direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Facetbestemmingsplan Molenbiotoop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.FBPMolenbiotoop-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Sinds de Gelderse Molenverordening in 1988 stelt de provincie Gelderland regels aan het beschermen van molens en de nabije omgeving, de zogenaamde molenbiotoop. Inmiddels zijn deze regels opgenomen in de Omgevingsverordening Gelderland. Dit beschermingsregime heeft als doel om historische of monumentale windmolens te behouden en te beschermen. Deze molens zijn een onlosmakelijk onderdeel van de regionale identiteit.

Nijmegen heeft twee molens, beide een rijksmonument:

  • De Witte Molen (Looimolenweg 17)
    De Witte Molen is een ronde gemetselde stellingkorenmolen uit 1760 en aangewezen als rijksmonument. Deze molen wordt ook wel Looimolen genoemd. Gemeente Nijmegen is eigenaar van de ze molen.

    afbeelding "i_NL.IMRO.0268.FBPMolenbiotoop-VG01_0001.png"

  • St. Annamolen (Hatertseweg 14)
    De St. Annamolen is een korenmolen, met een achtkante stenen onderbouw, waarop houten, met riet gedekte bovenbouw uit 1849 en aangewezen als rijksmonument. De molen is in eigendom van een particuliere eigenaar.

    afbeelding "i_NL.IMRO.0268.FBPMolenbiotoop-VG01_0002.png"

Om een molen met een vrije windvang te laten functioneren, geldt dat binnen een straal van 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, hoogtebeperkingen moeten worden gesteld aan het oprichten van bebouwing en het aanplanten van beplanting. Dit betreft de molenbiotoop. De vrije windvang is noodzakelijk om de molen in technisch goede staat te houden.

Verder dient rekening te worden gehouden met de belevingswaarde en het historisch karakter van de omgeving van de molen. Door maatwerk/compensatie wordt de belevingswaarde en het functioneren van de molen door middel van windvang niet beperkt. Met name in een bebouwde omgeving kunnen ook andere belangen in het geding zijn waarbij zekere beperkingen ten aanzien van de windvang of de belevingswaarde niet altijd zijn uit te sluiten.

In artikel 2.64 van de Omgevingsverordening Gelderland is vastgelegd dat ter bescherming van de windvang van molens de molenbiotoop in een (gemeentelijk) bestemmingsplan wordt geborgd. Dit facetbestemmingsplan zorgt voor deze borging.

Een facetbestemmingsplan is een bestemmingsplan dat juridisch bindende regels aan geldende bestemmingsplannen toevoegt. Anders gezegd: dit plan bevat slechts enkele regels, en heeft een aanvullende werking op alle andere bestemmingsplannen in de gemeente. Dit betekent dat met een facetplan de geldende bestemmingsplannen van kracht blijven. Door middel van voorliggend facetplan wordt aan bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de molenbiotoop toegevoegd. Dit zijn zowel de bestemmingsplannen waarin de molens staan en bestemd zijn, als ook de bestemmingsplannen binnen een contour van 400 m van deze molens. Zie navolgende afbeelding.

De provincie stelt in de Omgevingsverordening Gelderland de bescherming van de molens door middel van molenbiotoopregeling verplicht. Uitsluitend om die reden is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.FBPMolenbiotoop-VG01_0003.jpg"

Afbeelding Locatie molens met de bijbehorende molenbiotopen in Nijmegen

Het ontwerp van dit Facetbestemmingsplan Molenbiotoop heeft vóór 1 januari 2024 ter visie gelegen, dus vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. Om die reden kan dit voorliggende plan nog als een bestemmingsplan worden vastgesteld, en wordt getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving. Door inwerkingtreding van de Omgevingswet maakt dit facetbestemmingsplan onderdeel uit van het tijdelijke deel van het omgevingsplan.

1.2 Vigerende bestemmingsplannen

Het voorliggende facetbestemmingsplan is van toepassing op die bestemmingsplannen waarin molens aanwezig, alsmede de bestemmingsplannen die binnen de molenbiotoop (een contour van 400 m). Het gaat concreet om de volgende bestemmingsplannen, per molen onderverdeeld:

Looimolen of Witte Molen (Looimolenweg 17)

  • Nijmegen Oud West 2015
  • Nijmegen Oud West 2015 - 1 (Rozenbuurt)
  • Nijmegen Oud West 2015 - 5 (Molenweg)
  • Nijmegen West
  • Nijmegen West - 6 (Boksdoornstraat naast nummer 10)
  • Nijmegen Centrum - Stationsomgeving
  • Nijmegen Midden 2015

St. Annamolen (Hatertseweg 14)

  • Nijmegen Midden 2015
  • Nijmegen Midden 2015 - 7 ((Vossenlaan 44)
  • Nijmegen Heyendaal
  • Nijmegen Heyendaal - 2 (Moeder Teresahof 1)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.FBPMolenbiotoop-VG01_0004.jpg"

Afbeelding 1.2 - vigerende bestemmingsplannen binnen de molenbiotoopen van de twee molens

De regels uit het facetbestemmingsplan gelden in aanvulling op de regels van deze vigerende bestemmingsplannen. De regels van deze vigerende bestemmingsplannen blijven buiten toepassing voor zover er sprake is van strijdigheid met de regels van dit facetbestemmingsplan en blijven voor het overige onverminderd van toepassing. Ook de verbeeldingen van deze bestemmingsplannen blijven van kracht.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het beleidskader van het rijk, provincie en gemeente. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de molenbiotopen in Nijmegen. Vervolgens vindt in hoofdstuk 4 de juridische planbeschrijving plaats. In hoofdstuk 5 en 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Relevant rijksbeleid

2.1.1 Ladder duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6 tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Hierin staat het volgende aangegeven: "de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen". Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro.

