direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen Ruimte voor de Waal - 5 (WCN)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.PH21005-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het kader van het landelijke waterveiligheidsprogramma Ruimte voor de Rivier is in Nijmegen een vier kilometer lange nevengeul gegraven en is de dijk 350 meter landinwaarts gelegd. Zodoende ontstond de ruimte om een nevengeul voor de Waal aan te leggen. Door het verleggen van de dijk en het graven van een nevengeul is een eiland in de Waal ontstaan. Het nieuwe buitendijkse gebied biedt kansen voor recreatie en het gebied kan ingericht worden als stedelijk uitloopgebied. Het is de schakel tussen de historische binnenstad en het nieuwe stadsdeel De Waalsprong.

De maatregel heeft ervoor gezorgd dat er in het hart van Nijmegen een bijzonder Rivierpark is ontstaan met ruimte voor wonen, natuur, recreatie en cultuur. Centraal in het gebied vormen de Spiegelwaal (nevengeul) en de Lentse Warande (de aflopende kade) het levendige hart van het gebied.

Al tijdens de start van het project Ruimte voor de Waal heeft de Stichting Watersport Nijmegen de potentie van dit gebied onderkend en de ambitie uitgesproken in dit gebied een watersportcentrum te willen realiseren. Een watersportcentrum in het Rivierpark biedt niet alleen een oplossing voor de huisvesting en locatieproblemen van diverse watersportverenigingen. Door de watersportverenigingen, die nu nog verspreid liggen in de stad, te concentreren op één locatie ontstaat bovendien een duidelijk herkenbaar watersportgebied op een aantrekkelijke en centrale plek in de stad.

De gemeente Nijmegen staat positief tegenover de wens van de watersportverenigingen. Vestiging van de watersportverenigingen draagt bij aan de ambitie van de gemeente om het gebied te ontwikkelen tot een bijzonder natuur en recreatiegebied in het hart van de stad.

Het watersportcentrum wordt ondergebracht in het Bastion, de brugpijler van de Verlengde Waalbrug in het hart van het gebied. Naast de watersportverenigingen wordt in het watersportcentrum tevens beperkt ruimte geboden voor vestiging van (water)sport gerelateerde voorzieningen en voor de Nijmeegse Reddingsbrigade (NRB). Verder moet een buitenplein worden aangelegd met manoeuvreerruimte voor lange boten, hellingbanen naar het water en een beweegbare vlonder. Tot slot moeten er in de omgeving voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd.

Het vigerende bestemmingsplan 'Nijmegen Ruimte voor de Waal' voorziet niet geheel in de beoogde ontwikkeling, zie paragraaf 1.3 Vigerend bestemmingsplan.

Met onderhavig bestemmingsplan wordt beoogd om de ontwikkeling van het watersportcentrum planologisch mogelijk te maken.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied beslaat de nevengeul van de inlaat in het westen tot de drempel in het oosten. Tevens is het Bastion met de benodigde buitenruimte voor het watersportcentrum in het plangebied opgenomen.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0001.jpg"

Afbeelding 1: ligging plangebied (in rood) in de directe omgeving.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Nijmegen ruimte voor de Waal. Dit bestemmingsplan is door de raad op 21 maart 2012 vastgesteld; het plan is op 27 december 2012 onherroepelijk geworden.

De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerend bestemmingsplan, omdat binnen de bestemming ‘Gemengd - 2' kunnen (half)verharde paden namelijk alleen aangelegd worden ter plaatse van de aanduiding ‘pad’. Daarnaast mogen binnen deze bestemming volgens de bouwregels geen gebouwen worden gerealiseerd. Wel mogen binnen deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd. Ter plaatse van de bestemming ‘Gemengd - 2' is extensief recreatief medegebruik toegestaan. Dit is in artikel Begrippen gedefinieerd als: niet bedrijfsmatig recreatief gebruik dat in de openlucht plaatsvindt en geschiedt tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, zoals picknicken en wandelen.

Binnen de bestemming ‘Natuur - 2’ kunnen eveneens (half)verharde paden alleen aangelegd worden ter plaatse van de aanduiding ‘pad’.

De buitenruimte behorende bij het watersportcentrum voorziet in de aanleg van twee hellingbanen, een steigerconstructie die verbonden is met een roeivlot en de noodzakelijke parkeerplaatsen en fietsenstalllingen. Dit is niet toegestaan in het vigerende bestemmingsplan.

De bestemming ‘Water - 2’ laat extensief recreatief medegebruik toe, hieronder wordt volgens de bestemmingsomschrijving het gebruik ten behoeve van roeiverenigingen bedoeld. Daarnaast wil de Nijmeegse Reddingsbrigade opleidingen en trainingen geven in deze bestemming. Dit valt niet expliciet binnen deze bestemming.

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens bestemd voor doeleinden als genoemd in de bestemming 'Gemengd - 2'. Daarnaast mogen binnen deze bestemming volgens de bouwregels geen gebouwen ten behoeve van het watersportcentrum worden gerealiseerd.

Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.

Tevens wordt de huidige mogelijkheid voor een passantenhaven voor maximaal 150 plekken in de nevengeul teruggebracht tot maximaal 30 plekken.

1.4 Relatie bestemmingsplan - partiële herziening

Deze partiële herziening is een aanvulling op het vigerende bestemmingsplan 'Nijmegen Ruimte voor de Waal'. Om na te gaan welke regeling geldt, zal deze herziening steeds in samenhang met het oorspronkelijke plan (‘moederplan’) moeten worden gelezen.

De planregels en verbeelding zijn op enkele punten aangevuld en aangepast. Voor het overige geldt dat de planregels en verbeelding van het moederplan intact blijven.

1.5 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

In het kader van het landelijke waterveiligheidsprogramma Ruimte voor de Rivier is in Nijmegen een vier kilometer lange nevengeul gegraven en is de dijk 350 meter landinwaarts gelegd. Zodoende ontstond de ruimte om een nevengeul voor de Waal aan te leggen. Door het verleggen van de dijk en het graven van een nevengeul is een eiland in de Waal ontstaan. De nevengeul is geschikt voor waterrecreatie en watersport.

Op het eiland is onder de verlengde Waalbrug aan de zuidzijde van de Spiegelwaal het Bastion gelegen. Het Bastion is nu een lege ruimte zonder functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0002.png"

Afbeelding 2: Aanzicht Bastion.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0003.png"

Afbeelding 3: Binnenzijde Bastion

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

Op 20 februari 2017 hebben zes watersportverenigingen van Stichting Watersport Nijmegen een overeenkomst getekend met de gemeente Nijmegen om het Bastion in te richten als watersportcentrum. De deelnemende verenigingen zijn: roeivereniging De Waal, kanosportvereniging De Batavier, de Nijmeegse Reddingsbrigade, studenten roeivereniging Phocas, studenten zeilvereniging De Loefbijter en studenten surfvereniging Aeolus.

Roeivereniging de Waal heeft inmiddels besloten om haar huisvesting elders langs de Spiegelwaal te realiseren en is geen onderdeel meer van het watersportcentrum in het Bastion.

  Sport   Doelgroep   Ledenaantal  
      Huidig   Verwacht  
NSRV Phocas   roeien   studenten   Ca. 550   Ca. 850  
NKSV De Batavier   kanoën (wildwater, vlakwater, zee en kanopolo)   algemeen   Ca. 120   Ca. 180  
NSZV De Loefbijter   zeilen   studenten   Ca. 100   Ca. 150  
NSSV Aeolus   surfen   studenten   Ca. 120   Ca. 150  
Nijmeegse Reddingsbrigade (NRB)   Zwemlessen, reddend zwemmen, varend redden   algemeen   Ca. 50 (+ ca. 400 zwempupillen)   Ca. 75  

Tabel 1: typering verenigingen aangesloten bij de Stichting Watersport Nijmegen.

De verenigingen willen een eigen ruimte huren in het nu nog lege Bastion aan de zuidkant onder de verlengde Waalbrug. Zo ontstaat een bedrijvig watersportcentrum met een gevarieerd aanbod van watersport en recreatie op de Spiegelwaal. Hiertoe vinden er, naast de noodzakelijke inpandige verbouwing, alleen aanpassingen aan de gevel van het huidige Bastion-gebouw plaats.

2.2.1 Watersportcentrum

De verenigingsaccommodatie herbergt vijf watersportverenigingen en omvat in totaal circa 2.000m² bruto vloeroppervlakte (BVO) botenloods, opslag en werkruimte en ruim 1.000m² BVO aan verenigingsruimten inclusief ondersteunende horeca. Tevens wordt beperkt ruimte geboden aan (water)sport gerelateerde voorzieningen.

Op de begane grond bevindt zich tevens een werkplaats en lakstraat waar het onderhoud van de roeiboten plaatsvindt. De werkplaats is tijdens de werkweek voltijds bezet. In de lakstraat vinden ten behoeve van het voldoen aan ARBO-eisen spuitwerkzaamheden plaats onder onderdruk. De afvoer van deze lucht vindt onder wettelijke maatregelen af plaats richting buitenomgeving.

2.2.2 Bereikbaarheid

De bereikbaarheid van de verenigingsaccommodatie vindt plaats via de brug Lentloper. De bereikbaarheid via fiets en te voet is rechtstreeks mogelijk vanaf de Verlengde Waalbrug.

2.2.3 Buitenruimte watersportcentrum

Op beide oevers naast de brug wordt de verharding aangepast en uitgebreid, in hoofdzaak aan de oostzijde en dan met name op de hoogwatervrije ontwikkelvlek. Aan deze zijde bevinden zich ook de noodzakelijk parkeerplaatsen en fietsenstallingen.

In het talud worden 2 hellingbanen aan weerzijden van de Verlengde Waalbrug gerealiseerd, waarbij de westelijke hellingbaan naar een steigerconstructie leidt die verbonden is met een roeivlot. De toegang tot en het roeivlot zelf zijn indien noodzakelijk in de vroege ochtend en avond verlicht.

2.2.4 Gebruik Spiegelwaal

De spiegelwaal wordt in de toekomst ook door de verenigingen gebruikt. Een indicatie van het toekomstig gebruik van de verenigingen is hieronder opgenomen.

Roeien (NSRV Phocas en RV De Waal)

  • Dagelijks het hele jaar door, behalve als het vriest of als de drempel overstroomt (vaarverbod Rijkswaterstaat).
  • Diverse type boten: 1 pers., 2 pers., 4. Pers, 8 pers.

Tabel 2: aantal roeibotenbewegingen verdeeld over de weekdagen.
afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0004.png"

Kanoën

Tabel 3: aantal kano poloërs/boten verdeeld over de weekdagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0005.png"


Surfen en zeilen

Cursussen in het voor- en najaar voor beginnende surfers en zeilers.



Nijmeegse Reddingsbrigade (NRB)

Tabel 4: aantal boten verdeeld over het jaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0006.png"


Afbeelding 4: verdeling watersportactiviteiten over het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0007.png"

2.2.5 Inrichting spiegelwaal

Roeien
Op het water kunnen diverse banen worden uitgezet. Er kan een 500 meter wedstrijdbaan van 4 lanes breed (4 x 15 m) worden uitgezet. Daarnaast een oproeibaan (baan waarin je naar de start vaart). De wedstrijdbaan eindigt idealiter voor het clubhuis/Bastion (oostelijk bij Verlengde Waalbrug).
Bij een lange-afstand wedstrijd wordt gestart op tijdsintervallen achter elkaar. Er zijn dan geen lanes, hooguit beboeide grenzen van het parcours. De lanes ten behoeve van de wedstrijddag worden beboeid.


Kano(polo)
Voor de locatie van het kanopologebied wordt gedacht aan het de directe omgeving onder de Verlengde Waalbrug (oostelijk of westelijk). Gestreefd wordt naar minstens één (verlicht) oefenveld (35 x 23 meter) met de mogelijkheid tot tijdelijk drie uitgezette velden bij toernooien.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Relevant rijksbeleid

3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden.

Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd als procesvereiste. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe wordt in artikel 3.1.6 van het Bro een artikellid ingevoegd (artikel 3.1.6, tweede lid, nieuw), op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen.

Het plan vormt geen nieuw te realiseren stedelijke ontwikkeling.

3.1.2 Beleidslijn Grote Rivieren

De Waal is aangewezen als verbindingswater voor vrachtscheepvaart en heeft daarmee een belangrijke economische functie. Na de hoogwaters in 1993 en 1995 is door het rijk de beleidslijn Ruimte voor de Rivier opgesteld. Deze beleidslijn is inmiddels vervangen door de Beleidslijn Grote Rivieren. Uitgangspunt is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Er gelden twee concrete doelstellingen:

  • de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden
  • ontwikkelingen tegengaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Voor elke activiteit in het rivierbed is een vergunning nodig (Wet beheer rijkswaterstaatswerken). De beleidslijn biedt een systematische aanpak om stap voor stap de afwegingsgronden en rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen ten behoeve van de beoordeling van initiatieven.

Stroomvoerend regime
Voor de bedijkte rivieren (waaronder de Waal) geldt dat de dijk een harde grens vormt. Hierdoor is de ruimte die de rivier beschikbaar heeft voor de maatgevende afvoer ingesnoerd. Het gebied achter deze dijken loopt grote risico's bij overstroming of dijkdoorbraak. Voor het waarborgen van de veiligheid van de gebieden achter de dijken is het bij hoogwater van groot belang dat een vlotte afstroming gegarandeerd is. Obstakels in het rivierbed dienen te worden voorkomen. De verwachte toenemende rivierafvoeren vragen om meer (buitendijkse) ruimte, waar deze nu al schaars is in dit gebied. Dit vraagt om terughoudendheid bij het toestaan van nieuwe ontwikkelingen in het rivierbed. Voor bedijkte rivieren is het stroomvoerend regime van kracht.

Voor niet-riviergebonden activiteiten geldt een “nee, tenzij”- regime. Dat wil zeggen dat uitbreiding of vestiging van nieuwe, niet-riviergebonden activiteiten in principe niet mogelijk is, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek kan worden aangetoond dat specifieke omstandigheden van toepassing zijn. Zo kan er sprake zijn van een groot openbaar belang of zwaarwegend bedrijfseconomisch belang. Ook is het denkbaar dat een activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd.

In het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' is de ruimtelijke doorwerking van de Beleidslijn grote rivieren geregeld.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit Ruimtelijke Ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

In het Barro zijn een aantal onderdelen van nationaal belang opgenomen die beschermt worden. Voor dit plangebied zijn de onderdelen Rijksvaarwegen en Grote rivieren van belang.

3.1.3.1 Rijksvaarwegen

De rivier de Waal behoort tot de categorie Rijksvaarweg (hoofdwateren in Bijlage II, lid 1, onder C van het Waterbesluit). Dit betekent dat er rekening moet worden gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor de scheepvaart (artikel 2.1.3. van het Barro).

Onderhavige partiële herziening voorziet niet in planologische wijzigingen die een belemmering vormen voor de scheepvaart.

3.1.3.2 Grote rivieren

De rivier de Waal behoort tot de categorie Grote rivieren (kaart Grote rivieren, Bijlage III bij het Barro) en onderhavig plangebied is gelegen in de subvlakken rivierbed en stroomvoerend deel rivierbed.

Bij besluit van 20 september 2016 is het Waterbesluit gewijzigd in verband met actualisering van de aanwijzing van gebieden waar paragraaf 6 van Hoofdstuk 6 van het Waterbesluit niet van toepassing is. Dit houdt tevens in dat het hoofdstuk Grote rivieren uit het Barro niet van toepassing is in die gebieden. In afbeelding 2 is het kaartblad opgenomen dat van toepassing is voor onderliggende partiële herziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0008.png"

Afbeelding 5: binnen de "gele vlek" (=uitzonderingsgebied op grond van Waterbesluit art 6.16) is geen vergunningverlening vanuit Rijkswaterstaat aan de orde, noch gelden daar de beperkingen daar het Barro-hoofdstuk inzake grote rivieren (Barro art 2.4.2).

Rivierbed

Het gehele plangebied is gelegen in het vlak 'rivierbed'; m.u.v. het gele uitzonderingsgebied. uit afbeelding 2 geldt dat een nieuw bestemmingsplan gelegen in dit vlak ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan alleen nieuwe bestemmingen aanwijst in een rivierbed in het geval er sprake is van:

  • a. een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
  • b. geen feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
  • c. een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en
  • d. een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.

In het plangebied, voor zover gelegen buiten het uitzonderingsgebied en aanvullend op de vigerende planologische mogelijkheden, zijn het aanleggen van twee hellingbanen, een aanlegsteiger (roeivlot met constructie) en het gebruik van de Spiegelwaal door de Reddingsbrigade voorzien. Het aantal ligplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'passantenhaven' wordt teruggebracht van 150 plekken in het vigerende bestemmingsplan tot maximaal 30 plekken in onderhavige partiële herziening. Per ligplaats is in het vigerende bestemmingsplan een aanlegsteiger tot maximaal 10m2 toegestaan met een maximale bouw hoogte van 3 meter.

Met onderhavig bestemmingsplan wordt voldaan aan bovengenoemde punten en er is geen sprake van effecten op de waterstand of afname van het bergend vermogen.

Stroomvoerend deel rivierbed

Het gehele plangebied is gelegen in het vlak 'stroomvoerend deel rivierbed'. M.u.v. het gele uitzonderingsgebied uit afbeelding 2 geldt dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het stroomvoerend deel van het rivierbed, ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan, uitsluitend een wijziging mogelijk kan maken, voor zover het o.a. betreft de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden.

De partiële herziening voorziet in de realisatie van een watersportcentrum binnen het uitzonderingsgebied. Buiten het uitzonderingsgebied betreft het de inrichting van de buitenruimte bij het watersportcentrum en het gebruik van de Spiegelwaal door de Reddingsbrigade. Dit valt onder de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden.

3.1.3.3 Conclusie

Onderhavige partiële herziening voldoet aan de regels uit het Barro.

3.1.4 Ladder duurzame verstedelijking

Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte'). Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan. Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming.

Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen (ook al lijkt artikel 3.1.6, lid 2, Bro anders te suggereren).

De derde trede van de eerdere Ladder onderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is geschrapt.

Er is een nieuw onderdeel toegevoegd aan artikel 3.1.6 (lid 3) Bro waarmee de Laddertoets bij flexibele planvormen (wijzigings- of uitwerkingsplan) kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.

De in het plan voorziene ontwikkeling kan wel worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro wel van toepassing is.

Kern van het veelomvattende “Ruimte voor de Waal-project” is het terugleggen van de dijk en het creëren van een nevengeul, genaamd de Spiegelwaal. Deze gaat bij hoog water met de Waal mee stromen en biedt extra capaciteit voor het afvoeren van water. Doordat dit slechts enkele dagen per jaar het geval is, ontstaat er op de overige dagen prachtig recreatie-/sportwater. Vanuit diverse watersportverenigingen is er interesse in de mogelijkheden van de Spiegelwaal. Deze sportverenigingen hebben in 2011 een stichting opgericht (Watersport Nijmegen) om actieve water- en oeversporten in en rond de Spiegelwaal te bevorderen. Het gaat om sporten zoals roeien en kanoën, windsurfen, beachsporten, zeilen en activiteiten van de Nijmeegse Reddingsbrigade. Waarbij er behoefte is aan één voorziening voor watersport.

Een watersportcentrum in het Rivierpark biedt niet alleen een oplossing voor de huisvesting en locatieproblemen van diverse watersportverenigingen. Door de watersportverenigingen, die nu nog verspreid liggen in de stad, te concentreren op één locatie ontstaat bovendien een duidelijk herkenbaar watersportgebied op een aantrekkelijke en centrale plek in de stad.

Onderhavige stedelijke ontwikkeling voorziet daarmee in een gemeentelijke behoefte naar een voorziening voor de watersport.

3.2 Relevant provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gelderland (december 2015) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsvisie relevant

Structuurvisiegebieden Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Intrekgebieden, Romeinse Limes, Plussenbeleid, Stedelijke agglomeratie (toelichtend), Regio Arnhem Nijmegen City Region, Europese corridors en achterlandverbindingen- water (toelichtend),

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland (december 2015). De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsverordening relevant.

De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een substantiële versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De oude ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Het water van de Spiegelwaal en de vlonder bij het watersportcentrum zijn gelegen in de GO. De geringe wijziging van het gebruik van de Spiegelwaal en aanleggen van de vlonder betreft een kleinschalige uitbreiding en tast de kernkwaliteiten van het gebied niet aan. Temeer omdat het aantal ligplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'passantenhaven' met onderhavige partiële herziening wordt teruggebracht van 150 plekken naar 30 plekken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0009.png"
Afbeelding 6: Gelders Natuurnetwerk (GNN, donkergroen) en Groene Ontwikkelingszone (GO, lichtgroen) ter plaatse van het plangebied.

De oostzijde van het plangebied is aangewezen als Gelders Natuurnetwerk (GNN). Als gevolg van de realisatie van de oostelijke hellingbaan is sprake van ruimtebeslag binnen het GNN. Als gevolg van het ruimtebeslag zijn negatieve effecten op de kenmerken en waarden van het GNN niet uitgesloten (ondanks dat natuurbeheertypen ontbreken). In de rapportage van Anteagroup wordt geadviseerd om het voornemen te optimaliseren zodat ruimtebeslag voorkomen dan wel geminimaliseerd word (bij een nee, tenzij-afweging dient aangetoond te worden dat er geen alternatieven zijn). Indien alsnog sprake is van ruimtebeslag wordt geadviseerd het voornemen voor te leggen bij het bevoegd gezag, de Provincie Gelderland.

Op 9 oktober 2018 heeft de Provincie Gelderland de begrenzing van het Gelders natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone gewijzigd. De buitenruimte (oostelijke hellingbaan) is daarmee niet meer gelegen in de GNN en/of de GO.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0010.png"

3.2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de omgevingsverordening Gelderland.

3.3 Relevant gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Nijmegen 2013

IDe structuurvisie Nijmegen 2013 bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en geeft de keuzes weer die de gemeente Nijmegen maakt in het ruimtelijk beleid. Met de Structuurvisie wordt invulling gegeven aan de ruimtelijke ambities, die zijn vertaald in een uitvoeringsprogramma. De Structuurvisie kent een planhorizon van 10 jaar.

In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Structuurvisie relevant.

  • 1. zorgvuldig omgaan met ruimte, met aandacht voor stevige groene en blauwe structuren;
    De Dijkteruglegging voorziet in het graven van een nevengeul die in verbinding staat met de Waal. Door de nevengeul ontstaat een hoogwatervrij stadseiland, een nieuw natuurgebied en een nieuwe Waalkade. Deze worden met elkaar verbonden met enkele nieuwe bruggen. Door het realiseren van een rivierpark midden in de stad, dat unieke kansen biedt op het gebied van recreatie, is een plan gemaakt dat ruimtelijke kwaliteit toevoegt voor heel Nijmegen. Wij denken met de dijkteruglegging en het stadseiland Veur-Lent een project van (inter)nationale allure in handen te hebben. Over de toekomstige functies op het eiland wordt nog nagedacht. We streven naar ontwikkelingsmogelijkheden die recht doen aan deze specifieke locatie, waaronder (een combinatie van) woningbouw en een meer recreatieve groene functie.
  • 2. hoge ruimtelijke kwaliteit in zowel de gebouwde omgeving als bij nieuwe ontwikkelingen;
    Iedereen heeft een beeld van zijn leefomgeving, zijn eigen huis, straat of buurt en van de stad als geheel. Hoe gebouwen, pleinen en straten er uit zien en hoe ze in de ruimte staan bepaalt niet alleen het straatbeeld, maar het doet meer. Het zorgt ervoor dat mensen hun weg vinden, het beïnvloedt het gebruik van gebouwen en de openbare ruimte en bepaalt of iemand zich ergens thuis voelt. De ruimtelijke inrichting van steden wordt steeds meer een doorslaggevende economische concurrentiefactor. Steden worden aantrekkelijker door samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners te stimuleren, door een goede bereikbaarheid op openbaar vervoersknooppunten en door het aanbieden van toplocaties voor talent en investeerders. Minstens zo belangrijk is het ontwerpen en aanbieden van concurrerende woonmilieus, met hoogwaardige voorzieningen, voldoende recreatiemogelijkheden, cultuur en leefkwaliteit. De (economische) aantrekkingskracht van een stad is dus mede afhankelijk van de ruimtelijke kwaliteit.

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat onderhavige ontwikkeling voorziet in een versterking van de recreatieve functie van de Spiegelwaal en de ruimtelijke kwaliteit.

3.3.2 Sport

Gezond zijn, gezond voelen en gezond blijven is voor iedereen belangrijk. Iedereen heeft daarin ook een verantwoordelijkheid. Tegelijkertijd is de fysieke omgeving waarin iemand woont, leert, werkt en beweegt ook van invloed op de gezondheid. In het beleidsplan Sport en Bewegen 'De Tweede Helft' wordt duidelijk dat wij als inclusieve stad sporten en bewegen voor iedereen mogelijk willen maken.

De Spiegelwaal, gelegen in het hart van onze stad, biedt o.a. kansen voor (water)sport door de unieke ruimtelijke ontwikkeling die is gerealiseerd. Vanuit Sport omarmen wij de kansen die de Spiegelwaal biedt. Met de komst van een watersportcentrum in het Bastion kunnen de watersportverenigingen hun activiteiten laten plaatsvinden, tevens kan het Bastion worden ingezet bij evenementen zoals bv roeiwedstrijden en triatlons die worden georganiseerd door verenigingen of andere partijen.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage of te wel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten. De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. De realisatie van het watersportcentrum kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Dit neemt niet weg dat in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Dit dient plaats te vinden aan de hand van drie criteria:

  • 1. Kenmerken van het project;
  • 2. Plaats van het project;
  • 3. Kenmerken van het potentiële effect.


In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn verderop in dit hoofdstuk diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Uit de afweging is gebleken dat er geen negatieve milieueffecten zijn te verwachten, waardoor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of MER niet aan de orde is.

4.2 Stedenbouwkundige /landschappelijke aspecten

Het waterveiligheidsproject Ruimte voor de Waal - dat heeft geleid tot de realisatie van het Rivierpark- kon de afgelopen jaren rekenen op veel (inter)nationale belangstelling. Vanuit de hele wereld kwamen bestuurders, wetenschappers en journalisten kijken hoe in Nijmegen van een bedreiging een kans is gemaakt en hoe waterveiligheid hand in hand gaat met de ontwikkeling van een aantrekkelijk nieuw gebied: een nieuw Rivierpark dat kan uitgroeien tot een unieke locatie voor recreatie op en rond het water. Een gebied ook dat door de bouw van stadsbrug De Oversteek en de ontwikkeling van de Waalsprong in het hart van de stad ligt. Van een stad aan de Waal is Nijmegen de afgelopen jaren getransformeerd in een stad die de rivier omarmt: Nijmegen omarmt de Waal.

Het nieuwe Rivierpark ligt als een groen recreatiegebied midden in een stedelijke omgeving. Het eiland Veur Lent vormt daarbij de verbindende schakel tussen de oude stad op de zuidoever en de Waalsprong in het noorden van de stad. Het eiland ligt pal tegenover het stadscentrum en het nieuwe woongebied Waalfront en is met drie bruggen verbonden met de zuidoever. Daarnaast ligt het nieuwe stadseiland op korte afstand van de Waalsprong, een woningbouwlocatie waar tot 2030 12000 nieuwe woningen worden gebouwd. Vanaf de noordoever is het gebied verbonden met maar liefst vijf bruggen. Daarmee is het een locatie die goed zichtbaar voor iedereen die de Waal oversteekt, met de auto of met de trein.

Het watersportcentrum wordt ondergebracht in het Bastion, de brugpijler van de Verlengde Waalbrug in het hart van het gebied. Door het Watersportcentrum onder te brengen in de pijler ontstaat een mooi voorbeeld van intensief ruimtegebruik; een pijler die normaal gesproken loze ruimte zou zijn, krijgt op deze manier een maatschappelijke functie. Om het bouwwerk geschikt te maken als watersportcentrum moet een verdiepingsvloer gemaakt worden en moeten installaties worden aangelegd. Ook worden gesloten wanden vervangen door glaspuien. Verder moet een buitenplein worden aangelegd met manoeuvreerruimte voor lange boten, hellingbanen naar het water en een beweegbare vlonder.

Met de realisatie van het watersportcentrum op Veur Lent ontstaat voor roeiers een geschikte trainings- en wedstrijdbaan, voor zeilers en surfers een spot voor clinics en beginnerscursussen. Voor kanoërs start- en eindpunt voor tochten, maar ook bij hogere waterstanden een wildwater slalom-baan bij de inlaat. Voor de reddingsbrigade een oefenlocatie voor redden in stromend water en varend redden. Door de inrichting van de kade met een natuurlijke tribune is de Spiegelwaal een geschikte locatie voor watersportevenementen met publiek.

Door de watersportverenigingen te concentreren op één locatie ontstaat bovendien een duidelijk herkenbaar watersportgebied op een aantrekkelijke en centrale plek in de stad.

Het watersportcentrum in het Rivierpark heeft echter niet alleen meerwaarde voor watersporters. De inwoners van Nijmegen hebben het Rivierpark in de maanden na de oplevering al ontdekt als aantrekkelijk gebied om te wandelen, te fietsen en te hardlopen (rondje bruggen). Door de komst van een watersportcentrum zal het gebied nog aantrekkelijker worden als recreatiegebied. De aflopende kade, georiënteerd op het zuiden, is een mooie plek om te kijken naar het schouwspel op de Spiegelwaal. De horeca in de buurt zal ervoor zorgen dat deze Lentse Warande kan uitgroeien tot een belangrijke plek voor ontmoeting, sport, rust en recreatie.

De realisatie van een watersportcentrum draagt tevens bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving voor de toekomstige bewoners van Nijmegen- Noord.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

In deze ruimtelijke verantwoording zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten worden getoetst aan de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar. Daarnaast zijn verkeer en visuele aspecten van belang en mogelijk andere hinderaspecten. Uitgangspunt hierbij is de systematiek van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering".

Het plangebied betreft het realiseren van een watersportcentrum met daarin ondersteunende horeca, een werkplaats, een lakstraat en twee opslaglocaties voor motorbrandstoffen voor scheepsmotoren. Van deze mix van functies is de werkplaats (SBI 41, 42, 43) en ondersteunende horeca (SBI 563) als maximaal categorie 2 te kenmerken. De lakstraat en de bovengrondse opslag van K1, K2 en K3 stoffen < dan 10 m3 (lijst 2, opslag en installaties, VNG brochure) vallen onder categorie 3.1. Waarbij de opslag van de brandstoffen een richtafstand van 50 meter geldt voor het aspect gevaar en de lakstraat (SBI 45204) een richtafstand heeft van 50 meter voor het aspect geur. Het omliggende gebied heeft gemengde bestemming zonder wonen. De gevel van de dichtstbijzijnde woning ligt op iets meer dan 60 meter van de dichtstbijzijnde bestaande woning. De activiteit is dus ruimtelijk inpasbaar.


Conclusie

Vanuit de milieuzonering is er geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Economische zaken

De toename in activiteit op deze plek zal naar verwachting een kleine hoeveelheid werkgelegenheid met zich meebrengen.

Voor de stad Nijmegen betekent een nieuw watersportcentrum een verdere versterking van het imago als sportstad. Nijmegen is op dit moment al wandelstad (Vierdaagse) en hardloopstad (Zevenheuvelenloop). Een watersportcentrum in het Rivierpark kan uitgroeien tot een nieuw sportief uithangbord, niet te missen bovendien voor wie van over de Waal de stad binnen komt. Voor een belangrijke studentenstad als Nijmegen kan het bovendien aantrekkelijk zijn om het studentenroeien hier een impuls te geven met een trainings- en wedstrijdbaan.

Tot slot zal de realisatie van een watersportcentrum, in een gebied waar ook ruimte is voor andere vormen van recreatie, bijdragen aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving voor de toekomstige bewoners van Nijmegen- Noord. Hiermee worden de nieuw te bouwen wijken in de Waalsprong aantrekkelijker voor potentiele kopers.

4.5 Geluid

Een watersportcentrum is geen geluidsgevoelige bestemming. Het omliggende gebied heeft gemengde bestemming zonder wonen. De gevel van de dichtstbijzijnde bestaande woning ligt op iets meer dan 60 meter van de dichtstbijzijnde bestaande woning. De activiteit is dus ruimtelijk inpasbaar.

4.6 Externe veiligheid

4.6.1 Inleiding

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en door risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. De volgende risicobronnen hebben invloed op het bestemmingsplangebied.

  • Het spoor van Nijmegen naar Arnhem
  • De Waal
  • Het transport van gevaarlijke stoffen over de Prins Mauritssingel

4.6.2 Toetsing aan Plaatsgebonden risico (PR)

Onder het PR wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. De PR contour van de genoemde risicobronnen blijft ver van de voorgenomen ontwikkeling en vormt dus geen belemmering voor de ontwikkeling. Aangezien het beoogde watersportcentrum onder de Prins Mauritssingel ligt welke is aangewezen als route gevaarlijke stoffen, is nader onderzoek gedaan naar de PR contour op deze weg.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het daaraan gepaard gaande externe veiligheidsrisico over de weg is relatief laag (zie Beleidsvisie, februari 2014). De weg wordt gebruikt ter bevoorrading van langs de weg gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen (LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas (GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 300 meter. Op basis van een telling van Rijkswaterstaat van 2007 kan worden ingeschat dat het vervoer van (zeer) brandbare vloeistoffen 1000 wagens) in totaal is en van zeer brandbare gassen 130 (525 LF1 en 493 LF2 en 131 GF3, de rest 0). Aangezien het hier slechts gaat om bevoorrading van aan deze route gelegen inrichtingen is het onwaarschijnlijk dat er heel veel meer wordt vervoerd. Een scenario waarbij het transport verdubbeld of zelfs vertienvoudigd is doorgerekend om een beeld te krijgen van de kans dat er een PR 10-6 contour ontstaat. Onderstaande figuren geven de ontwikkeling van de PR contour aan op de Prins Mauritssingel bij de drie verschillende scenario's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0011.jpg"

Afbeelding 7: Scenario 1 met vervoerscijfers van 2007.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0012.jpg"

Afbeelding 8: Scenario 2. Vervoerscijfers 2007 maal 2

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0013.jpg"

Afbeelding 9: Scenario 3: vervoerscijfers 2007 maal 3.

Geconcludeerd kan dus worden dat er geen PR 10-6 ontstaat bij een vertienvoudiging van het transport ten opzichte van wat gemeten is in 2007. Dit is ook al een zeer onwaarschijnlijk scenario. Het plangebied ligt dus niet in een PR 10-6 contour.

4.6.3 Verantwoording van het groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron. Het groepsrisico dient verantwoord te worden. Het plangebied ligt op ongeveer 740 meter van het spoor Nijmegen-Arnhem en op ongeveer 130 meter van de oeverlijn van de Waal. Verder ligt het gebied onder de Prins Mauritssingel die is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Gezien de afstand van het plangebied naar het spoor en de Waal wordt voor de groepsrisicoverantwoording verwezen naar de standaard verantwoording in de beleidsvisie van februari 2014 (Beleidsvisie Externe Veiligheid Nijmegen, 2014 pagina 33). Voor de groepsrisicoverantwoording van de Prins Mauritssingel wordt gezien de lage transporthoeveelheden (zie vorige paragraaf) verwezen naar de standaard verantwoording op pagina 34 van de Beleidsvisie.

4.6.4 Conclusie

De externe veiligheidsrisico's in het plangebied zijn te verantwoorden.

4.7 Bodem

Voor de functiewijziging van het bestaande gebouw is geen nieuw verkennend bodemonderzoek noodzakelijk, omdat wijzigingen aan het gebouw inpandig zijn. In de directie omgeving is de grond schoon tot licht verontreinigd. Dat blijkt uit de uitgevoerde bodemonderzoeken in het kader van het project dijkteruglegging en de naderhand uitgevoerde bodemsanering.

4.8 Water

4.8.1 De watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet.

Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  • Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  • Bestuursakkoord Water (mei 2011)
  • Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009)
  • Waterplan 2010 - 2015 (WP4)
  • Waterbeheersprogramma 2016-2021 (Waterschap Rivierenland, vastgesteld op 27 november 2015, ingegaan op 22 december 2015)
  • Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008)
4.8.2 Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Lent. Relevant voor dit gebied zijn het Gemeentelijk Rioleringsplan 2017 t/m 2023, het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong (2009) en de nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) relevant.

4.8.3 Oppervlaktewater

In de directe omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig.

4.8.4 Grondwater

Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

Het uitgangspunt bij stedelijke uitbreidingen is dat grondwaterneutraal gebouwd wordt. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

  • een grondwater gerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  • maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
  • een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)


Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als die onvoldoende soelaas bieden, komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Deze sluiten ondergronds bouwen niet uit. Dat is mogelijk mits voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.

4.8.5 Riolering / hemelwater



De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Oudedijk. In de Oudedijk zelf ligt geen riolering. In het kader van de dijkteruglegging zijn de toen buitendijks gelegen woningen aan de Oosterhoutsedijk op de riolering aangesloten. De riolering ligt buitendijks onderaan de woningen. Het rioolgemaal van het gebied Veur Lent staat onderaan de straat Veerdam. In die straat ligt een uitlegger in noordelijke richting om de aansluiting van toekomstige riolering mogelijk te maken. De riolering is uitgevoerd als gescheiden stelsel. Buitendijks onderaan de dijk, die tot de oplevering van de dijkteruglegging een waterkering was, ligt de persleiding van het rioolgemaal naar het gemengde stelsel van Lent.

Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater verantwoord te verwerken. Vuilwater moet op de openbare riolering aangesloten worden, hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. De gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer'. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0014.png"

Afbeelding 10: Riolering

Het bastion is aangelegd in het kader van de dijkteruglegging. Het bastion vormt de onderbouw van de verkeersweg eroverheen. Het van die weg afstromende hemelwater wordt rechtstreeks naar de Spiegelwaal afgevoerd.

Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan ingediend te worden.

4.9 Flora en Fauna

4.9.1 Wet Natuurbescherming

De Wet natuurbescherming is 1 januari 2017 inwerking getreden. Deze wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Onder de Wet natuurbescherming geldt, dat onderzocht moet worden of (ruimtelijke) ingrepen effect hebben op beschermde gebieden, beschermde soorten en beschermde bosopstanden.

4.9.2 Beschermde gebieden (Natura 2000 gebieden)

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die handelingen uitvoert met eventuele nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning Natuurbeschermingswet wordt aangevraagd. Deze vergunning moet bij de provincie aangevraagd worden. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van deze beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden. Voor de Natura 2000 gebieden geldt tevens de externe werking. Ontwikkelingen in de nabijheid van deze gebieden mogen geen significante gevolgen hebben voor de aanwezige natuurwaarden in deze gebieden.

Het project ligt (deels) binnen het Natura 2000-gebied Rijntakken (deelgebied uiterwaarden van de Waal). Voor Natura 2000-gebieden geldt een beschermingsregime om aantasting van de natuurlijke kenmerken van deze gebieden te voorkomen. In de Wet natuurbescherming (verder Wnb) is de bescherming van deze gebieden geregeld.

In het kader van de besluitvorming over het project is getoetst op de mogelijke gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Ook activiteiten buiten een Natura 2000-gebied kunnen de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar brengen. Dit wordt externe werking genoemd. Voor projecten geldt een vergunningplicht als het project een verslechterend of significant verstorend effect kan hebben op een Natura 2000-gebied (art. 2.7 Wnb). Als significante effecten niet met zekerheid kunnen worden uitgesloten, moet er op grond van de Wet natuurbescherming een passende beoordeling worden opgesteld (art 2.8 Wnb).

In de Passende Beoordeling Dijkteruglegging Lent (Straatsma & Schellingen, 1 april 2011) zijn alle voorziene nevenactiviteiten van het project op hun effecten op beschermde natuurwaarden in de relevante Natura 2000 gebieden beoordeeld. Dit was met inbegrip van de te verwachten effecten van extensieve vormen van waterrecreatie in de nevengeul. De meer intensievere vormen van waterrecreatie zouden plaats gaan vinden buiten de Natura 2000-gebieden Uiterwaarden Waal en Gelderse Poort tussen de Spoorbrug en de Waalbrug.

Aanvullend is projectspecifiek een toets uitgevoerd voor het onderdeel Natura 2000 uit de Wet natuurbescherming (Anteagroup, 12 november 2019), zie Bijlage 2. In het rapport wordt geconcludeerd dat van de bouw en de aanwezigheid van het watersportcentrum zelf (significant) negatieve effecten met zekerheid zijn uit te sluiten, gezien de ligging buiten Natura 2000-gebied Rijntakken. Er is ook sprake van het ontplooien van vrij intensieve recreatieve activiteiten in een periode die (deels) overlapt met de aanwezigheid van kwalificerende soorten voor het Natura 2000-gebied Rijntakken. Op basis van de analyse in dit rapport is, met uitzondering van stikstof, geconstateerd dat (significant) negatieve effecten door het gebruik van het watersportcentrum als gevolg van verstoring of mechanische effecten uit te sluiten zijn, met name omdat de meeste activiteiten zich rond het Bastion afspelen en er binnen het Natura 2000-gebied alleen op de Spiegelwaal zelf vaartuigen aanwezig zijn en niet ter plekke van de oevers. Dan kan de conclusie getrokken worden dat op basis van de toets aan de instandhoudingsdoelstellingen het Watersportcentrum Spiegelwaal de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Rijntakken niet aantast.

Wettelijk kader stikstofdepositie

Eind mei 2019 heeft de Raad van State een belangrijke uitspraak gedaan over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De Raad van State heeft een streep gezet door het PAS. Iets specifieker: de Raad van State heeft geoordeeld dat het PAS niet meer gebruikt mag worden voor het geven van toestemming voor activiteiten die leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Er moet nu per geval een stikstofbeoordeling worden gemaakt om in beeld te brengen of wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming (Wnb).

Volgens de stikstofberekeningen is de stikstofdepositie voor dit project niet hoger dan 0,00 mol/ha/jr (zie Aerius-rapport in Bijlage 1). Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied (Rijntakken e.a.) zijn dus op voorhand uit te sluiten. Daarmee is er dan ook geen Wnb-toestemming stikstof nodig en wordt voldaan aan de Wnb.

4.9.3 Beschermde soorten

De soortenbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Wet natuurbescherming kent drie aparte beschermingsregimes: Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn (Europees); Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Europees); en Beschermingsregime andere soorten (Nationaal). Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.

De wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Dit betekent dat voor nieuwe ontwikkelingen waar negatieve effecten niet zijn uit te sluiten, een oriënterend onderzoek moet worden uitgevoerd: een quick scan 'flora en fauna' en zo nodig een vervolgonderzoek. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet natuurbescherming ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden.

Daarnaast is in de wet een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Bij uitvoering van activiteiten moeten negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt of ongedaan gemaakt worden.

Uit de in 2017 uitgevoerde bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek (Bijlage 3, Natuurtoets, Anteagroup, 20 juli 2017) is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied:

  • Algemene broedvogels (mogelijk nestplaatsen);
  • Buizerd (jaarrond beschermd nest in boomsingel rondom naastgelegen plas);
  • Vleermuizen (bomen rond de naastgelegen kolk bieden verblijfplaatsen);
  • Bever (naastgelegen kolk vormt geschikt foerageergebied);
  • Vissen (o.a. houting).


In de onderstaande tabel is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of er sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PH21005-ON01_0015.png"

4.9.4 Gemeentelijk beleid

Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.


De hoofdgroenstructuur is de basis van het groen in Nijmegen en opgebouwd uit groene vlakken (parken en groengebieden) en de hoofdboomstructuur. De hoofdboomstructuur bestaat uit lijnen (bomen langs wegen en cultuurhistorische lijnen) en punten (bijzondere en monumentale bomen en boomgroepen).

In het vigerende groenbeleidsplan is de ontwikkeling van de nevengeul nog niet verwerkt. Ook is de Waalsprong hierin maar beperkt opgenomen vandaar dat het plangebied in de Groene Draad geen onderdeel is van de hoofdgroenstructuur. Dit bestemmingsplan tast de vastgestelde hoofdgroenstructuur dan ook niet aan.

In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Een deel van het plangebied heeft de bestemming Natuur. Deze bestemming blijft behouden, met een aanduiding worden aanvullende voorzieningen mogelijk maakt.

Handboek stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.

De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

  • Optimale inzet van middelen.
  • Waarborgen van een vitaal bomenbestand.
  • Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
  • Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.


Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.

Hoofdboomstructuur
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen en is onderdeel van de hoofdgroenstructuur. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen. In dit plangebied komt geen hoofdboomstructuur voor.

Bijzondere bomen
Monumentale bomen weerspiegelen net als monumentale gebouwen de geschiedenis van de stad. Om de cultuurhistorische betekenis van het groen in de stad te waarborgen, zijn de monumentale bomen geïnventariseerd. Van de gemeentelijke bomen zijn alle monumentale, bijzondere en waardevolle bomen opgenomen. Monumentale en waardevolle bomen zijn minstens 50 jaar oud, hebben een cultuurhistorische betekenis en hebben een goede levensverwachting. De waardebepaling van monumentale bomen ligt hoger dan bij de waardevolle bomen.

Daarnaast zijn er een aantal bijzondere bomen aan de lijst toegevoegd. Dit zijn de bomen die een bijzondere betekenis hebben of een geplant zijn vanwege een bijzondere gebeurtenis zoals o.a. de Wilhelminaboom, Julianaboom, Beatrixboom.

Alleen de, vanaf openbaar terrein, zichtbare monumentale bomen op particulier grondgebied zijn opgenomen. Alle bijzondere bomen vallen onder het regime van de omgevingsvergunning, het kappen van houtopstanden. Op dit moment bevinden zich geen bijzondere bomen in het plangebied. Dit kan echter in de toekomst wijzigen, bijvoorbeeld wanneer een herdenkingsboom in het plangebied wordt geplant in verband met een bijzondere gebeurtenis

4.10 Cultuurhistorie

De beoogde partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan is niet van invloed op de karakteristieken van het gebied. Vanuit Cultuurhistorie zijn er daarom geen bezwaren tegen deze herziening.

4.11 Verkeer en parkeren

4.11.1 Bereikbaarheid

Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied ligt aan de Oudedijk en wordt via de Oosterhoutsedijk voor het gemotoriseerd verkeer via deze wegen ontsloten. Betreffende wegen functioneren als erftoegangswegen.


Langzaam verkeer
Het plangebied kan vanuit de Oudedijk en de Oosterhoutsedijk ontsloten worden door fiets en voetganger.


Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen aan de Prins Mauritssingel ter hoogte van de Turennesingel. Deze bevinden zich op ca. 400 meter loopafstand.

4.11.2 Expeditie


Het expeditie verkeer ontsluit op dezelfde wijze als het overige gemotoriseerde verkeer.

4.11.3 Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels parkeren. Dit is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde 'Nota Parkeernormen Gemeente Nijmegen Herziening(2016). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "centrum gebied". Rekening dient gehouden te worden dat deze in de toekomst in "schil/ overloopgebied" wordt gewijzigd.

4.11.4 Verkeersveiligheid

Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidsregime er geldt. Op de GOW-plus, GOW-basis en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h.

Het plangebied ligt aan een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h.


Verkeerstoename
De verkeerstoename is gering en acceptabel op deze wegen met een functie als erftoegangsweg.

4.12 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de nota Duurzaamheid in Uitvoering 2013-2017 vastgelegd.

Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.

Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.

Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.

Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Nijmegen wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren.

Voor utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.

Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.

De huidige regelgeving vereist al een relatief laag energiegebruik. Voor de toekomst wordt volledig energie neutrale bouw nagestreefd. Wij adviseren in eerste instantie het gebouw op deze ambitie te opwerpen en vervolgens te toetsen in hoeverre dit in de geraamde bouwsommen past. Dit geeft de mogelijkheid om indien het budget te krap is voor een volledig energieneutraal gebouw, die elementen achterwege te laten die bij een verdere verduurzamingsslag alsnog toegevoegd kunnen worden, terwijl er wel een optimale gebouwschil en daarop afgestemde installatie ontworpen worden.

Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type en warmtewisselaars in de Speigelwaal. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere (grond)watergebruikers in de omgeving en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Deze partiële herziening bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Om na te gaan welke regeling geldt, zal deze herziening steeds in samenhang met het oorspronkelijke plan (moederplan) moeten worden gelezen.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen en uitgangspunten die aan deze partiële herziening ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Voor dit bestemmingsplan is de landelijk verplichte Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen editie 2012 (SVBP2012) toegepast.

5.2 Toelichting verbeelding

De verbeelding behorend bij deze partiële herziening betreft een plancontour met daarop aangegeven het plangebied waarop deze herziening van toepassing is.

Deze partiële herziening voorziet alleen in enkele wijzigingen in de Spiegelwaal en ter plaatse van het Bastion met buitenruimte. Op de verbeelding zijn enkele gebiedsaanduidingen opgenomen waarin de genoemde wijzingen worden geregeld.

Aangezien het aantal ligplaatsen in de passantenhaven wordt teruggebracht is ten behoeve van deze wijziging de aanduiding 'passantenhaven', de figuur 'relatie' en de bestemming Water -2 op de verbeelding opgenomen.

De verbeelding moet voor het overige altijd in onderlinge samenhang worden bezien met de verbeelding van het oorspronkelijke plan (moederplan), de eerste herziening en het paraplubestemmingsplan.

5.3 Systematiek van de planregels

De planregels van deze partiële herziening zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
5.3.1 Inleidende regels

In artikel 1 is een aantal begrippen opgenomen.

5.3.2 Bestemmingsregels

In artikel 2 zijn de wijzigingen in de bestemming 'Water - 2' ten opzichte van het moederplan benoemd. Opgenomen is dat het aantal van maximaal 150 plekken in de passantenhaven wijzigt naar maximaal 30 plekken.

5.3.3 Algemene regels

In artikel 3 is een antidubbeltelbepaling opgenomen, in artikel 4 zijn vijf nieuwe algemene (gebieds)aanduidingsregels opgenomen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 bevat een eigen overgangsrecht. Het opnemen van deze bepaling is volgens het Besluit ruimtelijke ordening voor elk plan verplicht, dus ook voor een partiële herziening. De slotregel staat tenslotte in artikel 6.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële haalbaarheid

De betreffende locatie is in eigendom van de gemeente Nijmegen. De kosten van de realisatie o.a. voortvloeiende uit de aanpassingen van het bestemmingsplan, komen ten laste van de planexploitatie, waarin de kosten en de dekking van deze kosten zijn opgenomen. Derhalve kan gesteld worden dat de partiële herziening financieel-economisch uitvoerbaar is.


Door de aangegeven dekking is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.


Derhalve kan gesteld worden, dat de bestemmingsplanwijziging financieel-economisch uitvoerbaar is.

6.2 Maatschappelijke haalbaarheid

6.2.1 Inspraak

Voor dit bestemmingsplan is op 6 november 2019 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende een periode van zes weken ter visie gelegd. Binnen deze termijn wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant".

6.2.2 Overleg
6.2.2.1 Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat heeft op 11 juni 2019 aangegeven geen opmerkingen te hebben op het plan.

6.2.2.2 Provincie Gelderland

Bij brief van 22 oktober 2009 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen met provinciale belangen waarvoor op grond van de Wro-agenda provinciale verantwoordelijkheid geldt vooroverleg nodig is.

In onderhavig plan spelen de provinciale belangen Gelders Natuurnetwerk (GNN), Groene Ontwikkelingszone (GO) en Natura 200-gebied Rijntakken een rol. Het plan is conform de brief en de Wro-agenda een provinciale verantwoordelijkheid. Derhalve is vooroverleg gevoerd met de Provincie Gelderland.

De Provincie Gelderland heeft per brief van 22 juli 2019 in het kader van artikel 3.1.1. Bro overleg een reactie gegeven.

Naar aanleiding van de reactie van de Provincie zijn de paragrafen 3.2.2 en 4.9.2 aangepast.

6.2.2.3 Waterschap Rivierenland

Op 24 juni 2019 heeft het Waterschap aangegeven dat er sprake is van een ruimtelijk plan dat conform de eisen en wensen van het waterschap is.