelen. Bij de bouw wordt daarnaast gekozen voor duurzame materialen. Parkeren is mogelijk via de oprit op het eigen terrein.

Navolgende afbeeldingen tonen enkele impressie van het concept ontwerp van het bouwplan. In het vervolg van de ontwikkeling, bij de aanvraag van de omgevingsvergunning, worden de definitieve ontwerptekeningen toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02_0008.png"

Afbeelding plattegrond van de begane grond (bron: ORIO architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02_0009.jpg"

Afbeelding: 3D impressie van het ontwerp (bron: ORIO architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02_0010.jpg"

Afbeelding: 3D impressie van het ontwerp, gezien vanaf de weg (kijkrichting naar het zuiden) (bron: ORIO architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02_0011.jpg"

Afbeelding: 3D impressie van het ontwerp, gezien vanaf de weg (kijkrichting naar het noordoosten) (bron: ORIO architecten)

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

Bij voorliggend initiatief, zie de beschrijving hiervoor, is er sprake van het vervangen van de bestaande woning voor een nieuwe. Er vindt geen functieverandering plaats. De nieuwe situatie heeft een vergelijkbare ruimtelijke impact (verkeer, e.d.). De ruimtelijke effecten zijn dusdanig klein dat het Rijksbeleid en provinciaal beleid uitvoering van dit initiatief niet in de weg staan.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Ruimtelijke Visie 2025

Op 22 september 2011 heeft de gemeente Renkum de 'Ruimtelijke Visie Renkum (ver)bindt 2025' vastgesteld. De visie geeft inzicht in de ontwikkelingen op het gehele grondgebied van de gemeente (fysiek-ruimtelijk) in de komende 15 jaar. Een aantal algemene aspecten uit de visie betreffen het verhogen van de kwaliteit van dorpsentrees en toegangswegen, het vergroten van de toegankelijkheid van het bosgebied en het streven naar een sterkere visuele relatie met het buitengebied.

Voor de Bram Streeflandweg en directe omgeving is opgenomen dat de herkenbaarheid van de droogdalen moet worden vergroot en dat gestreefd moet worden naar een groene en veilige verbinding tussen voorzieningen. Verder maakt het plangebied onderdeel uit van een zoekzone voor maatschappelijke functies en onderwijs in een groene setting.

Navolgende afbeelding toont de visiekaart.De beschreven doelen zijn over het algemeen gericht op de openbare ruimte, dan wel functioneel op wenselijke functies langs de Bram Streeflandweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0199rh-va02_0012.png"

Afbeelding: Visiekaart Renkum (bron: Ruimtelijke Visie 2025, gemeente Renkum)

Planspecifiek

Voorliggend plan beperkt zich tot het vervangen van de bestaande woning voor een nieuwe. In de ruimtelijke visie komen geen concrete aandachtspunten aan bod die van toepassing zijn op dit plan. Het initiatief is daarmee in lijn met de Ruimtelijke Visie 2025.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Inleiding

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Onderstaande een toets waaruit volgt dat het plan hieraan voldoet:

  • 1. Geluid. Er wordt geen nieuwe geluidgevoelige functie toegevoegd, er is reeds een woning aanwezig. Dit plan voorziet enkel in het vervangen van deze bestaande woning voor een nieuwe.
  • 2. Luchtkwaliteit. Er worden geen extra gevoelige objecten mogelijk gemaakt. Dit initiatief draagt 'niet in betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • 3. Externe veiligheid. Het aantal gevoelige objecten binnen het plangebied blijft door dit plan gelijk, namelijk één. In de omgeving liggen daarnaast geen risicobronnen.
  • 4. Bodem. De functie van de gronden waarop de nieuwe woning worden gebouwd hebben in de bestaande situatie reeds de bodem gevoelige woonfunctie. Omdat de nieuwe woning deels buiten de bestaande situering is gepland en er daarmee bouwingrepen plaatsvinden buiten de contouren van de bestaande woning, is een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd. Deze zijn als bijlage bijgevoegd 1.
  • 5. Bedrijven- en milieuzonering. Ten zuiden van het plangebied ligt een bedrijfslocatie waarvan de regels voorschrijven dat deze locatie enkel als hoveniersbedrijf gebruikt mag worden. In het vigerende bestemmingsplan 'Renkum - Heelsum 2013' is vastgelegd dat de activiteiten van dit bedrijf niet mogen zorgen voor een hinderzone van meer dan 10 m. buiten de grenzen van het bedrijf. Gelet op de daadwerkelijke afstand tussen de hovenier en het plangebied (30 m.) is van hinder dan ook geen sprake. Ook de basisschool ten oosten van de locatie (op 65 m.) levert, gelet op de maximale richtafstand zoals opgenomen in de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (30 m., geluid), geen hinder op. Geconcludeerd kan worden dat er vanuit milieuzonering sprake is van een goed woon- en leefklimaat, nog dat omliggende bedrijven of maatschappelijke instellingen worden gehinderd in hun bedrijfsvoering.
  • 6. Water. In relatie tot de nieuwe woning staat de sloop van de bestaande woning en de bijbehorende bijgebouwen. De verhouding van het verhard oppervlak verandert daarmee niet noemenswaardig. Binnen het plangebied is ook geen oppervlaktewater aanwezig. Dit plan heeft geen effect vanuit het aspect water.
  • 7. Cultuurhistorie en archeologie. Binnen het plangebied, nog in de directe omgeving, zijn geen waardevolle cultuurhistorische objecten gelegen. Het plangebied heeft vanuit archeologie een middelhoge archeologische verwachting. Het oppervlak van de bouwactiviteiten buiten de bestaande situering van de bebouwing blijft onder de grens van 500 m². Er hoeft geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Wel blijft de bestaande waarde aanduiding voor het gehele plangebied behouden zodat bij toekomstige bouwactiviteiten mogelijke waardevolle archeologische resten beschermd blijven.
  • 8. Verkeer en parkeren. Vanuit verkeer en parkeren heeft dit plan geen effect. Parkeren blijft mogelijk op eigen terrein. Het aantal woningen neemt niet toe waarmee er tevens geen veranderingen optreden m.b.t. de verkeersaantrekkende werking van het plangebied.
  • 9. Ecologie. Binnen het plangebied is geen waardevol groen aanwezig. Mogelijk wordt een beperkt aantal coniferen gekapt. Deze soort heeft echter geen ecologische waarde. Er is binnen het plangebied ook geen oppervlaktewater aanwezig. Vanuit gebieds- en soortbescherming heeft dit plan geen effect.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente met de initiatiefnemer een overeenkomst afsluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges en de overeenkomst.

Tevens zal een in die overeenkomst de kosten voor verhaal van planschade worden geregeld. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer.

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (voorheen: bouwvergunning) en regels voor het verrichten van 'werken' (voorheen: aanlegvergunning).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid. Een bestemmingsplan kan echter niet alles regelen. Via het Besluit omgevingsrecht is het bijvoorbeeld mogelijk om in bepaalde situaties vergunningvrij te bouwen ondanks dat het bestemmingsplan die bebouwing niet toestaat. In die gevallen gaat hetgeen bij wet vergunningvrij gebouwd kan worden voor op de bepalingen van het bestemmingsplan.

5.1.2 Verbeelding, regels en toelichting

Een bestemmingsplan moet worden opgezet volgens de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) daaraan stelt en de wettelijk voorgeschreven opzet en vormgeving van de 'RO standaarden 2012'.

Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten een 'toelichting', de 'regels' en een 'verbeelding'. De verbeelding (voorheen bekend als 'plankaart') en de regels (voorheen bekend als 'voorschriften') vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan. Alleen deze twee zijn bindend voor de burger en de overheid. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemming met een bestemmingsvlak en soms via aanduidingen. De planregels van het bestemmingsplan bevatten de juridische verklaring, middels maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden, van de op de verbeelding weergegeven bestemmingen en aanduidingen.

Die toegekende gebruiks- en bouwmogelijkheden aan gronden kunnen, naast de rechtstreekse bestemming, op de verbeelding op twee manieren nader worden ingevuld:

  • 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkelbestemming' (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van een bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan, alleen indien de regels en de verbeelding nog onduidelijkheden bevatten.

5.1.3 Hoofdstukopbouw van de regels

De regels zijn, zoals voorgeschreven in de 'RO standaarden 2012', verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). Zo moet onder 'bouwperceel' verstaan worden: 'een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten'. Het moet dus gaan om gronden met dezelfde bestemming die ook in eigendom zijn van dezelfde persoon, dan wel gronden die gehuurd worden door die persoon.

  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouw- en gebruiksregels en, eventueel, ook een regels voor het 'uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.
    Ieder artikel van de hoofdbestemmingen kent, eveneens conform de 'RO standaarden 2012', een vaste opzet. Per hoofdbestemming is een bestemmingsregeling, opgenomen, voor zover van toepassing bestaande uit:
    a. bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden gebruikt worden in die bestemming;
    b. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
    c. nadere eisen;
    d. afwijken van de bouwregels;
    e. specifieke gebruiksregels;
    f. afwijken van de gebruiksregels;
    g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
    h. wijzigingsbevoegdheid.
    De situering van de toegelaten gebouwen is bepaald door bouwvlakken op de verbeelding en door de bepalingen (soms in combinatie met aanduidingen) in de planregels.
    Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.