2.1.2 Conclusie

Bij het toevoegen van een molenbiotoop is sprake van het toevoegen van een beschermingsregime, maar is er geen sprake van een toename van het ruimtebeslag. De in het plan voorziene ontwikkeling kan daarom niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.

2.2 Relevant provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid en ambities over thema's zoals ruimte, energie, klimaat, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. De Omgevingsvisie is een 'plan' dat richting geeft (een gedeeld vergezicht) en ruimte biedt, geen plan met exacte antwoorden. De uitwerking van de Omgevingsvisie vindt plaats in sectorale of regionale programma's, waaronder de Regionale Energiestrategieën, Programma Mobiliteit en Regionale Woonagenda's.

De doelstelling van de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Hierbij ligt de focus op duurzaamheid, verbondenheid en een krachtige economie. De Omgevingsvisie omschrijft de doelstelling als volgt:

  • gezond: een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, en de bescherming van onze flora en fauna;
  • veilig: voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En aandacht voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid;
  • schoon: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie;
  • welvarend: een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen.

Duurzaamheid, verbondenheid en een krachtige economie worden in onderlinge samenhang bekeken. Dit resulteert in ambities op het gebied van de energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Deze ambities zijn gerelateerd aan de kerntaken van de provincie. Elke ambitie kent zijn eigen doelstellingen en aanpak.

Voor de uitvoering hanteert de provincie vier 'doe-principes':

  • doen: de provincie kijkt breed met focus en zoekt actief ruimte;
  • laten: de provincie stimuleert niets buiten haar visie;
  • zelf: de provincie neemt zelf verantwoordelijkheid en geeft het goede voorbeeld;
  • samen: de provincie werkt samen met partners en stimuleert innovatie en kennisdeling.

Sinds 2014 zijn vijf wettelijke verplichte planfiguren opgenomen in de Omgevingsvisie. Het gaat om ruimtelijk beleid, waterbeleid, milieubeleid, natuur- en landschapsbeleid, en verkeers- en vervoersbeleid.

2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening. De omgevingsverordening is onlangs geactualiseerd in de Geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland van februari 2022. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

In artikel 2.64 is een instructieregel voor de molenbiotoop uitgewerkt ter bescherming van de windvang van molens. Het artikel bevat twee voorwaarden:

  • 1. Een bestemmingsplan maakt voor gronden binnen een Molenbiotoop geen nieuwe bebouwing of beplanting mogelijk als daardoor de windvang van een molen wordt beperkt.
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de molens in het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem.
2.2.3 Conclusie

Het facetbestemmingsplan Molenbiotoop past binnen de geschetste kaders en geeft invulling aan de instructieregel uit de Omgevingsverordening Gelderland.

2.3 Relevant gemeentelijk beleid

2.3.1 Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging'

In de Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging' beschrijft de gemeente haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de stad tot 2040. De Omgevingsvisie gaat om meer dan alleen ruimtelijke aspecten, zo beschrijft de visie hoe de inrichting van de fysieke leefomgeving kan bijdragen aan sociale, maatschappelijke en economische doelen.

De Omgevingsvisie vervangt sectorale beleidsvisies voor thema's die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen. Hiermee biedt de Omgevingsvisie één integraal document met de kaders voor het ruimtelijk beleid van Nijmegen.

De Omgevingsvisie bouwt o.a. voort op bestaand beleid, het coalitieakkoord 2018-2022, en de structuurvisie uit 2013. In oktober 2020 is de Omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Door actualisatie blijft de Omgevingsvisie actueel.

De Omgevingsvisie dient 4 doelen:

  • een kader en inspiratie bieden voor initiatiefnemers uit de stad;
  • het geven van spelregels voor afstemming met de omgeving bij ontwikkelingen;
  • het in samenhang presenteren van de Nijmeegse ambities, als uitgangspunt bij het werk van medewerkers van de gemeente;
  • te gebruiken als sturingsinstrument voor het college van B&W en de gemeenteraad bij ruimtelijke ontwikkelingen en investeringen.

Uitgangspunt: Groei binnen de bestaande stad

De Omgevingsvisie constateert dat Nijmegen tot 2040 blijft groeien in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. Een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingsvisie is het streven om die toekomstige groei te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad. Zo blijft het aantrekkelijke landschap rondom de stad behouden en helpt verdichting bovendien om het draagvlak voor voorzieningen in stand te houden.

Ruimte voor nieuwe woningen en werkgelegenheid wordt dus gezocht binnen de bestaande stadsgrenzen, waarbij de focus ligt op de volgende gebieden: Waalsprong, Waalfront, centrum/stationsomgeving, Kanaalzone/Winkelsteeg en campus Heyendaal.

Opgaven en ruimtelijke keuzes

4 opgaven en 8 richtinggevende keuzes staat centraal in de Omgevingsvisie (zie figuren). Nieuwe ruimtelijke initiatieven dienen altijd bij te dragen aan de 4 grote opgaven uit de Omgevingsvisie, en bij voorkeur aan meer dan één tegelijkertijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.FBPMolenbiotoop-VG01_0005.png"

4 opgaven

De Economisch veerkrachtige stad, Sociale en gezonde stad, Aantrekkelijke stad, en Duurzame stad zijn de vier opgaven die de basis vormen van het bestuursakkoord (2018-2022) en de Omgevingsvisie. Van hieruit wordt de ontwikkeling van de stad bekeken en worden onze ambities geformuleerd.

