Plan: | Wolfhezerweg 6b - Utrechtseweg 287, 2016 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0274.bp0174bg-va02 |
De eigenaren van de woning aan de Utrechtseweg 287 in Oosterbeek willen graag achter hun huidige woning in hun diepe tuin een nieuwe woning bouwen. De huidige woning wordt te groot en de initiatiefnemers willen op termijn zelf de nieuwe, kleinere woning betrekken. De huidige woning zal worden verkocht. De tuin loopt door tot aan de Wolfhezerweg. De nieuwe woning zal dan ook komen te liggen aan de Wolfhezerweg en worden gebouwd in lijn met en in aansluiting op de bestaande bebouwing aan de Wolfhezerweg. De locatie beschikt al over een ontsluiting aan de Wolfhezerweg. Op de locatie staat een bijgebouw. Dit gebouw is in gebruik als kantoor-/cursusruimte. Gasten/cursisten kunnen voor het bereiken van dit gebouw gebruik maken van de entree aan Wolfhezerweg. Dit bijgebouw zal worden gesloopt.
Aan de bestaande woning worden geen wijzigingen voorzien.
De locatie valt binnen het vigerende plan "Buitengebied, (correctieve) herziening 2008" en binnen de bestemming "Bos en natuurgebied". Binnen deze bestemming is het beleid gericht op de instandhouding en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Het toevoegen van een woning is hiermee in strijd. Om dit toch mogelijk te maken is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
Met het bouwen van een nieuwe woning wordt aangesloten op de karakteristiek van de Wolfhezerweg. Langs dit deel van de Wolfhezerweg vinden we aan weerszijden vrijstaande woningen op enige afstand van de weg. Het kenmerkt zich als een lintbebouwing. Van bos- en natuurgebied is hier maar beperkt sprake. De percelen zijn ondanks de splitsing in de bestemmingen in het vigerende bestemmingsplan vrijwel alle in gebruik als tuin. Op de luchtfoto is dit goed te zien. Met de bestemmingen wonen en tuin wordt beter aangesloten op de huidige karakteristiek en wordt aangesloten op de actuele systematiek van bestemmingen in de omgeving van de Utrechtseweg. Om te voorkomen dat in het straatbeeld de bebouwing een aaneengesloten front vormt wordt de breedte van het bouwvlak beperkt en het bijgebouw, zoals aangegeven, gesloopt.
Om een logische grens van het plangebied aan te houden is besloten om ook de bestaande woning aan de Utrechtseweg 287 te betrekken bij deze bestemmingsplanherziening. Het totale plangebied bestaat daarmee uit de percelen bekend onder de kadastrale nummers B 00798 (omgeving bestaande woning) en B 00799 (locatie toekomstige woning).
Het plangebied ligt in het westelijk deel van Oosterbeek. De locatie wordt aan de zuidzijde begrenst door de Utrechtseweg en aan de noordzijde door de Wolfhezerweg. Aan de oostzijde wordt het perceel begrenst door de tuinen van de Utrechtseweg 285 en Wolfhezerweg 6 en aan de westzijde door de tuinen van de Utrechtseweg 289 en de Wolfhezerweg 6a.
De navolgende afbeeldingen tonen globaal de ligging en de begrenzing van het plangebied.
Ligging plangebied in Oosterbeek (rood = globale plangebied)
Ligging en begrenzing plangebied (luchtfoto), rood = plangebied
Het voorliggend plan herziet een klein gedeelte van het bestemmingsplan 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008'. Dit plan is vastgesteld op 17 december 2008 en is op 25 november 2010 onherroepelijk geworden. Dit bestemmingsplan is de algehele herziening qua regels en de gedeeltelijke herziening qua plankaart van het bestemmingsplan 'Buitengebied' uit 2001. Voor de locatie Wolfhezerweg 6b en de Utrechtseweg 287 is de plankaart in 2008 niet herzien.
Het plangebied heeft nu de bestemmingen 'Bos en natuurgebied' en 'Woondoeleinden (d)'. Binnen de bestemming 'Bos en natuurgebied' is het beleid gericht op de instandhouding en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. De bestemming 'Woondoeleinden (d)' maakt het bouwen van een woning mogelijk met een inhoud meer dan 1000 m3 tot de maximale inhoud van de woning zoals deze bestaat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan met een maximale hoogte van 8 meter en een goothoogte van 6 meter. Met deze bestemming is in feite de bestaande woning planologisch vastgelegd, maar niet de hele tuin. Een groot deel van de feitelijke tuin heeft een bos- en natuurbestemming gekregen.
Voor de splitsing in twee bestemmingen is indertijd bij het opstellen van het vigerende bestemmingsplan gekozen. Daarmee werd de splitsing tussen natuur en wonen expliciet gemaakt. Echter daarbij is niet goed gekeken naar de feitelijke situatie, want vele gebieden die toen daar als 'bos' bestemd zijn, waren tuinen (vaak ook zonder bomen). De keuze tussen de woonbestemming en de bosbestemming in het bestemmingsplan 'Buitengebied' uit 2001 was een breuk met de opzet van het oudere bestemmingsplan 'Buitengebied 1973'. Binnen dat bestemmingsplan bestond deze expliciete splitsing nog niet. Het hele plangebied viel toen binnen de bestemming 'Landhuizen II'. Een bestemming die eigenlijk beter aansluit bij de karakteristiek van de omgeving. Binnen deze bestemming was ter plaatse de bouw van een praktijkruimte voor het uitoefenen van vrije beroepen toegestaan tot een bebouwde oppervlakte van maximaal 100 m² (en net geen woning omdat het perceel niet breed genoeg was volgens die regels). In het algemeen was binnen de bestemming 'Landhuizen II' het gebruik als woning met tuin (vrijstaande woningen met bijgebouwen) toegestaan. Indien een perceel met een breedte van 50 meter langs een weg lag mocht hier een woning gebouwd worden. De huidige perceelsbreedte aan de Wolfhezerweg is circa 35 meter.
In 2000 is een bouwvergunning verleend voor de uitbreiding van een al bestaand bijgebouw aan de Wolfhezerweg. Het bijgebouw wordt nu gebruikt als kantoor-/cursusruimte. Dit gebruik kan op grond van het overgangsrecht worden gecontinueerd. Het bijgebouw is abusievelijk niet op de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan opgenomen. Als compensatie voor de verstening door de ontwikkeling van de nieuwe woning en om ruimte rondom de woning én de tussenruimte met de buurwoning te bewaren zal het bijgebouw worden gesloopt.
Om de nieuwe woning mogelijk te maken dient een nieuw bestemmingsplan gemaakt te worden. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw van de nieuwe woning mogelijk door in de achtertuin van de Utrechtseweg 287 aan de Wolfhezerweg een bouwvlak op te nemen in de bestemming 'Wonen'. Met dit nieuwe bestemmingsplan zal worden aangesloten op de actuele planologische systematiek, zoals wordt gehanteerd in de meest recente bestemmingsplannen. De bestaande woning krijgt in het nieuwe bestemmingsplan ook een bouwvlak aansluitend op de huidige omvang van de woning.
Uitsnede uit bestemmingsplan 'Buitengebied (correctieve) herziening 2008 (rood = grens plangebied nieuw bestemmingsplan)
Uitsnede uit vervallen bestemmingsplan 'Buitengebied 1973 (rood = grens plangebied nieuw bestemmingsplan)
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. Op de verbeelding zijn de onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de regels vormen samen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de beschrijving van het plangebied en de historie. Hierin wordt de ruimtelijke karakteristiek van het plangebied besproken en wordt het nieuwe bouwplan besproken. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. In hoofdstuk 4 komt de haalbaarheid van het plan aan de orde. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten, waaronder milieu en archeologie, wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom het voorliggend bestemmingplan kan worden uitgevoerd. In hoofdstuk 5 is de wijze van bestemmen aangegeven. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Verder wordt er beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. In dit hoofdstuk worden ook alle bestemmingen uitgelegd en wat daar in hoofdlijnen is toegestaan. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 6, van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op de procedures, die voorliggend bestemmingsplan doorloopt.
Het voorliggend plan maakt de bouw van één nieuwe woning aan de Wolfhezerweg met het toekomstige nummer 6b in Oosterbeek mogelijk. Hierna wordt eerst de bestaande ruimtelijke situatie beschreven. Daarna volgt een beschrijving van de nieuwe situatie.
In het midden van de 19de eeuw werden langs de Utrechtseweg grote buitens en villa's gebouwd. Dit was een direct gevolg van de aanleg van de spoorlijn Arnhem - Utrecht. Deze maakte de omgeving eenvoudig bereikbaar. Een reis van enkele dagen vanuit het westen van het land werd verkort naar enkele uren. De toegenomen economische activiteit zorgde er ook voor de Oosterbeek zich vanaf het oorspronkelijke centrum aan de Benedendorpsweg ontwikkelde richting Utrechtseweg.
De Utrechtseweg vormt nu de meest herkenbare drager van het Oosterbeek. Ruimtelijk en landschappelijk vormt de weg ook een kenmerkende scheiding. De hoogteverschillen van het karakteristieke stuwwallandschap zijn aan de noord- en zuidzijde verschillend. Het landschap is aan de zuidzijde van de Utrechtseweg meer geaccentueerd. We zien dit terug in de bebouwing. Aan de noordzijde kan meer aaneengesloten gebouwd worden dan in het meer geaccidenteerde zuidelijk deel. Ondanks deze verschillen heeft de Utrechtseweg een statig karakter. De grote villa's en landgoederen aan deze weg dragen bij aan de identiteit van Oosterbeek.
De oorsprong van de Wolfhezerweg gaat terug naar het midden van de negentiende eeuw. De grond voor de aanleg van de spoorlijn Arnhem - Utrecht werd geschonken door de kasteelheer Baron Van Brakell. Hij stelde daarbij twee voorwaarden. De eerste was dat elke passerende trein bij het station Wolfheze moest stoppen en de tweede was dat er een weg van het station naar zijn kasteel werd aangelegd. Deze weg werd de Wolfhezerweg met in het verlengde daarvan de Italiaanse weg. Zowel in Wolfheze als in Oosterbeek wordt de Wolfhezerweg gekarakteriseerd door de ruime villa's aan weerszijden van de weg. In Oosterbeek komt daar het diepe profiel nog bij. De weg is hier ingesneden in het profiel. De villa's liggen aan weerszijden verhoogd ten opzichte van de weg. Een andere kenmerkende kwaliteit van het deel van de weg in Oosterbeek is de markante laanbeplanting met eiken.
De Wolfhezerweg met de kenmerkende, markante eikenbeplanting.
In de Welstandsnota 2013 valt de locatie in deel 13b binnen het strenge welstandsregiem. Dit deelgebied wordt als volgt beschreven. De bossfeer overheerst in dit deelgebied. Er staat bebouwing uit uiteenlopende periodes. Deze staat meestal midden of achter op het perceel waardoor een sterk gevoel van ruimte en openheid wordt bereikt. Zowel in de openbare ruimte als op de percelen komt een bosachtige inrichting voor. De erfbegrenzing bestaat overwegend uit groen. In een enkel geval zijn de woningen vanaf de openbare weg niet zichtbaar. In het gebied overheerst de vrijstaande bebouwing met daartussen een enkele twee-onder-een-kapwoning. De kenmerken van de bebouwing lopen sterk uiteen. Zowel één bouwlaag met kap (met een vlakke gevel) als twee forse bouwlagen met een royale kap komen voor. De verschijningsvorm loopt uiteen van sobere catalogusbouw tot onder architectuur gebouwde villa's met monumentale uitstraling.
Het welstandsbeleid is hier gericht op behoud van de diversiteit en van de relatie met de omgeving.
De belangrijkste, relevante toetsingscriteria zijn:
Ligging
Massa
Materialen en kleuren
Detaillering
Met deze criteria zal bij de opzet van de nieuwe situatie rekening worden gehouden.
De gemeente Renkum staat op het standpunt dat de bewoners het best hun eigen toekomst in kunnen vullen. De grondhouding ten opzichte van plannen en initiatieven is daarom 'ja, mits' in plaats van 'nee, tenzij'. Plannen en initiatieven worden ondersteund en gefacilieerd, tenzij het algemeen belang evident wordt geschaad en/of het initiatief niet pas in bestaand beleid. Het ontwikkelen van een extra woning op de eigen kavel wordt in principe positief benaderd. Er is voor dit type ontwikkeling geen specifiek ruimtelijke beleid ontwikkeld en het opstellen van dit beleid is ook niet voorzien. Ieder initiatief vergt wel maatwerk.
De gemeente Renkum is sterk beperkt in de mogelijkheden voor het ontwikkelen van woningen. De kernen in de gemeente Renkum zijn veelal omringt door beschermde bossen, landgoederen en natuurgebieden. De gemeente zal daarom moeten inbreiden binnen de bestaande bebouwde kom in plaats van uitbreiden. Aangezien het grondeigendom van de gemeente beperkt is zal daarom de vraag naar woningen vooral door de particuliere markt moeten worden ingevuld. De realisatie van extra woningen op eigen kavels komt tegemoet aan de vraag naar nieuwe woningen, die door de gemeente niet kan worden ingevuld. Het initiatief aan de Wolfhezerweg dient in dat licht te worden bekeken. Een verschil met andere initiateven is dat de initiatiefnemers de nieuwe woning zelf willen gaan bewonen. Het bestaande huis zal op termijn worden verkocht.
De woning zal worden georiënteerd op de Wolfhezerweg en ook worden ontsloten vanaf deze weg. De woning zal in maat en schaal aansluiten op de bestaande woningen op nummer 6 en 6a en zich met voor- en achtergevelrooilijn ook oriënteren op de rooilijnen van de aangrenzende woningen. De nieuwe woning wordt een nieuwe schakel in de al bestaande rij woningen. Ter plaatse kenmerkt de bebouwing zich langs de Wolfhezerweg zich als een lintbebouwing. De nieuwe woning is de inpassing van een woning in die lintbebouwing. Het past in het stedenbouwkundige ritme van de bebouwing langs de Wolfhezerweg.
Van groot belang is dat het profiel van de Wolfhezerweg zijn huidige groene uitstraling en het kenmerkende profiel met het naar weerszijden oplopende reliëf behoudt.
De Wolfhezerweg heeft een kenmerkend profiel met hoogteverschillen aan weerszijden. Het bouwvlak komt in lijn te liggen met de bestaande bebouwing op de overgang van de helling naar meer vlak terrein.
De woning kan een eigen karakter krijgen, maar zal in maat en uitstraling aansluiten op de bestaande woningen. Voor de toekomstige woning geldt dat het bouwvlak ruim is, maar passend in deze omgeving. Het bouwvlak krijgt een breedte van 13 meter en een dieptevan 14 meter. Met een goothoogte van maximaal 4 meter en een nokhoogte van 8 meter sluit de woning aan op de planologische mogelijkheden van de omliggende woningen en blijft de woning ondergeschikt aan de huidige hoofdwoning aan de Utrechtseweg, die een bouwvlak krijgt dat aansluit op de bestaande bebouwing. Bij de bestaande woning is een goothoogte van maximaal 6 en een nokhoogte van 10 meter toegestaan. Met deze maatvoering sluit het plan aan op de vigerende, actuele bestemmingsplannen. Daarin hebben vergelijkbare woningen eenzelfde maatvoering.
De voorzijde van de toekomstige woning is, zoals aangegeven, gericht op de Wolfhezerweg. Door de positie van het bouwblok, centraal op het perceel, behoudt de woning rondom ruimte en blijft er een goede afstand tot de buren bewaard. Dit wordt gewaarborgd door de sloop van het huidige bijgebouw. Een deel van het groen rondom de woning kan worden behouden. De rooilijn van de voorzijde van de woning oriënteert zich op de rooilijnen van de voorgevel van de andere woningen aan de Wolfhezerweg.
Het plan is 6 juni 2016 besproken in de Commissie ruimtelijke kwaliteit. De behandeling van het plan in de commissie gaf geen aanleiding voor het wijzigen van het plan.
Impressie van de planlocatie met zicht op de woning aan de overzijde van Wolfhezerweg.
Het bestaande bijgebouw zal worden gesloopt. Op die manier blijft er voldoende open ruimte tussen de nieuwe woning en de bestaande woning op het aangrenzende perceel.
In dit hoofdstuk wordt een weergave van het relevante beleid op rijks-, provinciaal - , regionaal en gemeentelijk niveau gegeven. Aangegeven wordt hoe het plan zich verhoudt tot de diverse beleidskaders.
Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig gebleken omdat de verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit gedateerd zijn door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Op 13 maart 2012 is de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.
De visie is vernieuwend in die zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie vervangt daarvoor de 'Nota Ruimte', de 'Structuurvisie Randstad 2040', de 'Nota Mobiliteit', de 'MobiliteitsAanpak', de 'Structuurvisie voor de Snelwegomgeving' en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB 'Tweede structuurschema Militaire terreinen', de 'Agenda Landschap', de 'Agenda Vitaal Platteland' en 'Pieken in de Delta'. De 'Structuurvisie Nationaal Waterplan' blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.
In de structuurvisie schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).
De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar & veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen en 13 nationale belangen zijn:
De rijksverantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening is zonder hoofddoelstelling, als afzonderlijk belang opgenomen:
Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Conclusie
In de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' zijn nationale belangen opgenomen die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is van beperkte betekenis voor onderhavig bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft geen nationaal belang.
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Op 30 december 2011 is het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Voor één onderwerp geregeld in dit besluit, voorziet het besluit niet in de (definitieve) begrenzing. Dit betreft de EHS. Ten aanzien van deze begrenzing is bepaald dat de provincies die grenzen (nader) bepalen.
Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere pkb's en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen kunnen na vaststelling van de structuurvisie de procedure volgen en vervolgens in werking treden.
Het betreft de volgende onderdelen:
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Conclusie
Met het voorliggend bestemmingsplan zijn namelijk geen nationale belangen gemoeid.
Besluit ruimtelijke ordening
Op 1 oktober is het 'Besluit van 28 augustus 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang' (Stb. 2012, nr. 388) in werking getreden. Door dit wijzigingsbesluit is ook het Bro aangepast. In artikel 3.1.6 is het tweede lid toegevoegd. Dit lid heeft betrekking op de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwing die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De wettelijke regeling gaat vergezeld van een handreiking die andere overheden ondersteunt bij de praktische toepassing van de juridische verplichting.
Artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro definieert een 'stedelijke ontwikkeling' als: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Artikel 3.1.6 tweede lid Bro:
De ruimtelijke onderbouwing bij een omgevingsvergunning of de toelichting bij een bestemmingsplan die/dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Regionale Woonagenda
Op 17 februari 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders van Renkum ingestemd met de regionale Woonagenda. Ook andere gemeenten in de stadsregio hebben hiermee ingestemd. In juni 2015 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland ingestemd met de regionale Woonagenda.
In de Woonagenda staat onder andere dat:
In de Woonagenda hebben de gemeenten van de stadsregio dus afgesproken dat zij de gemeentelijke woningbouwprogramma's onderling en met de provincie afstemmen op sub-regio-niveau met behulp van het 'stoplichtmodel'. Doel is om tot een meer flexibele vorm van planning te komen die ruimte biedt om in te spelen op bijvoorbeeld veranderingen in de markt, bijstellingen van prognoses en vrijkomen van potentiële woningbouwlocaties (transformatie). Voor de gemeente Renkum betekent dat afspraken maken in de sub-regio Arnhem en omgeving (bestaande uit de gemeenten Rheden, Rozendaal, Lingewaard, Overbetuwe, Arnhem en Renkum). Het 'stoplichtmodel' maakt onderscheid in plannen waar gemeenten en provincie het over eens zijn dat het goede plannen zijn (groen), plannen waar nog aan gesleuteld wordt of die op langere termijn spelen (oranje) en plannen die uit de markt genomen moeten worden (rood).
Ten behoeve van de Woonagenda heeft het bureau ABF-research een woningmarktverkenning uitgevoerd met behulp van het Socratesmodel. Het Socratesmodel modelleert de afstemming tussen de vraag en aanbod op de woningmarkt nauwkeurig, rekening houdend met de belangrijkste elementen van vraag en aanbod, zoals demografie, woonvoorkeuren, verhuisstromen, kwaliteit van de bestaande voorraad en nieuwbouw. De uitkomsten van deze woningmarktverkenning zijn ook gebruikt als basis voor de gemeentelijke Nota Wonen 2014. Doordat gemeenten, stadsregio (Arnhem-Nijmegen) en provincie uitgaan van dezelfde woningmarktverkenning is er een goede gezamenlijke basis voor afstemming van de gemeentelijke woningbouwprogramma's.
Alle gemeenten hebben hun woningbouwprogramma getoetst aan de uitkomsten van Socrates. Plannen die in lijn zijn met de behoefteraming van Socrates zijn op groen gezet. Daarnaast is er voor de gemeenten de mogelijkheid om vanwege andere argumenten plannen op de groene lijst te zetten (bijvoorbeeld financiële of ruimtelijke argumenten).
De stadsregio heeft de woningbehoefte en de woningbouwprogramma's (de groene plannen) van de gemeenten in de sub-regio Arnhem en omgeving met elkaar vergeleken. Het model Socrates voorspelt voor de sub-regio Arnhem en omgeving een toename van circa 8500 huishoudens in de periode 01-01-2014 tot 01-01-2020. De gemeenten hebben in totaal 6403 woningen in de planning. Het is vooral Arnhem waar de voorraad aan goede woningbouwplannen laag is. Bij de omliggende gemeenten, waaronder Renkum zijn prognoses en woningbouwprogramma goed in balans. Tot 2020 zijn voor Renkum 393 woningen opgenomen in de sub-regionale planning. De stadsregio trekt ook de conclusie (voor zover mogelijk in de huidige onzekere woningmarkt) dat het voorgestelde programma voor wat betreft woningbouwsegmenten, prijsklassen en woonmilieus past bij de Socrates prognose.
Na 2020 blijft het aantal huishoudens in de sub-regio naar verwachting groeien, maar het groeitempo neemt wel af. Ook in de periode 2020 tot 2030 blijft er dus ruimte om op beperkte schaal woningen toe te voegen.
Stoplichtmodel
Doel van het stoplichtmodel is dat de lijst van groene projecten de basis is voor toetsing van plannen door de provincie. De door gemeenten gezamenlijk voorgestelde lijst wordt door de provincie in één samenhangend proces getoetst aan de provinciale kwantitatieve en kwalitatieve richtlijnen en aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De onderliggende eigen gemeentelijke lijsten worden vervolgens bestuurlijk vastgesteld door elke gemeente.
Basis voor het stoplichtmodel zijn de planningslijsten die jaarlijks bij de provincie worden ingediend. Deze lijsten worden nu ook al door elke gemeente bestuurlijk geaccordeerd. Het stoplichtmodel wordt gekoppeld aan deze lijst. Door jaarlijks sub-regionaal af te stemmen over de planningslijsten met behulp van het stoplichtmodel wordt de lijst jaarlijks geactualiseerd op basis van actuele analyses of prognoses. Het ligt voor de hand om af te spreken welke prognoses gezamenlijk gebruikt worden om discussie over de uitgangspunten te voorkomen.
Op 16 oktober 2014 hebben de wethouders 'wonen' van de sub-regiogemeenten afspraken gemaakt over de lijst met woningbouwplannen in het 'stoplichtmodel'. Op 2 december 2014 heeft college van burgemeester en wethouders van Renkum ingestemd met die afspraken (en dus met de lijst met woningbouwplannen in het stoplichtmodel).
Hieronder worden de drie gemaakte afspraken weergegeven met per afspraak een korte toelichting.
Afspraak 1:
Gemeenten stemmen in met het sub-regionale woningbouwprogramma. Instemming van gemeenten is onder voorbehoud van vaststelling van elk gemeentelijk deel van de lijst in het eigen college van B en W en toetsing van de provincie aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
In het sub-regionale programma is het woningbouwprogramma van de gemeente Renkum onverkort opgenomen. In de lijsten van andere gemeenten staan geen projecten die nadelige invloed hebben voor Renkum. Met deze afspraak wijken we (de stadsregio en de betrokken gemeenten) van het 50/50 beleid af en programmeren we conform de eigen behoefte van de sub-regio.
De lijst met projecten voldoet met deze afspraak aan de eerste trede van de ladder voor duurzame verstedelijking: elk plan moet voldoen aan de regionale woningbehoefte. In het stoplichtmodel is dit de lijst met 'groene' plannen.
Afspraak 2:
Gemeenten actualiseren jaarlijks hun woningbouwprogrammering in sub-regionaal verband op basis van het stoplichtmodel, gekoppeld aan het proces van de provinciale planningslijst. Basis voor de afstemming is de meest actuele PRIMOS prognose (is een landelijke prognose voor ontwikkeling van bevolking en huishoudens, die jaarlijks geactualiseerd wordt). Daarnaast kunnen gemeenten in onderling overleg andere analyses benutten. De gemeente Arnhem roept gemeenten in het eerste kwartaal van het jaar bijeen om elkaar te informeren over aanpassing van de woningbouwplannen en de afstemming daarover.
Strekking van deze afspraak is dat Arnhem en de omliggende gemeenten samen blijven afstemmen over hun woningbouwprogramma's, los van het wel of niet voortbestaan van de stadsregio. Het is een vrijwillige afspraak, niet verplicht op basis van wet- of regelgeving. Afstemmen in sub-regionaal verband is van belang voor onderbouwing van woningbouwplannen richting de provincie omdat de ladder voor duurzame verstedelijking aangeeft dat plannen moeten passen binnen de regionale woningbouwbehoefte.
Afspraak 3:
Gemeenten kunnen tussentijds plannen in procedure brengen die nog niet in het bijgevoegd woningbouwprogramma op groen staan. Indien het totaal van deze plannen de omvang van de groene plannen voor de betreffende gemeente met meer dan 10% overschrijdt stelt de gemeente de andere sub-regiogemeenten daarvan op de hoogte. Deze plannen worden separaat voorgelegd aan de provincie in het kader van de toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Deze afspraak maakt het makkelijker om tussentijds (niet tijdens de jaarlijkse actualisatie van de woningbouwlijsten) nieuwe plannen in ontwikkeling te nemen, zonder dat daarvoor sub-regionaal overleg noodzakelijk is.
Groene projecten in het stoplichtenmodel
Een groen project is een project dat een gemeente op korte termijn wil realiseren en dat draagvlak heeft bij de gemeenten in de sub-regio en de provincie. Dat kan gaan om een (planologisch) harde en zachte plannen. Het project moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de bouw van slechts één nieuwe woning in de bebouwde kom van Oosterbeek (bestaand bebouwd gebied). Daarmee is het geen (nieuwe) stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast kan worden vermeld dat de gemeentelijke Nota Wonen aangeeft dat deze nota niet van toepassing is voor projecten die voorzien in minder dan vier woningen. Dit geldt ook voor het 'stoplichtmodel'. Ook dit model is niet van toepassing op plannen voor minder dan vier woningen. De bouw van een woning aan de Wolfhezerweg in Oosterbeek was nog niet opgenomen in de lijst met groene plannen zoals vastgesteld in 2014. Voor dergelijk kleine bouwplannen (inbreidingsplannen) geldt dat deze volgens het model passen in de regionale behoefte binnen bebouwd gebied (afspraak 3); te weten de 10%-regeling. Op de lijst met groene plannen voor de gemeente Renkum staan tot 2020 393 woningen. 10% daarvan is 39 woningen. Deze woning aan de Wolfhezerweg 6b past binnen de 10%-regeling van afspraak 3. Daarnaast is het plan zeer recent opgenomen in de lijst met groene plannen. Daarmee voldoet het bouwplan, voor zover er al sprake zou zijn van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Daarmee voldoet het plan ook tevens aan het provinciale beleid (Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking) en de gemeentelijke Nota Wonen.
Provinciale Staten hebben in hun vergaderingen van 9 juli 2014 en 24 september 2014 respectievelijk de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening vastgesteld. Beiden zijn op 17 oktober 2014 in werking getreden. De Omgevingsvisie Gelderland vervangt enkele structuurvisies. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. Later zijn beide plannen nog opnieuw partieel gewijzigd vastgesteld, waarvan de laatste in november 2015.
De visie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden. De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.
Om deze doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland. Ontwikkelingen in Gelderland wil de provincie benaderen vanuit elk van deze drie perspectieven, die elkaar aanvullen:
De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is.
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Gelderse Ladder voor duurzame verstedelijking
Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
Als juridische basis gebruikt de provincie de Ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de Rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze Rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.
Conclusie
De ontwikkeling past in het provinciale beleid van de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening (zie ook conclusie bij 3.2.3).
Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 12 januari 2010 het nieuwe 'Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019' (KWP3) vastgesteld. De provincie, de woningcorporaties, de gemeenten en de regio's in Gelderland hebben met elkaar afspraken gemaakt over de woningvoorraad voor de komende tien jaar. De partijen willen ervoor zorgen dat het woningaanbod in iedere regio van Gelderland ook in de toekomst goed aansluit bij de behoefte van de inwoners. In het programma zijn de afspraken vastgelegd. Deze afspraken zijn tot stand gekomen door een goede en intensieve samenwerking met de regio's, de gemeenten en de woningcorporaties.
Om het woningaanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag is in het KWP3 rekening gehouden met de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw en in de woningmarkt. In de praktijk betekent dit dat voornamelijk goedkopere woningen moeten worden gebouwd, bij voorkeur op binnenstedelijke locaties. Bouwen op grote nieuwbouwlocaties buiten de stad of het dorp (zoals Vinexlocaties) is steeds minder nodig. In het Kwalitatief Woonprogramma gaat het nadrukkelijk niet alleen om de aantallen te bouwen woningen. Er is bij de inwoners een grote behoefte aan goedkopere woningen. Daarom zijn ook afspraken gemaakt over de aantallen betaalbare woningen. Er wordt bovendien rekening gehouden met een steeds groter wordende groep ouderen die het liefst zelfstandig wil blijven wonen. Verder zijn afspraken over de verhouding koop-huur. Voor het eerst zijn in het KWP3 afspraken gemaakt over de aantallen te bouwen woningen voor de komende drie jaar.
Dit heeft te maken met de grote problemen waar de bouw op dit moment mee kampt. De provincie biedt de gemeenten ondersteuning in het maken van die keuzes, om met het oog op morgen te kunnen blijven bouwen. In deze tijd van recessie moeten gemeenten immers keuzes maken en prioriteiten stellen. Het is een onmogelijke opgave om alle bouwplannen uit te kunnen voeren.
De gemeente Renkum valt onder de regio Arnhem-Nijmegen. Woningbouwplannen dienen zich te conformeren aan het opgestelde afsprakenkader. De provincie, de gemeenten en de woningcorporaties hebben de afspraak gemaakt dat in de periode 2010 - 2019 in de regio 36.600 woningen netto worden toegevoegd.
In de op 17 oktober 2014 in werking getreden Omgevingsverordening is in artikel 2.1.1 sub 17 en artikel 2.2.1.1 verwezen naar het Kwalitatief Woonprogramma. Daarmee heeft het Kwalitatief Woonprogramma zijn werking behouden.
Conclusie
Het initiatief draagt niet bij aan de gewenste verhouding huur-koop of aan de hoeveelheid woningen in het betaalbare segment. Er is sprake van het toevoegen van slechts één woning in het hogere segment aan de voorraad. Het initiatief is gezien de voorziene woningbehoefte in de regio en de beperkte plancapaciteit in de gemeente Renkum een gewenste ontwikkeling die past binnen de programmering uit de KWP3. Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van slechts één woning en is daarom niet in strijd met het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019. Het plan is in paragraaf 3.2.3 reeds getoetst aan de ladder van duurzame verstedelijking. Daaruit blijkt dat hieraan wordt voldaan.
De Stadsregio Arnhem Nijmegen legt in dit plan de gemeenschappelijke beleidsambities vast voor de ontwikkeling van de regio. De Stadsregio zet met dit plan in op het verbeteren van de bestaande kwaliteiten in stad en land boven nieuw ruimtebeslag. Er worden vier doelstellingen onderscheiden:
De Stadsregio zet met dit plan in op het verbeteren van de bestaande kwaliteiten in stad en land boven nieuw ruimtebeslag.
Doelstelling van de regiovisie voor wonen is het voor iedere (toekomstige) inwoner van de stadsregio een juiste woning beschikbaar hebben met betrekking tot prijs, eigendomssituatie, aard & type en locatie. Voor de periode 2010 - 2015 is vooralsnog een opgave van circa 15.500 woningen opgenomen. Binnen de 'Contour woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. De programmering van de woningbouw dient plaats te vinden met in achtneming van de in de per gemeenten vastgestelde kwalitatieve afspraken en inspanningsverplichtingen in de Concessies Wonen.
Groene Akkoord
Vanuit de Stadsregio is een akkoord gesloten tussen gemeenten, woningbouwcorporaties en diverse bouwende partijen ten behoeve van het duurzaam bouwen. Het Groene Akkoord is de vervanger van het oude KAN-DuboConvenant uit 2000. In het akkoord is afgesproken dat de partijen (gemeenten, corporaties, bouwende partijen) op hoofdlijnen gaan sturen en de komende twee jaar één gezamenlijke taal gaan hanteren voor duurzaam bouwen en renoveren, te weten GPR Gebouw en GPR Stedenbouw. Duurzaam bouwen houdt in dat op zodanige wijze wordt gebouwd en het beheren van gebouwen en gebouwde omgeving dat de schade aan het milieu in alle fasen, schaalniveaus en sectoren van het bouwproces zoveel mogelijk beperkt wordt. De fasen van het bouwproces omvatten de levensloop: van ontwerp tot en met sloop van het gebouwde. Het voorliggende bestemmingsplan sluit aan bij de randvoorwaarden zoals gesteld in het Groene Akkoord.
Conclusie
Het bestemmingsplan past binnen het regionaal beleid van het Regionaal Plan 2005-2020. De gemeente Renkum zorgt gemeentebreed voor het behalen van bovengenoemde normen. Daarnaast wordt aangesloten op de eisen die volgen uit het Groene Akkoord.
In de 'Nota Wonen 2014' verwoordt de gemeente Renkum haar doelen en ambities op gebied van wonen. De 'Nota Wonen 2014' is een actualisatie van de 'Woonvisie 2010-2014'. Voordat het beleid is opgesteld is er een analyse van de woningmarkt in de gemeente Renkum uitgevoerd. Daarvoor zijn verschillende onderzoeken gebruikt, zoals 'WoOn 2012', 'evaluatie Woonvisie 2010-2014' en de 'Ruimtelijke Visie Renkum (ver)bindt 2025 '.
Voor de hoofdlijnen van de 'Nota Wonen 2014' zijn de vijf politieke pijlers uit de vorige Woonvisie aangehouden. De volgende thema's zijn uitgewerkt:
Thema 1: Kwaliteitsscenario en herstructurering bestaande voorraad
Tot 2019 neemt het aantal huishoudens nog licht toe en daarna daalt het aantal licht. De gemeente wil op deze ontwikkeling zo goed mogelijk inspelen. In de Nota Wonen 2014 wordt voornamelijk de aandacht gericht op de woonkwaliteit in de dorpen, wat ook ten goede moet komen aan de vitaliteit in de dorpen. Vanuit deze visie wil de gemeente inzetten op:
Thema 2: Evenwichtige bevolkingsopbouw
Voor vitaliteit in de dorpen vindt de gemeente de aanwezigheid van verschillende leeftijdsgroepen en generaties in de dorpen van belang. Sturing op een evenwichtige bevolkingssamenstelling is slechts beperkt mogelijk. De gemeente wil echter de mogelijkheden die zij heeft volop benutten. Hierbij werkt ze de volgende beleidsambities uit:
Thema 3: Duurzaam en levensloopgeschikt
De gemeente hecht veel waarde aan een duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving en een goede toekomstkwaliteit van het woningaanbod. Woningen moeten enerzijds passend zijn voor hun eigen levensloop (duurzaam), anderzijds geschikt zijn voor veranderingen in de levensloop van mensen (aanpasbaar). Bij deze toekomstkwaliteit besteedt de gemeente aan drie aspecten in het bijzonder aandacht:
Thema 4: Wonen met zorg
De gemeente wil mensen met een zorgvraag mogelijkheden bieden om zo lang mogelijk in de eigen sociale omgeving te blijven wonen. Ook de kabinetsplannen dragen hieraan bij en zorgen ervoor dat mensen langer thuis moeten blijven wonen. Deze mensen zullen steeds vaker een beroep op de gemeente doen. De gemeente wil voor wonen en zorg de volgende stappen zetten:
Thema 5: Regie van de gemeente
De sturingsmogelijkheden van de gemeente zijn beperkt. Samenwerking vormt daarom de spil van de uitvoering van de Nota Wonen 2014. De gemeente gaat actief de samenwerking aan met woonpartners en inwoners. Op een aantal gebieden neemt de gemeente heel bewust de regierol. Zoals bij de opgave voor het zorgvastgoed. De gemeente heeft ook een stimulerende rol op het gebied van wonen. Deze rol zal in de toekomst toenemen en heeft bijvoorbeeld te maken met het uitlokken van kansrijke initiatieven en het aftasten van mogelijkheden om meer beweging in de woningmarkt te krijgen.
Het uitgangspunt van de gemeente Renkum is dat woningbouwprojecten passen binnen de 'Nota Wonen 2014'. Er zijn geen grote nieuwbouwlocaties. Datgene dat nieuw wordt gebouwd moet binnen de bestaande contouren van de bebouwing passen.
Conclusie
Het bestemmingsplan voorziet slechts in de bouw van één woning. In paragraaf 3.2.3 is reeds getoetst aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Daarin is aangegeven dat het plan past binnen de ladder, zie de afspraken in de regionale Woonagenda, en de 'Nota Wonen'. In het sub-regionale programma van de regionale Woonagenda is namelijk het woningbouwprogramma van de gemeente Renkum (zoals grotendeels genoemd in de Nota Wonen') onverkort opgenomen. Het plan voor de bouw van één woning voldoet daarmee aan de Nota Wonen. Overigens geeft de Nota Wonen aan dat de regelingen in de nota niet van toepassing zijn op projecten die voorzien in minder dan 4 woningen.
Op 22 september 2011 heeft het College van Burgemeester en wethouders de 'Ruimtelijke Visie Renkum (ver)bindt 2025' vastgesteld. De visie geeft inzicht in de ontwikkelingen op het gehele grondgebied van de gemeente (fysiek-ruimtelijk) in de komende 15 jaar. Ten behoeve van onderhavig plangebied zijn in de visie geen concrete ontwikkelingen aangegeven. Wel geldt een aantal algemene aspecten zoals het verhogen van de kwaliteit van dorpsentrees en toegangswegen, het vergroten van de toegankelijkheid van het bosgebied en het streven naar een sterkere visuele relatie met het buitengebied.
Conclusie
Het bestemmingsplan is niet in strijd met de uitgangspunten uit de Ruimtelijke Visie. In voorliggend plan is slechts voorzien in de bouw van één woning. De Ruimtelijke Visie 2025 spreekt zich niet uit over kleinschalige initiatieven, zoals de ontwikkeling van één woning aan de Wolfhezerweg. Voor dergelijke initiatieven wordt een zelfstandige afweging gemaakt, zoals is aangegeven in de paragrafen 2.2 en 2.3. van deze toelichting. De ontwikkeling past daarmee binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente Renkum.
In het kader van het bestemmingsplan dient de uitvoerbaarheid van het plan te worden aangetoond ten aanzien van verschillende sectorale aspecten, zoals bodem, lucht, geluid, water en archeologie en cultuurhistorie.
In het kader van het wijzigen van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien er sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Met dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plan bij elkaar passen.
Door Econsultancy uit Doetinchem is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (rapportnr. 1227.001, maart 2016, zie de bijlage). De onderzoekslocatie is, op basis van de resultaten van een vooronderzoek, onderzocht volgens de strategie “onverdacht” (ONV). Bij een onverdachte locatie is de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, matig fijn en zwak grindig zand. De bovengrond is bovendien zwak tot matig humeus. In het opgeboorde materiaal zijn zintuigelijk geen verontreinigingen waargenomen.
In de bovengrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In de ondergrond zijn eveneens geen verontreinigingen geconstateerd. Daar het grondwater zich dieper dan 5,0 meter onder maaiveld bevindt, heeft er geen grondwateronderzoek plaatsgevonden.
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als “onverdacht” kan worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, bevestigd. Er bestaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dan ook géén belemmeringen voor nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Conclusie
Er bestaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie en/of voor de bestemmingsplanwijziging.
Op 15 november 2007 is de 'Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)' in werking getreden. Vanaf dat moment zijn in de 'Wet milieubeheer' luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Hierin zijn het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' opgenomen. Voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet langer te worden getoetst aan de grenswaarden. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is volgens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.
Conclusie
De ontwikkeling betreft de bouw van één woning en draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. De invloed is de luchtkwaliteit is nagenoeg nihil. Nader onderzoek is niet nodig. Het milieuaspect 'lucht' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
De nieuw te bouwen woning aan de Wolfhezerweg is gelegen in de geluidszones van de Utrechtseweg (N225) en de Wolfhezerweg (N783).
Akoestisch onderzoek maart 2016
In maart 2016 is een akoestisch onderzoek door Econsultancy uitgevoerd (rapportnr. 1227.003; maart 2016, zie de bijlage). Het akoestisch onderzoek heeft als doel het bepalen van de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer en het beoordelen of er voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder (Wgh). Voor geluidgevoelige bestemmingen bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai 48 dB (Wgh, art. 82 lid 1). De maximale vast te stellen ontheffingswaarde voor nieuwbouw bedraagt 53 (art. 83 lid 1 Wgh).
De voor het akoestisch onderzoek noodzakelijke verkeersgegevens van de N225 en de N783 zijn door de provincie verstrekt. De verkeersgegevens zijn gebaseerd op verkeerstellingen in 2014. Voor de bepaling van de verkeersintensiteit voor het toekomstig peiljaar 2026 is een jaarlijks groeipercentage van 1,5 % gehanteerd. Voor de meest kritische begrenzing van het bouwvlak zijn vier toetspunten van maximaal 3 bouwlagen gemodelleerd.
De geluidsbelasting ten gevolge van de N225 bedraagt maximaal 48 dB en voldoet daarmee aan de ten hoogste toelaatbare waarde. De geluidsbelasting ten gevolge van de N783 op de nieuw te bouwen woning is met 51 dB op de noordgevel hoger dan ten hoogste toelaatbare van 48 dB, maar nog lager dan de maximaal te ontheffen waarde van 53 dB. De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde treedt op elke verdieping op. Door de overschrijdingen is een afweging van geluidreducerende maatregelen voor de N783 noodzakelijk.
Op basis van de maatregelenafweging worden bron- en/of overdrachtsmaatregelen niet doelmatig geacht. Voor de nieuwe woning dient ten gevolge van de overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde van de N783 een hogere waarde te worden aangevraagd. Hierbij worden de volgende kenmerken van het plan in overweging genomen:
- de ten hoogste toelaatbare waarde van 48 dB wordt met 3 dB op de voorgevel overschreden;
- de berekende geluidsbelasting is lager dan de maximaal te ontheffen waarde van 53 dB;
- zowel bron- als overdrachtsmaatregelen zijn niet doelmatig voor de te realiseren woning;
- op de overige gevels van de woning is sprake van geluidsluwe gevels.
Voor woningen dient het akoestisch klimaat in de woning (de zogenaamde binnenwaarde) van maximaal 33 dB te worden gegarandeerd. Op basis van de te realiseren binnenniveaus en de geluidsbelasting van 56 dB (exclusief aftrek van artikel 110g Wet geluidhinder) ten gevolge van de N783 dient een karakteristieke geluidwering van de gevel gerealiseerd te worden van minimaal 23 dB (56 – 33 = 23). Gezien de standaard karakteristieke geluidwering van minimaal 20 dB voor nieuwbouw uit het Bouwbesluit is bij de bouw van de woning een nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels noodzakelijk.
Conclusie n.a.v. akoestisch onderzoek maart 2016
Gesteld kan worden dat er in het kader van de Wet geluidhinder en een goede ruimtelijke ordening geen overwegende bezwaren gelden tegen de ontwikkeling van het initiatief. Geadviseerd wordt om ontheffing aan te vragen voor een hogere grenswaarde van 51 dB voor de N783. Voorafgaand aan de bouw van de woning dient een nader bouw-akoestisch onderzoek naar de benodigde geluidwerende voorzieningen te worden uitgevoerd. Hierbij kan nog worden vermeld dat binnen dezelfde afstand tot de Wolfhezerweg al meerdere woningen aan de Wolfhezerweg liggen.
Akoestisch onderzoek oktober 2016
In oktober 2016 is het akoestisch onderzoek door Econsultancy geactualiseerd (nieuw onderzoek uitgevoerd) met de meest recente verkeersgegevens, namelijk die van 2015. Ten tijde van het vorige onderzoek waren de verkeersgegevens van 2015 nog niet beschikbaar. Het 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Wolfhezerweg 6b te Oosterbeek' van Econsultancy (rapportnr. 1227.003, versie D2; 3 oktober 2016) is als bijlage bijgevoegd.
In 2014 werd de kruising tussen de N225 (Utrechtseweg) en de N783 (Wolfhezerweg) opnieuw ingericht (aanleg verkeersregelinstallatie) en zijn beide wegen van nieuw en geluidreducerend asfalt voorzien. Beide wegen zijn toen een tijd afgesloten geweest voor het verkeer. Daarmee zijn de verkeersintensiteiten op beide in 2015 meer dan in 2014 en is het akoestisch onderzoek in oktober 20016 geactualiseerd met de verkeersgegevens van 2015.
Het akoestisch onderzoek heeft als doel het bepalen van de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer en het beoordelen of er voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder (Wgh). Voor geluidgevoelige bestemmingen bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai 48 dB (Wgh, art. 82 lid 1). De maximale vast te stellen ontheffingswaarde voor nieuwbouw bedraagt 53 (art. 83 lid 1 Wgh).
De voor het akoestisch onderzoek noodzakelijke verkeersgegevens van de N225 en de N783 zijn door de provincie verstrekt. De verkeersgegevens zijn gebaseerd op verkeerstellingen in 2015. Voor de bepaling van de verkeersintensiteit voor het toekomstig peiljaar 2026 is een jaarlijks groeipercentage van 1,5 % gehanteerd. Voor de meest kritische begrenzing van het bouwvlak zijn vier toetspunten van maximaal 3 bouwlagen gemodelleerd.
De geluidsbelasting ten gevolge van de N225 bedraagt maximaal 48 dB en voldoet daarmee aan de ten hoogste toelaatbare waarde. De geluidsbelasting ten gevolge van de N783 op de nieuw te bouwen woning is met 49 dB op de noordgevel hoger dan ten hoogste toelaatbare van 48 dB, maar nog lager dan de maximaal te ontheffen waarde van 53 dB. De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde treedt op elke verdieping op. Door de overschrijdingen is een afweging van geluidreducerende maatregelen voor de N783 noodzakelijk.
Het nieuwe onderzoek uit oktober 2016 geeft aan dat er in 2015 meer verkeer reed over beide wegen (dus voor de Wolfhezerweg leidt dit tot globaal tot 1 dB meer geluid op de gevel van de nieuwe woning aan de Wolfhezerweg 6b), maar dat er ook nieuw geluidsreducerend wegdek (asfalt) is aangelegd op beide wegen. In het onderzoek uit maart 2016 is uitgegaan van standaard asfalt wegdek. Dit leidt tot een reductie van de geluidsemissie (door de dunne deklaag) met 3 dB. Daarom is ook de overschrijding van de geluidsbelasting van de N783 op de gevel van de nieuw te bouwen woning aan de Wolfhezerweg 6b 2 dB lager geworden (+ 1dB - 3 dB) en niet meer 51 dB maar nu nog maar 49 dB Dit is dus nog slechts een overschrijding van 1 dB ten opzichte van de hoogste toelaatbare waarde van 48 dB.
Op basis van de maatregelenafweging worden bron- en/of overdrachtsmaatregelen niet doelmatig geacht. Voor de nieuwe woning dient ten gevolge van de overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde van de N783 een hogere waarde te worden aangevraagd. Hierbij worden de volgende kenmerken van het plan in overweging genomen:
- de ten hoogste toelaatbare waarde van 48 dB wordt met 1 dB op de voorgevel overschreden;
- de berekende geluidsbelasting is lager dan de maximaal te ontheffen waarde van 53 dB;
- zowel bron- als overdrachtsmaatregelen zijn niet doelmatig voor de te realiseren woning;
- op de overige gevels van de woning is sprake van geluidsluwe gevels.
Voor woningen dient het akoestisch klimaat in de woning (de zogenaamde binnenwaarde) van maximaal 33 dB te worden gegarandeerd. Op basis van de te realiseren binnenniveaus en de geluidsbelasting van 54 dB (exclusief aftrek van artikel 110g Wet geluidhinder) ten gevolge van de N783 dient een karakteristieke geluidwering van de gevel gerealiseerd te worden van minimaal 21 dB (54 – 33 = 21). Gezien de standaard karakteristieke geluidwering van minimaal 20 dB voor nieuwbouw uit het Bouwbesluit is bij de bouw van de woning een nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels noodzakelijk.
Conclusie n.a.v. akoestisch onderzoek oktober 2016
Gesteld kan worden dat er in het kader van de Wet geluidhinder en een goede ruimtelijke ordening geen overwegende bezwaren gelden tegen de ontwikkeling van het initiatief. Geadviseerd wordt om ontheffing aan te vragen voor een hogere grenswaarde van 49 dB voor de N783. Voor deze overschrijding is inmiddels een hogere grenswaarde van 49 dB vastgesteld.
Voorafgaand aan de bouw van de woning dient een nader bouw-akoestisch onderzoek naar de benodigde geluidwerende voorzieningen te worden uitgevoerd. Hierbij kan nog worden vermeld dat binnen dezelfde afstand tot de Wolfhezerweg al meerdere woningen aan de Wolfhezerweg liggen.
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies - zoals woningen - mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Daarnaast is het van belang dat door realisering van onderhavig plan geen hinder wordt veroorzaakt voor de omgeving en ook voor de bedrijfsgang van bestaande omliggende bedrijven.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen geen gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen of terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan, zoals woningen.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie en dat de nieuwe gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komt te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven en het garanderen van een goed klimaat voor de gevoelige functie. De mate waarin milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)' geeft sint 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. In de omgeving van de Wolfhezerweg 6b bevinden zich geen bedrijven met een hindercontour.
Conclusie
De nieuwe woning is wel aan te merken als milieugevoelig, maar bevindt niet binnen een milieucontour van een bedrijf. Er bestaan dan ook vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering voor de ontwikkeling van de woning. De woning ondervindt geen hinder en er zijn geen bedrijven in de omgeving die beperkingen ondervinden van de ontwikkeling van de woning.
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico en plaatsgebonden risico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn de 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kan dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. In het Bevi, Bevb en Bevt wordt de verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico voor inrichtingen en mobiele bronnen wettelijk geregeld. De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen
Plangebied
Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en/of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. De uitsnede van de kaart maakt duidelijk dat er geen bijzondere risico's aanwezig zijn die van invloed zijn op de ontwikkeling van de locatie. Er wordt alleen aangegeven dat de planlocatie en omgeving een grotere kans heeft op het voorkomen van natuur(bos-)branden. Deze aanduiding geldt voor een groot deel van oppervlakte van de gemeente Renkum en vormt geen bijzonder risico.
Fragment Risicokaart Nederland
Er zijn geen bijzondere risico's aanwezig. Voor het gehele gebied geldt alleen een verhoogt risico op natuurbranden. De ontwikkeling van de planlocatie (rode punt) wordt hierdoordoor niet belemmerd.
Conclusie
Onderzoek heeft aangetoond dat er geen bijzondere risico's aanwezig zijn die een belemmering vormen voor de ontwikkeling van een woonhuis op de beoogde locatie aan de Wolfhezerweg 6b.
In het kader van het 'Nationaal Bestuursakkoord Water' moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond, middels een hydrologisch onderzoek, dat de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Dit is vastgelegd in het procesinstrument 'de Watertoets'.
Op 9 juli 2014 is Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie vervangt de huidige omgevingsplannen zoals de Structuurvisie, het Gelders Milieuplan en het Waterplan Gelderland 2010-2015.
In de omgevingsvisie wordt onder meer de ambitie en de rol van de provincie voor het aspect water aangegeven. De provincie stuurt op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater. Een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem helpt mee aan een optimale en duurzame driedimensionale inrichting van Gelderland.
Een systeem is veerkrachtig als het onder normale omstandigheden alle functies goed kan uitvoeren, (tijdelijke) over- en onderbelasting goed op kan vangen zonder dat maatschappelijke overlast of ecologische schade optreedt en hiervan snel kan herstellen zonder blijvende negatieve effecten. Een systeem is duurzaam als het ook in de toekomst kan blijven functioneren en in stand kan worden gehouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Om de veerkracht van het water- en bodemsysteem te vergroten is het belangrijk om meer ruimte te maken voor beken, te zorgen voor stedelijk waterbeheer en voor goed bodembeheer. Dat betekent bijvoorbeeld dat de bodem zodanig wordt beheerd en gebruikt dat de bodem meer water kan opnemen in perioden van regen en dus ook weer water kan afgeven in perioden van droogte. Zowel bewoonde gebieden, natuurgebieden als landbouwgronden zullen hieraan een bijdrage moeten leveren.
Daarnaast is het van belang om ervoor te zorgen dat het water- en bodemsysteem duurzaam is en ook in de toekomst kan blijven functioneren tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De provincie streeft naar een duurzaam gebruik van de ondergrond. Zij zoekt naar een balans tussen het benutten van de kansen die de ondergrond biedt en het behouden van de waarde van de ondergrond voor toekomstige generaties. Doel is te komen tot een integrale, efficiënte en duurzame benutting zonder onomkeerbare gevolgen voor de ondergrond. Dit betekent dat de provincie moet afwegen wat op een bepaalde plek in de ondergrond of bovengronds wel of niet mag.
In de bij de Visie horende Omgevingsverordening zijn regels opgenomen met betrekking tot het aspect water. Het gaat onder meer om de onderwerpen Grond- en drinkwater (artikel 2.6 en artikel 3.3) en vaarwegen (hoofdstuk 4). Het plangebied en de wijde omgeving zijn aangewezen als 'intrekgebied' (reserveringsgebied voor potentiële, toekomstige waterwinning). Het bestemmingsplan zorgt niet voor een beperking van het intrekgebied.
In artikel 2.6.3 van de verordening is opgenomen dat in een intrekgebied geen bestemming mag worden opgenomen die het mogelijk maakt fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, te winnen. Het bestemmingsplan maakt geen bestemmingen mogelijk die het winnen van fossiele energie toestaan.
Per 1 januari 2013 zijn Waterschap Veluwe en Waterschap Vallei en Eem samen gegaan als Waterschap Vallei en Veluwe. Omdat dit waterschap nog geen eigen beleid heeft geformuleerd wordt, bij de toetsing van dit plan, getoetst aan het beleid van het voormalige Waterschap Vallei en Eem. Het plangebied lag binnen het werkveld van dit waterschap.
In het "Waterbeheersplan 2010 - 2015'' heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor deze periode. De plannen zijn gebundeld in de drie programma's Veilige dijken, Voldoende en schoon water en Zuivering afvalwater. Het programma Veilige dijken richt zich op de bescherming van het beheersgebied tegen overstroming en daardoor op veiligheid voor de bewoners en gebruikers van het gebied. Het programma Voldoende en schoon water gaat over de waterhuishouding. De inzameling, het transport en de behandeling van afvalwater noemen we de afvalwaterketen. Deze keten bestaat uit: rioolstelsels met huisaansluitingen, leidingen, putten, pompen, riooloverstorten, meet- en regeltechnieken; transportsystemen met gemalen en persleidingen; een rioolwaterzuiveringsinstallatie met een effluentlozing op oppervlaktewater.
Een belangrijk onderwerp in alle programma's is de klimaatverandering. Het Waterschap zal de ontwikkelingen op dit gebied de komende jaren intensief blijven volgen en maatregelen nemen om ook op de lange termijn het gebied te beschermen tegen hoog water, wateroverlast en droogte, en om de capaciteit van de zuiveringen op peil te houden. Het vaststellen van ruimtelijke plannen, vooral voor stedelijke ontwikkelingen, vraagt een proactieve rol van het waterschap. Door in de planontwikkelingsfase al om tafel te zitten met gemeenten, projectontwikkelaars en bouwpartijen is er voor het watersysteem veel te bereiken, zowel in nieuw stedelijk gebied als in bestaand stedelijk gebied. Daarnaast adviseert het waterschap gemeenten via de watertoets.
Door het beperkte schaalniveau van het bouwplan (slechts één woning extra) heeft het plan geen nadelig effect op de waterbelangen van het waterschap.
De gemeente Renkum is voortvarend aan de slag gegaan met het afkoppelen van verhard oppervlak, één van de doelstellingen van het beleid van de hogere overheid. Sinds 2000 is in totaal ruim 50 hectare verhard oppervlak (wegen, parkeerplaatsen, daken) afgekoppeld van de riolering. Dit is ruim 20% van het totale aantal wegen in de gemeente. De gemeente voldoet hiermee ruimschoots aan de wettelijke verplichting om voor 2010 49 hectare verhard wegoppervlak af te koppelen van het riool.
Door het beperkte schaalniveau van het bouwplan (slechts één woning extra) heeft het plan geen nadelig effect op de waterbelangen van de gemeente. Voor de locatie aan de Balijeweg geldt dat er een beperkte toename zal zijn van het verhard oppervlak door de bouw van één woning. De tuin zal het grootste deel van de oppervlakte blijven innemen. De mogelijkheden om (hemel-)water op de locatie te bergen, vast te houden en pas daarna, indien noodzakelijk, af te voeren blijven afdoende gewaarborgd. Het schone hemelwater zal op het terrein worden geborgen en geïnfiltreerd. Bij de bouw zullen geen uitlogende materialen worden gebruikt. Het vuilwater zal worden afgevoerd via een aansluiting op het riool. Het grondwater bevindt zich op een diepte van meer dan vijf meter onder het maaiveld. De bouw van de woningen heeft geen of alleen maar een beperkte uitwerking op de omgeving.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen of een zeer beperkte invloed op de omgeving en voldoet aan het beleid. Hemelwater kan op het terrein worden geborgen en geïnfiltreerd. Het vuilwater wordt afgevoerd via het riool. De bouw beïnvloedt het grondwater niet. Bij de bouw zullen geen uitlogende materialen worden gebruikt. Gesteld kan worden dat het plan voor wat betreft het aspect 'water' uitvoerbaar is.
Bij een ruimtelijk plan moet, conform de 'Wet op de archeologische monumentenzorg', vooraf worden beoordeeld of er eventueel sprake is van archeologische waarden. Het bestemmingsplan maakt slechts de bouw van één extra woning mogelijk met een oppervlakte kleiner dan 200 m².
Uitsnede Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Renkum, met globale aanduiding plangebied (rood)
Archeologie gaat over de verwachte cultuurhistorische waarde in de bodem. In 1992 is op Malta het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlands parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van waardevolle zaken. In het kader van de een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden. Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang.
Op basis van de bovenstaande uitsnede van de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart heeft het plangebied op de locatie van de nieuwe woning een hoge archeologische verwachtingswaarde.
Gebieden die in het kader van archeologie bescherming behoeven (te weten hoge verwachtingswaarden), zijn op de verbeelding door middel van een dubbelbestemming aangeduid. Het opnemen van een dubbelbestemming is voldoende voor het kunnen opstellen van het bestemmingsplan. Een archeologisch onderzoek is voor dit bestemmingsplan niet nodig. Bij het realiseren van een (bouw)plan dient vervolgens getoetst worden aan de dubbelbestemming en dient dan (indien nodig) archeologisch onderzoek verricht te worden.
Conclusie
Het plan is voor wat betreft het aspect 'archeologie' uitvoerbaar is.
Om de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Een verantwoorde verankering van de cultuurhistorie in structuurvisie, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages is gewenst. Het voornaamste doel is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 onder 2). De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente.
De planlocatie kent geen bijzondere cultuurhistorische waarden.
Conclusie
Het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de haalbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen tevens de implementatie van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn op nationaal niveau. Er mogen geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, waarvan op voorhand duidelijk is dat deze op bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden of op streng beschermde planten of dieren.
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde 'Natuurbeschermingswet 1998' in werking getreden. Hiermee wordt de gebiedsbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet biedt een beschermingskader voor natuurwaarden (leefgebieden en soorten) in Natura 2000-gebieden en bepaalt dat projecten en andere handelingen in en nabij beschermde gebieden dienen te worden getoetst op (mogelijke) negatieve effecten op deze waarden.
Het plangebied ligt niet in het Natura 2000-gebied De Veluwe. De nieuw te bouwen woning (gelegen tussen meerdere woningen) ligt op circa 80 meter afstand van het Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan heeft slechts betrekking op een klein perceel in de bebouwde omgeving van Oosterbeek en zorgt er planologisch voor dat er slecht één extra woning gebouwd aan de Wolfhezerweg. De invloed op de omgeving is zo gering dat er geen negatieve gevolgen optreden voor beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Conclusie
Er treden geen negatieve gevolgen op voor beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Ligging onderzoekslocatie ten opzichte van De Veluwe (GNN Donkergroen, GO Lichtgroen, Natura 2000 gearceerd)
Als gevolg van de voorgenomen ingreep op de onderzoekslocatie kunnen er overtredingen van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet optreden. Door Econsultancy is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (rapportnr. 1227.002; april 2016, zie de bijlage). Het onderzoek had tot doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en dierensoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Het onderzoek gaf de volgende resultaten.
Vleermuizen
Op de onderzoekslocatie zijn geen gebouwen of andere geschikte verblijfplaatsen aanwezig waarin vleermuizen (kunnen) verblijven. Het is dan ook niet aannemelijk dat er in de directe omgeving van de onderzoekslocatie potentiële verblijfplaatsen aanwezig zijn die een negatieve invloed kunnen ondervinden van de werkzaamheden. Het aanbod aan foerageermogelijkheden zal door de ingreep niet in het geding komen en er zullen geen potentiële vliegroutes worden verstoord. Overtreding van de Flora- en faunawet is dan ook met betrekking tot vleermuizen niet aan de orde.
Broedvogels
Voor de algemene soorten geldt dat, indien het groen buiten het broedseizoen wordt verwijderd, er geen overtredingen zullen plaatsvinden met betrekking tot deze soorten. De algemene zorgplicht blijft van toepassing, maar nesten kunnen buiten het seizoen (een periode die globaal loopt van maart tot half augustus) worden aangetast. Geldend blijft wel de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen. Indien bijvoorbeeld in februari of september een nest wordt gebruikt mag deze niet worden verwijderd.
Zoogdieren
Voor de verwachten soorten geldt een vrijstelling en behoeft er geen ontheffing te worden aangevraagd. Ook hier geldt dat het in het kader van de algemene zorgplicht wel noodzakelijk is om voor de aanwezige individuen al het redelijkerwijs mogelijke te doen om het doden van individuen te voorkomen.
Reptielen
Op de locatie kan incidenteel een hazelworm of een ringslag voorkomen. Dit zijn strikt beschermde soorten (lijst 3 van de Flora- en faunawet). In de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) zijn echter geen meldingen bekend van deze reptielen op het perceel en in de wijde omgeving. Werkzaamheden op de locatie zullen zodanig moeten worden uitgevoerd dat de functionaliteit van het gebied voor de soorten behouden blijft. Geadviseerd wordt voorafgaande aan de uitvoering van het werk een ecologisch werkprotocol op te stellen om te voorkomen dat de Flora- en fauna wordt overtreden.
Overige soorten
Overtredingen van de Flora- en faunawet ten aanzien van beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn wegens het ontbreken van een geschikt habitat of geschikte verblijfsmogelijkheden niet aan de orde.
Conclusie
Indien de algemene zorgplicht bij het uitvoeren van werkzaamheden in acht wordt genomen en geen nestgelegenheden in het broedseizoen worden verwijderd is er geen ontheffing nodig van de Flora- en faunawet voor het ontwikkelen van een nieuwe woning op de locatie Wolfhezerweg 6b. Geadviseerd wordt om ten behoeve van het zorgvuldig omgaan met de streng beschermde soorten ringslag en hazelworm voorafgaand aan de bouw een ecologisch protocol op te laten stellen.
De ambitie van Gelderland is om zorgvuldig om te gaan met natuur en landschap op een haalbare en betaalbare wijze en de samenleving daar meer bij te betrekken. Met het natuur- en landschapsbeleid draagt Gelderland bij aan de realisatie van internationale doelstellingen. De basis van het Gelderse natuur- en landschapsbeleid vormen de afspraken die tussen de provincies en het Rijk gemaakt zijn en die men terug kan vinden in het Onderhandelingsakkoord Decentralisatie Natuur. Een variatie aan planten- en diersoorten is cruciaal voor een goede leefomgeving. Die variatie kan alleen behouden worden wanneer in heel Europa natuurgebieden aaneengesloten worden. Daarom werkt Gelderland aan een Gelders Natuurnetwerk: een stelsel van onderling verbonden natuurgebieden, dat in verbinding staat met natuurnetwerken buiten Gelderland. In het Gelders Natuurnetwerk (GNN) geldt: in de basis hier geen nieuwe initiatieven. Er zijn enkele uitzonderingen mogelijk. Dat zijn ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of ontwikkelingen waarvoor - overtuigend gemotiveerd - geen alternatieven bestaan. Voor dergelijke uitzonderingen gelden specifieke spelregels die garanderen dat het Gelders Natuurnetwerk in stand blijft. De Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO) is een gebied waar partners en partijen juist worden uitgenodigd om actief 'groene' doelen mee te helpen realiseren. Er is in dit gebied ruimte voor de verdere ontwikkeling van bestaande en bij het gebied behorende bedrijvigheid of bewoning. Daarbij maakt de provincie onderscheid tussen de mate waarin partijen worden gevraagd om een -extra- bijdrage te leveren aan dit gebied. Een uitbreiding van dagrecreatie of een bestaand landbouwbedrijf vraagt om een andere mate van compensatie dan het plaatsen van een nieuw recreatieverblijf in deze zone. Het ene initiatief heeft een andere impact op het gebied dan het andere. De provincie wil met haar beleid voor deze zone zo duidelijk mogelijke spelregels hanteren die recht doen aan de doelen in dit gebied. De provincie zoekt naar wat helpt om deze duidelijkheid maximaal te geven en nodigt gemeenten uit om hierover mee te denken. De juiste kaders moeten voldoende uitnodigend blijven voor 'goede' kwalitatieve ontwikkelingen.
Er is in het voorliggend bestemmingsplan geen sprake van ontwikkelingsmogelijkheden waarbij de GNN of GO in het geding kunnen zijn. Het plangebied is onderdeel van een cluster van woningen langs de Wolfhezerweg. De nieuw te bouwen woning ligt op circa 80 meter afstand van het GNN-gebied. Het bestemmingsplan heeft slechts betrekking op een klein perceel in de bebouwde omgeving en zorgt er planologisch voor dat er slecht één extra woning gebouwd kan worden in de tuin en achter de bestaande woning aan de Utrechtseweg 287. Er zijn derhalve naar verwachting geen belemmeringen vanuit de GNN en GO aan de orde.
Conclusie
Er zijn geen belemmeringen vanuit de GNN en GO aan de orde.
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het analyseren van het effect van een nieuw initiatief op de verkeersstructuur. De locatie zal via de Wolhezerweg. Parkeren gebeurt op eigen terrein. De toename van het verkeer of de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de ontwikkeling van één woning is nihil ten opzichte van het huidige aantal verkeersbewegingen.
Conclusie
Nader onderzoek is niet nodig. Het effect van de ontwikkeling op het verkeer is nihil ten opzichte van de huidige situatie.
Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. Aangezien het hier een particulier initiatief betreft, zijn de kosten voor de bestemmingsplanprocedure voor rekening van de initiatiefnemer. Om dit te regelen is een (samenwerkings)overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten. In deze overeenkomst zijn ook bepalingen ten aanzien van planschade opgenomen, zodat eventuele planschadeclaims op de initiatiefnemers worden afgewikkeld. Het initiatief wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Conclusie
Het initiatief is economisch uitvoerbaar.
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (voorheen: bouwvergunning) en regels voor het verrichten van 'werken' (voorheen: aanlegvergunning).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid. Een bestemmingsplan kan echter niet alles regelen. Via het Besluit omgevingsrecht is het bijvoorbeeld mogelijk om in bepaalde situaties vergunningvrij te bouwen ondanks dat het bestemmingsplan die bebouwing niet toestaat. In die gevallen gaat hetgeen bij wet vergunningvrij gebouwd kan worden voor op de bepalingen van het bestemmingsplan.
Een bestemmingsplan moet worden opgezet volgens de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) daaraan stelt en de wettelijk voorgeschreven opzet en vormgeving van de 'RO standaarden 2012'.
Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten een 'toelichting', de 'regels' en een 'verbeelding'. De verbeelding (voorheen bekend als 'plankaart') en de regels (voorheen bekend als 'voorschriften') vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan. Alleen deze twee zijn bindend voor de burger en de overheid. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemming met een bestemmingsvlak en soms via aanduidingen. De planregels van het bestemmingsplan bevatten de juridische verklaring, middels maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden, van de op de verbeelding weergegeven bestemmingen en aanduidingen.
Die toegekende gebruiks- en bouwmogelijkheden aan gronden kunnen, naast de rechtstreekse bestemming, op de verbeelding op twee manieren nader worden ingevuld:
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van een bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan, alleen indien de regels en de verbeelding nog onduidelijkheden bevatten.
De regels zijn, zoals voorgeschreven in de 'RO standaarden 2012', verdeeld over 4 hoofdstukken:
Voorliggend bestemmingsplan kent de volgende eindbestemmingen: Tuin en Wonen. Daarnaast kent het bestemmingsplan de volgende dubbelbestemmingen: Waarde - Archeologie hoge verwachting en Waarde - Archeologie middelhoge verwachting.
Tuin
De bestemming 'Tuin' is toegekend aan percelen gelegen bij de bestemming Wonen. De bestemming 'Tuin' is opgenomen ter plaatse van met name de voortuinen van de woningen. Op percelen met de bestemming 'Tuin' zijn verder alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en uitbouwen, die aan de voorgeschreven maatvoeringseisen voldoen, toegestaan. Ter plaatse van het bestaande bijgebouw aan de Wolfhezerweg is met een aanduiding een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de sloop van het daar gelegen bijgebouw voordat de nieuwe woning aan de Wolfhezerweg wordt gebouwd.
Wonen
De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de twee woningen (de bestaande en de nieuw te bouwen woning) in het plangebied. Het maximaal aantal woningen in een bouwvlak is aangeduid op de verbeelding. Hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. Een bouwvlak mag geheel worden volgebouwd. Binnen het bouwvlak gelden de op de verbeelding opgenomen maximale goot- en bouwhoogten. Buiten het bouwvlak geldt een in de regels opgenomen maximale oppervlakte en maximale goot- en bouwhoogte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Voor de nieuw te bouwen woning is een specifieke peilhoogte vastgelegd, te weten 39,50 meter boven N.A.P.. Vanaf deze hoogte wordt de hoogte van de te bouwen woning gemeten.Ter plaatse van het bestaande bijgebouw aan de Wolfhezerweg is met een aanduiding een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de sloop van het daar gelegen bijgebouw voordat de nieuwe woning aan de Wolfhezerweg wordt gebouwd.
In deze bestemming zijn onder bepaalde voorwaarden, conform het gemeentelijke beleid, aan-huis-verbonden beroepen (alleen door de bewoners van de woning) toegestaan.
Om voldoende flexibiliteit te houden in het bestemmingsplan en om snel, via maatwerk, in te kunnen spelen op veranderende behoeftes in het gebruik van de woningen zijn, conform de gemeentelijke standaardregels voor 'Wonen', afwijkingen opgenomen om kamerbewoning, zorgwoning, aan-huis-verbonden-bedrijf (alleen voor de bewoners van de woning), bed & breakfast, mantelzorg en zogenaamde twee- of drie-generatiewoning mogelijk te maken in de woningen en/of bijgebouwen.
In de regels van de bestemming Wonen zijn, conform de gemeentelijke standaardregels voor 'Wonen', voorts afwijkingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van het toestaan van meer wooneenheden dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven (conform de bestemmingsplanvoorschriften van de voorheen geldende bestemmingsplannen), het toestaan van het gedeeltelijk bouwen buiten het bouwvlak en het toestaan van (kleine) overschrijding van bouw- en goothoogten.
Het plan bevat verder twee zogenaamde dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming valt als het ware over “onderliggende” materiële bestemmingen heen en houdt beperkingen in voor de bouw-, aanleg- en/of gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Een dubbelbestemming dient dus een specifiek ruimtelijk belang en is eerder in het gemeentelijk beleid, waaronder de gemeentelijke bouwverordening, vastgelegd. Hierna wordt de dubbelbestemming beschreven.
Waarde - Archeologie hoge verwachting
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' is, conform gemeentelijk beleid, opgenomen ter bescherming van de in grond potentieel (te verwachten) aanwezige archeologische relicten. De gebieden met deze bestemming hebben een beschermingsregime gekregen met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
In de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie hoge verwachting' is het verboden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de eindbestemmingen te bouwen indien de oppervlakte meer dan 200 m² betreft en de ondergrondse diepte (in de grond) meer dan 0,3 meter bedraagt. Een zelfde bepaling geldt ook voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Voor de archeologische dubbelbestemming geldt verder dat het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning af kan wijken voor het bouwen of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overeenkomstig de regels van de eindbestemmingen. Dat wil zeggen dat op die manier gebouwd kan worden met een grotere oppervlakte en een grotere ondergrondse diepte indien op basis van bijvoorbeeld een ingesteld archeologisch onderzoek geen archeologische waarden aanwezig zijn of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.
Waarde - Archeologie middelhoge verwachting
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' is, conform gemeentelijk beleid, opgenomen ter bescherming van de in grond potentieel (te verwachten) aanwezige archeologische relicten. De gebieden met deze bestemming hebben een beschermingsregime gekregen met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
In de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie middelhoge verwachting' is het verboden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de eindbestemmingen te bouwen indien de oppervlakte meer dan 500 m² betreft en de ondergrondse diepte (in de grond) meer dan 0,3 meter bedraagt. Een zelfde bepaling geldt ook voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Voor de archeologische dubbelbestemming geldt verder dat het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning af kan wijken voor het bouwen of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overeenkomstig de regels van de eindbestemmingen. Dat wil zeggen dat op die manier gebouwd kan worden met een grotere oppervlakte en een grotere ondergrondse diepte indien op basis van bijvoorbeeld een ingesteld archeologisch onderzoek geen archeologische waarden aanwezig zijn of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.
In het kader van het wettelijk verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan 'Wolfhezerweg 6b – Utrechtseweg 287, 2016' verzonden aan de gebruikelijke partners.
Het ontwerpbestemmingsplan 'Wolfhezerweg 6b – Utrechtseweg 287, 2016' heeft vanaf 22 juni 2016 gedurende zes weken, dus tot en met 2 augustus 2016 ter inzage gelegen. In de genoemde periode is één pro-forma zienswijze (zonder gronden) ingediend. In de Staatscourant van woensdag 22 juni 2016 en in het huis-aan-huis-blad Hoog en Laag van woensdag 22 juni 2016 is de ter inzage legging bekend gemaakt. Ook op de gemeentelijke website is deze bekendmaking gepubliceerd. Het bestemmingsplan heeft in deze periode analoog ter inzage gelegen in de bibliotheek te Oosterbeek en in het gemeentehuis. Het bestemmingsplan was digitaal ook in te zien op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke website www.renkum.nl.
Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op 8 juni 2016 de kennisgeving op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd in de Staatscourant en op 15 juni 2016 in de Hoog en Laag en op de gemeentelijke website.
De ingediende pro-forma zienswijze bevat geen (inhoudelijke) gronden. Daarom heeft de gemeente Renkum op 4 augustus 2016 een brief verzonden naar de indiener van de zienswijze met daarin de mededeling dat nog maximaal twee weken, tot en met 18 augustus 2016, uitstel wordt gegeven voor het indienen van inhoudelijke gronden. Op 18 augustus 2016 heeft indiener zijn gronden van de zienswijze aangevuld per fax.
Hierna is de ingediende pro-forma zienswijze weergegeven en van een reactie voorzien.
zienswijze (pro-forma)
Naam: | Ten Hoeve & Van der Horst Incasso VOF, namens mevr. G.G.H.Jansen |
Adres: | Emmastraat 42a, 9722 EZ Groningen; namens: Wolfhezerweg 6, 6861 AB, Oosterbeek |
Ontvangst zienswijze: | pro-forma zienswijze: 30 juli 2016 (per fax), ingeboekt op 2 augustus 2016 aanvulling gronden zienswijze: 18 augustus 2016 (per fax) |
Inboeknummer: | 36066 |
samenvatting pro-forma zienswijze:
'Hierbij biedt ik (dhr. A.L. ten Hoeve; als bedrijf 'Ten Hoeve & van der Horst Incasso VOF') namens mevrouw G.G.H. Jansen, wonende te 6861 AB Oosterbeek aan de Wolfhezerweg 6, haar zienswijze aan betreffende het voorgestelde bestemmingsplan 'Wolfhezerweg 6b - Utrechtseweg 287, 2016. De gronden van haar bezwaren zult u nog van mij ontvangen. Voor een machtiging van mijn cliënte verwijs ik u naar mijn faxbericht van 5 juli jl'.
reactie:
De ingediende pro-forma zienswijze bevat geen (inhoudelijke) gronden. Daarom heeft de gemeente Renkum op 4 augustus 2016 een brief verzonden naar de indiener van de zienswijze (naar Ten Hoeve & Van der Horst Incasso VOF, Emmastraat 42a, 9722 EZ in Groningen) met daarin de mededeling dat nog maximaal twee weken, tot en met 18 augustus 2016, uitstel wordt gegeven voor het indienen van inhoudelijke gronden. Op 18 augustus 2016 heeft de indiener per fax inhoudelijke gronden van de zienswijze ingediend.
conclusie:
De pro-forma zienswijze bevat geen inhoudelijke gronden.
samenvatting zienswijze met inhoudelijke gronden:
Beleid en noodzaak
Doel van het bestemmingsplan is het mogelijk maken van de bouw van een woning op het perceel aan de Wolfhezerweg. Naar de mening van reclamant bestaat er geen behoefte aan de bouw van die woning. Zowel de bestaande woning aan de Utrechtseweg als de nieuw te bouwen woning sluiten niet aan bij de ter plaatse heersende woonwensen (Nota Wonen gemeente Renkum 2014, pagina 13). Dit uit zich erin dat nabij gelegen woningen langdurig te koop worden aangeboden (Utrechtseweg 285, sinds 2012, Utrechtseweg 281, sinds april 2014). Nieuwbouw en verkoop van de woning aan de Utrechtseweg is derhalve geen reëel doel.
Het plangebied is gelegen in het zogenaamde 'Landgoedpark' en op de buitenplaats rijksmonument 'The Hillock'. Anders dan de toelichting van het bestemmingsplan vermeldt, is het (gemeentelijk) beleid gericht op behoud en bescherming (Basisvisie Landgoederen en Buitenplaatsen 2013; De Ruimtelijke Visie 2015). Het ontwerpbestemmingsplan sluit daar niet bij aan.
Geluidshinder
Het college heeft bij besluit op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) de grenswaarde voor het perceel aan de Wolfhezerweg (N782) vastgesteld op 51 dB. In de voorbereiding van dat besluit is een akoestisch onderzoek verricht. Voor de in het kader van dat rapport gemaakte berekeningen is gebruik gemaakt van verkeersgegevens van de provincie Gelderland uit 2014 (pagina 3).
Voor de schatting van de verkeersintensiteit in opvolgende jaren is uitgegaan van een groei van 1,5%. Onduidelijk is waarom dat groeipercentage is gekozen, nu volgens de verkeersgegevens van de provincie de verkeersintensiteit op de het van belang zijnde deel van de Wolfhezerweg van 2014 naar 2015 een stijging heeft doorgemaakt van gemiddeld 9,5-10,8% (afhankelijk van het dagtype). Ook is het niet duidelijk waarom gekozen is voor verouderde gegevens. Maakt men gebruik van de meetgegevens van 2015 en een groei van 1,5%, dan levert dit een schatting op van 4064 voertuigen per dag ipv. 3766.
Voor zover het de N225 betreft is eveneens onbegrijpelijk waarom voor dezelfde aanpak gekozen is, nu volgens de provincie daar sprake is van een verkeersintensiteitsstijging op het van toepassing zijnde telvlak van 18,9% van 2014 naar 2015 (p.dag, ma-zo). Tenslotte is niet duidelijk waarom gekozen is voor de maximumsnelheden voor de berekeningen, nu volgens verkeersgegevens van de provincie op de N783 bijvoorbeeld 9,7% die snelheid overschrijdt. Tevens is onvoldoende aandacht besteed aan alternatieven, zoals bijvoorbeeld maximumsnelheidsverlaging.
Flora- en faunawet
Ten einde de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te kunnen beoordelen is in het bestemmingsplan, voor zover het de Flora- en faunawet betreft, een deskundige geraadpleegd. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt woordelijk hetzelfde overwogen als in het ontwerpbestemmingsplan 'Balijeweg 14-14a' en hetzelfde geconcludeerd. Het bestemmingsplan kan in zijn huidige vorm niet worden aangenomen, nu dit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid.
Voorts is de deskundige kennelijk onjuist ingelicht door de gemeente. In zijn rapport wordt er namelijk van uitgegaan dat het thans aan de Wolfhezerweg aanwezige gebouw wordt gehandhaafd (p.4), hoewel in het bestemmingsplan de verplichting tot sloop is opgenomen (p.42). Het rapport kan derhalve niet dienen ter ondersteuning van conclusies omtrent de gevolgen voor de flora en fauna van de in het bestemmingsplan voorziene bouw.
Het onderzoek ter plaatse ten behoeve van het deskundigenonderzoek is voorts verricht in de wintermaanden. beschermde soorten die gedurende die tijd van het jaar niet of nauwelijks zichtbaar zijn, bijvoorbeeld doordat zij dan geen bovengrondse delen hebben, derhalve kunnen over het hoofd worden gezien, zoals varensoorten.
Voorts bevat het rapport onjuistheden met betrekking tot de aangehaalde soorten of is het op zijn minst misleidend: de aanwezige bladerbedekking vormt een uitstekend leefgebied voor de hazelworm en de verspreiding van die hagendis valt grotendeels samen met het grondtype dat in het rapport 'Verkennend bodemonderzoek Wolfhezerweg 6b te Oosterbeek' wordt aangegeven, zowel in samenstelling als de ouderdom(Levende Atlas, RAVON, 2016).
Tenslotte is onvoldoende rekenschap gegeven van de gevolgen voor de in de nabijheid verblijvende vleermuizen, nu onder meer het huidige perceel bijdraagt aan beschikbaarheid van voedsel.
De regels
Nu de eigenaren beogen een kleinere woning (dan de woning aan de Utrechtseweg) te bouwen aan de Wolfhezerweg, is het onnodig buiten het bouwvlak een gebied met de bestemming 'Wonen' aan te geven. Immers het bouwvlak levert reeds voldoende oppervlakte. Ditzelfde geldt voor de in het ontwerpplan opgenomen mogelijkheid voor bouwen buiten het bouwvlak en bebouwing in de bestemming 'Tuin'. Daarbij geldt tevens dat uitbreiding buiten het bouwvlak conflicteert met de verplichting tot het bewaren van de maximale geluidshinder.
Tenslotte zorgt de bouw van een woning op het kleine perceel aan de Wolfhezerweg voor een danige vermindering van het woongenot van de naastgelegen woningen. De beoogde woning zal immers direct zichtbaar zijn.
reactie:
Beleid en noodzaak:
Zoals in paragraaf 2.3 van de toelichting is duidelijk aangegeven waarom de gemeente dit initiatief ruimtelijk passend vindt en dat het past in het gemeentelijk beleid. Het plan past in de Nota Wonen, dan wel de nota verzet zich niet tegen de bouw van de woning. In de nota staat dat wensen uit de nota niet gelden voor plannen van 4 woningen of minder. Dat er woningen in de ruime omgeving lang te koop zouden staan wil niet zeggen dat de geplande woning niet gebouwd kan worden. Meerdere woningen in de gemeente en daarbuiten staan langere tijd te koop.
De woning The Hillock aan de Utrechtseweg 295 is een rijksmonument. De bijgebouwen niet, evenmin als de grond (o.a. tuin) er omheen. De geplande woning aan de Wolfhezerweg 6b ligt niet direct naast dit perceel en heeft daarmee geen verstoring voor dit monument. In de 'Basisvisie Landgoederen en buitenplaatsen uit 2013' van de gemeente Renkum is duidelijk aangegeven dat The Hillock niet is opgenomen in die visie (Hoofdstuk 7.1) omdat deze villa geen landgoed of buitenplaats is en dus niet thuis hoort in de selectie van de Basisvisie. Alleen al daarom is het bouwplan aan de Wolfhezerweg 6b niet in strijd met de Basisvisie Landgoederen en buitenplaatsen. Overigens staat, in tegenstelling wat appellant aangeeft, ook in de Basisvisie dat daarin uitgegaan wordt van 'behoud van landgoederen door ontwikkeling'. Dit zelfde geldt voor de Ruimtelijke Visie. Ook daarin (zoals paragraaf 1.2 en hoofdstuk 2) staat niet dat gemeentelijke enkel is gericht op beleid en bescherming. Sterker nog ook hier wordt aangegeven dat ontwikkelingen mogelijk zijn.
Geluidhinder:
De nieuw te bouwen woning aan de Wolfhezerweg 6b is gelegen in de geluidszones van de Utrechtseweg (N225) en de Wolfhezerweg (N783). In maart 2016 is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek heeft als doel het bepalen van de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer en het beoordelen of er voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder (Wgh). Voor geluidgevoelige bestemmingen bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten gevolgde van wegverkeerslawaai 48 dB. De maximale vast te stellen ontheffingswaarde voor nieuwbouw bedraagt 53 dB. Uit het onderzoek wordt duidelijk dat de geluidsbelasting ten gevolge van de N225 maximaal 48 dB bedraagt en voldoet aan de ten hoogste toelaatbare waarde. De geluidsbelasting als gevolg van de N783 op de nieuw te bouwen woning is met 51 dB op de noordgevel hoger dat de ten hoogste toelaatbare grenswaarde van 48 dB. Dit maakt maatregelen noodzakelijk. Er is voor gekozen deze maatregelen aan de gevel van nieuwe woning te treffen. Dit is eenvoudig mogelijk. De kosten worden voor rekening van de initiatiefnemer meegenomen en zijn onderdeel van de bouwkosten van de woning. Andere maatregelen zoals maatregelen aan de bron - bijvoorbeeld het opleggen van snelheidsbeperkingen of geluidsreducerend asfalt - en in de overdracht van geluid - dat betekent bijvoorbeeld de aanleg van geluidbeperkende voorzieningen, zoals schermen - zijn afgezet tegen de beperkte maatregelen aan de gevel van de woning niet doelmatig.
Een akoestisch onderzoek in het kader van een bestemmingsplanwijziging onderzoekt in dit geval alleen de situatie voor het treffen van maatregelen aan een nieuwe woning. Bestaande woningen vallen buiten de context van dit onderzoek. Daaraan behoeven als gevolg van dit onderzoek geen wijzigen te worden aangebracht.
Bij de start van het akoestisch onderzoek is gebruik gemaakt van de op dat moment meest recente cijfers. De verkeerstelling van 2015 van de provincie is op 18 februari 2016 opgesteld en nog later ter beschikking gesteld. Een akoestisch onderzoek heeft een houdbaarheid van enkele jaren. Het is onnodig en onhaalbaar om de verkeersgegevens telkens te actualiseren. Het hanteren van de nieuwe gegevens (4064 voertuigen ipv 3766 voertuigen, zie zienswijze) levert een toename in geluidsbelasting op van 0,3 dB. Een dergelijk verschil is voor de mens niet waarneembaar en doet weinig af aan de conclusie van het onderzoek.
Het hanteren van een groei van 1,5% is een gebruikelijk percentage over een periode van 10 jaar. Het is niet realistisch om elk jaar een verkeerstoename van 10% tot 20% op een provinciale weg te ramen. Zoals op de website van de provincie is weergegeven (www.gelderland.nl/geldersverkeer) is voor 2005-2015 sprake van circa 6% groei (oftewel minder dan 0,5% per jaar). Wordt gekeken naar de periode 1993-2003 dan is een groei zichtbaar van circa 1,9 %. Het uitgangspunt van 1,5% is daarmee realistisch en verdedigbaar.
Voor een akoestisch onderzoek wordt een representatieve snelheid gehanteerd. Voor provinciale wegen is het gebruikelijk om de maximum snelheid te hanteren. In een akoestisch onderzoek kan onmogelijk rekening wordt gehouden met de snelheid van een individuele auto of met het feit dat een deel van het autoverkeer te hard of te zacht rijdt. Een snelheidsverlaging en afwaardering van de provinciale weg met een maximumsnelheid van 60 km/uur, die juist voor een goede doorstroming van het verkeer moet zorgen, is geen realistische maatregel.
De conclusie is dan ook dat er een zorgvuldig onderzoek is uitgevoerd dat voldoet aan de geldende standaard. Het treffen van andere maatregelen dan maatregelen aan de gevels is niet realistisch.
Desondanks is in oktober 2016 het akoestisch onderzoek door Econsultancy toch geactualiseerd met de meest recente verkeersgegevens van 2015. Dit om discussie te voorkomen, mede naar aanleiding van de zienswijze maar ook om het volgende.
In 2014 werd de kruising tussen de N225 (Utrechtseweg) en de N783 (Wolfhezerweg) opnieuw ingericht (aanleg verkeersregelinstallatie) en zijn beide wegen van nieuw en geluidreducerend asfalt voorzien. Beide wegen zijn toen een tijd afgesloten geweest voor het verkeer. Daarmee zijn de verkeersintensiteiten op beide in 2015 meer dan in 2014 en is het akoestisch onderzoek in oktober 20016 geactualiseerd met de verkeersgegevens van 2015. Het 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Wolfhezerweg 6b te Oosterbeek' van Econsultancy (rapportnr. 1227.003, versie D2; 3 oktober 2016) is als bijlage bij het bestemmingsplan bijgevoegd.
Het nieuwe onderzoek uit oktober 2016 geeft aan dat er in 2015 meer verkeer reed over beide wegen, maar dat er ook nieuw geluidsreducerend wegdek (asfalt) is aangelegd op beide wegen. In het onderzoek uit maart 2016 is uitgegaan van standaard asfalt wegdek.
Dit leidt tot een andere, gunstigere conclusie. Namelijk dat door hogere verkeersintensiteit op de Wolfhezerweg in 2015 leidt tot globaal tot 1 dB meer geluid op de gevel van de nieuwe woning aan de Wolfhezerweg 6b. Daar staat tegenover dat door het nieuwe geluidsreducerende wegdek (door de dunne deklaag) dit ook leidt tot een reductie van de geluidsemissie met 3 dB. Daarom is de overschrijding van de geluidsbelasting van de N783 op de gevel van de nieuw te bouwen woning aan de Wolfhezerweg 6b 2 dB lager geworden (+ 1dB - 3 dB) en niet meer 51 dB maar nu nog maar 49 dB Dit is dus nog slechts een overschrijding van 1 dB ten opzichte van de hoogste toelaatbare waarde van 48 dB. Voor de de N225 geldt dat ook nu voldaan wordt aan het maximale geluidsniveau.
De conclusie is dat het nieuw uitgevoerde onderzoek met de nieuwe verkeersintensiteiten uit 2015 en het nieuwe wegdek leidt tot een gunstiger geluidsniveau (nog slechts een overschrijding van 1 dB op de gevel) voor de nieuw te bouwen woning aan de Wolfhezerweg 6b.
De zienswijze heeft geleid tot het actualiseren van het akoestisch onderzoek (oktober 2016) met de meest recente verkeersgegevens (die van 2015). Omdat uit het geactualiseerde onderzoek blijkt dat de geluidsoverschrijding nu minder is (slechts 1 dB) is dit ook aangepast / gemotiveerd in de toelichting van het bestemmingsplan (bij hoofdstuk 4.4). Het nieuwe akoestisch onderzoek is tevens als bijlage in het bestemmingsplan opgenomen.
Flora- en faunawet:
Een quickscan flora en fauna kan het gehele jaar worden uitgevoerd. Dat is de normale praktijk, die door gerenommeerde bureaus door heel Nederland wordt gehanteerd. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek. Het veldbezoek is erop gericht om aanwezige habitats te beoordelen op geschiktheid voor soorten. De locatie aan de Wolfhezerweg is tweemaal door de ecologe, auteur van het rapport, bezocht. Normaal wordt een locatie eenmaal bezocht. De ecologe is voor een tweede maal op de locatie geweest voor de nacontrole van een aantal bomen. Indien er aanleiding toe zou zijn geweest, wordt geadviseerd om binnen een ander seizoen een aanvullend onderzoek te doen. Dit kan bijvoorbeeld als sprake is verblijfplaatsen van vleermuizen. In dergelijke gevallen volgt een specifiek onderzoek. Daarvoor was is bij het onderzoek voor de Wolfhezerweg 6b geen aanleiding. Er zijn geen bijzonderheden geconstateerd.
Blaasvaren, schubvaren, koningsvaren, rechte driehoeksvaren, steenbreekvaren en tongvaren zijn licht tot matig beschermd. In de nieuwe wet natuurbescherming zijn alleen blaasvaren en schubvaren nog beschermd. Deze laatste soorten zijn kenmerkend voor specifieke omstandigheden. De quickscan geeft geen aanleiding te veronderstellen dat deze soorten op de betreffende locatie groeien. Het is juist dat de hazelworm op de onderzoekslocatie voor kan komen. De soort komt in de omgeving voor. Het is niet uit te sluiten dat incidenteel een individu van de hazelworm op of nabij de onderzoekslocatie voorkomt. Van aantasting van het leefgebied is echter geen sprake. In het rapport wordt de soort wel degelijk besproken. Er is advies gegeven om schade aan de hazelworm te voorkomen en de werkwijze vast te leggen in een ecologische werkprotocol en onder aandacht te brengen te brengen bij de uitvoerders. Dit advies zal worden opgevolgd.
In de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) zijn geen meldingen bekend van de reptielen (zandhagedis en ringslang) op het perceel en in de wijde omgeving.
De onderzoekslocatie kan worden gebruikt om te foerageren door in de omgeving verblijvende vleermuizen. De plannen zullen echter geen aantasting van essentieel foerageergebied vormen. In de directe omgeving is voldoende foerageergebied voorhanden. Tevens geldt dat het bomenbestand grotendeels intact blijft, waardoor er in de toekomst foerageergebied voor vleermuizen behouden blijft.
Het bestaande bijgebouw aan de Wolfhezerweg wordt nu gebruikt als werkruimte, onder andere voor het geven van workshops. Het is te beschouwen als een nieuw gebouw zonder ecologische waarde. Of het gebouw al dan niet gesloopt wordt doet voor de uitkomst van de quickscan niet ter zake. Het ecologische rapport is gedegen en specifiek op de locatie toegesneden. Verder onderzoek is niet nodig. Dat dit onderzoek leidt tot een conclusie die identiek is aan de conclusie voor bij dezelfde paragraaf in het bestemmingsplan Balijeweg 14-14a, 2016 doet aan de kwaliteit van het onderzoek niet af. De inhoud van de conclusie blijft overeind.
Regels:
De gemeente Renkum, zie bijvoorbeeld de bestemmingsplannen 'Oosterbeek-Zuid 2014', 'Oosterbeek-Zuid, 2016' en 'Doorwerth 2013', (maar ook vrijwel elke andere gemeente) werkt met de landelijke bestemming 'Wonen' voor woningen. Daarbij wordt een bouwvlak aangegeven waarbinnen een hoofdgebouw mag worden gebouwd. De achtertuinen bij die woningen krijgen in de gemeente Renkum (maar ook bij andere gemeenten) dan de bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak. Hier zijn onder voorwaarden beperkte aan- en uitbouwen toegestaan, conform de gemeentelijke standaard- bijgebouwen- en aanbouwenregeling in bestemmingsplannen. Dat is hier niet anders en er is ook geen reden om dit hier aan te passen. De nieuwe woning komt op grotere afstand van het perceel van Wolfhezerweg 6 te staan dan het huidige bijgebouw. Speciaal voor reclamant is een regeling opgenomen in het bestemmingsplan om dit bijgebouw te slopen zodra de woning is gebouwd. Ook is de bestemming 'Tuin' op ongeveer 5 meter achter de voorgevel van het bouwvlak aan de Wolfhezerweg gelegd. In de gemeente wordt deze grens vrijwel altijd of in een rechte lijn met de voorgevel of 1 meter of 2 meter achter de voorgevel gelegd. Hier is dit speciaal verder naar achteren gelegd om zo te zorgen dat hier niet naast gebouwd gaat worden door de nieuwe woning en er daar wat ruimte blijft tussen Wolfhezerweg 6 en 6b. Overigens is een groot deel van de achtertuin van de nieuwe woning aan de Wolfhezerweg 6b (met de bestemming 'Wonen') is nu al ingericht als tuin.
In alle gemeentelijke bestemmingsplannen geldt een 'uitbouw-regeling' (voor erkers met een beperkte omvang) in de bestemming 'Tuin'. Zo ook hier. Die eventuele beperkte erker zal ook in het kader van geluid (bij de bouw) moeten voldoen aan de geluidseisen (zie hiervoor ook hetgeen bij het onderdeel geluid' is beschreven als reactie op deze zienswijze).
Zoals gezegd komt de nieuw te bouwen woning aan de Wolfhezerweg 6b op een grotere afstand te liggen dan het bestaande bijgebouw, die nu bijna op de perceelsgrens ligt. De zichtbaarheid van de woning wordt daarmee minder dan de huidige schuur. Verder betreft het perceel (ons inziens) een inbreidingslocatie in bebouwd gebied, zoals bedoeld in jurisprudentie over planschade (voorzienbaarheid). Mede daarom is de verwachting dat er geen of nagenoeg geen waardevermindering zal plaatsvinden. Dit zal echter moeten blijken in een procedure over een eventuele aanvraag om tegemoetkoming planschadevergoeding.
conclusie:
De zienswijze heeft geleid tot het actualiseren van het akoestisch onderzoek (oktober 2016) met de meest recente verkeersgegevens (die van 2015). Omdat uit het geactualiseerde onderzoek blijkt dat de geluidsoverschrijding nu minder is (slechts 1 dB) is dit ook aangepast / gemotiveerd in de toelichting van het bestemmingsplan (bij hoofdstuk 4.4). Het nieuwe akoestisch onderzoek is tevens als bijlage in het bestemmingsplan opgenomen.
De zienswijze heeft geleid tot het actualiseren van het akoestisch onderzoek (oktober 2016) met de meest recente verkeersgegevens (die van 2015). Omdat uit het geactualiseerde onderzoek blijkt dat de geluidsoverschrijding nu minder is (slechts 1 dB) is dit ook aangepast / gemotiveerd in de toelichting van het bestemmingsplan (bij hoofdstuk 4.4). Het nieuwe akoestisch onderzoek is tevens als bijlage in het bestemmingsplan opgenomen.
Er zijn geen ambtshalve wijzigingen doorgevoerd in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.