Plan: | Nijmegen Midden 2015 - 2 (Veldstraat 4) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BPa2002-VG01 |
In februari 2015 is de gemeente eigenaar geworden van de Praktijkschool aan de Veldstraat 4. In de overeenkomst “Doordecentralisatie van Onderwijshuisvesting (2007)" zijn de afspraken tussen gemeente en schoolbesturen met betrekking tot schoolgebouwen vastgelegd. Deze overeenkomst regelt dat de gemeente Nijmegen leeggekomen schoolpanden aankoopt van het schoolbestuur en eigenaar wordt van het pand en het terrein. Met de verhuizing van het PRO-college in september 2015 naar de nieuwbouw op de Dennenstraat heeft de gemeente Nijmegen het gebouw en terrein aan de Veldstraat 4 ter beschikking gekregen. Voor de gemeente is het van belang dat het bestaande terrein en gebouw een nieuwe functie krijgen, zodat het karakteristieke pand behouden blijft, en dat de aankoop wordt terug verdiend middels herontwikkeling van het bestaande gebouw en terrein. Om de herontwikkeling van dit terrein ten behoeve van woningbouw mogelijk te maken is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk.
Het plangebied is gelegen aan de Veldstraat. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Veldstraat en aan de westzijde bij een ondergeschikt pad naar de Sint Jacobslaan. De planlocatie ligt verscholen achter de bebouwing aan de Sint Jacobslaan en de Akkerlaan. Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan een supermarktgebouw.
Op onderstaande luchtfoto is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Het schoolgebouw en terrein maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Nijmegen Midden 2015. De planlocatie heeft in dit bestemmingsplan de bestemming Maatschappelijk. In de bestemming Maatschappelijk is een ruim bouwvlak opgenomen waarvan 60% bebouwd mag worden. De maximaal toegestane bouwhoogte in het bouwvlak ter plaatse van het bestaande schoolgebouw is 10 meter en de goothoogte ligt op maximaal 7 meter. Op het onbebouwde gedeelte aan de Veldstraat geldt een maximale bouwhoogte van 5 meter met en maximale goothoogte van 4 meter. Daarnaast geldt voor het achterste gedeelte van het terrein (ter plaatse van de school) de dubbelbestemming Waarde Archeologie 3. Voor het overige geldt de aanduiding wetgevingzone - waarde archeologie 1. Ook ligt het plangebied in de gebiedsaanduidingen milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied en milieuzone - functiemengingsgebied. Voor herontwikkeling van de locatie ten behoeve van woningbouw is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk.
Uitsnede: bestemmingsplan Nijmegen Midden 2015 met in rood de plangrenzen van onderhavige herziening
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting bestaat uit een planbeschrijving. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).
Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk (7) van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.
Het plangebied bestaat uit een rechthoekig kavel van ongeveer 4500 m² georiënteerd aan de Veldstraat. Het schoolgebouw is gelegen op de achterste helft van het kavel met de hoofdontsluiting aan de Veldstraat met een ondergeschikt pad naar de Sint Jacobslaan. Vanaf de openbare weg is het bestaande gebouw nauwelijks zichtbaar. Het pand ligt verscholen achter de bebouwing aan de Sint Jacobslaan en de Akkerlaan. Aan de zuidzijde wordt het terrein begrensd door een supermarktgebouw. Door beplanting, bomen aan de voorzijde van het schoolgebouw en een aantal waardevolle bomen (zowel op voorerf als achtererf) heeft het terrein een groene uitstraling wat in een belangrijke mate het beeld in de omgeving bepaalt.
Het gebouw De school aan de Veldstraat 4 is in 1927 gebouwd als Rooms-Katholieke bijzondere school in opdracht van het kerkbestuur van de Kerk van Onze Lieve Vrouwe van Lourdes aan de Hatertseweg. De school is gebouwd in de Art Deco stijl. De ingangspartij en het trappenhuis zijn karakteristieke onderdelen. De laatste jaren was het gebouw in gebruik als praktijkschool. In de loop der jaren is de school uitgebreid. De aanbouwen uit de jaren '80 zijn minder waardevol. Het gebouw uit 1927 is geen beschermd monument, maar heeft vanwege de architectuur cultuurhistorische waarde. Het pand is daarom opgenomen op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed.
Het pand is niet zichtbaar vanaf de Sint Jacobslaan dan wel de Veldstraat.
De herontwikkeling van het voormalig schoolterrein bestaat uit het realiseren van 18 levensloopgeschikte woningen door de Stichting “De Getijden” in een constructie van CPO (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap). Dit houdt in dat op eigen initiatief van een groep bewoners de school en op het kavel ver- en nieuwbouw van 18 levensloopgeschikte appartementen met gezamenlijke ruimten voor een eventuele zorgfunctie wordt gerealiseerd. De Stichting gaat uit van maximale vrijheid in het wonen.
In het voormalige schoolgebouw komen 12 appartementen met de mogelijkheid tot gezamenlijke voorzieningen en zorgfuncties. Bij de verbouwing wordt de structuur van het gebouw (klaslokalen en gang) in stand gehouden. Aan de westzijde wordt de bestaande ronde uitbreiding gesloopt en vervangen door een vleugel bestaande uit 3 grondgebonden woningen. Uitgangspunt is behoud van cultuurhistorisch waardevol erfgoed door ontwikkeling met een nieuwe functie en vormgeving.
De privé-appartementen worden voorzien van een terras of een balkon gelegen in een parkachtige tuin met vijver aan de oostzijde van het gebouw. Aan de Veldstraat wordt een blokje van twee woningen (op de zuidoosthoek) en één woning (op de noordoosthoek van het perceel) gerealiseerd. De waardevolle boom aan de voorzijde maakt onderdeel uit van dit ensemble. Tussen deze twee bouwvolumes door is er zicht op de binnentuin. Een erker aan weerszijden benadrukt deze zichtas. De tuin wordt daardoor meer betrokken bij de Veldstraat. De bergingen met steil lessenaarsdak bevinden zich aan de zuidzijde van het perceel binnen een begroeide bercaux-constructie die tevens een geluidscherm vormt tussen het perceel en het aangrenzende laad- en losgebied op het perceel van de naastgelegen supermarkt. De hoogte van dit noodzakelijke geluidscherm is minimaal 4,5 meter.
De Veldstraat is een rustige woonstraat met bomen en ruime, groene voortuinen. Geredeneerd vanaf de Slotemaker de Bruïneweg wordt de Veldstraat beëindigd met het zicht op de basisschool aan de Akkerlaan. Gekozen is voor het leggen van de rooilijn ter plaatse van de nieuwbouw van Stichting 'De Getijden' op 5 meter waardoor het beeld van de groene voortuinen wordt voortgezet en behouden. Er zullen 3 woningen aan de voorzijde van de voormalige school worden gerealiseerd. Deze situering markeert een bijzonder project in de Veldstraat.
Impressie van bouwplan
Ten behoeve van deze ontwikkeling dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden, waarbij het terrein van een Maatschappelijke bestemming in een Woonbestemming (met bestemmingen Groen en Tuin) wordt gewijzigd. Het bouwvlak met bebouwingspercentage in het huidige bestemmingsplan wordt omgezet naar concrete bouwvlakken. Het groenontwerp zorgt voor de gewenste privacy. De voorzijde van het voormalig schoolgebouw heeft de bestemming Tuin gekregen. Daarnaast wordt een geluidscherm van minimaal 4,5 meter mogelijk gemaakt. Dit geluidscherm maakt onderdeel uit van het tuinontwerp.
Besluit ruimtelijke ordening
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden.
Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd als procesvereiste. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe is in artikel 3.1.6 van het Bro een artikellid ingevoegd (artikel 3.1.6, tweede lid), op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen.
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Aan artikel 3.1.6 van het Bro is een nieuw lid toegevoegd met als doel om buiten twijfel te stellen dat aan het stellen van regels in onder andere een bestemmingsplan slechts ruimtelijke ordeningsmotieven ten grondslag mogen liggen, en dus geen economische gronden.
Sub a (Actuele) regionale behoefte
Ter onderbouwing van de actuele regionale behoefte naar woningen kan worden verwezen naar (regionale) woningmarktonderzoeken, verkenningen en visies.
Het meest actuele onderzoek naar regionale behoefte is in afspraken per gemeente binnen de regio door het college van B&W vastgelegd (februari 2015). Tussen de gemeentebesturen van de subregio Nijmegen en omstreken zijn afspraken gemaakt over het woningbouwprogramma. Gedeputeerde Staten hebben een nieuwe Kwantitatieve opgave wonen vastgesteld voor de Subregio Nijmegen e.o.. Het gaat om de opgave over de periode 2014 t/m 2024. Nieuwe cijfers uit de prognose 'Primos 2014' zijn aanleiding geweest voor de subregio om dit verzoek bij GS in te dienen. Het subregionaal totaal is vastgesteld op 13.100 nieuwe woningen voor de komende jaren. Dit is een verhoging ten opzichte van de Kwantitatieve opgave wonen die in 2015 door GS is vastgesteld.
In deze afspraken is de totale regionale woningbehoefte aangegeven. Op basis van deze regionale behoefte is voor de gemeente Nijmegen een opgave van ruim 10.000 woningen in beeld. In de woningbouwplannen voor de gemeente Nijmegen is extra ruimte ontstaan van ruim 4.500 woningen. Dit betekent dat er nog ruimte is voor toevoeging van extra woningen. Tevens staat het plan van de Veldstraat groen aangegeven in het zogenaamde stoplichtmodel.
De regionale behoefte en deze regionale afspraak geeft de kwantitatieve behoefte aan woningen in Nijmegen weer.
De meest actuele visie/onderzoek in de gemeente Nijmegen is de Woonvisie 2015-2020 ”Samen werken aan goed wonen” die op 18 februari 2016 is vastgesteld. Deze woonvisie geeft een basis voor nieuwe woonontwikkelingen in de stad.
Deze locatie aan de Veldstraat biedt de mogelijkheid om uitvoering te geven aan Collectief Particulier Opdrachtgeverschap. Dit concept biedt de mogelijkheid om in bestaande stad met veel participatie en betrokkenheid een toevoeging van levensloopgeschikte grondgebonden woningen en appartementen te realiseren.
Sub b Benutting van beschikbare gronden
Er is hier sprake van herontwikkeling van binnenstedelijk gebied. Het plan voorziet hiermee in een goede benutting van het bestaande stedelijke gebied.
Sub c Motivering locatie buiten bestaand stedelijk gebied
De gehele ontwikkelingslocatie valt binnen het bestaande stedelijke gebied van Nijmegen. Stap 3 van de duurzaamheidsladder hoeft daarmee niet te worden doorlopen.
Figuur 1: Ladder voor duurzame verstedelijking
Omgevingsvisie Gelderland Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De vaststelling door Provinciale Staten heeft op 24 september 2014 plaatsgevonden. Op 17 oktober 2014 zijn beide beleidsstukken in werking getreden. Het vormgevingsbeleid vervangt de Structuurvisie (Streekplan 2005) en de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
De provincie richt zich meer op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds minder aan de orde zal zijn. De transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen, centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen is essentieel. De provincie ondersteunt partijen graag om tot goede invullingen en keuzes te komen via procesondersteuning, faciliteren en/of kwaliteitsateliers.
Structuurvisie Nijmegen 2013 In december 2013 heeft de Raad de Structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Duurzame stedelijke ontwikkelingen staan centraal in de structuurvisie, dit basisprincipe hangt samen met de volgende drie integrale ruimtelijke pijlers:
- Typisch Nijmegen, de ambitie is om de bestaande en voor Nijmegen unieke kwaliteiten zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken. De typerende kwaliteiten zijn: de unieke ligging in het landschap, de ruimtelijke dragers van de stad, de historische gelaagdheid, de dynamiek: Nijmegen is een stad in beweging en de duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie met een brede invulling.
- Economische structuurversterking, de ruimtelijke kwaliteit van een stad is afhankelijk van de economische aantrekkingskracht. We willen ruimte bieden voor de ontwikkeling van de economische dynamiek van een wijk. We willen de creativiteit van ondernemers de ruimte geven.
- Karakteristieke wijken, onze ambitie is om wijken te hebben waarin mensen graag wonen met een variatie in het aanbod van woningen (zowel in woningtype als in prijsklasse).
Meer dan in de afgelopen jaren zet de gemeente Nijmegen, samen met partners, in op organisch en vraaggericht ontwikkelen, waar mogelijk in minder complexe projecten. De uitdaging is om daarbij het aanbod beter toe te snijden op de vraag vanuit de markt met meer aandacht voor de wensen van bewoners door burgerparticipatie, maatwerk, tijdelijk gebruik van leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, innovatieve oplossingen en een focus op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in en om de stad. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong.
De ruimtelijke inrichting van steden wordt steeds meer een doorslaggevende economische concurrentiefactor. Hoge ruimtelijke kwaliteit wordt steeds belangrijker in de concurrentiestrijd met andere steden. Steden worden aantrekkelijker door samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners te stimuleren, door een goede bereikbaarheid op openbaar vervoersknooppunten en door het aanbieden van toplocaties voor talent en investeerders. Minstens zo belangrijk is het ontwerpen en aanbieden van concurrerende woonmilieus, met hoogwaardige voorzieningen, voldoende recreatiemogelijkheden, cultuur en leefkwaliteit.
Coalitieakkoord 2014-2018, Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend De coalitie wil initiatieven van inwoners, ondernemers en organisaties aanmoedigen. Nijmegenaren krijgen de ruimte om met initiatieven te komen, de rol van de coalitie is het verbinden van initiatiefnemers en het stimuleren van partnerships. De afgelopen jaren zijn al belangrijke stappen gezet om onze stad nog groener en duurzamer in te richten. Dit proces wordt voortgezet. Er is veel draagvlak en initiatief bij bewoners, grote en kleine bedrijven om duurzamer te bouwen en meer natuur en landbouw binnen onze stadsgrenzen te brengen. Wij ondersteunen deze initiatieven, geven ruimte en leggen verbindingen.
Onze ambitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke woon- en groeistad blijft. Betaalbaarheid en kwaliteit van woningen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Door een goede samenwerking met partners werken we aan een evenwichtige woningvoorraad in Nijmegen. Samen met hen pakken we de bouwopgave om Nijmegen in de toekomst te kunnen laten groeien voortvarend op, met prioriteit voor de Waalsprong en Waalfront. Dat betekent echter niet dat de ontwikkeling van de bestaande stad tot stilstand komt. Maar we gaan scherper beoordelen wat de toegevoegde waarde is van een project op basis van de criteria die door de Raad zijn vastgesteld: strategische maatschappelijke relevantie, versterking voorzieningen, leefbaarheid, verbetering differentiatie woningaanbod, doelgroepenbeleid, stadium ontwikkeling, financieel.
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling past binnen het hierboven genoemde beleid/wetgeving.