  • 1. Economisch veerkrachtige stad

We gaan onze economische kansen beter benutten. We willen dat de banengroei in onze stad zich gaat verhouden tot de bevolkingsgroei en mobiliseren ons onbenutte potentieel. Dit doen we met de stad én met de regio, die de motor is van onze economische groei. We hebben economisch sterke sectoren in de stad, maar we hebben ook dringend behoefte aan meer werkgelegenheid voor zowel hooggeschoolden als voor praktisch werkenden.

  • 2. Sociale en gezonde stad

Nijmegen is en blijft een sociale stad. We werken aan gevarieerde, gemengde wijken en willen sociale tegenstellingen en maatschappelijke onvrede verkleinen.

  • 3. Aantrekkelijke stad

Nijmegen is een prachtige stad en dat blijven we. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. We willen onze sterke identiteit als stad met historie in een groene omgeving behouden en uitdragen. Nijmegen staat landelijk in de top 3 van steden met het hoogste percentage woningtekort. We blijven groeien. Het aantal ouderen neemt toe, maar er vestigen zich ook meer jongeren. Deze voor Nederland bijzondere dubbele groei vraagt veel van onze stedelijke voorzieningen.

  • 4. Duurzame stad

Nijmegen loopt voorop in de uitvoering van de duurzaamheidsopgaven voor Nederland. We hebben de ambitie en de potentie om samen met de regio koploper op het gebied van duurzaamheid en circulariteit te blijven. De oplossingen die we samen met de stad en regio uitwerken voor de energietransitie, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en circulaire economie zijn ook voor de rest van het land van belang.

8 richtinggevende keuzes

De 4 opgaven voor Nijmegen zijn goed te combineren, we kijken daarom naar integrale oplossingen. Waarbij we een vraagstuk vanuit meerdere invalshoeken benaderen en de oplossing bijdraagt aan het oplossen van meerdere problemen. Hieronder de kern van de richtinggevende keuzes uit de Omgevingsvisie.

  • 1. Compacte, dynamische stad:

Omdat we de impact van groei op de omgeving zo klein mogelijk willen houden ligt de nadruk op verdichting. De groeiopgave willen we benutten om kwaliteit toe te voegen aan de stad, o.a. door meer functiemenging, informele werkmilieus en transformatie. Stedelijke knooppunten, daar waar voorzieningen, werklocaties en vervoersstromen samenkomen, zijn kansrijke plekken voor verdichting en functiemening. Bij nieuw te bouwen woningen verschuift het accent naar een- en tweepersoonshuishoudens, waaronder betaalbare woningen voor studenten, starters, ouderen en kwetsbare doelgroepen.

Voor nieuwe kantoren is vooral het stationsgebied kansrijk. Brabantse Poort en Campus Heyendaal beschouwen we als toekomstbestendige kantoorlocaties.

Voor onder meer logistiek en de maakindustrie ontwikkelen we in overleg met regio bedrijventerrein de Grift. Het Engieterrein wordt herontwikkeld voor watergebonden bedrijvigheid en bedrijven die duurzame energie opwekken. Op de campussen richten we ons op herontwikkeling, intensivering en functiemenging. In Winkelsteeg onderzoeken we de mogelijkheden voor een gemengd stedelijk milieu, daarbij rekening houdend met de perspectieven en ontwikkelmogelijkheden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid.

  • 2. Toekomstbestendige wijken

Om tot een inclusieve en vitale stad te komen, streven we onder meer naar een goede mix van allerlei typen woningen en woonmilieus in sociale huur, huur en koop. In combinatie met de daarbij passende, bereikbare en goed toegankelijke voorzieningen. Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen staan de leefwereld, het welbevinden en de gezondheid van inwoners centraal. Tijdelijke functies en initiatieven ondersteunen we om verbeteringen te realiseren.

  • 3. Groene, gezonde stad

We willen als stad bijdragen aan de gezondheid van onze inwoners en het verbeteren van de biodiversiteit. Een gezonde leefomgeving is daarbij een belangrijk integraal thema, waarbij het o.a. gaat om luchtkwaliteit, geluidsbelasting, hitte, groen en water, bewegen en mobiliteit, ontmoeten en voorzieningen.

Dichtbij huis zijn er mogelijkheden om te ontmoeten, wandelen, spelen en sporten. Daarvoor ontwikkelen we o.a. een netwerk van aantrekkelijke beweegroutes op stad- en wijkniveau.

  • 4. Duurzame mobiliteit

In de regio Arnhem-Nijmegen werken we gezamenlijk aan duurzame mobiliteit en bereikbaarheid. Het gaat om het inzetten en stimuleren van schone vervoersmiddelen en het efficiënter benutten van vervoer.

Om de stad te laten groeien zonder mobiliteitsproblemen te laten ontstaan zetten we in op: lopen, fiets, OV en Mobility as a Service. Met deze vervoersvormen kunnen we een aantal maatschappelijke doelen bereiken. Duurzame mobiliteit brengt mensen in beweging, is goed voor de gezondheid en luchtkwaliteit, versterkt sociale cohesie, creëert gelijke kansen, versterkt de economische structuur en draagt bij aan de beleving van de stad.

