direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Facetbestemmingsplan Parkeren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.FBPParkeren-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Met ingang van 29 november 2014 is het door een wetswijziging niet meer mogelijk om stedenbouwkundige voorschriften, zoals parkeervoorschriften, op te nemen in de gemeentelijke bouwverordening. De bouwverordening vormt het toetsingskader bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Dit betekent dat bestemmingsplannen en beheersverordeningen die na 29 november 2014 zijn vastgesteld voor het voldoen aan de parkeernormen niet meer kunnen verwijzen naar de bouwverordening, maar dat in het bestemmingsplan of beheersverordening hiervoor een regeling moet zijn opgenomen. Is dat niet het geval, dan is het niet mogelijk om een aanvraag omgevingsvergunning aan de parkeernormen te toetsen. Met bovengenoemde wetswijziging is een overgangsregeling opgenomen tot 1 juli 2018. De overgangsregeling houdt in dat voor bestemmingsplannen en beheersverordeningen vastgesteld vóór 29 november 2014 de bouwverordening van kracht blijft tot 1 juli 2018. Dat betekent dat gemeenten tot die tijd de ruimte krijgen om alsnog regels ten aanzien van parkeren in deze plannen op te nemen.

Om uiterlijk 1 juli 2018 alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen te hebben aangepast is het niet nodig om alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen opnieuw vast te laten stellen. Dit kan ook door middel van één overkoepelend facetbestemmingsplan (parapluplan). Voorliggend facetbestemmingsplan vervangt de bestaande parkeerregeling in alle vigerende bestemmingsplannen en één beheersverordening. De vorm van het facetbestemmingsplan biedt als voordeel dat op relatief eenvoudige wijze beperkte aanpassingen in meerdere bestemmingsplannen en beheersverordeningen tegelijkertijd kunnen worden doorgevoerd.

1.2 Ligging plangebied

Het facetbestemmingsplan Parkeren heeft betrekking op alle vigerende bestemmingsplannen en één beheersverordening in de gemeente Nijmegen. In het overzicht van de vigerende bestemmingsplannen is aangegeven voor welke bestemmingsplannen en beheersverordening het facetbestemmingsplan gaat gelden (zie Bijlage 1 Overzicht vigerende bestemmingsplannen bij de regels). Onder de vigerende bestemmingsplannen vallen ook alle bestemmingsplannen die al wel in werking zijn getreden maar nog niet onherroepelijk zijn doordat er nog een beroepsprocedure bij de Raad van State loopt. Het overzicht van vigerende bestemmingsplannen geeft de situatie aan op het moment van terinzagelegging van het ontwerp facetbestemmingsplan. Voor bestemmingsplannen en beheersverordeningen die na deze datum worden vastgesteld geldt het facetbestemmingsplan niet. Dat is ook niet bezwaarlijk omdat in deze bestemmingsplannen en beheersverordening een regeling voor parkeren wordt opgenomen.

1.3 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de wetgeving en het gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt plansystematiek en juridische vormgeving toegelicht. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleidskader

2.1 Wetgeving

Bij de invoering van de Wet ruimtelijk ordening (Wro) in 2008 heeft de wetgever bepaald dat de mogelijkheid - op grond van artikel 8 lid 5 van de Woningwet - om stedenbouwkundige voorschriften in de bouwverordening op te nemen, kan vervallen. Reden hiervoor was dat de Wro nu voorschrijft dat een gemeente voor het gehele grondgebied een bestemmingsplan of beheersverordening moet vaststellen. Onder de voorgaande Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) gold deze verplichting alleen voor het buitengebied. Daarom waren voor het overige gebied van de gemeente stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening nodig. Daarnaast vormden de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening een vangnet voor gebieden waarvoor wel een bestemmingsplan was vastgesteld, maar waar dat bestemmingsplan geen voorschriften bevatte die hetzelfde onderwerp regelden.

Met de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening werd aanvankelijk beoogd om de mogelijkheid om stedenbouwkundige bepalingen op te nemen in de bouwverordening te schrappen. Uiteindelijk werd hiervan afgezien omdat te veel vragen bestonden of en over de wijze waarop met name het parkeren in het bestemmingsplan zou kunnen worden geregeld. De betreffende bepaling is nooit in werking getreden. Maar eind 2014 is dan toch de Woningwet op dit punt aangepast. Op 29 november 2014 trad namelijk de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014, 458) in werking. Hierdoor zijn de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening komen te vervallen. Voor bestemmingsplannen vastgesteld vóór die datum voorziet echter artikel 133, leden 1 en 2 van de Woningwet in een overgangsregeling. Die houdt in dat o.m. de artikelen 8, vijfde lid, en 9 van de Woningwet van toepassing blijven tot het tijdstip van wijziging van het bestemmingsplan voor het gebied, doch uiterlijk tot 1 juli 2018. Daarna moet een regeling zijn opgenomen in bestemmingsplannen of beheersverordeningen. In nieuwe plannen die vóór 1 juli 2018 worden vastgesteld moeten deze bepalingen al zijn opgenomen.

Inmiddels is ook het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd waardoor het mogelijk is geworden om in een bestemmingsplan te verwijzen naar beleidsregels. Er is in artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a van het Bro een wettelijke grondslag geschapen om wat betreft het parkeren in het bestemmingsplan direct te verwijzen naar beleidsregels die parkeernormen bevatten. Daarbij is het mogelijk om middels een zogenaamde dynamische verwijzing te bepalen dat indien de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening gehouden dient te worden met het gewijzigde beleid.

2.2 Gemeentelijk beleid

Het college heeft op 10 mei 2016 de beleidsregels Parkeren vastgesteld die vervolgens op 18 mei 2016 in werking zijn getreden. In de beleidsregels is nader uitgewerkt wat de parkeerbehoefte bij een bepaald gebruik is (de parkeernormen) en, als de extra parkeerbehoefte niet op eigen terrein kan worden gerealiseerd, onder welke voorwaarden er ontheffing, respectievelijk een afwijkingsvergunning, kan worden verleend.

Hoofdstuk 3 Plansystematiek en juridische vormgeving

3.1 Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan is ontwikkeld als een facetbestemmingsplan (parapluplan) waarmee voor alle bestemmingsplannen en beheersverordening in Nijmegen dezelfde regeling voor parkeren gaat gelden. Voor zover in de vigerende bestemmingsplannen al een regeling voor parkeren is opgenomen, wordt de bestaande regeling vervangen door de regeling in het facetbestemmingsplan. In bestemmingsplannen en beheersverordeningen waarin nog geen regeling voor parkeren is opgenomen, wordt dit nieuw toegevoegd. Het facetbestemmingsplan heeft alleen betrekking op de regeling voor parkeren en beoogt geen wijziging aan te brengen in de overige regels van de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordening.

In het facetbestemmingsplan is een dynamische verwijzing naar de beleidsregels Parkeren opgenomen. Dit houdt in dat wanneer gedurende de planperiode de beleidsregels Parkeren wijzigen, de gewijzigde regels gelden. De bestemmingsplannen en beheersverordening hoeven daardoor niet opnieuw te worden herzien wanneer de beleidsregels Parkeren wijzigen.

3.2 Planologische regeling

Voor het facetbestemmingsplan Parkeren is gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.

De regels van dit facetbestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en het toepassingsgebied), algemene regels (waar anti-dubbeltelregeling en overige regels staan) en de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de SVBP 2012 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.

Inleidende regels

Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen. Bij de begrippen zijn alleen de begrippen opgenomen die betrekking hebben op parkeren. Voor de overige begrippen zijn de begrippen uit de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordening van toepassing. De wijze van meten is niet opgenomen. Hiervoor zijn de bepalingen uit de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordening van toepassing. Hiervoor in de plaats is een artikel met het toepassingsgebied opgenomen.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregeling

Het opnemen van de anti-dubbeltelregel in de regels is verplicht gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze standaardbepaling (artikel 3.2.4 Bro) strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

Overige regels

Bij de overige regels zijn de parkeerregels opgenomen. De parkeerregels hebben zowel betrekking op bouwplannen als gebruikswijzigingen. Ook is een afwijkingsregeling opgenomen voor wanneer niet aan de parkeerregels kan worden voldaan. In de parkeerregels wordt verwezen naar de beleidsregels Parkeren waarin de parkeernormen zijn opgenomen. Daarbij is aangegeven dat wanneer de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening gehouden dient te worden met het gewijzigde beleid.

Overgangs- en slotregels

Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels (naam van het facetbestemmingsplan).

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

Omdat het voorliggende plan niet voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, Wro, hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Er doet zich dus geen mogelijkheid voor van kostenverhaal als bedoeld in afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het concept facetbestemmingsplan Parkeren is afgestemd met de provincie Gelderland en het Waterschap Rivierenland. Beide instanties hebben aangegeven af te zien van het geven van een overlegreactie.

Het ontwerp facetbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.