direct naar inhoud van Artikel 23 Waarde - Natuur en Landschap
Plan: Nijmegen Groenewoud Kwakkenberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP9000-VG02

Artikel 23 Waarde - Natuur en Landschap

23.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Natuur en Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden, in het bijzonder de stedenbouwkundige-, visueel-landschappelijke-, de geormofologische-en de ecologische waarden.

23.2 bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd.

23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.

23.3.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de natuur-en landschappelijke waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

23.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de landschapsarchitect omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning de natuur en landschappelijke waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de natuur en landschappelijke waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 23.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het kappen van bomen en andere beplanting;
  • d. het aanleggen van waterpartijen of vergraven, verruimen of dempen van waterpartijen.
23.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 23.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien deze:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
23.4.3 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de landschapsarchitect omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning natuur en landschapswaarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de natuur-en landschapswaarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

23.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
23.5.1 Sloopverbod

Het is verboden op of in de in lid 23.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag bestaande bouwwerken te slopen, tenzij:

het slopen van een bestaand bouwwerk binnen het verordeningengebied op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan niet omgevingsvergunningplichtig was en waarvan de sloop reeds in uitvoering was ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

23.5.2 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het slopen van een bouwwerk

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de landschapsarchitect omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning natuur-en landschapswaarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de natuur-en landschapswaarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.