  • 5. Energieopgave

Ons doel is dat Nijmegen uiterlijk in 2045 energieneutraal en aardgasvrij is. Samen met andere gemeenten, waterschappen en de provincie stellen we een Regionale Energie Strategie (RES) op. Hierin maken we keuzes voor de opwekking van duurzame elektriciteit, de warmtetransitie in de gebouwde omgeving en de daarvoor nodige opslag- en energie infrastructuur. De RES geeft met zoekgebieden aan welke gebieden in de regio geschikt zijn voor de opwekking van hernieuwbare energie.

  • 6. Groter centrumgebied

De komende jaren werken we aan de verbreding van het centrum naar de gebieden rondom de Waal. Onder de noemer 'Nijmegen omarmt de Waal' realiseren we verschillende projecten en ontstaat hier een variatie van nieuwe gemengde milieus en hebben de rivieroevers een belangrijke openbare functie. Het gaat o.a. om de Stationsgebied, NYMA, Hof van Holland, Waalkade, Valkhofkwartier, Vlaams Kwartier, en Burchtstraat/Augustijnenstraat.

  • 7. Sterke campussen

De komende jaren blijven we investeren in de clusters Health & high Tech om nieuwe banen te creëren. We willen ruimte bieden aan nieuwe bedrijven en meewerken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit doen we mede door te investeren in uitstraling en kwaliteit en door de mogelijkheden voor intensivering en functiemenging op campussen te onderzoeken. De Novio Tech Campus, Campus Heyendaal en de binnenstad zijn sterke campussen in Nijmegen.

  • 8. We omarmen het kanaal

We zien een samenballing van opgaven rondom het Maas-Waalkanaal. Hier zien we kansen voor intensivering en transformatie in de huidige woongebieden in Dukenburg, Lindenholt, Neerbosch-Oost, Hatert, groene gebieden en de werkgebieden Winkelsteeg en Oost-Kanaalhavens. Door de Kanaalzone tot ontwikkeling te brengen werken we o.a. aan een betere verbinding van Dukenburg en Lindenholt met de rest van de stad en geven we de bestaande wijken rondom het kanaal een impuls. De transformatieopgave vraagt om verdere verkenning en onderzoek.

2.3.2 Bomenplan Nijmegen

Op 22 september 2021 heeft de gemeenteraad het Bomenplan Nijmegen vastgesteld. In dit Bomenplan zijn de ambities uit de Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging' verder uitgewerkt. Voor de bomenstructuur is in de Omgevingsvisie het volgende opgenomen: 'We versterken de bomenstructuur in Nijmegen – denk aan de statige lanen – en creëren daarmee routes voor vleermuizen en verminderen tegelijkertijd hittestress.'

Het bomenplan heeft verschillende doelstellingen. We willen:

  • Gezonde bomen die we zo lang mogelijk behouden.
  • Bomenkap zoveel mogelijk vermijden.
  • Aanplant van bomen zoveel mogelijk stimuleren.
  • Dat de belangrijkste bomen in de stad een groene beschermde verbindende structuur vormen.

Hoofdbomenstructuur

We willen dat de belangrijkste bomen in de stad samen een groene beschermde verbindendestructuur vormen die de stad dooraderd, de Hoofdbomenstructuur. Zie ook Bijlage 1 Hoofdbomenstructuur van de toelichting. Uitgangspunt voor deze nieuwe Hoofdbomenstructuur zijn drie belangrijke waarden voor de stad, die het belang van instandhouding en uitbreiding of versterking rechtvaardigen. We richten ons op:

  • 1. Beeldkwaliteit: lommerrijk groen en statige lanen
  • 2. Ecologie: verbindingselementen en bevordering van biodiversiteit
  • 3. Cultuurhistorie: historische (veld)wegen en monumentaal stadsgroen

We combineren de Hoofdbomenstructuur met andere doelen zoals de gezonde stad, klimaatadaptatie en beleving.

2.3.3 Klimaatadaptatiestrategie Nijmegen

Op 31 oktober 2023 heeft het college de Klimaatadaptatiestrategie Nijmegen vastgesteld. Hierin is (o.a.) het volgende opgenomen:

We willen voldoende groen in de buurten

Groen zorgt door schaduw, verdamping en verminderde opwarming voor een lageregevoelstemperatuur. We streven daarom naar:

  • 40% groen in de wijken;
  • 35% groen in het centrum;
  • 10% meer vergroening op bedrijventerreinen ten opzichte van de huidige situatie.

Onder groen verstaan we al het groen dat vanuit de lucht waarneembaar is, zowel op openbaar als particulier terrein. Het gaat dan om het groen op maaiveldniveau (inclusief open verharding), groen op daken en boomkronen.

2.3.4 Conclusie

Het belang van de molens en de bijbehorende molenbiotopen weegt voor Nijmegen zwaar. Het belang van het groen en de bomen weegt eveneens zwaar. In de omgeving van de beide molens is de Hoofdbomenstructuur prominent aanwezig. De twee molens zijn echter hierin meer uniek en dienen daarom meer bescherming te krijgen, dan de Hoofdbomenstructuur. De Hoofdbomenstructuur is ook elders in de gemeente aanwezig, en gaat ook niet verloren. Wel zal het aanzicht van de Hoofdbomenstructuur in de molenbiotoop in de komende jaren gaan veranderen. Bomen die doodgaan of omwaaien worden niet vanzelfsprekend teruggeplaatst. Hier gaat maatwerk worden toegepast. Dit betekent dat er bij de aanplant van nieuwe bomen door middel van een omgevingsvergunning het belang van de molen wordt getoetst. Indien de molen niet of niet ernstig wordt geschaad, kan een nieuwe boom worden aangeplant. Daarbij kan meewegen dat het een boom in de Hoofdbomenstructuur betreft.