  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens:
    • a. anti-dubbeltelregel: Deze bepaling regelt dat grond die reeds eerder bij een verleende bouw- of omgevingsvergunning is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. Deze regel is wettelijk verplicht om op te nemen in een bestemmingsplan en is rechtstreeks overgenomen uit het Bro;
    • b. algemene bouwregels: Hierin worden algemene bouwregels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. Zo wordt hierin het ondergronds bouwen geregeld en worden bouwwerken die afwijken van de regeling in het bestemmingsplan, maar wel met een vergunning zijn gebouwd, 'positief' bestemd;
    • c. algemene gebruiksregels: In dit artikel wordt een algemeen gebruiksverbod gegeven, wat geldt voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan, voor gebruik in strijd met de bestemming;
    • d. algemene afwijkingsregels: In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor algemene en geringe afwijkingen van de bouwregels (maatvoering) voor zover al elders in de planregels in afwijkingen is voorzien. Hiermee kan in specifieke situaties maatwerk worden geboden en biedt het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit.

  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen.
    • a. overgangsregels: Deze regel is wettelijk verplicht om op te nemen in een bestemmingsplan en is rechtstreeks overgenomen uit het Bro. Dit artikel bevat regels die als doel hebben bestaande situaties (gebruik of bouwwerken), welke niet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan, te regelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebruik en bouwen. Het overgangsrecht met betrekking tot bouwen en bouwwerken regelt dat bouwwerken die aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, maar in strijd zijn met het bestemmingsplan, onder overgangsrechtelijke bescherming vallen. Dat wil zeggen dat deze bouwwerken mogen blijven bestaan. Deze bescherming geldt ook voor bouwwerken die op deze peildatum legaal kunnen worden gebouwd, maar nog niet zijn gebouwd.
      De regeling bevat voorts een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om bij een omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van een beperkte uitbreiding (maximaal 10%) van het niet in het nieuwe bestemmingsplan passende bouwwerk.
      Bouwwerken die wel bestonden op de genoemde peildatum, maar zijn gebouwd zonder (omgevings)vergunning, zijn expliciet uitgesloten van de beschermende werking van het overgangsrecht.
      Het overgangsrecht voor met het nieuwe bestemmingsplan strijdig gebruik regelt dat het gebruik van gronden dat bestaat op het moment dat het nieuwe bestemmingsplan van kracht wordt, mag worden voortgezet. Het bestaande gebruik dat (ook) in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan, is echter van deze beschermende werking van het overgangsrecht uitgesloten, indien het op grond van het recht nog mogelijk is om hiertegen op te treden.
    • b. slotregel: Dit artikel bevat de titel (naam) van het vast te stellen bestemmingsplan.

5.2 Planregels

5.2.1 Bestemmingen in dit bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan kent de volgende eindbestemmingen: Tuin, Verkeer en Wonen.

Daarnaast kent het bestemmingsplan de volgende dubbelbestemming: Waarde - Archeologie middelhoge verwachting.

5.2.2 Bestemmingen

Tuin

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan percelen gelegen bij de bestemming Wonen. De bestemming 'Tuin' is opgenomen ter plaatse van de voortuin van de woning. Op percelen met de bestemming 'Tuin' zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en uitbouwen, die aan de voorgeschreven maatvoeringseisen voldoen, toegestaan. Daarnaast zijn overkappingen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping'.

Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan wegen, fiets en wandelpaden en de daarnaast gelegen (kleine) groenstroken binnen het plangebied. Daarnaast zijn in deze bestemming ook andere functies toegestaan zoals waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen. Op de percelen met deze bestemming zijn alleen kleine gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer, wegverkeer of nutsvoorzieningen toegestaan.

Wonen

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de te bouwen woning in het plangebied. Het maximaal aantal woningen in een bouwvlak is aangeduid op de verbeelding. Ter plaatse gold al de bestemming 'Wonen' met een bouwvlak. Maar dat bouwvlak lag strak om de toen bestaande woning. Nu ligt het nieuwe bouwvlak om de locatie van de geplande nieuwe woning.

Hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. Een bouwvlak mag geheel worden volgebouwd. Binnen het bouwvlak gelden de op de verbeelding opgenomen maximale goot- en bouwhoogten. Buiten het bouwvlak geldt een in de regels opgenomen maximale oppervlakte en maximale goot- en bouwhoogte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

In deze bestemming zijn onder bepaalde voorwaarden, conform het gemeentelijke beleid, aan-huis-verbonden beroepen (alleen door de bewoners van de woning) toegestaan.

