Artikel 10. Park (PA)
Inhoudsopgave
10.1. Doeleindenomschrijving
De gronden die op de kaart zijn aangewezen voor Park (PA) zijn bestemd voor een stadspark met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, waterpartijen, fiets- en voetpaden alsmede voor (bouw)werken ten algemene nutte ingevolge het bepaalde in artikel 16, alsmede:
- voor bestaande woningen en bijbehorende verkeersontsluitingen;
- voor het bestaande horecabedrijf, de bijbehorende verkeersontsluiting en ter plaatse van de aanduiding "parkeerplaatsen" voor parkeerplaatsen;
- voor het bestaande tennispaviljoen, de bijbehorende verkeersontsluiting en ter plaatse van de aanduiding "tennisbanen" voor tennisbanen;
- voor de bestaande paardenhouderij annex ruitersportcentrum en ter plaatse van de aanduiding "paardenbak" voor een paardenbak;
- voor behoud, beheer, onderhoud en ontwikkeling van de Botanische Tuin en daaraan gerelateerde en ondergeschikte natuureducatieve, culturele en recreatieve activiteiten.
10.2. Bouwvoorschriften
10.2.1. Algemene bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen en overkappingen;
- bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
10.2.2. Specifieke bouwvoorschriften
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen:
- gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken;
- het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot maximaal het op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen maximaal percentage bebouwde oppervlakte is aangegeven mag het bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd;
- de goot- en nokhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;
- voor de inhoud en hoogte van gebouwen en overkappingen ten algemene nutte is het bepaalde in artikel 16 van toepassing;
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen, masten en beeldende kunst hoger mogen zijn.