In de belangenafweging is derhalve het primaat gelegd bij de instandhouding van de molens. Hiermee doet het Facetbestemmingsplan Molenbiotoop zo goed mogelijk recht aan de Nijmeegse Omgevingsvisie voor wat betreft de bescherming van het cultuurhistorisch waardevolle erfgoed. De waarde die aan de Hoofdbomenstructuur is toegekend in de Omgevingsvisie, het Bomenplan Nijmegen en Klimaatadaptatiestrategie Nijmegen is hieraan ondergeschikt.

Hoofdstuk 3 Molenbiotoop

3.1 Inleiding

Op grond van de bepaling 'Instructieregels bestemmingsplan Molenbiotoop' in de Omgevingsverordening Gelderland van december 2018, dienen gemeenten de molenbiotoop in haar bestemmingsplannen op te nemen.

3.2 Molenbiotoop

De omgeving (biotoop) van een windmolen is vaak zeer gevoelig. Enerzijds gaat het daarbij om de zichtbaarheid van een molen, anderzijds is vrije ruimte van belang voor een goede windvang. Dit betekent dat bij de inrichting van de omgeving van een molen belemmeringen voor de zichtbaarheid en het maalvaardig functioneren voorkomen dienen te worden. Vooral bij nieuwbouw is het wenselijk om rekening te houden met de belevingswaarde en de eisen die een molen aan zijn omgeving stelt. Bestaande bebouwing in de omgeving van een molen moet gezien worden als een vaststaand gegeven. Ook begroeiing kan effect hebben op het functioneren van de molenbiotoop.

In de Handleiding Molenbiotoop van Vereniging De Hollandsche Molen is een formule opgenomen waarmee de hoogte kan worden berekend die een obstakel mag hebben op een bepaalde afstand van een molen, zonder te veel windbelemmering te veroorzaken. Hierbij wordt uitgegaan van een maximale straal van 400 meter van de molenbiotopen.

Formule: H(x) = x/n + c*z

Waarin:

H(x) = maximaal toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters).

x = afstand van een obstakel tot de molen (in meters).

n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare

windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor ruw en 50

voor gesloten gebied. In dit geval: n = 50

c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2.

z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van belt, berg of stelling).

Rondom een molen dient een vrije ruimte van minimaal 100 meter aanwezig te zijn. Deze vrije ruimte is nodig om de door de obstakels veroorzaakte turbulentie enigszins teniet te doen. Buiten de vrije ruimte loopt een schuin omhoog gaande lijn die aangeeft wat wel en wat niet meer toelaatbaar is als obstakelhoogte. Onder obstakels worden zowel nieuwe gebouwen als nieuwe bomen en ander hoog opgaande begroeiing verstaan. Het bestemmingsplan bevat hier regels voor.

In het plangebied staat de St. Annamolen (Hatertseweg 14). Deze achtkante stellingmolen uit 1848 is een beschermd rijksmonument. Westelijk in het plangebied staat De Witte Molen (ook wel Looimolen genoemd) aan de Looimolenweg 17. Deze stellingmolen uit 1760 is eveneens een beschermd rijksmonument. Beide molens zijn nog steeds in bedrijf.

St. Annamolen

De Sint Annamolen heeft een stellinghoogte van 9,2 meter, een gevlucht met een lengte van 26,5 meter en een maaiveldhoogte van circa 30,5 meter boven NAP. De askophoogte bedraagt 22,4 meter (stellinghoogte + helft van lengte gevlucht). De maximale bouwhoogte binnen een zone van 100 meter mag 9,2 meter (gelijk aan de stellinghoogte) bedragen, gerekend vanaf een hoogte van 30,5 meter boven NAP. Zolang de uitkomst van de molenbiotoopformule lager is dan 9,2 meter, bedraagt de maximaal toegestane hoogte 9,2 meter. De bouwhoogte mag vanaf 300 meter met 1,30 meter worden verhoogd.

 

Afstand tot molen   0 - <100 m   100 m - < 200 m   200 m - < 300 m   300 m - < 400 m  
Maximaal toegestane hoogte volgens biotoopformule   9,2 m (gelijk aan stellinghoogte)   9,2 m (gelijk aan stellinghoogte)   9,2 m (gelijk aan stellinghoogte)   10,5 m  

De Witte Molen

De Witte Molen heeft een stellinghoogte van 6,0 meter, een gevlucht met een lengte van 25,6 meter en een maaiveldhoogte van circa 23,5 meter boven NAP. De askophoogte bedraagt 18,8 meter (stellinghoogte + helft van lengte gevlucht). De maximale bouwhoogte binnen de vrije ruimte (de eerste zone van 100 meter) bedraagt 6 meter (gelijk aan de stellinghoogte), gerekend vanaf een hoogte van 23,5 meter boven NAP. Zolang de uitkomst van de molenbiotoopformule lager is dan 6 meter, bedraagt de maximaal toegestane hoogte 6 meter. De bouwhoogte mag vanaf 200 meter met 2 meter worden verhoogd.

Afstand tot molen   0 - <100 m   100 m - < 200 m   200 m - < 300 m   300 m - < 400 m  
Maximaal toegestane hoogte volgens biotoopformule   6,0 m (gelijk aan stellinghoogte)   6,0 m (gelijk aan stellinghoogte)   7,8 m   9,8 m  

Op de cultuurhistorische waardenkaart die in het kader van dit bestemmingsplan is opgesteld zijn de molenbiotopen van de Witte Molen en St. Annamolen weergegeven door middel van een contour met een straal van 400 meter. Uitgangspunt is dat bij ruimtelijke ingrepen binnen deze contour rekening gehouden wordt met de belevingswaarde en windvang van de molen. De biotoopformule dient daarbij als leidraad. Deze is vertaald naar hoogtevlakken op de verbeelding.

3.3 Verwerking in bestemmingsplan

Onderhavige bestemmingsregeling voldoet aan de eisen van de molenbiotoop, maar in tegenstelling tot een doorgaande schuine lijn welke volgt uit de molenbiotoopformule, wordt gebruik gemaakt van een gestaffelde benadering. Hierdoor worden de bouwmogelijkheden direct inzichtelijk gemaakt en is daardoor praktischer in het gebruik. Een ontheffingsregeling zorgt voor de benodigde flexibiliteit:

  • De molenbiotopen zijn opgenomen ter bescherming van de nog functionerende molens. De beschermingszone is opgedeeld in meerdere gebieden, die op de verbeelding zijn aangeduid door middel van de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone – molenbiotoop”. Ter bescherming van de molen geldt dat getoetst moet worden of de molen gehinderd wordt door op te richten bebouwing: hoe groter de afstand tot de molen, hoe hoger de bebouwing mag worden. Op de verbeelding is het voorgaande geïllustreerd door de maximale bouwhoogte te verwerken in de gebiedsaanduiding. Van deze toetsingsplicht zijn de bij woningen behorende aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen uitgezonderd. De reden hiervan is dat dit gebouwen zijn met een beperkte hoogte, die in de nabijheid van reeds bestaande, hogere, gebouwen mogen worden gesitueerd. De nieuwe gebouwen zorgen derhalve niet voor een extra belemmering van het functioneren van de molen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden in het algemeen toegestaan, aangezien deze de hoogte van de aan-, uit- en bijgebouwen niet of nauwelijks overschrijden.
  • De hoogtematen van de gebiedsaanduidingen zijn gebaseerd op de formule zoals deze wordt gebruikt door de Vereniging Hollandsche Molen. De hoogtematen gelden in relatie tot een NAP-maat, en niet als een absolute maat.
  • Door middel van de opgenomen afwijkingsbevoegdheid kunnen gebouwen worden gebouwd, die de op de verbeelding aangeduide hoogtemaat overschrijden, maar voldoen aan de genoemde formule.
    Wanneer een gebouw niet voldoet aan deze formule kan de afweging zijn dat bestaande bebouwing al een belemmering vormt voor de windvang van de molen en de nieuwe bebouwing geen extra belemmering opwerpt.
  • Ook nieuwe bomen en andere hoogopgaande begroeiing moet voldoen aan de hoogtematen op verbeelding.

 

In onderstaande afbeeldingen is de regeling conform het bestemmingsplan weergegeven. Het blauwe respectievelijke groene gebied betreft de getrapte molenbiotoop, zoals ook opgenomen op de verbeelding. De per trede behorende hoogtematen staan in zwart weergegeven. In oranje is het gebied weergegeven waarin via een afwijkingsbevoegdheid gebouwen worden beoordeeld of ze zijn toegestaan. Zie de uitleg hierboven.

De bouwhoogtes zijn weergegeven ten opzichte van NAP, en niet als absolute bouwhoogte. Zie daarvoor de peilbepaling die per molen is opgenomen in 2.1 van de planregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.FBPMolenbiotoop-VG01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.FBPMolenbiotoop-VG01_0007.jpg"

Er is voor deze regeling gekozen, aangezien:

  • de regeling niet leidt tot overschrijding van de biotoopformule;
  • de regeling meer rechtszekerheid geeft door directe kenbaarheid van de toegestane hoogtes;
  • de flexibiliteit blijft, doordat er een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen.

Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving

4.1 Inleiding

Het ontwerp van dit Facetbestemmingsplan Molenbiotoop heeft vóór 1 januari 2024 ter visie gelegen, dus vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor dit voorliggende plan nog als een bestemmingsplan kan worden vastgesteld. Ook de op dat moment geldende wet- en regelgeving is nog van toepassing op dit facetbestemmingsplan. Door inwerkingtreding van de Omgevingswet maakt dit facetbestemmingsplan onderdeel uit van het tijdelijke deel van het omgevingsplan.

In dit hoofdstuk staat een toelichting op de regels van het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en gaat vergezeld van een toelichting. Het voorliggende bestemmingsplan is ontwikkeld als een facetbestemmingsplan (parapluplan) waarmee voor de bestemmingsplannen in Nijmegen waar een molen en de bijbehorende molenbiotoop aanwezig is en toegestaan, een regeling ten aanzien van de molenbiotoop is toegevoegd.

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP), de verbeelding is getekend conform Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012) en wordt uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).

4.2 Systematiek van de planregels

De regels van het facetbestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en het toepassingsgebied), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).

Inleidende regels

Bij de inleidende regels is ingegaan op de begrippen. Bij de begrippen zijn alleen de begrippen opgenomen die betrekking hebben op de molenbiotoop. Voor de overige begrippen zijn de begrippen uit de geldende bestemmingsplannen van toepassing. De wijze van meten is opgenomen om het afwijkende peil te bepalen. De bouwhoogtes zijn weergegeven ten opzichte van NAP, en niet als absolute bouwhoogte. Zie daarvoor de peilbepaling als opgenomen in 2.1 van de planregels. Voor het overige zijn de bepalingen uit de geldende bestemmingsplannen van toepassing. Om dit te regelen is een bepaling 'Van toepassingverklaring' in artikel 2 opgenomen.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregeling

Het opnemen van de anti-dubbeltelregel in de regels is verplicht gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze standaardbepaling (artikel 3.2.4 Bro) strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw gebruik zou kunnen worden gemaakt.

Regels molenbiotoop

In de algemene regels (4.1.1) is aangegeven dat binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, deze regel is bedoeld ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen. Tevens is het peil bepaald met een aanduiding, aangezien vanaf dat punt in een cirkel naar buiten (tot 400 m) er maximale bouwhoogten worden bepaald. Dit is geregeld in de bouwregels (4.1.2). Afwijken van deze regels (4.1.3) is alleen mogelijk mits daarbij de belangen van de molenbiotoop niet worden geschaad. Ook voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, bijvoorbeeld de aanplant van bomen, geldt een omgevingsvergunningplicht, indien dit boven de hoogtebeperkingen van de molenbiotoop uitkomt (4.1.4).

Overgangs-en slotregels

Overgangsrecht

In dit artikel staat het overgangsrecht voor bouwen en gebruik.

Slotregels

In dit artikel staat de naam van het facetbestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Het Facetbestemmingsplan Molenbiotoop bevat geen ruimtelijke ontwikkelingen welke op basis van artikel 6.2.1 Bro vergezeld dienen te gaan van een exploitatieplan dan wel waarvan het kostenverhaal anderszins dient te worden geregeld. Voor dit bestemmingsplan behoeft dan ook geen exploitatieovereenkomst of exploitatieplan te worden opgesteld.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voert het college van burgemeester en wethouders, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg met andere bestuursorganen.

Het bestemmingsplan is ter vooroverleg toegestuurd aan:

  • Provincie Gederland
  • ProRail
  • Molenaar St. Annamolen
  • Molenaar De Witte Molen

De resultaten zijn hieronder opgenomen.

  • Provincie Gelderland

Na afstemming met de provincie adviseert de provincie positief over het planvoornemen. De reactie had betrekking op de gehanteerde hoogtes.

Reactie gemeente

De reactie van de provincie is in onderlinge afstemming verwerkt.

  • ProRail

ProRail geeft aan in deze fase geen reactie te hebben.

  • Molenaar St. Annamolen

Er zijn 3 opmerkingen geplaatst:

  • 1. In de toelichting is in 3.2 een onjuiste maat genoemd. Dit moet 1.30 m zijn i.p.v. 2 m.
  • 2. In de oude bestemmingsplannen is een cultuurhistorische waardekaart opgenomen. Deze is nooit erg hard geweest, althans onvoldoende gehandhaafd. Kan er nog worden gehandhaafd op bomen die boven de biotoopnorm uitkomen? De vraag is hoe zich dit verhoudt tot het overgangsrecht.
  • 3. Verzoek om in de toelichting meer aandacht te besteden aan groen/bomen en dat ook daarvoor een omgevingsvergunning nodig is.

Reactie gemeente

  • 1. Het moet inderdaad 1,30 m zijn. Dit heb ik aangepast. Dank voor de opmerking.
  • 2. In het vigerende bestemmingsplan “Nijmegen Midden 2015” is dit inderdaad niet op een juridisch bindende manier geformuleerd. In de toelichting wordt gesproken over 'rekening houden met de molenbiotoop'. Met dit Facetbestemmingsplan Molenbiotoop veranderen we dat. Dan zal er wel verplicht aan de molenbiotoop moeten worden getoetst.

    Gebouwen die gebouwd zijn met een vergunning, worden beschermd door die vergunning. Dat is op dit moment het geval, en dat zal onder de Omgevingswet ook zo blijven. De provincie kijkt de laatste jaren al mee of we met onze plannen goed omgaan met de molenbiotopen.
    Het Facetbestemmingsplan Molenbiotoop stelt de verplichting dat alle bouwwerken aan de molenbiotoop worden getoetst. Het Facetbestemmingsplan bevat de hoogtes van de molenbiotoop, en die gelden dan als maximum voor de nieuwe gebouwen. Deze hoogte is gerelateerd aan de NAP-hoogte bij de molen, het peil. Er is een afwijkingsbevoegdheid (zie art 4.1.3) opgenomen om te beoordelen of in een specifiek geval een omgevingsvergunning verleend kan worden. Dat wordt beoordeeld door een deskundige.
    Voor het planten van bomen en andere hoog opgaande begroeiing is met dit bestemmingsplan ook een regeling opgenomen (zie 4.1.4). Bij de aanplant zal bekeken worden welk type boom dit is. De 'volwassenhoogte' moet passend zijn met de molenbiotoop.
    Wat er in het verleden is geplant is niet altijd wat aan te doen. Wel kan een groenbeheerder eens met u kijken wat er mogelijk is. Een verplichting tot snoeien is niet opgenomen. Dat gaat ook niet helpen, want door te snoeien gaan bomen meer groeien. Daarom gaat er voor de aanplant van bomen een omgevingsvergunning nodig zijn. Dat is wel een blijvende oplossing.
  • 3. Dit is in de toelichting benadrukt. In de planregels is toegevoegd dat het om de hoogte van volwassen bomen gaat. Voor de volledigheid: de aanplant van nieuwe bomen mag zonder vergunning, mits de volwassenhoogte voldoet aan de hoogte van de molenbiotoop, zoals deze op de verbeelding is opgenomen. Bomen die in volwassenhoogte groter zijn, hebben daarvoor een omgevingsvergunning nodig.