Om voldoende flexibiliteit te houden in het bestemmingsplan en om snel, via maatwerk, in te kunnen spelen op veranderende behoeftes in het gebruik van de woningen zijn afwijkingen opgenomen om kamerbewoning, aan-huis-verbonden bedrijf (alleen voor de bewoners van de woning), bed & breakfast, mantelzorg en zogenaamde twee- of drie-generatiewoning mogelijk te maken in de woningen en/of bijgebouwen.

In de regels van de bestemming Wonen zijn voorts afwijkingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van het toestaan van meer wooneenheden dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven (conform de bestemmingsplanvoorschriften van de voorheen geldende bestemmingsplannen), het toestaan van het gedeeltelijk bouwen buiten het bouwvlak en het toestaan van (kleine) overschrijding van bouw- en goothoogten.

5.2.3 Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen vallen als het ware over “onderliggende” materiële bestemmingen heen en houden beperkingen in voor de bouw-, aanleg- en/of gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Dubbelbestemmingen dienen dus een specifiek ruimtelijk belang en zijn vrijwel allen eerder in het gemeentelijk beleid, waaronder de gemeentelijke bouwverordening, vastgelegd. Het bestemmingsplan kent de volgende dubbelbestemming: Waarde - Archeologie middelhoge verwachting. Hierna wordt de dubbelbestemming beschreven.

Waarde - Archeologische verwachting

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' is, conform gemeentelijk beleid opgenomen ter bescherming van de in grond potentieel (te verwachten) aanwezige archeologische relicten. De gebieden met deze bestemmingen hebben een beschermingsregime gekregen met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

In de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' is het verboden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de eindbestemmingen te bouwen indien de oppervlakte meer dan 500 m² betreft en de ondergrondse diepte (in de grond) meer dan 0,3 meter bedraagt. Dit ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in de ondergrond.

Een zelfde bepaling geldt ook voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Voor de archeologische dubbelbestemming geldt verder dat het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning af kan wijken voor het bouwen of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overeenkomstig de regels van de eindbestemmingen. Dat wil zeggen dat op die manier gebouwd kan worden met een grotere oppervlakte en een grotere ondergrondse diepte indien op basis van bijvoorbeeld een ingesteld archeologisch onderzoek geen archeologische waarden aanwezig zijn of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden voorontwerpbestemmingsplannen verzonden aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie. Echter hier zijn geen belangen van de partners aanwezig, want gelegen in de bebouwde kom. Daarbij was in het vorige bestemmingsplan ook een woning aanwezig met een bouwvlak. Nu wordt alleen het bouwvlak op een ander deel van het perceel gelegd. Daarom is het plan niet toegezonden aan de gebruikelijke partners. Indien partners van mening (zouden) zijn dat dit wel het geval is kunnen / konden zij een zienswijze indienen over het ontwerpplan.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Bram Streeflandweg 56, 2019' heeft vanaf 22 mei 2019 gedurende zes weken, dus tot en met 2 juli 2019 ter inzage gelegen. In de genoemde periode zijn geen zienswijzen ingediend. In de Staatscourant van 22 mei 2019 en in het huis-aan-huis-blad 'Rijn en Veluwe' van 22 mei 2019 is de ter inzage legging bekend gemaakt. Ook op de gemeentelijke website is deze bekendmaking gepubliceerd. Het bestemmingsplan heeft in deze periode analoog ter inzage gelegen in de bibliotheek te Renkum en in het gemeentehuis. Het bestemmingsplan was digitaal ook in te zien op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke website www.renkum.nl. Op 29 mei 2019 is deze publicatie in verkorte vorm ook bekend gemaakt in de Hoog en Laag.

Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op 8 mei 2019 de kennisgeving op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd in de Staatscourant en in de 'Rijn en Veluwe' en op de gemeentelijke website. Hierin stond vermeld dat de verwachting was dat het ontwerpbestemmingsplan over twee tot circa vijf weken ter inzage zou worden gelegd. Op 15 mei 2019 is deze kennisgeving in verkorte vorm ook bekend gemaakt in de Hoog en Laag.

6.3 Ambtshalve wijzigingen

Omdat er geen zienswijzen zijn ingediend, zijn er naar aanleiding daarvan ook geen wijzigingen doorgevoerd in het vastgestelde bestemingsplan. Ook ambtshalve zijn er geen wijzigingen doorgevoerd in het vastgestelde bestemingsplan (ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan).