direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kom Noord en Zuidoost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De bestemmingsplannen 'Kom Noord' en 'Kom Zuidoost' dienen te worden geactualiseerd.

De gemeente dient op grond van de Wro over een actueel en digitaal bestemmingsplan (IMRO2012, STRI2012) te beschikken. Het bestemmingsplan Kom Noord en Zuidoost van de gemeente Putten zal hierin voorzien.

Voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend plan waarin alle huidige functies worden bestemd. Bestaande rechten en plichten worden zoveel mogelijk overgenomen uit de vigerende plannen en geldende vergunningen en waar nodig aangepast aan de huidige eisen.

Het doel is om zo veel mogelijk voor te sorteren op de komende Omgevingswet. Naar verwachting zal de nieuwe wet in 2021 in werking treden. Het bestemmingsplan zal daarom nog wel onder de gelding van de Wet ruimtelijke ordening moet worden opgesteld. Van anticipatie op de Omgevingswet kan dus maar beperkt sprake zijn.

De Omgevingswet gaat uit van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Een belangrijk accent bij deze bestemmingsplanherziening komt bij het thema "Publieke Gezondheidszorg" te liggen. Dit onderdeel is nader uitgewerkt in Hoofdstuk 4 Gezondheid. De veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, zoals de Omgevingswet dat benoemt, omvat natuurlijk ook de milieuaspecten luchtkwaliteit, geluid en geur, waaraan in dit bestemmingsplan bijzondere aandacht zal worden besteed. In de regels wordt vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet meer uitgegaan van generieke bestemmingen en bredere wijzigingsbevoegdheden.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Kom Noord en Zuidoost is gelegen aan de noord- en zuidoostzijde van de bebouwde kom van Putten. De grenzen bestaan grofweg uit het natuurgebied Veluwe, Van Geenstraat, Voorthuizerstraat en Oude Rijksweg N798.

De plangrens wordt bepaald door de grenzen van bestemmingsplan Westelijk Buitengebied (2016), Oostelijk Buitengebied (2013), Putten Centrum (2011), Kom West (2010), Kom Zuid Krachtighuizen (2013) en Bedrijventerrein Hoge Eng (2012).

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0001.jpg"

Afbeelding: plangrens van de samengevoegde bestemmingsplannen

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied Kom Noord en Zuidoost zijn verschillende geldende planologisch regelingen van kracht. De planologische regelingen zijn:

  • Bestemmingsplan Kom Noord;
  • Bestemmingsplan Kom Zuidoost;
  • Beukenlaan 3;
  • Bosrand 42-a;
  • Bosrand 68;
  • Leemkuul 8;
  • Harderwijkerstraat 8;
  • Torenlaan, naast huisnummer 2;
  • Drieseweg 27-a;
  • Schoolstraat 6-14;
  • Hoek van Damstraat;
  • Veegplan stedelijk gebied.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is het rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskader opgenomen, voorzover van toepassing op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het thema gezondheid in relatie tot de Omgevingswet. De uitvoerbaarheidsaspecten en -onderzoeken zijn eveneens opgenomen in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 is aangegeven hoe dit bestemmingsplan en de planregels zijn opgebouwd. Tenslotte is in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het dorp Putten ligt op een kruispunt van wegen in een gebied waar bossen, kampen en essen samenkomen. De verscheidenheid aan landschapstypen is groot. Het plaatselijk reliëf en de daaraan gerelateerde grondwaterstanden zijn medebepalend geweest voor het nederzettingenpatroon.

Omstreeks 1850 bestond Putten uit enkele straten waarlangs een mengeling van woonhuizen en boerderijen stond.

De unieke ligging aan de rand van het Veluwemassief en de aanleg van een spoorlijn in 1863 ten westen van het dorp hadden een toename van het toerisme en de hoeveelheid forensen tot gevolg. Daardoor zijn er aan de oostkant van Putten (deels binnen het plangebied) enkele villawijken in het bos ontstaan.

Tot 1950 is het dorp op organische wijze gegroeid. De wegen vanuit de oude kern werden volgebouwd, waardoor meerdere linten zijn ontstaan. De Postweg/Drieseweg is één van de oudere toegangswegen van Putten. Langs deze weg is de oude lintbebouwing nog duidelijk aanwezig. De bebouwing is gebouwd rond 1950 en heeft zich uitgebreid naar de straten achter het lint.

Hierna vonden planmatige uitbreidingen plaats tussen de linten in noordelijke en oostelijke richting. Vervolgens werd de periferie van het dorp volgebouwd.

De meer naar het noorden gelegen delen zijn gelegen langs oude lanen zoals de Parklaan, de Eikenlaan, de Waardenburg, de Klaarwaterboslaan, de Essenburgh, de Van Haersma en de Withstraat. In dit deel van het plangebied stamt de oudste bebouwing uit 1950 en de meest recente bebouwing is in 1990 gerealiseerd.

Het plangebied omvat woongebieden die in het bos zijn gesitueerd. Hierbij was het bospatroon uitgangspunt bij de inrichting van het gebied. Er lopen maar enkele wegen door. De gebieden zijn in de loop van meerdere decennia gebouwd. In eerste instantie stonden er slechts enkele woningen in het bos. De open ruimte tussen deze verschillende woningen werd opgevuld met meer recente bebouwing. Ook zijn er woningen vervangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0002.png"

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur

2.2.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied is voornamelijk een woongebied.

Bebouwingsstructuur

De bebouwingsstructuur wordt gekenmerkt door de bebouwingslinten en de planmatige uitbreidingen daartussen. 

Binnen het plangebied zijn verschillende woonmilieus te onderscheiden; de linten, wonen in het bos, de villaparken, ring wonen en voorzieningen, menging van woonmilieus, bos en hoven en een gebied waar diverse woonmilieus gemengd zijn .

Langs de linten staan vooral vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0003.png"

Afbeelding: woonmilieus in de bebouwde kom - bron: Inbreidingsnotitie 2015


In de villaparken staan woningen variërend van vrijstaande woningen tot korte rijtjes van maximaal vier woningen. In tegenstelling tot 'de linten' is de scheiding tussen openbaar en privé gebied hier, ruimtelijk gezien, minder sterk. De woningen in de bosgebieden betreft vrijstaande woningen op ruime kavels veelal met houtopstanden. Ook hier is de scheiding tussen openbaar en privé ruimtelijk gezien niet nadrukkelijk aanwezig.


In het gemengde gebied staan diverse woningtypen: aaneen gebouwde en twee-onder-één-kapwoningen, hateenheden, appartementen en vrijstaande woningen. In dit gebied zijn ook meer niet-woonfuncties aanwezig.


Over het algemeen is er een mix van sociale huurwoningen en koopwoningen in Putten. De boswijken, waarvan er twee in het plangebied liggen, vormen hierop een uitzondering. Hier staan alleen koopwoningen.


De ring is mede herkenbaar door de grotere bouwvolumes die er langs liggen. Door de breedte van het wegprofiel van de Voorthuizerstraat is, voor Puttense begrippen, grootschaliger bebouwing acceptabel.


De Drieseweg, de Garderenseweg en het zuidelijk deel van de Voorthuizerstraat zijn historische uitvalswegen. Langs deze linten is een overgang van het centrum naar het buitengebied te zien. Dicht bij het centrum is de lintbebouwing dichter en zijn er meer verschillende functies aanwezig. Verder van het centrum wordt de dichtheid aan bebouwing lager en krijgen de wegen meer het karakter van lanen met (half)vrijstaande woningen.

Het woongebied in het bos rond de Prins Hendrikweg en ten oosten van de Calcariaweg is na 1965 gerealiseerd en bestaat uit ruime kavels met vrijstaande woningen. Voor beide bosgebieden geldt dat er een grote diversiteit met betrekking tot de plek op de kavel en de verschijning van de bebouwing is. Overeenkomst is alleen te vinden in de bouwhoogte, twee lagen al dan niet met kap.

Een deel van het plangebied valt onder het type hoven. Tussen 1965 en 1970 zijn clusters van rijtjes vrijwel identieke woningen, gebouwd rond een hofvormige ruimte. In deze hofjes is openbaar groen als centraal element aanwezig. Door de ligging in de hofjes hebben ze de uitstraling van een collectieve ruimte.

Wegenstructuur

De Oude Rijksweg (80 km/uur), de Nijkerkerstraat, de Voorthuizerstraat (tot aan de Van Geenstraat) en de Van Geenstraat zijn belangrijke doorgaande wegen die onderdeel zijn van de externe wegenstructuur. De Harderwijkerstraat en de Voorthuizerstraat (vanaf de Van Geenstraat) zijn minder van belang geworden voor het doorgaande verkeer. De inrichting van deze wegen is hier zoveel op afgestemd. Voor deze wegen geldt een maximum snelheid van 50 km/uur.

De Garderenseweg vormt één van de belangrijke verbindingen in oostelijke richting.

Binnen de kern Putten loopt het verkeer vooral via twee ringwegen. De Sprielderweg maakt deel uit van de buitenring, evenals de Bosrand en de Calcariaweg. Een deel van de Voorthuizerstraat (ten noorden van de Veldstraat), de Brinkstraat en de Harderwijkerstraat maken deel uit van de binnenring. De overige wegen zijn woonstraten. Zowel voor de ringen als de woonstraten geldt een 30 km/uur regime.

Het parkeren vindt op eigen terrein of geclusterd plaats.

Langs de Harderwijkerstraat en de Voorthuizerstraat liggen vrijliggende fietspaden.

Groenstructuur

Het gedeelte van het plangebied dat een uitloopgebied is van de Veluwe, bestaat uit villabebouwing in het bos. Dit zijn bospercelen met een woning erop. Het terrein van het hotel en conferentiecentrum 'Het Hof van Putten' is eveneens gedeeltelijk bebost. Daarnaast liggen verspreid over het plangebied villa's met tuinen van enige omvang.

Een deel van het openbaar groen is structureel van aard zoals de groenzones aan de Brinkstraat, het groen op binnenterreinen van diverse bouwblokken, het groene plein aan de Hoofdlaan en het groen tussen de Klaarwaterboslaan en de Zwaluwenburg, evenals langs de Jacob Catsstraat en de Voorthuizerstraat. Beeldbepalende lanen bevinden zich onder meer aan de Wilhelminalaan en de Parklaan.

2.2.2 Functionele structuur

Binnen het plangebied komen verschillende functies voor, waarvan wonen en sport de belangrijkste zijn.

Wonen

In het bestemmingsplangebied is wonen de overheersende functie.

Over het algemeen is er een mix van sociale huurwoningen en koopwoningen in Putten. De boswijken, vormen hierop een uitzondering. Hier staan alleen koopwoningen.

In het plangebied komt een aantal voormalige noodwoningen voor. Het gaat hierbij meestal om bijgebouwen die als woning in gebruik zijn genomen. Deze woningen zijn apart aangeduid op de plankaart door middel van de specifieke bouwaanduiding 'kleine woning'. Deze woningen mogen niet worden vergroot.

Bedrijvigheid en voorzieningen

In het plangebied komen, al dan niet aan huis, enkele bedrijven, kantoren en winkels voor, met name langs 'de linten' Postweg, Drieseweg en Harderwijkerstraat en de ringweg Brinkstraat.

Langs de Harderwijkerstraat ligt het hotel en conferentieoord 'Het Hof van Putten'.

Tevens is er een rooms-katholieke kerk, een begraafplaats aanwezig.

Verspreid in de wijk liggen een gezinsvervangend tehuis, enkele basisscholen, een instelling voor voortgezet onderwijs (I)vmbo en mavo en een kinderdagverblijf . Daarnaast zijn er diverse (semi) medische voorzieningen die deels aan huis gevestigd zijn, zoals een praktijk voor fysiotherapie, praktijk voor natuurgeneeskunde en een tandarts.

2.2.3 Archeologie en cultuurhistorie

Algemeen

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Een deel zal op termijn opgenomen in de Omgevingswet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Voor het behoud van het cultureel erfgoed kennen we uiteraard de rijks- en gemeentelijke monumenten. Het behoud van deze gebouwen of objecten is door de hieraan gekoppelde regels vaak al goed beschermd. Voor de cultuurhistorische waarden zoals bijzondere landschapselementen, oude wegen of historische groenstructuren is vaak geen beschermingsregime van kracht. Vanuit de Bro geldt er echter wel een verplichting om hierbij ruimtelijke plannen rekening te houden. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op zowel de archeologie als de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Archeologie

Om inzichtelijk te maken welke gronden mogelijk waardevolle archeologische resten bevatten heeft de gemeente Putten op 14 februari 2012 een archeologische waarden- en verwachtingenkaart vastgesteld. Hierin wordt de gemeente opgedeeld in verschillende mate van archeologische verwachtingsniveaus. Deze niveaus variëren van een lage, middelhoge en een hoge verwachting. Gekoppeld aan deze verwachtingswaarden zijn regels opgenomen waarmee vastgelegd is wanneer archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Dit onderzoek moet uitwijzen of er daadwerkelijk archeologische waarden in de bodem zitten. Hiermee wordt voorkomen dat archeologische waarden verloren gaan. Daarnaast is op deze kaart inzichtelijk gemaakt welke vondsten reeds bekend zijn.

Binnen het gebied zijn meerdere archeologische rijksmonumenten aanwezig. Dit zijn ondermeer de zeven in het plangebied liggende grafheuvels, een urnenveld en een crematiegraf. Daarnaast zijn nog enkele losse vondsten in het plangebied bekend.

Het plangebied is grotendeels aangegeven als een gebied met hoge archeologische verwachtingen. De delen van het plangebied grenzend aan de Veluwe hebben veelal een wat lagere archeologische verwachtingswaarde. Voor de verschillende verwachtingniveau zijn in de regels passende regels opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0004.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0005.jpg"

Verwachting   Voorschrift   Bestemming  
Beschermd Archeologisch rijksmonument   De bescherming van deze terreinen is geregeld in de Monumentenwet.
Voor alle bodemingrepen in een monument is goedkeuring van de Minister nodig.
Bij de gemeente is hiertoe een monumentenvergunning aan te vragen  
 
AMK-terrein   Archeologische waarden zijn bij eerder onderzoek vastgesteld.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen met een verstoringsoppervlak groter dan 50 m2
en die dieper gaan dan 40 centimeter beneden maaiveld is archeologisch
onderzoek verplicht.
Een bouw- of aanlegvergunning is voor deze werkzaamheden nodig  
Waarde - Archeologie  
hoge verwachting   Bij ruimtelijke ontwikkelingen met een verstoringsoppervlak groter dan 100 m2
en die dieper gaan dan 40 centimeter beneden maaiveld is archeologisch
onderzoek verplicht.
Een bouw- of aanlegvergunning is voor deze werkzaamheden nodig.  
Waarde - Archeologie - hoge verwachting  
middelhoge verwachting   Bij ruimtelijke ontwikkelingen met een verstoringsoppervlak groter dan 500 m2
en die dieper gaan dan 40 centimeter beneden maaiveld is archeologisch
onderzoek verplicht.
Een bouw- of aanlegvergunning is voor deze werkzaamheden nodig.  
Waarde - Archeologie - middelhoge verwachting  
lage verwachting   Bij ruimtelijke ontwikkelingen met een verstoringsoppervlak groter dan 5.000 m2
en die dieper gaan dan 40 centimeter beneden maaiveld is archeologisch
onderzoek verplicht.
Een aanlegvergunning is voor deze werkzaamheden nodig.  
Waarde - Archeologie - lage verwachting  

Cultuurhistorie

Voor het inzichtelijk maken van de aanwezige cultuurhistorische waarden in Putten heeft de gemeente een Cultuurhistorische waardenkaart opgesteld. Op deze kaart wordt zowel ingegaan op het bouwkundige erfgoed als het landschappelijke erfgoed. Voor de aanwezige cultuurhistorische waarden is geen specifiek beleid van kracht maar de Cultuurhistorische waardenkaart is op dit moment wel de informatiebron om invulling te geven aan de verplichting vanuit het Bro om rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied.

Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart kan geconcludeerd worden dat in het plangebied meerdere landschappelijke waarden van vroeger nog aanwezig zijn. Het betreft hier onder andere een groot deel van het wegenpatroon waaronder de grotere doorgaande wegen Voorthuizerstraat, Harderwijkerstraat en de Garderenseweg maar ook de kleinere wegen zoals de Postweg, Prins Hendrikweg en de Korensteeg/Grieteweg. Naast deze herkenbare structuren uit het verleden zijn in het veld ook nog oude verkavelingsgrenzen aanwezig.

Wat betreft het bebouwde erfgoed in het plangebied bevindt zich het plangebied één rijksmonument: Postweg 2. Daarnaast bevinden zich in het plangebied twee gemeentelijke monumenten, te weten:

  • Van Eeghenlaan 19;
  • Harderwijkerstraat 40.

Het rijksmonument en de gemeentelijke monumenten worden beschermd door de hiervoor geldende regels uit afzonderlijk beleid. Voor de overige in het plangebied aanwezige waardevolle bebouwing is vanuit beleid geen apart beschermingsregime van toepassing. Omdat deze panden toch een specifieke historische waarde vervullen in het gebied krijgen deze panden een specifieke bouwaanduiding 'karakteristiek'. Hiermee wordt voorkomen dat zij zonder vergunning gesloopt kunnen worden. Het gaat om de volgende panden/percelen:

- Harderwijkerstraat 47, 50, 56, 70 en 89

- Essenburg 3

- Parklaan 6, 15 en 37

- Brinkstraat 85-87 en begraafplaats (hoek Brinkstraat/Kelnarijstraat)

- Prins Hendrikweg 107

- Drieseweg 24, 26 en 31

- Driewegen 47 en 53

- Bosrand 15.

Uiteraard krijgen ook het rijksmonument en de gemeentelijke monumenten de passende aanduiding 'karakteristiek'.

Conclusie

Het bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden in overeenstemming met de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Grootschalige nieuwe ontwikkelingen zijn op dit moment niet aan de orde. Er is nu dan ook geen aanleiding voor het uitvoeren van nieuwe archeologische onderzoeken of cultuurhistorische scans. In het bestemmingsplan zijn de archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Indien er op termijn sprake is van (grond)werkzaamheden als gevolg van een nieuwe ontwikkelingen zal in het kader van deze ontwikkeling beoordeeld worden in hoeverre onderzoek noodzakelijk is. In het bestemmingsplan zullen de monumenten en waardevolle bebouwing een bouwaanduiding 'karakteristiek' krijgen.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als uitgangspunt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'.

De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:

  • 1. Concurrerend
    Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. Bereikbaar
    Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Leefbaar en veilig
    Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.

De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

In het voorliggende bestemmingsplan krijgen de inbreidingslocaties die zijn opgenomen in de Inbreidingsnotitie 2015 zoveel mogelijk een indirecte bouwtitel door middel van een wijzigingsbevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze verplichte toetsing is verder vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Ladder houdt in dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de onderliggende vraag in de regio, de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en een multimodale ontsluiting. Per 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden.

De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing als er sprake is van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Als een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning met een goede ruimtelijke onderbouwing, voorziet in nieuwe planologische bouwmogelijkheden, dan kwalificeren deze bouwmogelijkheden in beginsel als een "stedelijke ontwikkeling" als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder i Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het moet wel gaan om bouwmogelijkheden van enige omvang. Zeer kleinschalige bebouwingsmogelijkheden of functiewijzigingen "sec" die niet voorzien in een toename van het ruimtebeslag kwalificeren niet als een stedelijke ontwikkeling.

Voor de inbreidingslocaties binnen het plangebied van dit bestemmingsplan wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Overigens gaat het om enkele locaties voor 1 of 2 woningen. Bij een kleinschalige woningbouwontwikkeling is de ladder niet van toepassing. Waar de grens precies ligt, blijkt niet expliciet uit het Besluit ruimtelijk ordening. Een project van 6 woningen (3 rechtstreeks, 3 met wijzigingsbevoegdheid, 10 juli 2013) wordt niet als een stedelijke ontwikkeling gezien. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft verder in 2014 geconcludeerd dat een plan van 8 woningen als kleinschalig kan worden aangemerkt (ABRvS, 24 december 2014, 201405237/1/R2). Het voorliggend plan laat de bouw van maximaal 8 woningen toe.

Verder kunnen binnen dit bestemmingsplan voorzieningen omschakelen naar andere voorzieningen, maar dit wordt gezien als een functieverandering, die niet voorziet in een toename van ruimtebeslag.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

3.2 Provinciaal/regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland zijn op 18 oktober 2014 in werking getreden en worden indien van toepassing twee keer per jaar geactualiseerd. Het betreft een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en Ruimtelijke Verordening Gelderland. De Omgevingsverordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en bevat algemene verbindende voorschriften.

Programmering wonen

De kwantitatieve regionale opgave voor wonen wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Deze opgave werken partijen in de regio in het kader van de Regionale Woonagenda verder uit. De bestaande gebouwde voorraad staat daarbij centraal. Afspraken worden gemaakt over aanpassing van bestaande woningen, sloop met vervangende nieuwbouw, verdunning, het benutten van kansen van functieverandering en ten slotte de nieuwbouw.

Bij de programmering is flexibiliteit gewenst. Tijdelijke overcapaciteit kan gewenst zijn, bijvoorbeeld wanneer een gemeente een bepaald plan wil inwisselen voor een plan dat beter tegemoet komt aan de woningbehoefte of aan het (locatiekeuze)beleid in deze Omgevingsvisie. De provincie biedt daarvoor onder voorwaarden een mogelijkheid. Zij neemt hier eveneens een regierol.

Noord-Veluwe

Het plangebied is gelegen in de regio Noord-Veluwe. Dit gebied wordt gekenmerkt door:

  • rust en ruimte;
  • afwisselend landschap: water, boerenland, steden, dorpen, bos en hei;
  • een rijke cultuurhistorie;
  • gastvrijheid en mensen die omzien naar elkaar;
  • de recreatieve en toeristische sector en zorg;
  • goede verbindingen met omringende regio's.

De opgaven waar de regio voor staat:

  • Economische ontwikkeling is motor van de regio: versterking van de recreatieve en toeristische sector, innovatie in het bedrijfsleven, vasthouden en versterken van zorgondernemers, een toekomstbestendige agrarische sector;
  • Behouden, versterken en benutten van bestaande kwaliteiten: natuur, landschappen, water, gemeenschappen, steden en dorpen;
  • Verbinden van leefbaarheid in kernen met natuurgebieden en het waterlandschap;
  • Ruimte bieden aan ondernemers om een passend aanbod te ontwikkelen op deze opgaven.

Wonen in Noord-Veluwe

Een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming zijn op de woningmarkt onmisbaar: de gemeente stelt bestemmingsplannen vast, maakt afspraken met corporaties en andere partijen en koopt eventueel grond. Het inzicht groeit dat op termijn een vorm van strategisch voorraadbeheer nodig is. Dit beheer is gericht op alle woningen binnen een gemeente en liefst afgestemd met de regio. Dit is nodig om vraag en aanbod met elkaar in balans te brengen en houden. Dit vraagt om kennis van de kansen en mogelijkheden voor:

  • aanpassing van de bestaande voorraad;
  • sloop met vervangende nieuwbouw;
  • verdunning;
  • functieverandering van bestaand vastgoed.

Op basis van deze kennis kan de meest geschikte locatie bepaald worden voor:

  • eventuele nieuwbouw;
  • het benutten van mogelijkheden in de bestaande voorraad;
  • functieverandering.

Conclusie

Het onderhavige beheersmatige bestemmingsplan voor Kom Noord en Zuidoost van Putten heeft overwegend betrekking op bestaand stedelijk gebied. Er zijn geen rechtstreekse nieuwe ontwikkelingen opgenomen die de huidige gezonde en veilige leefomgeving van de woongebieden kunnen bedreigen. De bestaande planologische en feitelijke situatie wordt opnieuw vastgelegd. Daarmee kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan geen strijdigheden oplevert met het beleid uit de Omgevingsverordening en de Omgevingsvisie. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. Daarbij zal onder andere de ladder voor duurzame verstedelijking worden afgewogen.