  • Molenaar De Witte Molen
  • 1. De molenaar spreekt zijn onvrede uit over het proces. Hij had graag betrokken willen zijn bij de totstandkoming van het bestemmingsplan.
  • 2. De regels zijn ingewikkeld en zorgen ervoor dat hij niet goed kan beoordelen of zijn belangen goed zijn verwoord. Hiertoe vraagt hij nog advies bij de Hollandsche Molen en de Gelderse Molenfederatie.
  • 3. De molenaar ervaart tegenwerking in het faciliteren van de molen als dagelijks werkend monument van ambacht, waar het UNESCO-immaterieelerfgoed van het molenaarsambacht dagelijks in praktijk wordt gebracht en voor een ieder gratis te aanschouwen is. De Witte Molen produceert jaarlijks meer dan 100 ton biologisch meel op (rechtstreeks) op windkracht. Maar door beleid, desinteresse en bovengenoemde nalatigheid kan de molen steeds minder groene energie benutten. Hoe in tegenstelling met de “duurzame stad”.
  • 4. De termijn is te kort om een goede inhoudelijke reactie te kunnen geven.

Reactie gemeente

  • 1. De provincie legt de gemeente via de Omgevingsverordening Gelderland instructieregels op om de molenbiotoop in bestemmingsplannen op te nemen. Daarbij toetst zij aan de molenbiotoopformule, zoals deze door de Vereniging Hollandsche Molen wordt gebruikt. De provincie is voor ons hierin eerste aanspreekpunt geweest in het opstellen van voorliggend facetbestemmingsplan. Naar ons idee is er daarmee weinig speelruimte geweest in de regeling. Bovendien hebben we een 'veilige' regeling opgenomen. De molenbiotoopformule is een ingewikkelde formule en lastig toe te passen. Daarom hebben we een eenvoudigere regeling opgenomen, waarbij er een vaste maatvoering op de verbeelding is opgenomen, als vertaling van de molenbiotoopformule. Daarmee zijn bouwinitiatieven makkelijker te toetsen en daarmee wordt het belang van de molenbiotoop zorgvuldig gewaarborgd. In 3.3 van de toelichting is deze regeling verder uitgelegd.
    Naar ons idee hadden we voldoende kaders om een goede regeling te kunnen opstellen. Dit vooroverleg is er voor bedoeld om de regeling nog te kunnen 'bijslijpen', indien dat nodig mocht blijken.
  • 2. Dit bestemmingsplan voor de molenbiotoop is een facetbestemmingsplan. Dit betekent dat er maar één facet, één onderwerp, wordt geregeld, namelijk de molenbiotoop. In de al geldende bestemmingsplannen zijn alle functies geregeld, zoals wonen en bedrijven. Ook de hoogtes die die woningen en bedrijven mogen hebben, zijn in die bestemmingsplannen geregeld. Dit bestemmingsplan voor de molenbiotoop komt daar als 'laag' overheen te liggen. De hoogtes die voor de molenbiotoop gelden, zijn het maximum. Eventueel kan beoordeeld worden of het hoger kan zijn, daar is een omgevingsvergunning voor nodig. Bijvoorbeeld als er iets gebouwd wordt dat hoger is, maar er tussen dat gebouw en de molen al een hoger gebouw staat. Dan zorgt dat nieuwe gebouw misschien niet voor meer belemmering en dan mag het toch gebouwd worden.
    Vanzelfsprekend kunt u zelf nog advies vragen.
  • 3. Met dit facetbestemmingsplan borgen we in ieder geval de ruimtelijke effecten op de molen. Wij zijn op de hoogte van uw uitbreidingswens bij de molen. Dit facetbestemmingsplan heeft ervoor gezorgd dat daar op ambtelijk en bestuurlijk niveau weer aandacht voor is. Dit punt gaat echter over de uitvoering en instandhouding van de molen en de rol van de gemeente als eigenaar hierbij, en staat daarmee buiten de reikwijdte van dit facetbestemmingsplan.
  • 4. De tijd die u voor het geven van een vooroverlegreactie heeft gekregen is inderdaad kort geweest. We zijn echter op dit moment genoodzaakt om op korte termijn het facetbestemmingsplan als ontwerp te publiceren, vóór 1 januari 2024. U kunt op het ontwerp bestemmingsplan nog een zienswijze indienen. Wij stellen u daarvan nog op de hoogte.

6.2 Inspraak

Voor dit bestemmingsplan is op 17 mei 2023 een vooraankondiging gepubliceerd. De zienswijzenprocedure is tevens als inspraak gezien. Het ontwerp Facetbestemmingsplan Molenbiotoop heeft van donderdag 14 december 2023 tot en met woensdag 24 januari 2024 voor eenieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is gepubliceerd op woensdag 13 december 2023. Er zijn twee zienswijzen binnengekomen. De zienswijzen zijn in de zienswijzennota samengevat en voorzien van een beoordeling door het college van burgemeester en wethouders, zie Bijlage 3 Zienswijzennota.