direct naar inhoud van 3.6 Groen
Plan: Nijmegen Bottendaal Galgenveld - 1 (Studentenkerk professor van Weliestraat)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP7001-VG01

3.6 Groen

3.6.1 Natuurbeschermingswet

Natura 2000

De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. De meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden 'Uiterwaarden Waal' en 'Gelderse Poort', zijn gelegen respectievelijk ten noorden en noordoosten van de bebouwde kom van Nijmegen, op circa 1,7 en 2,4 km afstand van de onderzoekslocatie.

Ecologische Hoofdstructuur

De onderzoekslocatie ligt niet in of in de nabijheid van een kerngebied, verbindingsgebied of verwevingsgebied, behorend tot de EHS. De meest nabijgelegen onderdelen van de EHS betreffen de bosgebieden langs de Groesbeekseweg, circa 1,5 kilometer ten zuidoosten van de onderzoekslocatie.

Gebiedsbescherming

De EHS zal niet worden aangetast door de herbestemming van de onderzoekslocatie. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000) is niet aan de orde.

3.6.2 Flora en fauna

De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).

3.6.2.1 Zorgplicht en Verbodsbepalingen

In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.

Voor het betreffende plan is een quick-scan flora en fauna uitgevoerd (Quickscan flora en fauna Professor van Weliestraat (ong), 30 november 2010, opgesteld door Econsultancy).

Algemene zorgplicht

Voor mogelijke aanwezige algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt de algemene zorgplicht, die er ondermeer in voorziet dat al het redelijkerwijs mogelijke dient te worden gedaan om het doden van individuen te voorkomen. Uit de Quick-scan blijkt dat er in het kader van de algemene zorgplicht geen speciale maatregelen nodig zijn.

Noodzaak tot nader onderzoek

Uit de Quick-scan blijkt dat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat vleermuizen gebruik maken van de te slopen bebouwing op de onderzoekslocatie. Door de uitvoering van nader onderzoek binnen het geschikte seizoen kan dit worden vastgesteld.

Hieropvolgend is een aanvullend vleermuizen onderzoek (Aanvullend vleermuizenonderzoek Professor van Weliestraat (ong), 28 oktober 2011, opgesteld door Econsultancy).

Veldresultaten

Het pastoriegebouw binnen de onderzoekslocatie heeft een functie als zomerverblijfplaats voor gewone dwergvleermuis. Op basis van de huidige onderzoeksinspanning kan een verblijfsfunctie in het kerkgebouw met voldoende zekerheid worden uitgesloten. De deels te kappen bomen op de onder-zoekslocatie worden door enkele gewone dwergvleermuizen gebruikt om te foerageren.

Maatregelen ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet

Door het treffen van maatregelen dienen de functionaliteiten voor gewone dwergvleermuis te worden behouden en zal overtreding worden voorkomen. Met betrekking tot de sloop van het pastoriegebou-wen kan qua maatregelen worden gedacht aan:

  • rekening houden met gevoelige periodes
  • tijdig alternatieve verblijfsmogelijkheden aanbieden en/of werkzaamheden gefaseerd uitvoeren
  • te slopen/renoveren bebouwing tijdig ongeschikt maken
  • nieuwbouw geschikt maken als geschikte verblijfplaats

Voorgesteld wordt om in overleg met de initiatiefnemer te bepalen welke maatregelen er noodzakelijk zijn en hoe en wanneer deze maatregelen kunnen worden uitgevoerd. Deze maatregelen dienen vervolgens te worden vastgelegd in een ecologisch werkprotocol of een activiteitenplan.

3.6.3 Groenhoofdstructuur

Binnen het plangebied is geen groen uit de groene hoofdstructuur aanwezig.

3.6.4 Waardevolle bomen/groen

Voor alle te handhaven bomen binnen en aan de randen het plangebied geldt dat de volledige boven- en ondergrondse groeiplaats gedurende de bouwactiviteiten beschermd moet worden. Dat betekent binnen deze zone: geen graafwerkzaamheden en bodembewerking, geen transport en opslag materialen, geen ophoging van maaiveld, geen omvorming van open maaiveld naar verharding en geen (tijdelijke) verlaging of verhoging van grondwaterniveau. De padenstructuur in het groen wordt eveneens aangepast en uitgebreid met als uitgangspunt dat zo veel mogelijk bomen blijven staan.

3.6.5 Compensatie

Voor het rooien van bomen op het terrein is een rooivergunning nodig en zal de ontwikkelaar als compensatie een herplantplicht dan wel storting in het gemeentelijk bomenfonds worden opgelegd.

Uitgangspunt bij het ontwerp van het openbaar groen vormt het IBOR-niveau.

Voor alle te handhaven en nieuw te planten bomen op het terrein geldt dat er voldoende boven- en ondergrondse ruimte moet zijn:

  • voor boom 1e grootte of omloop 80 jaar: per boom 30 m3 doorwortelbare ruimte en 10m afstand t.o.v. bebouwing en 2m t.o.v. rijweg
  • voor boom 2e grootte of omloop 40 jaar: per boom 15 m3 doorwortelbare ruimte en 7m afstand t.o.v. bebouwing en 2m t.o.v. rijweg
  • voor boom 3e grootte of omloop 20 jaar: per boom 7 m3 doorwortelbare ruimte en 5m afstand t.o.v. bebouwing en 1m t.o.v. rijweg