Woonvisie Nijmegen 2015 – 2020, samen werken aan goed wonen. Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de recent vastgestelde Woonvisie 2015-2020 ”Samen werken aan goed wonen”. De crisis zorgde niet alleen voor een andere marktwerking. Ook door wet- en regelgeving zijn verhoudingen tussen stakeholders op het beleidsveld van wonen gewijzigd. In de nieuwe woonvisie wordt het woonbeleid tot 2020 uiteengezet. Ambitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke en toekomstbestendige woonstad blijft voor iedereen. We willen dat het in Nijmegen goed wonen is voor arm en rijk, jong en oud, autochtoon en allochtoon, nu en in de toekomst. Bewoners binden in een ongedeelde stad, dat is de constante in ons woonbeleid door de jaren heen. Betaalbaarheid van het wonen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Wonen kan ook duurzamer, met minder energiegebruik en lagere woonlasten.
We willen toekomstbestendige en gevarieerde wijken die voorzien in de woningbehoefte. Dit betekent op stedelijk niveau een mix van woonmilieus en per wijk een wisselende mix van woningtypen. We ontwikkelen en beheren met respect voor de identiteit van buurten en wijken. Want elke wijk is anders. Nijmegen wil een moderne sociale stad zijn met ruimte en kansen voor iedereen.
De locatie hoek Veldstraat 4 ligt in de wijk Sint Anna. De wijk maakt onderdeel uit van stadsdeel Midden. Sint Anna, is één van de eerste dorpen die rond 1930 opgingen in de stad Nijmegen. De wijk is relatief ruim opgezet met veel laagbouwkoopwoningen. De Hatertseweg verdeelt Sint Anna in twee delen. Het oostelijk deel is in de loop der tijd tussen de oude wegen bebouwd, in een gevarieerde opbouw. Het westelijk deel is te vergelijken met de aangrenzende wijk Hazenkamp. Een vooroorlogse wijk die ruim en groen van karakter is met duidelijke bouwblokken en laagbouwkoopwoningen. In de wijk zijn relatief veel bedrijven gevestigd. Het woon- en leefklimaat is goed in de wijk en al jaren stabiel. Er is ook een diversiteit aan groepen bewoners; studenten, senioren, gezinnen, wat eveneens positief wordt ervaren. Gezien de positieve beelden op woonkwaliteit en leefbaarheid is geen extra inzet vanuit het woonbeleid nodig in deze wijk.
In de onlangs vastgestelde woonvisie (d.d. 27-1-2016) is ook de woningbouwprogrammering voor de komende jaren vastgesteld. Deze woningmarktverkenning geeft de richting aan voor diverse woningbouwlocaties in de stad. Voorlopig blijft de bevolking van Nijmegen groeien. De woningbouwopgaven zitten met name in de grondgebonden koopwoningen en de sociale etagehuurwoningen.
Echter per wijk moet goed gekeken worden welke toevoeging aan typen woningen een aanvulling in de wijk kunnen betekenen.
Coalitieakkoord In het Coalitieakkoord is vastgelegd dat de Waalsprong en het Waalfront prioriteit hebben bij woningbouwontwikkeling. Voor de rest van de stad wordt een terughoudend beleid gevoerd, het zogenaamde 'nee, tenzij-beleid'. Dat is nodig omdat de jaarlijkse opnamecapaciteit van koop- en huurwoningen is begrensd op 600 tot 900 woningen per jaar. Het honoreren van teveel plannen in de bestaande stad kan de Waalsprong en het Waalfront vertragen, die daardoor meer gaan kosten dan ze nu doen. We hebben wel een stevige woningbouwopgave, maar die is gebaseerd op een groei die gedurende jaren plaatsvindt.
Dit “Nee, tenzij” beleid betekent niet automatisch dat we woningbouwontwikkeling in de bestaande stad op slot zetten. Nieuwe woningbouwontwikkelingen worden getoetst aan de volgende criteria: strategische maatschappelijke relevantie, versterking voorzieningen, leefbaarheid, verbetering differentiatie woningaanbod, doelgroepenbeleid, stadium planontwikkeling en financiële gevolgen voor de gemeente.
Wonen met zorg De opgave is om de gevolgen van de vergrijzing en extramuralisering op te vangen. Het coalitieakkoord benoemt de inhaalslag op het terrein van wonen met zorg dan ook als speerpunt. Het planningskader wonen met zorg 2014 (vastgesteld door het college van B&W op 11 febr. 2014) vormt het uitgangspunt voor het bepalen van de behoefte aan de verschillende woonvormen voor ouderen en mensen met een functiebeperking. Het grootste deel van de ouderen en mensen met een functiebeperking zal, ook als er gezondheidsproblemen ontstaan, in de eigen wijk willen blijven wonen.
Uit het planningskader wonen met zorg blijkt voor deze wijk nog behoefte aan levensloopgeschikte woningen en zorgwoningen.
Veldstraat 4: Het realiseren van woningen binnen het huidige karakteristieke schoolgebouw is financieel van belang om het gebouw te kunnen behouden. Het realiseren van de woningen middels Collectief Particulier Opdrachtgeverschap is een aanvulling op bestaande woningbouw en nieuwbouwontwikkelingen in de wijk. Door de woningen levensloopgeschikt te realiseren en tevens te zorgen voor gezamenlijke ruimte om een zorgfunctie mogelijk te maken, past het binnen de criteria en vormt het een aanvulling op de bestaande woonfuncties. De betrokkenheid en inzet van de bewoners toont eveneens het belang en meerwaarde van het project.
Deze voorstaande ontwikkeling van 18 woningen in en nabij het schoolgebouw past hiermee binnen het woonbeleid.
Bedrijvigheid in de zin van de Wet milieubeheer is die bedrijvigheid die onder het Activiteitenbesluit valt of een omgevingsvergunning nodig heeft. Een bepaalde activiteit is een inrichting indien zowel sprake is van een bedrijfsmatige omvang binnen een zekere begrenzing als een vermelding van de activiteit in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht. In dit bestemmingsplan zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld worden aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar, verkeer en visuele aspecten van belang. De Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is een verbijzonderde afgeleide van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering”.
Dit bestemmingsplan voorziet in een woonbestemming daar waar eerst een school mogelijk was. Op korte afstand van de nieuwe woonbestemming ligt de Albert Hein XL (Sint Jacobslaan 61). Deze heeft een richtafstand van 10 meter tot aan woongebieden. Hieraan wordt niet voldaan. Belangrijk is ook het feit dat de nieuwe bestemming direct aansluit aan de laad- en losplaats van de AH XL welke in het verleden tot overlast heeft geleid. Om te kunnen afwijken van de richtwaarde uit de VNG brochure is nader geluidsonderzoek uitgevoerd (Bouwmans, 1 oktober 2015). Hieruit is geconcludeerd dat de AH niet meer zou kunnen voldoen aan de geluidseisen uit het Activiteitenbesluit indien geen aanvullende maatregelen zouden worden genomen. Hierop is besloten een geluidscherm van minimaal 4,5 meter te bouwen aan de zijde waar het project grenst aan de laad- en losplaats van de AH. In de regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan wordt de aanwezigheid van dit geluidscherm geborgd. Daarmee kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd bij de appartementen en kan tevens de AH blijven voldoen aan de eisen uit het activiteitenbesluit. Er zijn daarnaast nog andere maatregelen te treffen om aan de grenswaarden voor geluid te voldoen. Een mogelijkheid hiertoe is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.
De school aan de Akkerlaan 19 (internationale schakelklas van het Canisius College) grenst ook nog aan het te herontwikkelen perceel. De richtwaarde uit de VNG brochure is 30 meter voor geluid. Met name de piekgeluiden vanaf de speelplaats en school kunnen voor hinder zorgen. Ook naar de geluidbelasting van deze school op de gevel van de nieuw te bouwen appartementen is onderzoek gedaan (Bouwmans, 15 maart 2016). Hieruit blijkt dat de grenswaarde van 70 dB(A) op de gevel wordt overschreden op meerdere plaatsen.
Door het nemen van geluidwerende isolatievoorzieningen (20-29 dB(A)) aan de gevel kan echter een goed leef- en woonklimaat in de appartementen worden gegarandeerd (max. binnenniveau van 55 dB(A)). Deze geluidwerende maatregelen zijn geborgd in de regels.
Conclusie Op grond van bovenstaande zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Planregel Voor de bouw van de appartementen dient in de geluidgevoelige ruimtes een binnen geluidniveau van maximaal 55dB(A) voor piekgeluid van buiten te worden gegarandeerd door te nemen geluidwerende maatregelen aan de gevel op basis van de uitgangspunten die zijn gehanteerd in het onderzoek van Bouwmans (15 maart 2016).
Suggestie: Afhankelijk van fasering en andere mogelijke externe factoren (bijvoorbeeld beëindiging van de school), kan het zo zijn dat geluidwerende maatregelen aan de gevel gelet op de feitelijke gevelbelasting op enig moment niet langer noodzakelijk zijn, ook wanneer er wel wordt voorzien in geluidsgevoelige functies.
Om te voorkomen dat (dan) nog steeds gevelmaatregelen moeten worden gerealiseerd zonder dat die inhoudelijk (nog) nodig zijn, is in de planregels een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Wel moet dan vooraf worden aangetoond dat voldaan wordt aan de maximaal toelaatbare binnenniveaus.
Wet geluidhinder Volgens de Wet geluidhinder heeft iedere geluidsbron een eigen zone. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied langs een geluidbron. De zonebreedte van een weg is vastgelegd in de Wet geluidhinder. De ruimte boven de weg hoort ook bij de zone.
In het geval van de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geldt voor wegverkeer een voorkeurswaarde van 48 dB (A) en afhankelijk van een binnenstedelijke of buitenstedelijke situatie geldt een maximale grenswaarde van 63 dB (A) en 53 dB (A). Bij overschrijding van de voorkeurswaarden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden vastgesteld.
Nabij het plangebied aan de Veldstraat liggen de volgende gezoneerde geluidsbronnen die het gebied belasten:
30 km/u Een weg met een maximum snelheid van 30 km/uur heeft geen zone en hoeft dus niet te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Uit jurisprudentie blijkt dat 30 km/uur wegen bij planologische procedures met het oog op een 'goede ruimtelijke ordening' toch akoestisch moeten worden onderzocht. Dit wettelijk kader geldt voor de volgende (gedeelten van) wegen:
Uit de berekening (zie Bouwmans, 1 oktober 2015) blijkt dat de geluidsbelasting nergens hoger is dan de 48 dB (A) voorkeurswaarde. Dit betekent dat wat betreft de geluidgevoelige bestemmingen geen hogere waarden nodig zullen zijn om deze functies mogelijk te maken.
Wet milieubeheer De nieuwe woningen komen in de nabijheid van twee inrichtingen te liggen namelijk de supermarkt aan de Sint Jacobslaan 61 en een schoolgebouw van het Canisius College aan de Akkerlaan 19. Om te onderzoeken of de realisatie van de woningen de bestaande bedrijfsvoering van de inrichtingen niet belemmerd zijn twee akoestische onderzoeken uitgevoerd (“Bouwmans, 1 oktober 2015” en "Bouwmans, 15 maart 2016").
Uit het akoestisch onderzoek met betrekking tot de supermarkt is gebleken dat maatregelen nodig zijn om aan de grenswaarden voor geluid te kunnen voldoen. Hiervoor wordt ter hoogte van de laad- en losplaats van de supermarkt op de terreingrens een geluidscherm van minimaal 4,5 meter hoogte gerealiseerd. De ligging van het geluidscherm is op de verbeelding opgenomen en tevens zijn de regels voorzien van een voorwaardelijke verplichting. Er zijn daarnaast nog andere maatregelen te treffen om aan de grenswaarden voor geluid te voldoen. Een mogelijkheid hiertoe is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.
Als gevolg van het schoolplein en de daar aanwezige scholieren vindt ter plaatse van de nieuwbouwwoningen een overschrijding plaats van de maximale grenswaarden voor maximale geluidsniveaus. Bij de realisatie van de woningen zal rekening worden gehouden met dit piekgeluid door de woningen van extra gevelwering te voorzien zodat voldaan wordt aan de 55 dB(A) grenswaarden voor binnenniveaus uit het Activiteitenbesluit.
Goede ruimtelijke ordening Het stemgeluid afkomstig van de scholieren op het schoolplein valt buiten het bovengenoemde wettelijk kader maar dient wel beschouwd te worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. De bovengenoemde maatregel ter verbetering van de gevelisolatie moet ook in dat kader beschouwd worden.
Bestaande situatie De luchtkwaliteit in dit plangebied wordt belast door verkeersuitstoot van de Hatertseweg en de Sint Annastraat. Overige bronnen zijn voor zover bekend niet relevant of niet aanwezig.
Uit recent luchtkwaliteitsonderzoek van de gemeente Nijmegen blijkt dat op sommige kruispunten een overschrijding van grenswaarden plaatsvindt. Voor het rekenjaar 2014 is voor NO2 jaargemiddelde de contour ingevoegd. De overschrijdingen vinden plaats op het wegdek. Formeel hoeft boven het wegdek en direct langs de weg (binnen 10 meter van de rand van de weg) niet aan de grenswaarden voldaan te worden.
Toetsing aan regelgeving Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
Tabel: luchtkwaliteit
norm | ingangsdatum | |
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 |
40 ìg/m3 | 1 januari 2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 |
40 ìg/m3 | 1 juni 2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar > 50 ìg/m3 |
1 juni 2011 |
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
- de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
- de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
- bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
- De ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;
- er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5.
In het onderhavige plan bestaat het voornemen om een bestaande school om te zetten naar burgerwoningen en daarnaast een klein aantal nieuwe woningen te realiseren. Door de verkeersaantrekkende werking die deze wijziging veroorzaakt, ontstaat geen verslechtering van de luchtkwaliteit van 3% of meer. Daarmee valt de wijziging binnen de grenzen van het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen en hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden.
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. De volgende risicobronnen hebben invloed op het bestemmingsplangebied.
Toetsing aan Plaatsgebonden risico (PR) Onder het PR wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden (PR*10-6) als toetsingswaarden aangegeven voor kwetsbare objecten en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Daar waar gesproken wordt van een PR contour wordt de PR*10-6 contour bedoeld.
De PR contour van NXP is zeer ver verwijderd van het plangebied. Het PR vormt dus geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De verantwoording van het groepsrisico Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron. Het groepsrisico dient verantwoord te worden. Voor de verantwoording van het groepsrisico rond bedrijven geldt een ander afwegingskader dan de verantwoording van de risico's rond transportroutes.
De opslag van giftige stoffen bij NXP kunnen in een zeer onwaarschijnlijk scenario het plangebied bereiken (afstand 2 km). Het groepsrisico dat hierdoor kan ontstaan is zeer klein en is verantwoord in de beleidsvisie externe veiligheid die februari 2014 is vastgesteld door de gemeenteraad (Beleidsvisie EV Nijmegen, pag 33).
Conclusie Op grond van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de planontwikkeling.
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende rapport: Verkennend bodemonderzoek Veldstraat 4 Nijmegen, nr. M13B0259, MWH, 7 november 2013.
Belangrijkste conclusies:
Volgens het onderzoeksrapport is op de locatie een bodemverontreiniging aanwezig, maar de verontreiniging bevindt zich onder een toegangsweg. Bij het huidige gebruik zijn er geen risico's aanwezig omdat de verontreiniging is afgedekt met bestrating. Indien de toegangsweg onveranderd blijft of hooguit een nieuwe afdeklaag krijgt, verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Grondwater Het plangebied bevindt zich in het grondwaterbeschermingsgebied ”Heumensoord”. Voor een grondwaterwingebied is de Omgevingsverordening Gelderland van toepassing. Volgens de verordening moeten alle activiteiten in een grondwaterbeschermings/wingebied voldoen aan het standstill/step forward beginsel. De voorgenomen activiteiten zijn getoetst aan het stand-still/step forward beginsel:
Hieronder volgen de criteria om aan het stand-still/step forward beginsel te voldoen:
- Waar mogelijk dient conform het convenant Duurzaam bouwen Gelderland '99 gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Dit betreffen bouwmaterialen die geen verspreiding van zware metalen en of organische microverontreinigingen veroorzaken en hierdoor geen nadelige invloed hebben op de bodem en het grondwater. Dat betekent dat er in principe geen koper, brons en zink kan worden toegepast als dakbedekking. Lood moet worden geseald om run-off te voorkomen;
- er mag geen locale verslechtering optreden van de bodemkwaliteit door infiltratie. De bodemkwaliteit is ongeveer gelijk aan die voor dit gebied geldende achtergrondwaarden. Van een locale verslechtering van de bodemkwaliteit door infiltratie is geen sprake zolang dat niet plaatsvindt onder de toegangsweg naar de Sint Jacobslaan omdat daar een sterke verontreiniging in de bodem zit;
- het is niet toegestaan om ondergrondse voorraadtanks in het plangebied toe te passen;
- er mogen geen potentieel bodembedreigende activiteiten plaatsvinden.
Conclusie Op grond van bodem zijn er geen belemmeringen voor de planontwikkeling.
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed kunnen aansluiten op de omgeving.
Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.
Situering van gebouwen In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen op dit vlak. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
Bereikbaarheid Wat bereikbaarheid betreft is het wenselijk dat de panden in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken. Daarbij zijn de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. In dit specifieke geval is een tweezijdige ontsluiting niet voor alle geplande appartementen goed mogelijk, aangezien een deel van de appartementen is gelegen op een achterterrein dat enkel is ontsloten vanaf de Veldstraat. Deze ontsluiting dient in beginsel te voldoen aan artikel 6.37 van het Bouwbesluit. Aandachtspunt daarbij is de 4,2 meter doorgangshoogte die vereist is, in relatie tot de bomen op het terrein (de bomen zullen opgekroond moeten worden/blijven). Een tweede doorgang vanaf de St. Jacobslaan is te smal voor brandweervoertuigen. Tweezijdige ontsluiting zal dus voor een aantal woningen niet mogelijk zijn: een keermogelijkheid op het binnenterrein is dan de minimale vereiste.
Conform Bouwbesluit dient de afstand van de openbare weg/ontsluitingsweg op particulier terrein tot de toegang van het pand volgens het Bouwbesluit 2012 niet meer dan 10 meter te bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Dit is redelijkerwijs haalbaar, mits er parkeervakken op de Veldstraat 'afgekruist' worden (dus: vervallen) aangezien de bochtstralen anders niet door brandweervoertuigen gehaald kunnen worden.
Bluswatervoorziening Het Bouwbesluit 2012 (artikel 6.30) stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Afstand van de bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor de betrokken panden in dit plangebied minimaal 30 m3 water per uur. De situatie qua bluswatervoorziening op deze locatie voldoet niet aan deze vereisten (de brandkranen liggen op te grote afstand van de ingangen van diverse woningen). Met het bijplaatsen van brandkranen zal dit vermoedelijk niet opgelost worden, maar wel enigszins verbeterd.
Een geboorde put of een droge blusleiding kunnen strijdigheid met artikel 6.30 van het Bouwbesluit opheffen.
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer enkele beperkingen ziet ten aanzien van bluswatervoorziening en bereikbaarheid. Deze beperkingen kunnen opgeheven worden, mits aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan. Bij de verdere uitwerking zal hier aandacht voor moeten zijn; nader overleg met de brandweer is daarbij gewenst.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
De watertoets Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet.
Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
- Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000) - Bestuursakkoord Water (mei 2011) - Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009) - Waterplan 2010 – 2015 (WP4) - Waterbeheersprogramma 2016-2021 (Waterschap Rivierenland, vastgesteld op 27 november 2015, ingegaan op 22 december 2015) - Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014
Algemeen Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Sint Anna. Voor dit gebied zijn het Waterplan Nijmegen (2001), het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 en de Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
Oppervlaktewater Binnen het plangebied en directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater Het plangebied bevindt zich in een grondwaterbeschermingsgebied. In de bodemparagraaf zijn randvoorwaarden voor de infiltratie van hemelwater aangegeven.
In grondwaterbeschermingsgebieden is het verboden om afstromend hemelwater van gebouwen, wegen, parkeerplaatsen en andere verhardingen en terreinen voor gemotoriseerd verkeer op of in de bodem te lozen. Dit geldt niet voor gebouwen als geen bouwmaterialen worden gebruikt die tot gevolg hebben dat potentieel voor het grondwater schadelijke stoffen door afspoeling of uitloging in het grondwater kunnen komen. Het geldt ook niet voor gebouwen als afstromend water uitsluitend via een doelmatig werkend zuiveringssysteem in de bodem infiltreert. Het geldt ook niet voor wegen, parkeerplaatsen en andere verhardingen en terreinen voor gemotoriseerd verkeer indien voldaan wordt aan de algemene voorschriften uit onderdeel E van bijlage 4 van de Omgevingsverordening Gelderland van december 2015. Van het voornemen tot het lozen van afstromend water op of in de bodem zoals hiervoor bedoeld, dient degene die de activiteit onderneemt een melding te doen bij de Provincie Gelderland.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door: - een grondwater gerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden; - maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur vanhet oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur); - een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos).
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
Riolering/ hemelwater De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Veldstraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. De gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater'.
Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Het afkoppelen van daken van bestaande gebouwen is niet verplicht, echter hiervoor heeft de gemeente Nijmegen een afkoppelsubsidie beschikbaar.
Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan ingediend te worden.
Infiltratievoorzieningen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de regels van de Omgevingsverordening Gelderland. Eén van die regels is dat de vijver niet dieper mag zijn dan 2 meter.
Flora en faunawet
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt.
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.
Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd (“Quickscan perceel Veldstraat 4 te Nijmegen, 15 april 2016”) Uit het onderzoek blijkt het volgende:
Vleermuizen Indien er werkzaamheden aan het hoofdgebouw plaatsvinden zoals het vernieuwen/aanpassen van de daklijsten en/of aan de aanbouw zijn negatieve effecten ten aanzien van vleermuizen niet uit te sluiten. De recenter aangebouwde nieuwbouw omvat geen mogelijkheden voor vleermuizen. Om de aanwezigheid van vleermuizen aan te tonen/dan wel uit te sluiten wordt aanbevolen om nader onder onderzoek conform het Vleermuisprotocol uit te voeren. Hiervoor worden zowel in de kraamperiode (mei-juli) als paarperiode (augustus-september) twee bezoeken aan het plangebied gebracht om de functie voor vleermuizen vast te stellen.
Huismus In het gebouw en de aanwezige bomen binnen het plangebied zijn geen sporen en/of nesten van vogels met jaarrond beschermde nestplaats aangetroffen. De dakconstructie van het hoofdgebouw ziet er door de hoogte en aanwezigheid van dakpannen met kieren/wegkruipmogelijkheden en dakgoot wel geschikt uit als nestgelegenheid voor huismus (Tabel 3 AmvB artikel 75). Op basis van de kenmerken van het schoolgebouw, de groene directe omgeving en waarnemingen van de directe omgeving (NDFF) is de aanwezigheid van huismus niet uit te sluiten.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden aan de dakconstructie van het hoofdgebouw zoals het vervangen van de dakpannen en/of het vernieuwen van de houten daklijsten zijn negatieve effecten ten aanzien van huismus niet uit te sluiten. De recenter aangebouwde nieuwbouw omvat geen mogelijkheden voor de huismus. Om de aanwezigheid van huismus aan te tonen/dan wel uit te sluiten wordt aanbevolen om nader onder onderzoek conform de soortenstandaard uit te voeren. Hiervoor worden zowel in de periode april-mei twee bezoeken aan het plangebied gebracht om de functie voor huismus vast te stellen. Algemene broedvogels Door bomen en struiken buiten het broedseizoen te verwijderen en/of bebouwing buiten het broedseizoen te slopen wordt verstoring van nesten van algemene broedvogels voorkomen. Het rooien van beplanting en/of slopen van bebouwing binnen het broedseizoen is mogelijk indien is vastgesteld dat er met deze werkzaamheden geen nesten van vogels worden verstoord. Voor het broedseizoen wordt in het kader van de Flora- en faunawet geen standaard periode gehanteerd. De lengte en de aanvang van het broedseizoen verschilt per soort. Globaal moet rekening gehouden worden met de periode maart tot augustus.
Overige soorten Overige strikt(er) beschermde soorten zoals planten, vissen, amfibieën, reptielen en ongewervelden zijn gezien het ontbreken van waarnemingen uit de directe omgeving en afwezigheid van geschikt biotoop uitgesloten in het plangebied. Mogelijk komt incidenteel nog algemene soorten als egel en verschillende soorten muizen (allen Tabel 1 AmvB artikel 75) voor in het plangebied. Tenslotte valt het niet uit te sluiten dat algemene broedvogels als merel en houtduif tot broeden komen in het plangebied.
Conclusie: Voor de uitvoering van dit bestemmingsplan zijn geen belemmeringen vanuit de flora- en faunawet. Wel dient voor de uitvoering van werkzaamheden aan het hoofdgebouw nader onderzoek uitgevoerd te worden naar vleermuizen en huismussen.
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
St. Anna is één van de eerste dorpen die rond 1930 opgaat in de stad. De Hatertseweg splitst dit voormalige dorp in tweeën. De wijk is ruim opgezet en de groene uitstraling heeft de wijk vooral te danken aan het vele groen op de particuliere kavels; openbaar groen maakt slechts 2% van het oppervlak uit. De beplanting , bomen in de voortuin en monumentale bomen (zowel op voorerf als achtererf) bepalen de groene uitstraling van het plangebied in de omgeving. Het plangebied maakt echter geen deel uit van de vlakkenkaart van de hoofdgroenstructuur
Conclusie: in dit bestemmingsplan wordt de hoofdgroenstructuur in stand gehouden.
Handboek stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal: • Optimale inzet van middelen. • Waarborgen van een vitaal bomenbestand. • Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren. • Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.
Op bovenstaande kaart is te zien dat de Sint Jacobslaan onderdeel uitmaakt van de hoofdbomenstructuur. Het ondergeschikte pad aan de Sint Jacobslaan vormt geen belemmering voor de hoofdbomenstructuur.
Bomen in een stedelijke omgeving worden gemiddeld maar enkele tientallen jaren oud. Het aantal bomen dat de maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen van de laatste decennia wèl heeft doorstaan is dus beperkt. Dat maakt dat de oudere bomen binnen het bomenbestand een bijzondere categorie vormen waarvoor een zwaarder beschermingsregime is gewenst en een zo goed mogelijke ontwikkeling en bescherming van deze bomen is gegarandeerd.
De aanwezige bomen op het perceel zijn medebepalend voor het groene karakter van het plangebied. Er staan acht grote bomen in het plangebied, waarvan zeven bomen geregistreerd staan als particuliere waardevolle boom. Dit betreft één boom aan de voorzijde van het gebouw en zes op het achterrein. Bij uitvoering van de herinrichtingsplannen moet één grote boom op het achterterrein gekapt worden. Deze boom staat niet geregistreerd als particulier waardevolle boom omdat de boom in zijn voortbestaan wordt belemmerd door de bestaande bebouwing op korte afstand van de boom.
In het kader van het bestemmingsplan is een verkennende Boomeffectanalyse opgesteld (“BEA project Veldstraat 4, 21 juni 2016”). Uit het onderzoek blijkt het volgende:
Bij uitvoering van de herinrichtingsplannen moet één waardevolle boom gekapt worden (noot: dit betreft de niet geregistreerde boom).
Uit de verkennende BEA is gebleken dat duurzaam behoud van zes waardevolle bomen op het achterterrein mogelijk is, zij het onder strikte voorwaarden.
Aangezien het leefgebied van de Amerikaanse eik aan de voorzijde sterk zal veranderen omdat binnen de kwetsbare zone van de boom gebouwd zal worden, wordt verwacht dat deze boom niet duurzaam behouden kan worden. De levensverwachting na de herinrichting wordt geschat op circa 10 jaar.
Wanneer de plannen verder uitgewerkt zijn, dienen in een gedetailleerde BEA de randvoorwaarden benoemd te worden zodat zes waardevolle bomen op het achterrein ook daadwerkelijk duurzaam behouden kunnen blijven. Bij onvolledige naleving van één van de randvoorwaarden is duurzaam behoud van de zes bomen op het achterrein niet mogelijk.
De kwetsbare boomzone (kroonprojectie plus 1,5 meter) van zes bomen op het achterterrein krijgt de aanduiding “waardevolle boom”.
Omdat werkzaamheden binnen het plangebied gevolgen kunnen hebben voor de bestaande bomen, dient de groeiplaats van de te behouden bomen gerespecteerd te worden. Voor alle te handhaven bomen geldt dat ontgravingen, ophogingen en verdichting van de bodem binnen de groeiplaats, evenals het opkronen van de bomen een negatieve invloed kunnen hebben op de conditie van de bomen. Vandaar dat een gedetailleerde BEA (Bomen Effect Analyse) vereist is bij een voorgenomen ingreep binnen de kwetsbare zone van de bestemde zes waardevolle bomen. Ook dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd bij ingrepen binnen de kwetsbare boomzone. De beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning zal mede plaatsvinden op grond van de uit te voeren gedetailleerde BEA.
De uitgevoerde verkennende BEA en taxatie dienen als nulmeting van de conditie van de onderzochte bomen en het bepalen van de compensatie.
Conclusie: in dit bestemmingsplan wordt de hoofdbomenstructuur in stand gehouden.Van de acht grote bomen kunnen er zes duurzaam behouden blijven bij strikte naleving van beschermende voorwaarden.
Cultuurhistorisch beleidskader
Rijksbeleid Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en die in het bestemmingsplan te verankeren. De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Voor het wijzigen en slopen van rijksmonumenten is een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.
Gemeentelijk beleid
Nota Cultureel Erfgoed Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding. De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij ruimtelijke ontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart
Het betreffende bestemmingsplangebied valt binnen gebiedstype 2 van de cultuurhistorische beleidskaart. In gebiedstype 2 gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. In bestemmingsplannen wordt maatwerk toegepast ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waarden, indien sprake is:
Bij cultuurhistorisch waardevolle structuren gaat het om lijnvormige elementen, zoals bijvoorbeeld wegen, dijken, wallen, lanen en waterlopen. Bij cultuurhistorisch waardevolle ensembles gaat het om plekken in het stadsweefsel, die van belang zijn vanwege de ruimtelijke samenhang tussen objecten en structuren met bijzondere historisch-geografische en historisch- (steden)bouwkundige waarden. Het betreft complexen, terreinen en gebieden met een herkenbaar karakter dat relatie houdt met de ontwikkelingsgeschiedenis en historische gelaagdheid van de buurt, wijk of stad.
Monumentenverordening De aanwijzing van gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, identiteitsbepalende objecten en beschermde stadsbeelden met stadsbeeldobjecten geschiedt op basis van de monumentenverordening. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.
Aandachtslijst Cultureel Erfgoed De aandachtslijst betreft een inventarisatie van onbeschermd waardevol erfgoed en is bedoeld om ongewenste sloop van cultureel erfgoed te voorkomen en herbestemming te stimuleren. De lijst is globaal getoetst aan de selectiecriteria uit de Monumentenverordening. Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan. Pas als er sprake is van een beschermingsprocedure zal dit onderzoek worden gedaan en worden de exacte cultuurhistorische waarden vastgesteld. Het college heeft de mogelijkheid om bij sloopplannen een beschermingsprocedure te starten. Op 18 maart 2015 is de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld. Diverse gebouwen en objecten in Nijmegen Midden staan op de aandachtslijst.
Cultuurhistorische analyse
Na de ontmanteling van de vestingwerken in 1874 kwam geleidelijk lintbebouwing tot stand langs bestaande uitvals- en landwegen. Verspreid langs de Sint Annastraat, Groenestraat, Havenkampseweg, Hatertseweg, Sint Jacobslaan, Van Peltlaan en Wezenlaan ontstond bebouwing. De woningen werden in opdracht van particulieren bebouwd, waarbij een gevarieerd beeld ontstond van losse bouwinitiatieven in verschillende bouwstijlen. In de jaren '20 en '30 van de twintigste eeuw raakte het gebied verder bebouwd, voornamelijk met kleine complexmatige woningbouw, hoofdzakelijk laagbouw.
In de wijken die vanaf de jaren '20 van de twintigste eeuw ontstonden werden, vanzelfsprekend, ook verschillende voorzieningen, zoals scholen, winkels, kerken en andere religieuze instellingen gebouwd. De school aan de Veldstraat 4 is één van deze voorzieningen in de wijk.
De school is in 1927 gebouwd als Rooms-Katholieke bijzondere school in opdracht van het kerkbestuur van de Kerk van Onze Lieve Vrouwe van Lourdes aan de Hatertseweg 111-113 (gebouwd in 1924-1925). De school is gebouwd in de Art Deco stijl. De ingangspartij en het trappenhuis zijn karakteristieke onderdelen. De laatste jaren was het gebouw in gebruik als praktijkschool. In de loop der jaren is de school uitgebreid. De aanbouwen uit de jaren '80 zijn minder waardevol. Het gebouw uit 1927 is geen beschermd monument, maar heeft vanwege de architectuur cultuurhistorische waarde. Het pand is daarom opgenomen op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed.
Cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan
In het nieuwe bestemmingsplan Nijmegen Midden 2015 is het religieuze cluster, bestaande uit de Onze Lieve Vrouw van Lourdeskerk, de naastgelegen pastorie, de Lourdesgrot, het voormalig Jeugdhuis (Akkerlaan 46), de voormalige Bewaarschool en het Zusterhuis cq. Bernadetteschool (Akkerlaan 40/Akkerpad 2) en de voormalige Onze Lieve Vrouw van Lourdesschool (Veldstraat 4), als waardevol ensemble opgenomen.
Als Rooms-katholiek complex uit het interbellum vormt dit ensemble een kenmerkend onderdeel van de historische gelaagdheid van het bestemmingsplangebied Nijmegen Midden (2015).
Door een nieuwe bestemming te geven aan de voormalige school kan het gebouw behouden blijven. Met behoud van het voormalige schoolgebouw blijft ook het waardevolle ensemble behouden.
Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is een woonbestemming een passende functie.
Archeologie
Rijksbeleid Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007). Een gedeelte van deze wetgeving is inmiddels overgegaan in de Erfgoedwet, die per 1 juli 2016 van kracht is; het overige zal grotendeels worden opgenomen in de Omgevingswet, waarvan de invoering is voorzien in 2018. Tot die tijd blijft dit deel van de Monumentenwet 1988 van kracht.
Provinciaal beleid De provincies hebben nog maar een beperkte rol als het om archeologie gaat. De provincies zijn verantwoordelijk voor ontgrondingen, en kunnen op basis daarvan aan de ontgrondingsvergunning ook voorwaarden stellen die betrekking hebben op archeologie. Tevens is de provincie bevoegd gezag bij inpassingsplannen en bij mer-trajecten op provinciaal niveau.
De provincie Gelderland kent een groot belang toe aan goed archeologisch beleid op gemeentelijk niveau, en heeft daarom de instelling van regioarcheologen gefaciliteerd, zodat vrijwel alle Gelderse gemeenten kunnen beschikken over gedegen archeologische ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van archeologisch beleid. Daarnaast heeft de provincie voor een drietal grotere regio's zogenaamde kennisagenda's laten opstellen, om zo de bestaande kennis en kennislacunes inzichtelijk te maken. De provincie Gelderland is verder actief betrokken bij de nominatie van de Romeinse grenszone, de Limes, tot Unesco werelderfgoed. Het is de bedoeling dat de onder deze status vallende terreinen ook planologisch beschermd gaan worden.
Gemeentelijk beleid Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met het Verdrag van Valletta en de Monumentenwet 1988, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe) bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen.
Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken, of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden, of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.
Archeologie binnen het plangebied
Gebiedsbeschrijving Het plangebied is gelegen binnen het gebied dat bestreken wordt door het bestemmingsplan Nijmegen Midden 2015. Het grootste gedeelte van dat bestemmingsplangebied is aangeduid als gebied met archeologische waarde 1 (geringe of onbekende archeologische waarde). Het huidige plangebied vormt daarop echter deels een uitzondering.
De Tweede Wereldoorlog is een van de met name genoemde thema's in de 'Nota nieuw beleid archeologie' uit 2012. Dit weerspiegelt de wens van de gemeente om meer aandacht te besteden aan deze belangrijke periode in de recente geschiedenis. Dit is nadrukkelijk ook benoemd in de recente 'Structuurvisie Nijmegen'.
Het plangebied is geïdentificeerd als een locatie die in de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetter gevorderd was voor de legering van (grotere) groepen soldaten en paramilitaire eenheden. De inmiddels opgedane ervaring leert dat deze gebouwen door de geallieerden in 1944 en 1945 vrijwel zonder uitzondering eveneens voor de legering van troepen zijn gebruikt. Het graven van schuilonderkomens en afvalkuilen kwam vaak voor op de percelen naast de gebouwen. Na het vertrek van de geallieerde troepen zijn deze gaten vaak opgevuld met allerhande resten, variërend van etensblikken, huisraad, medische spullen tot en met grotere hoeveelheden scherpe munitie. Het gaat daarbij om zowel geallieerd als Duits materiaal. Dit geeft een soms zeer persoonlijke blik op het leven in Nijmegen in een zeer roerige en ter verbeelding sprekende tijd. In de toenmalige Praktijkschool aan de Veldstraat in het plangebied waren onder andere Duitse mariniers gelegerd (1). Het gebouw en de directe omgeving zijn dan ook aangewezen als terrein van hoge archeologische waarde, waarde archeologie-3. Het resterende gedeelte van het plangebied is aangeduid als gebied met archeologische waarde 1. Voor deze waarden gelden de regels uit het facetbestemmingsplan Archeologie (2014).
Waarden en dubbelbestemming Het plangebied ligt in een gebied met verschillende waarden. Het betreft de gemeentelijke waarde 1 en de dubbelbestemming waarde archeologie 3.
Voor de gemeentelijke waarde 1 (onbekende of lage verwachting) geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ontwikkelingen in plangebieden met een oppervlakte vanaf 2500 m². Aan de dubbelbestemming waarde archeologie 3 (hoge verwachting) is een ondergrens verbonden van 50m². Wanneer de geplande verstoring of bodemingreep dieper dan 30 cm gaat is archeologisch onderzoek dan in beginsel noodzakelijk.
Vergunningplichtige ingrepen binnen de dubbelbestemming waarde archeologie 3, waarbij de bodem verstoord wordt, kunnen derhalve over het algemeen niet zonder archeologisch onderzoek uitgevoerd worden. Bij de aanvraag van een dergelijke vergunning zullen eisen ten aanzien van archeologie worden opgenomen. Gezien de specifieke verwachting t.a.v. resten uit de periode van de Tweede Wereldoorlog zal eventueel onderzoek in het plangebied met name daarop kunnen en moeten worden gericht. Sporen uit andere perioden kunnen echter niet op voorhand worden uitgesloten.
Ook vergunningplichten ingrepen in de zone met de waarde 1 zullen in sommige gevallen gepaard moeten gaan met inventariserend archeologisch onderzoek. Dergelijk onderzoek zal vooral tot doel hebben de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied nader te toetsen.
(1) Franzen 2015, nummers 11, 13, 14 en 15.
Bereikbaarheid
Gemotoriseerd verkeer: Het plangebied ligt aan de Veldstraat. Het gebied ligt tussen de Veldstraat, Akkerlaan en de Sint Jacobslaan en wordt aan de zuidzijde begrensd door de supermarkt Albert Heijn aan de Sint Jacobslaan. De Veldstraat is een weg die valt onder de categorie erftoegangsweg.
Ook is er een verbinding via een pad naar de Sint Jacobslaan. De Sint Jacobslaan valt onder de categorie gebiedsontsluitingsweg.
Langzaam verkeer: Het plangebied kan vanuit zowel de Veldstraat als de Sint Jacobslaan ontsloten worden door fietsers en voetgangers.
Openbaar vervoer: Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aangewezen op de haltevoorzieningen aan de Sint Jacobslaan. Deze bevinden zich op ca. 40 meter loopafstand van het kruispunt Sint Jacobslaan / Akkerlaan.
Expeditie Het expeditieverkeer ontsluit op dezelfde wijze als het gemotoriseerde verkeer.
Parkeren Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels parkeren. Dit is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde 'Nota Parkeernormen Gemeente Nijmegen Herziening (2016). De gemeente Nijmegen heeft een stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijke” het plangebied “Veldstraat 4” valt in gebied "schil / overloopgebied".
Verkeersveiligheid Aan de hand van de wegencategoriseringskaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidsregime er geldt. Op de GOW-plus, GOW-basis en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h.
Het plangebied ligt aan een erftoegangsweg met maximumsnelheid van 30 km/h.
Verkeerstoename:
Doordat er in het plangebied voorheen een school was gevestigd en er nu een beperkt aantal woningen komt, is er geen significante verkeerstoename of -afname.
Kabels en leidingen vormen geen belemmering.
Het plangebied ligt in een gebied met kans op explosieven. De veiligheid ten opzichte van explosieven moet altijd verzekerd zijn voor er grondwerk verricht wordt.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de nota Duurzaamheid in Uitvoering 2013-2017 vastgelegd.
Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.
Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Nijmegen wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren.
Voor woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezonder, comfortabeler gebouw.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht. In dit project wordt hier uiting aan gegeven door de principes van Passief Bouwen toe te passen.
Een collectief systeem (met individuele bemetering) biedt voor complexen zoals deze meer mogelijkheden voor efficiënt energiegebruik en verdere verduurzaming in de toekomst.
Het gebouw zal een groot dakoppervlak hebben. Door de vergroende uitvoering wordt de omgevingskwaliteit verbeterd en de waterhuishouding ontlast.
Het gebied is niet geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag omdat het een grondwaterbeschermingsgebied is. Als Koude-Warmtesystemen toegepast worden zullen deze dus met een opslagsysteem buiten de bodem (bv in een vat of een kelder) toegepast moeten worden.
Voor het plan is aangesloten bij het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen, waarin de standaardvoorschriften en een standaard kaartbeeld zijn geformuleerd. Verder is voor het plan aangesloten bij de bewoordingen en opbouw van planregels conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen (SVBP). Ten slotte voldoet het plan aan de bepalingen zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening.
Voor onderhavige ontwikkeling is gekozen voor de bestemmingen: "Groen (G)", "Tuin (T)" en "Wonen (W)", de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3 (WR-A3)" en o.a. de aanduidingen "milieuzone - functiemengingsgebied", "milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied", "geluidscherm (gs)", "ontsluiting (os)", "waardevolle boom (wm)" en "wetgevingzone - waarde archeologie 1 (WA-1)".
De voorgestelde wijziging maakt op het perceel Veldstraat 4 de realisatie mogelijk van 12 levensloopbestendige appartementen in het bestaande gebouw en 6 nieuwbouwwoningen op het voor- en achterterrein. In totaal gaat het om 18 appartementen/woningen. De woningen worden via Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) op de markt gezet. De ontwikkeling en realisatie van de nieuwbouwwoningen vindt voor eigen rekening en risico van een CPO-stichting plaats.
Het perceel maakt deel uit van de grondexploitatie Onderwijshuisvesting, deelplan Veldstraat 4, welke op 29 mei 2013 door de gemeenteraad van Nijmegen is vastgesteld.
De grondexploitatie bevat onder andere kosten voor aankoop van grond en gebouw en de gemeentelijke plankosten. Dekking van de kosten vindt plaats door verkoop van het perceel met gebouw aan een CPO-stichting. Eventuele kosten voor planschade komen voor rekening van de gemeente.
Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar is. Via de grondprijs is het kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
Voor dit bestemmingsplan is op 1 juni 2016 een vooraankondiging gepubliceerd. De zienswijzenprocedure wordt tevens als inspraak gezien. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken van 18 augustus tot en met 28 september 2016 ter visie gelegen. De tervisielegging is gepubliceerd op 17 augustus 2016. Er zijn 2 zienswijzen ingediend. Op deze plaats wordt verwezen naar de zienswijzennota, waarin de ingekomen zienswijzen zijn weergegeven en van een gemeentelijke reactie zijn voorzien. Naar aanleiding van de zienswijzen is de volgende juridisch bindende wijziging gedaan:
Er spelen geen rijksbelangen. Met de provincie Gelderland en het waterschap Rivierenland heeft ambtelijk vooroverleg plaatsgevonden.
Het plan is conform de eisen en wensen van het waterschap.
Het plan past binnen de ruimtelijke regelgeving voor grondwaterbeschermingsgebieden zoals die is opgenomen in de Omgevingsverordening (stand-still step forwardprincipe). Bodemenergiesystemen in een grondwaterbeschermingsgebied zijn verboden. Onder andere voor het bouwen van woningen en het infiltreren van afgekoppeld hemelwater moet een melding worden gedaan bij de provincie. De regelgeving hiervoor is te vinden in de Omgevingsverordening Gelderland. Infiltratievoorzieningen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de regels van de Omgevingsverordening Gelderland. Eén van die regels is dat de vijver niet dieper mag zijn dan 2 meter.