3.2.2 Omgevingsagenda 2015 - 2020 'Werken in het groen'

In de Omgevingsagenda geven de acht gemeenten van de Noord-Veluwe - Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten - aan waarop zij regionaal willen samenwerken in de periode 2015-2020. Bij het bepalen van de regionale opgaven in deze agenda is de inhoud van de Omgevingsvisie Gelderland en de inbreng daarvoor vanuit de Noord-Veluwse gemeenten uitgangspunt geweest. In de omgevingsagenda wordt de richting bepaald voor regionale samenwerking op grote opgaven in het gebied voor de periode tot 2020.

De vier opgaven in de Omgevingsagenda zijn:

1. Versterken toeristisch product

Doel: Een aantrekkelijk gebied met een sterk toeristisch product. Hierdoor ontvangt de regio een hoger aantal bezoekers (zowel vakantiegangers als dagrecreanten) en is de gemiddelde verblijfsduur van bezoekers langer. De regio focust op de binnenlandse én buitenlandse toerist en wil het aantal bezoekers laten toenemen met 5%.

2. Vitaliseren buitengebied

Doel: Een vitaal buitengebied met een sterke landbouw in combinatie met nieuwe functies om het voorzieningenniveau, de werkgelegenheid en de sociale verbondenheid in het buitengebied en kleine kernen te behouden.

3. Verbeteren economische infrastructuur

Doel: Een verbeterde economische infrastructuur die als basis kan dienen voor economische ontwikkeling en behoud van de werkgelegenheid. Gestreefd wordt naar (het behouden van) sterke sectoren binnen de regio met voldoende diversiteit, aansluiting bij kansrijke ontwikkelingen en bewegingen buiten de regio en het bevorderen van werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt.

4. Stimuleren klimaat neutrale regio

Versnelling van de transitie naar een duurzame energiehuishouding, het gebruik van groene grondstoffen in combinatie met het stimuleren van een circulaire economie, verbetering van de concurrentiepositie en stimulering van de lokale werkgelegenheid.

Conclusie

Het onderhavige beheersmatige bestemmingsplan voor de Kom Noord en Zuidoost van Putten heeft overwegend betrekking op bestaand stedelijk gebied. Er zijn geen rechtstreekse nieuwe ontwikkelingen opgenomen die de huidige gezonde en veilige leefomgeving van de woongebieden kunnen bedreigen. De bestaande planologische en feitelijke situatie wordt opnieuw vastgelegd. Daarmee kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan geen strijdigheden oplevert met het beleid uit de Omgevingsagenda. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Putten

Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is de 'Toekomstvisie Putten' opgesteld. Deze visie is vastgesteld door de gemeenteraad van Putten op 6 februari 2014. Met deze Toekomstvisie legt de gemeenteraad van Putten haar speerpunten voor de komende 10 tot 15 jaar neer. Speerpunten die tot stand zijn gekomen in een proces waarin de discussie met de gemeenschap nadrukkelijk is gezocht. In deze Toekomstvisie is een antwoord gegeven op de volgende vragen:

  • Wat voor samenleving wil Putten in 2030 zijn?
  • Wat is dan de kerntaak en -rol van de gemeente Putten?
  • Wat is de rol van de bewoners, ondernemers en (maatschappelijke) organisaties binnen de Puttense gemeenschap?

De Toekomstvisie Putten is een samenbundeling van richtinggevende ideeën en visies voor de toekomst van Putten. Met de visie geeft de gemeenteraad het bestuur een richtsnoer om naar te handelen. Dit maakt het mogelijk over 'de waan van de dag' heen te stappen en in te zetten op een koers die Putten ook in de toekomst actueel en urgent houdt voor haar gemeenschap. De toekomstvisie dient daarmee als basis voor de uitvoering van de gemeentelijke (beleids)programma's in de komende 10 tot 15 jaar.

De toekomstige samenleving van Putten is gestoeld op thema's die sterk naar voren zijn gekomen in het discussiëren over de toekomst van Putten. Het gaat om de volgende thema's:

  • een sociale vitale gemeenschap voor jong en oud;
  • een samenleving in een groene en gastvrije omgeving met ruimte voor rust en dynamiek;
  • een samenleving om je hele leven in te kunnen wonen;
  • een samenleving waarin ruimte is voor creativiteit en innovatie.

In het kader van de onderhavige ruimtelijke onderbouwing is met name het thema 'een samenleving waarin inwoners hun hele leven kunnen wonen' relevant.

Binnen dit thema zijn de volgende speerpunten van belang:

  • het faciliteren van de inwoners om zo lang mogelijk in de eigen woning te wonen;
  • het afstemmen van het woningaanbod op de behoefte binnen de gemeente. Huisvesting voor ouderen en starters krijgt extra aandacht. Er wordt ruimte gelaten aan particuliere initiatieven;
  • het afstemmen van de nieuwbouw op de vraag vanuit de meest kwetsbare groeperingen;
  • binnen het nieuwbouwprogramma wordt ruimte gelaten voor eigen initiatieven vanuit bewoners en organisaties;
  • het handelen van de gemeente wordt getoetst/gemotiveerd vanuit het oogpunt van een duurzame samenleving. Ook de vraag van andere partijen wordt hieraan getoetst.
3.3.2 Structuurvisie Putten 2030

De gemeenteraad van Putten heeft op 5 maart 2015 de Structuurvisie Putten 2030 gewijzigd vastgesteld. De Structuurvisie Putten 2030 is opgesteld met de boodschap van de Toekomstvisie Putten als leidraad. Deze is gerelateerd aan actueel beleid ten aanzien van de verschillende beleidsvelden en vervolgens vertaald in een visie op de ruimtelijke ontwikkeling. De inhoud van de structuurvisie is leidend en in principe bindend voor het handelen van de gemeente richting initiatiefnemers, en nieuwe bestemmingsplannen moeten inhoudelijk passen binnen de visie van de structuurvisie.

Wonen - kwantitatief

In de gemeente Putten wordt gebouwd voor de lokale woningbehoefte. Putten hanteert daarbij de ladder van duurzame verstedelijking. Dat wil zeggen dat eerst wordt gekeken naar inbreidingsmogelijkheden en vervolgens pas naar uitbreidingsmogelijkheden. Het dorp Putten is de kern waar nieuwe woningbouw plaatsvindt.

Wonen - kwalitatief

In de gemeente Putten is plek voor jong en oud en is het mogelijk om er je hele leven te wonen. Putten richt zich daarbij primair op de behoeften van de eigen bevolking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0006.jpg"

Afbeelding: uitsnede kaart Structuurvisie Putten 2030

3.3.3 Woonvisie 2015-2020 'Thuis in Putten'

Op 30 april 2015 heeft de gemeenteraad van Putten de Woonvisie 2015 - 2020 vastgesteld. De woonvisie is een sectorale uitwerking van de Toekomstvisie Putten. Analyse

Uit de analyse in de woonvisie komen diverse noties naar voren die van belang zijn voor de visie op het wonen in de komende periode:

  • 1. het aantal huishoudens zal blijven toenemen. Met name de kleine oudere huishoudens zullen blijven toenemen. Ook het aantal jonge gezinnen blijft toenemen;
  • 2. van aanbodgericht naar vraaggericht woningaanbod. Er moet niet te veel van hetzelfde woningtype in een keer op de markt worden gebracht (verhuur-/verkoopbaarheid kan onder druk komen te staan). De gemeente moet zich richten op kleinschalig maatwerk;
  • 3. op de woningmarkt is de meeste interactie met de buurgemeenten. De jonge kleine huishoudens verhuizen het vaakst;
  • 4. door de vergrijzing en het scheiden van wonen en zorg zulle er steeds meer zelfstandig wonende huishoudens met een (toenemende) zorgbehoefte zijn. Hierdoor stijgt ook de hulpvraag thuis;
  • 5. met het oog op de woonlasten en wooncomfort verdient energetische kwaliteit bij een behoorlijk deel van de woningen de aandacht;
  • 6. er ligt een transformatie-opgave in de sociale huursector én in de particuliere woningvoorraad. Deze transformatie omvat woontechnische verbeteringen ten behoeve van doelgroepen en energiebesparende maatregelen.

Visie

Over het gewenst toekomstbeeld is in Putten al veel nagedacht de afgelopen jaren, samen met de inwoners, maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven. De beelden uit de Toekomstvisie en de Structuurvisie zijn dan ook het vertrekpunt voor de visie op het wonen in Putten.

Binnen de woonvisie staan vier thema's centraal:

  • 1. bestaande voorraad;
  • 2. woningbouwprogrammering;
  • 3. wonen-welzijn-zorg;
  • 4. duurzaamheid.

Bestaande voorraad:

Mede door demografische ontwikkelingen verandert de woningbehoefte. De kansen in de nieuwbouw worden ingezet om hierop in te spelen. Echter, meer dan ooit zal vooral naar de bestaande woningvoorraad moeten worden gekeken om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Daar wordt dan ook meer accent op gelegd.

Woningbouwprogrammering:

De gemeente richt zich primair op het voorzien in de huisvesting van de lokale woningbehoefte. Dit komt neer op een beheerste groei, waarbij het dorpse karakter wordt behouden. Deze lijn wordt voortgezet vanuit het bestaande beleid. De gemeente sluit dan ook aan bij de afspraken die op regionaal niveau zijn gemaakt.

Oorspronkelijk werd er naar gestreefd om in de periode (van 2013) tot 2025 in Putten 830 woningen toe te voegen aan de voorraad. Echter vanwege voldoende behoefte is dit aantal in 2017 opgehoogd naar 913 woningen. Hiermee is de jaarlijkse streefproductie ook opgehoogd van 70 naar 80 woningen.

De woningbouwprogrammering willen we laten aansluiten bij de vraag op de markt op de korte en lange termijn. Als leidraad hanteren we bij nieuwbouw een afwegingskader. Hierin komt onder meer naar voren dat nieuwbouw bij voorkeur plaatsvindt op inbreidingslocaties. De woningen zijn onder andere flexibel en voor meerdere doelgroepen geschikt of geschikt te maken, bieden een goede prijs-kwaliteitverhouding, houden rekening met concurrentie met de bestaande voorraad, spelen in op nieuwe vormen van wonen met zorg, houden rekening met duurzaamheid en energieneutraliteit. Tot slot is ook de doorlooptijd en realisatie van project van belang in het afwegingskader voor nieuwbouw.

Wonen-welzijn-zorg:

Mensen met een beperking hebben de wens om zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen woning en woonomgeving te blijven wonen. Met de groeiende groep senioren neemt het belang van een goede kwaliteit van de bestaande woningvoorraad (woningaanpassingen) toe. Het hoeft hier niet altijd te gaan om ingrijpende woningaanpassingen. Er is winst te behalen in de bewustwording van senioren om hun woning tijdig geschikt te maken, zij zijn hiervoor in eerste instantie zelf verantwoordelijk.

Duurzaamheid:

Putten wil een duurzame samenleving zijn. We willen dat op het gebied van het wonen een aanzienlijke bijdrage wordt geleverd aan de opgave om de CO2-uitstoot te beperken en energie te besparen. We sluiten aan bij de doelstelling van het Energie akkoord: het bereiken van een CO2-reductie van 80 tot 95% in 2050, en een aandeel van 16% in hernieuwbare opwekking in 2023. Voor woningen streven wij naar de doelstellingen zoals beschreven in het Energie akkoord:

  • 1. nieuwbouw is vanaf 2020 bijna energieneutraal;
  • 2. in 2020 hebben sociale huurwoningen gemiddeld Energielabel B;
  • 3. in 2020 heeft 80 % van de particuliere woningen minstens label C;
  • 4. Putten wil het treffen van duurzame maatregelen stimuleren en streeft ernaar om daar waar mogelijk een lagere EPC te behalen dan de norm uit het Bouwbesluit.

Conclusie

Dit bestemmingsplan sluit aan op de doelstelling van de Woonvisie door middel van het opnemen van enkele wijzigingsbevoegdheden voor inbreidingslocaties.

3.3.4 Inbreidingsnotitie bebouwde kom 2015 (vastgesteld)

Op 9 maart 2017 heeft de gemeenteraad van Putten het ontwerp van de Inbreidingsnotitie 2015 gewijzigd vastgesteld. Het doel van deze inbreidingsnotitie is om zowel de bestaande als de nieuwe potentiële inbreidingslocaties in beeld te brengen. Deze potentiële inbreidingslocaties zijn (opnieuw) beoordeeld op basis van stedenbouwkundige randvoorwaarden en per locatie is de potentiële woningcapaciteit bepaald aan de hand van een indicatieve verkavelingssuggestie.

De definitieve stedenbouwkundige invulling en de bouwvoorschriften worden geregeld in het bestemmingsplan. Hierbij is het beleid uit de Woonvisie 2015 - 2015 (Afwegingskader "nieuwbouw") leidend.

In de Inbreidingsnotitie 2015 is ingegaan op zaken als:

  • 1. inbreiding gaat in principe voor uitbreiding;
  • 2. zuinig ruimtegebruik;
  • 3. ruimtelijke kwaliteitsaspecten;
  • 4. duurzaamheid en ruimtelijke inrichting.

Om te bepalen of met nieuwe plannen sprake is van 'goede ruimtelijke ordening', zijn in de notitie spelregels opgenomen voor nieuwe ontwikkelingen. Het gaat om de volgende afwegingen:

Ruimtelijke afweging (wat, waar en waarom daar):

  • 1. planologisch; omdat ruimte in de bebouwde kom schaars is moeten de diverse ruimtelijke relevante belangen op een rij worden gezet en onderling worden afgewogen. Belangen kunnen soms ook tegengesteld zijn. Uit een goede belangenafweging moet duidelijk worden welke functie waar gewenst is, en waarom die functie nodig is (nut en noodzaak) en waarom juist op die plek;
  • 2. het bouwplan moet stedenbouwkundig acceptabel zijn. In de 'Stedenbouwkundige Randvoorwaarden voor de Bebouwde Kom van Putten' (SRBK die onderdeel uitmaken van de Inbreidingsnotitie) worden daarvoor stedenbouwkundige handvatten gegeven.

Milieutechnische afweging:

  • 1. natuur en landschap;
  • 2. milieu (bodemkwaliteit, geluid en dergelijke);
  • 3. water;
  • 4. infrastructuur, verkeer en vervoer en bereikbaarheid;
  • 5. cultuurhistorisch erfgoed (archeologie, monumenten, e.d.);
  • 6. duurzame realisatie.

Financiële afweging:

  • 1. is het plan financieel haalbaar;
  • 2. is er een exploitatieplan nodig;
  • 3. exploitatieovereenkomst.

Volkshuisvestelijke afweging:

  • 1. het bouwplan moet passen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • 2. categorisering van de woningen.

Maatschappelijk draagvlak:

  • 1. tijdig informeren belanghebbenden;
  • 2. verkrijgen acceptatie/draagvlak voor belanghebbende.

Drie zones

De bebouwde kom van Putten, op basis van de functionele opbouw, in een drietal zones verdeeld:

  • centrum (de intensiveringszone);
  • overgangsgebied van het centrum naar de rest van de bebouwde kom (de randzone van het centrum);
  • kom: het overig gebied van de bebouwde kom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0007.png"

Afbeelding: de drie zones van de bebouwde kom

Woonmilieus

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0008.png"

Afbeelding: de woonmilieus in de bebouwde kom

Binnen Putten worden acht verschillende woonmilieus van elkaar onderscheiden. De betreffende woonmilieus kunnen worden gerelateerd aan de zone waarin ze gelegen zijn:

  Centrum   Overgangsgebied   Kom  
Centrum   x      
Gemengd     x    
Ring     x   x  
Linten     x   x  
Wonen in het bos       x  
Villapark       x  
Hoven       x  
Woonerven       x  
Menging van woonmilieus     x   x  
Bedrijven + incidenteel wonen       x  

Verkavelingstypen

Binnen de woonmilieus worden diverse verkavelings- en bebouwingstypen onderscheiden. De vormkenmerken van de woonmilieus en de verkavelings- en bebouwingstypen, die in het dorp aanwezig zijn, dienen als toetsings- en referentiekader voor ingediende aanvragen om omgevingsvergunning.

Dit systeem leidt dus niet tot een aaneenschakeling van concrete inrichtingsvoorstellen, maar tot een samenhangend stelsel van stedenbouwkundige randvoorwaarden waaraan de bebouwingsstructuur en de percellering zouden moeten voldoen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0009.jpg"

Afbeelding: de verschillende verkavelingstypen in de bebouwde kom

De verkavelingstructuur van de bebouwde kom van Putten is een samenhangend stelsel van percelen, die naar vorm en grootte variëren. Uit de analyse van deelgebieden in het dorp blijkt, dat de percellering niet willekeurig is. De grootte van de kavels varieert weliswaar. De verhouding tussen de breedte en de diepte is echter vaak hetzelfde.

In het dorp komen uiteenlopende woonmilieus voor. Deze milieus zijn afgeleid van de kavelgrootte, de verschijningsvorm van de bebouwing en de situering in het dorp. Het dorpsbeeld vloeit niet alleen voort uit de bebouwingsstructuur en de verkavelingstructuur, maar ook uit de mate waarin de grond wordt gebruikt voor bebouwing. De intensiteit van het gebruik is afhankelijk van het bebouwingspercentage en het aantal bouwlagen. In het centrum is de dichtheid meestal groter dan aan de rand van het dorp.

Gewenste ruimtelijke aanpak

De aanwezigheid van voldoende open plekken en terreinen van belang voor de sfeer en de karakteristiek van het dorp. De gemeente is in terughoudend met het scheppen van extra woningbouwmogelijkheden op particuliere percelen in de kom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0010.jpg"

Afbeelding: de bebouwingsmogelijkheden in de bebouwde kom

Op grond van de ruimtelijke kwaliteiten van het centrum en het daaromheen gelegen komgebied van Putten is er veel dat de moeite waard is om te behouden. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat dit niet betekent dat Putten 'op slot' zou moeten gaan. Er is veel mogelijk, ook plaatselijke verdichting door nieuwbouw, maar dat moet dan wel zorgvuldig gebeuren.

Op bovenstaande afbeelding is voor de kom aangegeven welke drie soorten gebieden binnen de kom kunnen worden onderscheiden, elk met een eigen wenselijke ruimtelijke aanpak. Het zijn:

  • Ontwikkelingsgebieden (= groen)
    Dit zijn gebieden met weinig of onduidelijke ruimtelijke kwaliteiten. Het zijn onder meer gebiedjes en percelen die zonder een duidelijke functie of positieve ruimtelijke werking in hun omgeving liggen.
    Bebouwing van ontwikkelingsgebieden kan, qua vormgeving, betrekkelijk los van de omgeving plaatsvinden. Wel dient met die omgeving rekening te worden gehouden, maar een eigenstandig vormgegeven invulling is in die gebieden zeker op zijn plaats.

  • Consolidatiegebieden (= geel)
    Dit zijn gebieden, waar nieuwbouw, verbouwing of functiewijziging alleen kan plaatsvinden wanneer de inpassing in de omgeving, uit stedenbouwkundig oogpunt, zorgvuldig plaatsvindt. De omgeving is in stedenbouwkundig opzicht bepalend voor de inpassing, de vormgeving van nieuwe ontwikkelingen. In de analyse van de SRBK is voor een dergelijke wijze van inpassing een systeem gepresenteerd, te gebruiken als handboek.
    Ook (deels) beboste kavels die onbebouwd of slechts zeer ten dele bebouwd zijn en gelegen zijn aan bestaande straten, lanen en wegen, dus goed ontsloten, zijn in beginsel te zien als Consolidatiegebieden. Bebouwing van een bebost perceel kan een heel fraai resultaat opleveren. Voorbeelden van een dergelijke inpassing zijn in Putten legio te vinden.

  • Gebieden waar bebouwing niet is toegestaan (= rood)
    Dit zijn de terreinen die in een milieuzone liggen of van belang zijn als onbebouwde ruimte in de dorpsstructuur. Van groot belang voor de ruimtelijke opbouw zijn een aantal binnenterreinen in de randgebieden van het centrum, een paar verspreide open terreintjes, structurerende groenvoorzieningen en de entree van het dorp aan de westzijde van de Dorpsstraat.
    Uit de afbeelding blijkt dat het ten opzichte van de SRBK niet alleen gaat om het toevoegen van de bestaande woonwijk Bijsteren. Inmiddels zijn diverse ontwikkelingsgebieden ingevuld en 'verschoten van kleur' naar consolidatiegebied.
    Daarnaast zijn de gebieden waar geen bebouwing toelaatbaar is (rood aangeduid) aangevuld. Daarbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan het wandelpark De Groene Scheg' en de Oude Algemene Begraafplaats.

Inbreidingslocaties

De aanwezigheid van voldoende open plekken en terreinen is van belang voor de sfeer en de karakteristiek van het dorp. De gemeente is terughoudend met het scheppen van extra woningbouwmogelijkheden op particuliere percelen in de kom.

In het kader van de geactualiseerde inbreidingsnotitie zijn de bekende 'vrije' inbreidingslocaties uit de oude inbreidingsnota (IBBK 2003) en de diverse komplannen geïnventariseerd en tegen het licht gehouden. Daarnaast is er een aantal nieuwe locaties toegevoegd.

Hierna volgt een beschrijving van de verschillende inbreidingslocaties met daarin opgenomen de toetsingscriteria. De voorgestelde inbreidingslocaties staan (genummerd) op de inbreidingskaart aangegeven. De inbreidingskaart is als losse bijlage bij de Inbreidingsnotitie bebouwde kom 2015 gevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0011.png"

Afbeelding: overzichtskaart inbreidingslocaties in de bebouwde kom

Voor de inbreidingslocaties zijn drie situaties mogelijk:

  • Situaties waarvoor al een omgevingsvergunning verleend is, deze zijn ingetekend als bestaande situatie;
  • Vigerende, maar niet gerealiseerde bouwmogelijkheden, waarvoor in het vorige bestemmingsplan al een directe bouwtitel waren opgenomen, maar waarvan onduidelijk is of en wanneer die worden benut; deze zijn aangeduid met "aantal toe te voegen woningen";
  • Bouwmogelijkheden die wel in het beleid passen (Inbreidingsnotitie 2015), maar niet geregeld zijn in het vorige bestemmingsplan. Deze krijgen geen directe bouwtitel, maar een wijzigingsbevoegdheid.

Voor het voorliggende bestemmingsplan gaat het om de volgende locaties:

  • 1. Harderwijkerstraat 70 (ten noorden): 1 grondgebonden woning (indirecte bouwtitel)
  • 2. Hunnenpad 10 en 13: 2 grondgebonden woningen (indirecte bouwtitel)
  • 3. Eikenlaan 5 (ten noorden): 1 grondgebonden woning (indirecte bouwtitel)
  • 4. Grieteweg 12 (ten zuiden): 1 grondgebonden woning (directe bouwtitel)
  • 5. Driewegenweg 11 (ten noorden): 1 grondgebonden woning (indirecte bouwtitel)
  • 6. Postweg 45: 1 grondgebonden woning (indirecte bouwtitel)
  • 7. Bosrand 68 (ten zuiden): 2 grondgebonden woningen (indirecte bouwtitel)
  • 8. Bosrand 68 (ten zuiden): 1 grondgebonden woning (indirecte bouwtitel)
  • 9. Garderenseweg 60,62, 110 en 122 10-14 grondgebonden woningen (indirecte bouwtitel)
  • 10. Da Costastraat 8 / Van Damhof: 3 grondgebonden woningen (indirecte bouwtitel)
  • 11. Brinkstraat e.o. (politiebureau): 2 grondgebonden woningen (indirecte bouwtitel)
  • 12. Postweg 23-25: 2 grondgebonden woningen (indirecte bouwtitel)
  • 13. Calcariaweg 35: 2 grondgebonden woningen (indirecte bouwtitel)
3.3.5 Parkeernota

De Nota Parkeernormen van de gemeente Putten is opgesteld als uitwerking van het geactualiseerde parkeerbeleid van de gemeente. Deze nota beoogt het vastleggen van de Puttense parkeernormen en het bepalen van een transparant en eenduidig toepassingskader. De Nota betreft een actualisering van de parkeernormen uit de Parkeernota Centrum Putten uit 2008, waaraan is toegevoegd hoe met deze parkeernormen moet worden omgegaan.

In de Parkeernota zijn aan de hand van de parkeerkencijfers van de C.R.O.W. parkeernormen opgenomen. Op basis van de omgevingsadressendichtheid in Putten is ervoor gekozen om de CROW-parkeerkencijfers voor weinig stedelijke gebieden (4) als uitgangspunt te hanteren.

In Putten is ervoor gekozen om de verscheidenheid aan woningen die CROW hanteert bij haar kencijfers te vereenvoudigen en te relateren aan het bruto vloeroppervlak achter de voordeur (m2 bvo). CROW relateert de kencijfers aan de prijsklasse en type. Ook het onderscheid tussen koop of huur wordt niet gehanteerd aangezien dit verschil nauwelijks relevant is voor de parkeerbehoefte als de woninggrootte wordt meegerekend.

In de navolgende tabel zijn de parkeernormen voor wonen weergegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0012.jpg"

Tabel : parkeernormen


Overige functies

Voor de overige functies, zoals zorg, onderwijs, leisure, gelden de CROW-parkeerkencijfers als uitgangspunt. Daarbij wordt het gemiddelde CROW-parkeerkencijfer als uitgangspunt voor de voor de minimum norm gehanteerd. Op basis van de door een aanvrager aangedragen argumenten en overwegingen toetst de gemeente de onderbouwing van de parkeerbehoefte en is afwijking van deze kencijfers mogelijk.


Conclusie

Wanneer ontwikkelingen plaatsvinden in het plangebied, bijvoorbeeld door toepassing van de wijzigingsbevoegdheden, dan worden de parkeernormen gehanteerd.

3.3.6 Veegplan stedelijk gebied

Op 4 september 2014 heeft de gemeenteraad van Putten het 'Veegplan stedelijk gebied' vastgesteld. Na de actualisatie van de bestemmingsplannen voor de bebouwde kom van Putten is het Veegplan opgesteld om:

  • een aantal onvolkomenheden in de nieuwe komplannen te herstellen;
  • een aantal projecten die nog met een vrijstelling of projectprocedure waren gerealiseerd in een bestemmingsplan vast te leggen;
  • het plangebied van Sprielderhout (Sprielderweg Zuid) van een actuele bestemmingsplanregeling te voorzien.

Het Veegplan bestaat uit ruim 25 verschillende locaties, waarvan 10 in het plangebied Kom Noord en Zuidoost. Deze locaties zijn meegenomen in deze actualisatie van het bestemmingsplan Kom Noord en Zuidoost van Putten.

Hoofdstuk 4 Gezondheid

4.1 Gezondheid en de Omgevingswet

Gezondheid krijgt in de nieuwe Omgevingswet een prominente rol. De gezondheid van de mens wordt in de praktijk bepaald door vier factoren: erfelijkheid, leefstijl, de gezondheidszorg en het leefmilieu. De Omgevingswet is gericht op deze laatste factor. Gaat het toetsingskader onder de Wet ruimtelijke ordening uit van een 'goede ruimtelijke ordening', in de Omgevingswet gaat het over de fysieke leefomgeving, en activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving.

Het maatschappelijke doel van de Omgevingswet, ‘het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit’ benadrukt de opdracht tot het waarborgen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Daarnaast heeft de Omgevingswet als doel – ‘het op een doelmatige wijze beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies’ – dit ziet op het benutten van de fysieke leefomgeving door de mens. Beschermende regels van de Omgevingswet hebben betrekking op de fysieke leefomgeving, maar zijn uiteindelijk grotendeels gericht op het beschermen van de veiligheid en gezondheid van de mens en de omgevingskwaliteit voor de mens. Zo zijn omgevingswaarden veelal gericht op het beschermen van de menselijke gezondheid. Overal waar de Omgevingswet regels stelt over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen voor de fysieke leefomgeving of onderdelen daarvan, kunnen ook gevolgen voor de mens erbij te betrekken, voor zover de mens wordt of kan worden beïnvloed door of via de fysieke leefomgeving (Memorie van toelichting, 2014 - Omgevingswet).

Het wetsvoorstel biedt een aantal instrumenten om een gezonde fysieke leefomgeving te helpen bewerkstelligen. Voor de meeste omgevingsinvloeden op de gezondheid, zoals luchtkwaliteit en waterkwaliteit, zal het gezonde basisniveau worden geborgd met normstelling in de vorm van omgevingswaarden, instructieregels en algemene regels. Wanneer aan deze norm wordt voldaan, hoeven in de regel geen gezondheidseffecten meer te worden verwacht. (..) In sommige gevallen kunnen ondanks normstelling toch gevolgen voor de gezondheid optreden. (..) Er zijn nu al verschillende niet-wettelijke instrumenten beschikbaar om een goede afweging te kunnen maken, zoals de Gezondheids Effect Screening (GES) en de Disability Adjusted Life Years (DALY).

In de Omgevingswet gaat het naast de genoemde normstelling 'ook om positieve invloeden als ruimte om te bewegen en groen in de stad. Het lokale bevoegd gezag heeft op grond van artikel 2, tweede lid, onder c, van de Wet publieke gezondheid onder meer de taak om bij bestuurlijke beslissingen de gezondheidsaspecten op het terrein van de fysieke leefomgeving te bewaken. Om te komen tot een goede afweging kan het college van burgemeester en wethouders daarbij op grond van artikel 16 van de Wet publieke gezondheid advies vragen aan de gemeentelijke gezondheids-dienst' (p 283, Memorie van toelichting, 2014 - Omgevingswet).

Niet alleen in de Omgevingswet is gezondheid een belangrijk onderwerp, maar dus ook in de Wet publieke gezondheid (2008). Deze wet regelt de organisatie van de openbare gezondheidszorg en de bestrijding van infectieziektecrises. Ook regelt de wet de jeugd- en ouderengezondheidszorg. De gemeente heeft op basis van deze wet de taak te zorgen voor een stabiele en goed samenwerkende openbare gemeentelijke gezondheidszorg. Ook heeft de gemeente als taak de centrale aansturing van infectieziektebestrijding op lokaal niveau. Anticiperend op de komst van de Omgevingswet zal de gemeente de komende periode ook gaan benutten om op een integrale wijze het thema 'Publieke gezondheid' breder uit te werken.

4.1.1 Gemeentelijk beleid gezondheid

In Putten is in de structuurvisie al ingezet op 'gezondheid'.

Zo gaat de structuurvisie in op een gezond leefmilieu, rekening houdend met zaken als mogelijke wateroverlast en hittestress door klimaatverandering. De ruimtelijke visie in de structuurvisie geeft hier handen en voeten aan. Zo wordt ingezet op openbare ruimte met een goede ruimtelijke kwaliteit. Gerelateerd aan deze ruimten zijn er openbare servicepunten, waarin bewoners en ondernemers bij elkaar kunnen komen in relatie tot werk, zorg, welzijn, onderwijs, sport, cultuur en spel. In de openbare ruimte is, waar noodzakelijk, ruimte voor onder- en/of bovengrondse waterberging. Waar mogelijk wordt bij nieuwbouw versneld ingezet op energieneutraal bouwen. Leegstaande gebouwen worden hergebruikt, pas indien dit niet mogelijk is vindt nieuwbouw plaats. Woningen voor senioren worden zo veel mogelijk in de omgeving van verzorgingshuizen, servicepunten en/of het centrum gebouwd. Nieuwe woningbouw draagt bij aan een meer gevarieerde woningvoorraad in het dorp Putten. In het dorp ligt al een veilig en comfortabel netwerk van fiets- en wandelverbindingen die de verschillende buurten met het centrum, het station, de belangrijkste maatschappelijke voorzieningen (zoals de sportvelden) en met het omliggende buitengebied verbinden. Daarnaast wordt voor de landbouw ingezet op een (ruimtelijke) ontwikkeling naar duurzame kwaliteit en innovatie. Niet-verenigbare functies worden uit elkaar gehaald, de milieubelasting wordt teruggedrongen en er wordt gewerkt aan een economisch gezonde, duurzame en innovatieve landbouw. Ondernemers kunnen hun huidige bouwvlak, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan vergroten door bij de uitbreiding een 'plus' te bieden, waarbij gezondheid een rol speelt.

Ook in de gemeentelijke Toekomstvisie wordt ingegaan op gezondheid. De Toekomst visie gaat uit van meer eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers. Naast de eigen verantwoordelijkheid is er ook een verantwoordelijkheid voor elkaar. Inwoners die kwetsbaar zijn en minder goed voor zichzelf kunnen zorgen, kunnen rekenen op ondersteuning. Dit uitgangspunt vraagt ook om een andere overheid. Een overheid die vertrouwen geeft, meer ruimte laat en minder bureaucratisch is. Dit leidt tot veranderingen in het bestaande voorzieningenpatroon. Dit geldt voor maatschappelijke voorzieningen, zorg en welzijn, maar ook voor bijvoorbeeld de openbare ruimte, zoals het onderhoud van wegen en groen.

In het Accommodatieplan Sport is de gemeentelijke missie ten aanzien van sport opgenomen: 'Iedere inwoner van Putten die dat wil, moet kunnen sporten omdat sport goed is voor de gezondheid en het mensen activeert. Daarnaast geeft sport een sociale binding, brengt het mensen bij elkaar en bevordert het besef van waarden en normen. Om dit te bereiken zijn vitale sportverenigingen noodzakelijk evenals goede sportaccommodaties en sportieve openbare ruimten'

In 2009 heeft de gemeente Putten ook een gezondheideffectscreening (GES) uitgevoerd op de belangrijkste wegen binnen de bebouwde kom. Om inzicht te krijgen in de gezondheidssituatie rondom deze wegen in het peiljaar 2008 en de toekomstige situatie (2018). In het rapport komt naar voren dat (wegverkeers)geluid het grootste effect heeft. Om structurele wijzigingen te kunnen bereiken is daarbij aangeraden om in ruimtelijke visies te sturen op een gezondere leefomgeving.

4.1.2 Gezondheid in dit bestemmingsplan

Het bestemmingsplan sluit aan bij het gemeentelijke beleid op het gebied van gezondheid.

Ook wordt rekening gehouden met het doel van de Omgevingswet, namelijk ‘het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit’. De vraag is wat een 'gezonde fysieke leefomgeving' is. Enerzijds wordt dit bepaald door de normstelling in de huidige regelgeving en de regelgeving in de (besluiten bij de) Omgevingswet, zoals voor geluid. Die normen zijn helder. Anderzijds is niet alles te normeren. Zo zijn hinder of beleving niet te normeren aspecten. Wel duidelijk is dat bepaalde zaken ongezond zijn, of ten minste, niet bijdragen aan een gezonde leefomgeving of een gezonden levensstijl. Ongezond is in dat licht bijvoorbeeld:

  • een versteende woonwijk, zonder nabijheid van groen en risico op oververhitting van de wijk;
  • geen gedifferentieerd woonmilieu;
  • geen bereikbaarheid/nabijheid van voorzieningen als winkels, medische voorzieningen en wijkontmoetingscentrum;
  • niet duurzaam gebouwd/ontwikkeld/onderhouden;
  • vliegroutes vliegvelden boven een wijk;
  • niet uitnodigend tot gezond gedrag (met name openbare ruimte);

Deze 'ongezonde' kanten van de fysieke leefomgeving, vormen met name een bedreiging voor kwetsbare groepen, zoals ouderen. Zo treft de afname van voorzieningen in de wijk met name de ouderen en heeft het verdwijnen van wijkontmoetingsplekken effecten op eenzaamheid en welzijn van ouderen en kwetsbare groepen.

De maatschappij, en ook de gemeente, is verantwoordelijk voor het rentmeesterschap over de gezonde fysieke leefomgeving, nu, maar ook in de toekomst. Een bestemmingsplan heeft slechts een looptijd van 10 jaar. Een structuurvisie heeft een looptijd van 20 jaar. Wettelijk is er momenteel geen instrumentarium om beleid vast te stellen voor een langere termijn. Wat nu mogelijk wordt gemaakt, kan schadelijk zijn voor het toekomstige gebruik. Monitoring is in dit geval van belang. Onder de Omgevingswet kan gezondheid overigens meer een ordenend principe worden, op grond van de omgevingswaarden voor de gezonde fysieke leefomgeving. Dit begrip is breder dan het huidige begrip een 'goede ruimtelijke ordening'. Dat betekent dat in het Omgevingsplan ook meer 'gezondheidsnormen/milieunormen' kunnen worden opgenomen.

Overigens is de omgevingskwaliteit in Putten al redelijk goed. Dit blijkt ook uit de gezondheidsaspecten die in dit hoofdstuk zijn opgenomen, zoals geluid, geur en luchtkwaliteit.

Voorkomen van bedreigingen voor gezondheid/omgevingskwaliteit

De Omgevingswet heeft betrekking op het beschermen van de veiligheid en gezondheid van de mens en de omgevingskwaliteit voor de mens. De thema's geluid, geur, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en bodemkwaliteit zijn daarbij in ieder geval van belang. In de Omgevingswet en bijbehorende besluiten, evenals in de huidige wetgeving, zijn daarvoor normen opgenomen.

Voor het bestemmingsplangebied wordt in de volgende paragrafen de huidige omgevingskwaliteit op verschillende gezondheidsthema's beschreven. Als er binnen het plangebied bedreigingen zijn voor de gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, dan wordt dat aangegeven. Tevens wordt aangegeven wat de gevolgen zijn voor dit bestemmingsplan. Als er geen bedreigingen aanwezig zijn, dan zijn er geen maatregelen nodig in dit bestemmingsplan.

Stimuleren gezondheid

Naast het voorkomen van bedreigingen, aan de hand van de huidige omgevingskwaliteit, heeft de gemeente zich tot doel gesteld om gezondheid te stimuleren. Zo wordt in de Structuurvisie ingezet op openbare ruimte met een goede ruimtelijke kwaliteit, in de nabijheid van servicepunten. Bovendien is er ruimte voor onder- en/of bovengrondse waterberging. Waar mogelijk wordt bij nieuwbouw versneld ingezet op energieneutraal bouwen. Nieuwe woningbouw draagt bij aan een meer gevarieerde woningvoorraad in het dorp Putten.

Het stimuleren van gezondheid kan verder door buitenspelen en buiten bewegen te bevorderen, ontmoeting te bewerkstelligen al dan niet in de openbare ruimte, sporten aan te moedigen en (maatschappelijke) voorzieningen bereikbaar te houden.

In dit bestemmingsplan is in het kader van gezondheid om die reden ingezet op brede maatschappelijke bestemmingen, zodat niet alleen 'typische gezondheidsfuncties' als een consultatiebureau, (tand)artsenpraktijk of een fysiotherapeut zich kunnen vestigen, maar ook bijvoorbeeld een buurthuis of andere sociaal maatschappelijke voorzieningen. Ook is in alle bestemmingen die betrekking hebben op voorzieningen en bedrijven, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar ander voorzieningen, zodat de mogelijkheid voor de nabijheid van (maatschappelijke) voorzieningen bevorderd wordt. Deze maatregelen bevorderen de sociale cohesie, wat indirect de gezondheid kan beïnvloeden. Verder is een regeling voor 'inwoning' in dit bestemmingsplan opgenomen, zodat mantelzorg verleend kan worden. Daarnaast zijn er natuurlijk nog diverse maatregelen in het kader van gezondheidsbevordering denkbaar. Bijvoorbeeld het bevorderen van buitenspelen en -bewegen. Zo laten de bestemmingen Groen en Bos (voet- en fiets)paden en sport- en speeltoestellen toe, in aanvulling op de vergunningsvrije mogelijkheden voor bijvoorbeeld straatmeubilair als bankjes ter bevordering van ontmoeting in de openbare ruimte. In het kader van wateroverlast is water en waterberging mogelijk binnen de bestemmingen voor de openbare ruimte.

Onderstaand wordt nader ingegaan op de omgevingskwaliteit in het plangebied wat betreft geluid, geur, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en bodemkwaliteit in relatie tot het plangebied.

4.2 Geluid

Bij het opstellen of herzien van een bestemmingsplan worden de regels van de Wet geluidhinder (Wgh) toegepast. Deze wet heeft betrekking op geluid dat veroorzaakt wordt door wegen, spoorwegen, gezoneerde industrieterreinen en luchthavens. De Wgh bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van voorgenoemde geluidsbronnen. Indien het bestemmingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan. In het plangebied komen geen spoorwegen voor, en is ook geen sprake van gezoneerde industrieterreinen of luchthavens.

Wegverkeerslawaai:

De Wgh beschouwt woningen als geluidsgevoelige objecten. In het kader van de Wgh bevinden zich langs alle wegen zones. Bij de bouw van geluidsgevoelige objecten binnen deze zones dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Dit geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt. Een eventueel noodzakelijke akoestische afweging wordt in dergelijke gevallen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening gemaakt.

De Oude Rijksweg is een 80-km/uur-weg. De Harderwijkerstraat, Calcariaweg, de Voorthuizerstraat en de Garderenseweg zijn 50 km/uur-wegen. Voor deze wegen gelden geluidszones van 250 m, respectievelijk 200 m. In het GES-rapport (2009, Bijlage 1) is geconstateerd dat een groot aantal eerstelijns woningen rondom de hoofdwegen in Putten een geluidbelasting hebben welke fors boven de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh ligt.

Met de zones rond deze wegen dient wel rekening gehouden te worden omdat de zones binnen het plangebied vallen. De geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing (woningen) mag de waarde van 48 dB niet overschrijden, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

Voor de provinciale wegen rondom Putten is de geluidbelasting in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0013.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0014.jpg"

Afbeelding: geluid - bron www.gelderland.nl

Voor de overige wegen binnen het plangebied gelden geen wettelijke zones, aangezien het een 30-km/uur zone betreft. Het naastgelegen bedrijventerrein Hoge Eng is geen geluidgezoneerd industrieterrein.

Indien er op basis van de wijzigingsbevoegdheden nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone worden gerealiseerd, dient aangetoond te worden dat wordt voldaan aan de Wgh. In sommige gevallen kan ook een beroep worden gedaan op de mogelijkheid voor een ontheffing hogere grenswaarden. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet verder niet in de realisering van nieuwe milieuhygiënisch gevoelige functies of geluidsbronnen, waardoor akoestisch onderzoek in het kader van de Wgh niet noodzakelijk is.

Conclusie

De omgevingskwaliteit in het plangebied voor wat betreft geluid is voor het merendeel van het gebied goed. De hoofdwegen (o.a. Garderenseweg en Voorthuizerstraat) vormen een aandachtspunt als sprake is van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in het plangebied.

Akoestisch onderzoek is voor dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. In het bestemmingsplan zijn namelijk de bestaande situaties vastgelegd en er worden in beginsel geen nieuwe geluidgevoelige functies bij recht mogelijk gemaakt.

4.3 Geur

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen industriële bedrijven die geurhinder veroorzaken. Aan de westkant van Putten ligt een bedrijf met een geurcontour, maar deze reikt niet tot in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0015.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0016.jpg"

Het plangebied grenst wel aan het buitengebied.

Geurhinder veehouderijen:

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder veehouderijen in werking getreden. In deze wet zijn normen opgenomen die moeten worden gehanteerd bij de verlening van een milieuvergunning aan een agrarisch bedrijf waarin vee wordt gehouden. Echter ook in de omgekeerde situatie, waarbij in de omgeving van agrarische bedrijven een nieuw geurgevoelig object wordt gesitueerd of uitgebreid, dient aan de wet te worden getoetst (de zogenoemde ‘omgekeerde werking’).

Plangebied

Aan de zuidzijde van het plangebied liggen enkele agrarische bedrijven. Deze liggen op een afstand van meer dan 300 meter van de woningen. Dat betekent dat het plangebied buiten de vaste afstand van 100 m rondom veehouderijen met 'vaste afstandsdieren' ligt.

Conclusie

De omgevingskwaliteit in het plangebied voor wat betreft geur is goed. Er zijn geen bedreigingen van de omgevingskwaliteit bekend. Binnen het plangebied bevinden geen inrichtingen die stank- of geuroverlast tot gevolg kunnen hebben. Aangezien het bestemmingsplan evenmin voorziet in de realisering van nieuwe geurgevoelige functies, zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan ten aanzien van het aspect geurhinder.

4.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Als sprake is van realisatie of wijziging van bronnen van luchtverontreiniging, die kunnen leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging, is onderzoek noodzakelijk. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

De huidige omgevingskwaliteit van het plangebied is goed en ligt tussen de 17-19 µg pm10/m3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0017.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0018.jpg"

Afbeelding: luchtkwaliteit PM10 - Altlas leefomgeving

Door het ontbreken van nieuwe ontwikkelingen is onderzoek naar de luchtkwaliteit niet nodig. Op basis van een wijzigingsbevoegdheid kan nog een enkele woning worden gerealiseerd. Dit is een kleinschalige ontwikkelingen en worden als 'niet in betekenende mate' beschouwd.

Conclusie

De omgevingskwaliteit in het plangebied voor wat betreft luchtkwaliteit is goed. Er zijn geen bedreigingen van de omgevingskwaliteit. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij ontwikkelingen worden meegenomen die reeds planologisch geregeld zijn. Op basis van een wijzigingsbevoegdheid kan nog een enkele woning worden gerealiseerd. Dit is een kleinschalige ontwikkelingen en worden als 'niet in betekenende mate' beschouwd. Onderzoek is niet noodzakelijk.

4.5 Externe veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij gaat het om de risico’s verbonden aan ‘risicovolle inrichtingen’, waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt, om het ‘vervoer van gevaarlijke stoffen’ via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen en om natuurrampen.

Risicovolle inrichtingen

Een groepsrisicoberekening moet worden uitgevoerd indien er ruimtelijke ontwikkelingen zijn binnen de groepsrisicozones om de inrichtingen. De toename van het groepsrisico moet worden verantwoord door de gemeente. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, wordt het uitvoeren van een groepsrisicoberekening niet noodzakelijk geacht.

In het uiterste noorden van het plangebied, aan de Oude Rijksweg, is een benzineservicestation met een LPG-reservoir en een LPG-vulpunt gelegen. De risicocontour van het reservoir (25 meter) en het vulpunt (35 meter) heeft geen overlap met de bestaande bebouwing. Dit heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

Aan de Ambachtsweg, buiten het plangebied, ligt een groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen. Uit de risicokaart blijkt dat er een invloedsgebied in het kader van het groepsrisco geldt van 150 m. Hierbinnen liggen enkele bestaande woningen in het plangebied. Er worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Het groepsrisico neemt daarmee niet toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0019.jpg"

Afbeelding: uitsnede Risicokaart.nl - inrichtingen

Vervoer gevaarlijke stoffen

In het verlengde van de N303 kruisen de Voorthuizerstraat en de Harderwijksestraat het plangebied. Direct aangrenzend aan het plangebied is de N798 gelegen. Over deze wegen vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Voor deze wegen zijn echter geen plaatsgebonden risicocontouren 10-6 opgenomen. De N798, de Voorthuizerstraat en de Harderwijksestraat zijn ook geen aandachtspunt in het kader van het groepsrisico. Aangezien in het kader van het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen is derhalve geen sprake van een toename van het groepsrisico. Er zijn dan ook geen knelpunten met betrekking tot het plaatsgebonden en het groepsrisico ten aanzien van deze wegen.

Verder komen in (de nabijheid van) het besluitgebied geen rail-, weg- en vaartransportroutes voor met aandachtspunten of knelpunten voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). In deze situatie zijn evenmin veranderingen voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0020.jpg"

Afbeelding: routekaart gevaarlijke stoffen gemeente Putten

Conclusie

De omgevingskwaliteit in het plangebied voor wat betreft externe veiligheid is goed. Er zijn geen bedreigingen van de omgevingskwaliteit. Gezien het feit dat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheid bevat die veel mensen aantrekt, kan gesteld worden dat geen sprake is van toename van het groepsrisico.

4.6 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd.

Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden en functies, zoals woonbebouwing. Milieuzonering dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkómen of zoveel mogelijk beper-ken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activitei-ten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Om het begrip milieuzonering voor de praktijk te concretiseren wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgegeven 'Bedrijven en milieuzonering' met daarin opgenomen de Richtafstandenlijsten voor milieubelastende activiteiten. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven wat de uitstraling is in milieuhygiënisch opzicht.

Plangebied

Het plangebied bestaat voornamelijk uit de woonfunctie. Op enkele plekken in het plangebied zijn maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en bedrijven gevestigd. De bestaande legale situatie is het uitgangspunt voor het beleid. De bestaande legale bedrijven en voorzieningen zullen daarom een passende bestemming krijgen. Deze bedrijven en voorzieningen zijn voor het merendeel kleinschalig of van oudsher al aanwezig. Bovendien is verplaatsing, vanwege de hoge kosten die daarmee gepaard gaan, niet realistisch.

Conclusie

De omgevingskwaliteit in het plangebied voor wat betreft milieuhinder bedrijvigheid is goed. Er zijn geen bedreigingen van de omgevingskwaliteit. Gezien het feit dat het bestemmingsplan niet of nauwelijks nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden biedt, heeft het plan ook geen negatief effect op de milieuzonering rondom bestaande bedrijven en voorzieningen.

4.7 Bodem

Onderdeel van de fysieke leefomgeving vormt onder meer de aanwezige bodem en de bodemopbouw. Ingrepen in de ruimtelijke omgeving kunnen gevolgen hebben voor de bodemopbouw. Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Het uitgangspunt is dat een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico mag opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Bij het opnemen van wijzigingsbevoegdheden kan die onderzoeksverplichting vooruit worden geschoven tot het moment van toepassing daarvan. Ook bij het afwijken van de regels kan de voorwaarde worden verbonden dat een bodemonderzoek wordt uitgevoerd.

De omgevingskwaliteit voor wat betreft bodemkwaliteit is binnen het plangebied over het algemeen goed. Op slechts 2 locaties is een verontreiniging bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0021.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0022.jpg"

Afbeelding: bodemkwaliteit - bron provincie Gelderland

Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe gebruiksmogelijkheden waarvoor de noodzaak bestaat inzicht in de bodemkwaliteit te verschaffen. De geldende bestemmingen worden opnieuw vastgelegd en van een actuele regeling voorzien. Door het ontbreken van nieuwe ontwikkelingen kan onderzoek naar de geschiktheid van de bodemkwaliteit en de eventuele aanwezigheid van bodemverontreinigingen achterwege blijven. Hierop vormt de realisatie van een woning aan de Grieteweg een uitzondering. Hiervoor is een bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2), hieruit volgen geen bijzonderheden.

Aandachtspunt vormt het toepassen van Verticale grondwarmtewisselaars in het kader van het verduurzamen van woningbouw. Hiervoor wordt een put geboord in de bodem. De gevolgen voor de aanwezige bodem dienen vooraf in beeld te zijn.

Conclusie

De omgevingskwaliteit in het plangebied voor wat betreft bodemkwaliteit is goed. Er zijn geen bedreigingen van de omgevingskwaliteit. Het bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden in overeenstemming met de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Er is nu geen noodzaak tot nieuw bodemonderzoek specifiek voor dit bestemmingsplan. Indien er sprake is van bouwactiviteiten wordt in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem gedaan.

4.8 Water

Beleid

Met het Waterbeleid 21e eeuw spelen de waterbeheerders in op de huidige situatie en toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder meer de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:

  • Vasthouden, bergen en afvoeren;
  • Schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.

Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Beleid waterschap Vallei en Veluwe

In het Waterbeheersplan 2016-2021 wordt het beleid van het waterschap weergegeven. Het Waterbeheersplan omvat alle watertaken van het waterschap: waterveiligheid, watersysteem en waterketen. Het plan bouwt voort op bestaand (inter)nationaal beleid (Kaderrichtlijn Water, Nationaal Bestuursakkoord Water) en is gericht op het beschermen tegen overstromingen, het zuiveren van afvalwater en het zorgen voor de kwaliteit van oppervlaktewater en voor het waterpeil.

Vanuit de waterbeheerder zijn het waterbeheersplan en de Keur oppervlaktewateren en waterkeringen de belangrijkste beleidsdocumenten.

Het beleid is gericht op het vasthouden van gebiedseigen water en het voorkomen van wateroverlast. Met name door afkoppelen van verhard oppervlak, in combinatie met infiltratie en percolatievoorzieningen kan hier invulling aan gegeven worden. Het streven naar ecologisch gezond water is gericht op het voorkomen van emissies naar het grondwater. Dit betekent onder meer dat het materiaalgebruik dient te voldoen aan de eisen van het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen. Tevens dient het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen vermeden te worden.

Beleid gemeente Putten

In 2015 is het Zuiveringskring Afvalwaterketen Plan opgesteld.

Stedelijk afvalwater

Voor het (stedelijk) afvalwater worden de wettelijke verplichtingen als uitgangspunt genomen. Duurzaamheid is een belangrijk aandachtspunt.

Hemelwater

Op het gebied van hemelwater is de belangrijkste opgave de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen. Systemen zullen worden aangepast en er zal meer gebruik gemaakt worden van de openbare ruimte voor opvang en afvoer van hemelwater. Daarnaast wordt langzaamaan de eigen rol van de particulier vergroot. In nieuwbouwgebieden wordt hieraan nu al invulling gegeven.

Grondwater

Om de grondwaterstanden in het plangebied bij te houden worden deze gemonitord.

Waterhuishoudkundige situatie

Het landschap van de gemeente Putten helt naar het westen toe af. Dit heeft gevolgen voor de stromingsrichting van het grondwater en het oppervlaktewater. Het regenwater dat op het Veluwemassief valt, komt jaren later deels als kwel aan de westkant van Putten omhoog.

In het plangebied zijn geen hoofdwatergangen aanwezig.

De gemeente Putten behoort tot het afvalwatersysteem van Harderwijk, waar de RWZI staat. Het afvalwater en regenwater worden via een afvalwaterstelsel naar Harderwijk getransporteerd, verwerkt en vervolgens als effluent geloosd.

Ten westen van de binnenring (Calcariaweg en Bosrand) is het hele gebied voorzien van een gemengd rioolstelsel. Dat wil zeggen dat het huishoudelijk afvalwater en het regenwater via één rioolstelsel worden afgevoerd. In het gebied dat daaromheen ligt (wonen in het bos) is een stelsel dat alleen huishoudelijk water inzamelt (DWA). Het regenwater afkomstig van daken en straten infiltreert in de bodem. (bron: Waterdocument gemeente Putten, BügelHajema adviseurs, november 2001)

Het grondwater bevindt zich in het plangebied meer dan 80 cm onder het maaiveld. Het gebied bevindt zich niet in de grondwaterfluctuatiezone. Er zijn dan ook geen problemen te verwachten met grondwater.

In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.

Afvoer schoon en vuil water

Bij nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, mag het schone hemelwater niet meer geloosd worden op het gemengde rioleringsstelsel. Verhard oppervlak van nieuwe bebouwing mag niet aangekoppeld worden op de riolering. In eerste instantie dient te worden onderzocht of infiltratie van het hemelwater mogelijk is. Wanneer dat niet het geval is, wordt de mogelijkheid van afvoer naar het oppervlaktewater bekeken.

Hemelwater van schoon dakoppervlak kan rechtstreeks worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Hemelwater dat afstroomt van wegen en parkeerplaatsen mag via een filtervoorziening lozen op het oppervlaktewater.

De versnelde afvoer van hemelwater door toename van het verhard oppervlak moet worden gecompenseerd door de aanleg van compenserende berging. Deze kan bestaan uit een voorziening die loost op het oppervlaktewater of uit een uitbreiding van het oppervlaktewater. Bij het bepalen van de benodigde bergingscapaciteit wordt verwezen naar het beleid van het waterschap. In het bestemmingsplan worden overigens geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Watertoets

Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.

In het kader van de watertoets wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan het Waterschap Vallei en Veluwe. De gemaakte opmerkingen worden in het bestemmingsplan verwerkt.

Conclusie

  • In de bestemming 'Groen' en in de verkeersbestemming is water mogelijk.
  • Er komen geen hoofdwatergangen in het plangebied voor, waardoor de bestemming 'Water' niet in dit bestemmingsplan is opgenomen.

4.9 Natuur

Gebiedsbescherming

Ten aanzien van flora en fauna dient rekening gehouden te worden met gebiedsbescherming. Deze bescherming geschiedt op basis van de Wet Natuurbescherming.

De Veluwe is aangewezen als Natura-2000 gebied en tevens als Gelders Natuurnetwerk (GNN).

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0023.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0024.png"

De plangrens komt voor het overgrote deel overeen met de begrenzingen van deze gebieden. Een beperkt stukje van de het bestemmingsplangebied, aan de westkant, valt onder het Natura-2000 gebied en tevens als Gelders Natuurnetwerk (GNN). Bij ontwikkelingen in het plangebied zal duidelijk gemaakt moeten worden dat er geen verstoring of verslechtering optreedt van de natuurwaarden in de beschermde gebieden. Aangezien in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, oefent het plan ook geen nadelige invloed uit op de buiten het plangebied gelegen Natura 2000- en GNN-gebieden.

Soortenbescherming

Naast gebiedsbescherming is de soortenbescherming van belang. Ook dit is vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. In verband met de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied.

Het betreft een consoliderend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden hierbinnen niet mogelijk gemaakt, met uitzondering van een enkele wijzigingsbevoegdheid. Voordat de omgevingsvergunning verleend wordt, dient eerst de situatie met betrekking tot flora- en fauna bekend te zijn. Hierdoor komen beschermde flora en fauna niet in het geding. Hierop vormt de realisatie van een woning aan de Grieteweg een uitzondering. Deze woning kan bij recht worden gerealiseerd. Hiervoor is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd (Bijlage 3), hieruit volgen geen bijzonderheden, behalve de algemene zorgplicht.

Conclusie

Het bestemmingsplan biedt geen rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden, waardoor ecologisch onderzoek in het kader van de Wet Natuurbescherming niet aan de orde is.

4.10 Kabels en leidingen

Er zijn geen relevante kabels en leidingen binnen het plangebied bekend.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) in werking getreden. Het Besluit m.e.r. is gewijzigd en (op één onderdeel na) in werking getreden op 7 juli 2017, maar geldt vanaf 16 mei 2017 voor alle lopende vergunningaanvragen en bestemmingsplannen waarover nog geen besluit is genomen.

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen. Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan.

Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu.

Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKNoordZoost-VA01_0025.png"

Uitsnede Bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage Onderdeel D. Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan de procedure als bedoeld in de artikelen 7.16 tot en met 7.20 van de wet van toepassing is

Aangezien het een consoliderend bestemmingsplan betreft, en geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG), zoals blijkt uit deze milieuparagraaf. Er is tevens geen sprake van stedelijke ontwikkelingen, het betreft kleinschalige ontwikkelingen (kleinschalige functieveranderingen en het toevoegen van een enkele woning), welke niet vallen onder het begrip stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro. Hierdoor vallen ze ook niet onder een 'stedelijk ontwikkelingsproject' waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

Conclusie

Gelet op het beheersmatige karakter van het bestemmingsplan, waarin nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen niet mogelijk zijn, kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van ontwikkelingen, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Volgens het Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht dat een nieuw bestemmingsplan in digitale vorm wordt vastgesteld. Voor het digitaliseren c.q. standaardiseren van bestemmingsplannen is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) ontwikkeld.

SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Zo zijn bijvoorbeeld de bestemmingen en begripsbepalingen in alfabetische volgorde opgenomen en vloeit de naam van een bestemming voort uit een standaardlijst, waaruit ingevolge de SVBP 2012 dient te worden gekozen. Kenmerk van de bestemmingen is dat het gehele plangebied ermee (vlaksgewijs) is bedekt. Een bestemmingsplan kan ook dubbelbestemmingen bevatten. Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen hoeven het gehele plangebied niet te bedekken.

Aanduidingen (functieaanduiding of gebiedsaanduiding) worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.

Verbeelding

De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het plangebied. Daartoe zijn op de verbeelding bestemmingsvlakken en aanduidingen opgenomen. Deze aanduidingen zijn in de vorm van een vlak weergegeven. Aan de ondergrondgegevens op de verbeelding, zoals ingetekende gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergrondgegevens hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.

Regels

De regels zijn standaard als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en een bepaling over de wijze van meten; deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde weergegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.
  • Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen.
  • Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene regels ten aanzien van gebruik, aanduidingen, afwijkingen en wijzigingen.
  • Hoofdstuk 4 bevat tenslotte het overgangsrecht en de slotregels met daarin de naam van het bestemmingsplan.

De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de bestemmingsomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden zijn bestemd. In het bestemmingsplan wordt zoveel mogelijk eenduidig omgegaan met de bebouwingsmogelijkheden en toegestane functies bij bestemmingen voor de overige functies in het plangebied.

In de bouwregels wordt aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden.

Om bepaalde ontwikkelingen te sturen, respectievelijk in de hand te houden, is bij sommige bestemmingen tevens gekozen voor het opnemen van een wijzigingsbepaling. Na het doorlopen van een procedure, kan aan deze ‘flexibliteitsbepalingen’ medewerking worden verleend.

Inleidende regels

Het bestemmingsplan voorziet in enkele inleidende regels. In deze paragraaf volgt een korte toelichting op deze regels.

Begrippen:

Het opnemen van begripsomschrijvingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijk) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of de technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.

Wijze van meten:

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven lengte, breedte, diepte, oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten.

Bestemmingsregels

Bedrijf:

De in het gebied voorkomende bedrijven zijn in deze bestemming opgenomen. In principe zijn slechts de in de bedrijvenlijst met categorie 1 aangeduide bedrijfsactiviteiten toegestaan, aangezien het een woongebied betreft en milieuhinder ten opzichte van omliggende woningen zoveel mogelijk beperkt moet worden. Om de belangen van reeds gevestigde bedrijven die te zwaar voor deze categorie zijn te respecteren, zijn deze bedrijven daarnaast specifiek bestemd en daarmee toegestaan. Er zal echter geen omschakeling naar een andere, te hinderlijke vorm van bedrijvigheid kunnen plaatsvinden: dan geldt het vereiste dat uitsluitend categorie 1 bedrijven zich ter plaatse kunnen vestigen.

Detailhandel:

Enkele winkelvestigingen zijn opgenomen in de bestemming detailhandel. De detailhandelsactiviteiten dienen op de begane grondlaag plaats te vinden. Dienstwoningen zijn toegestaan voorzover bestaand, voorts is wonen op de verdiepingen toegestaan.

Horeca:

Bestaande horeca is bestemd als 'Horeca'. Een bestaande bedrijfswoning is toegelaten.

Horeca - Conferentie- en vakantieoord:

Deze locatie omvat een combinatie van horeca, conferentiezalen en vakantiewoningen. Ook valt een hotel onder deze bestemming. De aanwezige bebouwing is in bouwvlakken ingepast en het op het perceel aanwezige bos is als zodanig bestemd, waarmee de inrichting tamelijk gedetailleerd vastligt.

Kantoor:

Een bestaand kantoor is bestemd als 'kantoor'. Een bestaande bedrijfswoning is toegelaten.

Maatschappelijk:

De diverse maatschappelijke voorzieningen in het gebied zijn opgenomen in de bestemming Maatschappelijk. In het kader van gezondheid is de functie maatschappelijk in dit bestemmingsplan breed opgevat, zodat functies uitwisselbaar zijn en gecombineerd in één gebouw kunnen worden. Zo is het mogelijk om binnen de wijk maatschappelijke (zorg)voorzieningen bereikbaar te houden. In het voorliggende bestemmingsplan zijn uitsluitend de bestaande dienstwoningen toegestaan.

Wonen:

De woningen in het gebied zijn bestemd tot 'Wonen' en 'Wonen in het bos'. Dit is een voortzetting van het onderscheid dat ook al in de vorige bestemmingsplannen gemaakt werd. Deze laatste bestemming betreft woningen op grote, meer bosachtige percelen en voorziet in een regeling die behoud van het bosachtige karakter tot doel heeft. In dat kader is een nadere eisenregeling opgenomen ten aanzien van de situering van bijgebouwen.

Binnen de woonbestemmingen geven bouwvlakken aan waar gebouwd mag worden. Met maatvoeringsaanduidingen in het bouwvlak is aangegeven wat de goot- en bouwhoogte mag zijn.

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het huidige aantal, met op de kaart aangegeven uitzonderingen waar het aantal bij recht dan wel met een wijzigingsbevoegdheid mag worden vermeerderd.

Via een afwijking is er tevens de mogelijkheid om een thuishuis te bouwen. Het principe van een 'thuishuis' richt zich op één gebouw waarbinnen meerdere zelfstandige woningen zich bevinden. De woningen zijn bedoeld voor ouderen. In het woongebouw is een gemeenschappelijke ruimte aanwezig om vereenzaming te voorkomen. Naast dat de bewoners beschikken over een eigen leefruimte is in een 'thuishuis' ook sprake van gedeelde voorzieningen zoals een keuken, hobbyruimte of tuin. Een thuishuis dient in de nabijheid te liggen van belangrijke voorzieningen zoals winkels, openbaar vervoer en zorginstanties.

Tevens is bepaald dat de niet aangebouwde zijde van een vrijstaande of halfvrijstaande woning ten minste 3 m van de erfgrens moet worden gesitueerd. Er dient namelijk voorkomen te worden dat een haast onbruikbare reststrook ontstaat.

Bebouwing op achter- en zijerf is toegestaan, zolang de goot- en bouwhoogte, alsmede het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan op de plankaart is aangeduid. Voor de gezamenlijke bebouwing op het zijerf en achtererf (buiten de bouwstroken waar hoofdgebouwen zijn gesitueerd) geldt bovendien een maximum van 45 m². Met een afwijking kan een oppervlakte van maximaal 60 m² worden toegestaan, mits het bebouwingspercentage in acht wordt genomen.

Ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens dient een afstand van minimaal 3 m aangehouden te worden.

Bebouwing dient in principe binnen het bouwvlak gesitueerd te worden. Er is echter een algemene bouwmogelijkheid aan de voorzijde, teneinde een erker of een entree te kunnen realiseren. Daarnaast zijn enkele bestaande situaties waarbij zich bergingen aan de voorzijde bevinden specifiek bestemd middels een aanduiding op de plankaart.

Via een afwijking is er tevens de mogelijkheid om te bouwen achter de gevellijn (maximaal 3 m) in plaats van in die grens.

Bepaald is dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevellijn maximaal 1 m mag zijn en van erfscheidingen daarachter 2 m.

De zogenaamde aan-huis-verbonden beroepen zijn binnen de woonbestemming toegelaten. Dat geldt niet voor activiteiten die verband houden met prostitutie. Een afwijking is opgenomen voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis. In het gebied voorkomende vroegere noodwoningen zijn aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - kleine woning'.

Garagebox:

De bestaande complexen met garageboxen zijn van een aparte aanduiding voorzien. Daarbij is de bestaande situatie vastgelegd in bouwvlakken. De goot- en bouwhoogte is vastgelegd. Er zijn geen andere activiteiten toegelaten dan het stallen van voertuigen en andere vervoermiddelen; het gebruik als praktijkruimte of iets dergelijks is derhalve niet toegestaan.

Verkeer, Verkeer- Verblijf, Groen en Bos:

Het openbare gebied is opgenomen in de bestemmingen Verkeer, Verkeer- Verblijf, Groen en Bos. Binnen Verkeer- Verblijf zijn alle wegen opgenomen die geen stroomfunctie hebben, inclusief voet-/fietspaden, bermen en watergangen en groenstroken. Speelvoorzieningen zijn toegestaan, waar speelplaatsen zijn aangeduid op de plankaart is uitsluitend de functie speelvoorzieningen toegestaan.

Aan de Voorthuizerstraat en de Harderwijkerstraat is de bestemming Verkeer toegekend.

Daar waar groenvoorzieningen in het openbare gebied een bijzondere betekenis hebben zijn deze als Groenvoorzieningen bestemd. Binnen die bestemming zijn tevens fiets- en wandelpaden toegelaten, alsmede bestaande parkeervoorzieningen en andere verhardingen.

De bestemming Bos is toegekend aan de bospercelen in het gebied.

In het kader van het bevorderen van gezondheid zijn binnen de bestemmingen Groen en Bos sport- en speeltoestellen toegestaan waarbij geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen. Door het opnemen van een dergelijke regeling kunnen sport- en speeltoestellen, gelet op de regeling in artikel 3 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht, worden gebouwd zonder omgevingsvergunning.

Waarde - Archeologie (dubbelbestemming):

De archeologische bestemmingen zijn opgenomen voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. In de bouwregels zijn nadere regels gegeven voor bouwen. Bij een bepaalde oppervlakte en diepte van de ingrepen, is archeologisch onderzoek bij omgevingsvergunningverlening voor bouwen niet vereist. Op basis van een rapport dienen de archeologische waarden vastgesteld te zijn. Indien de archeologische waarden door het te bouwen bouwwerk worden verstoord, dan kan het bevoegd gezag één of meerdere voorwaarden ter bescherming van de archeologische waarden aan de omgevingsvergunning verbinden. Voorts geldt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden.

Algemene regels

In het hoofdstuk 'Algemene regels' zijn regels opgenomen die betrekking hebben op het gehele bestemmingsplan. Dit zijn onder andere de regels die verplicht zijn gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening zoals de anti-dubbeltelbepaling.

Anti-dubbeltelbepaling:

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunning-verlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling wordt conform het Bro overgenomen in het bestemmingsplan.

Algemene bouwregels:

Voor die gevallen waar legaal gebouwde bouwwerken afwijken van de in de regels gegeven maatvoering, is een vervangend voorschrift opgenomen waarbij die afwijkingen als zodanig zijn toegelaten.

Voorts is een regeling opgenomen voor ondergronds bouwen onder gebouwen.

Algemene gebruiksregels:

Enkele gebruiksregels gelden voor alle bestemmingen en zijn daarom in het hoofdstuk algemene regels opgenomen. Het is bijvoorbeeld verboden om grond te gebruiken als stort- of opslagplaats of ten behoeve van een seksinrichting, waaronder een prostitutiebedrijf.

Algemene afwijkingen:

In dit artikel zijn afwijkingsbepalingen opgenomen die betrekking hebben op alle bestemmingen. Deels betreft het, met het oog op de feitelijke situatie of een concreet bouwplan, een in beperkte mate kunnen aanpassen van de reeds gegeven regels met betrekking tot het gebruik en/of de bebouwing. Deels betreft het ook het kunnen inspelen op een latente bij de planvoorbereiding niet concreet voorziene behoefte aan kleinschalige voorzieningen. Ook onzelfstandige woonruimten zijn via een algemene afwijking toegelaten, waarbij aan een aantal te stellen randvoorwaarden moet worden voldaan.

Overgangs- en slotregels:

Het plan kent tot slot een hoofdstuk met overgangs- en slotregels.

De overgangsregels regelen het overgangsrecht voor de bebouwing en het gebruik van de bebouwing in het plangebied. Deze worden opgenomen conform het Besluit ruimtelijke ordening.

De slotbepaling geeft aan onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald. Overigens wordt voor beide regelingen verwezen naar de betreffende regels.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Het opstellen van dit bestemmingsplan zal bekostigd worden door de gemeente. Verder worden geen kosten gemaakt voor het opstellen van het bestemmingsplan. De economische haalbaarheid van het plan kan hierdoor als aangetoond worden beschouwd.

Het voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en maakt zodoende geen nieuwe bouwplannen mogelijk. Bij vaststelling van dit bestemmingsplan kan derhalve besloten worden geen exploitatieplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Kijkend naar het conserverende karakter van het bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan niet als voorontwerp ter inzage gelegd.

Conform de wettelijke verplichting heeft het bestemmingsplan wel als ontwerp van 29 januari 2018 tot 13 maart 2018 voor de duur van zes weken ter inzage gelegen. In de periode van terinzagelegging zijn uiteindelijk 18 zienswijzen ontvangen van 20 verschillende partijen. In de tijd tussen behandeling van de zienswijzen en vaststelling is er geen zienswijze ingetrokken. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Zienswijzenota bestemmingsplan Kom Noord en Zuidoost + ambtelijke wijzigingen. Op basis daarvan is een aantal wijzigingen doorgevoerd op de verbeelding en de regels. Daarnaast zijn enkele ambtelijke wijzigingen doorgevoerd. De Zienswijzenota bestemmingsplan Kom Noord en Zuidoost + ambtelijke wijzigingen is opgenomen in Bijlage 4.