Plan: | Nijmegen Bottendaal Galgenveld - 1 (Studentenkerk professor van Weliestraat) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP7001-VG01 |
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig.
De woningen liggen niet binnen de onderzoekszone van een weg. Verder zijn de wegen in de nabijheid van de woningen, zoals de Archipelstraat, Molukkenstraat, Professor van Weliestraat en Professor Rogierstraat, wegen met een maximum toegestane snelheid van 30 km/uur en daardoor niet gezoneerd.
Vanwege de afstand tussen de woningen en de Archipelstraat en de woningen en de Molukkenstraat, leveren beide wegen geen relevante geluidsbelasting op de gevels van de woningen. Voor een aantal wegen geldt dat ze geen relevante geluidsbelasting op de gevels van de woningen leveren omdat het wegen zijn met een lage verkeersintensiteit, dat is het geval als er zo goed als alleen bestemmingsverkeer overheen rijdt. Voor de wegen die dan nog overblijven geldt dat er tussenliggende afschermende bebouwing staat tussen de weg en de woningen, waardoor die wegen eveneens geen relevante geluidsbelasting op de gevels van de woningen leveren.
De geplande ontwikkeling kan worden gerealiseerd zonder dat er procedures nodig zijn. Verder worden er geen bijzondere eisen gesteld aan de geluidwering van de gevels van de woningen en ook niet aan de indeling. Uiteraard moet de woning voldoen aan de minimale eisen van het Bouwbesluit.
Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende twee zaken:
ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden o.a. voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). In Nijmegen worden alleen voor NO2 en PM10 mogelijke overschrijdingen verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.
De normering voor NO2 en PM10 is als volgt:
norm | Ingangsdatum1 | |
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 | 40 ug/m3 | 1-12015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 ug/m3 | 1-6-2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar > 50 ug/m3 | 1-6-2011 |
Bij een herziening naar 2 woongebouwen en een parkeerkelder moet aan de bovenstaande regelgeving en aan de luchtkwaliteitsnormen worden voldaan. De verkeersaantrekkende werking van het plan is zodanig beperkt, dat sprake is van een “niet in betekenende mate” plan (NIBM). Toetsing aan luchtkwaliteitseisen is dan niet nodig.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. Aangezien de bestemming 'wonen' niet als gevoelige bestemming is aangemerkt is dit besluit niet van toepassing.
In het kader van luchtkwaliteit is er geen bezwaar tegen het bestemmen van dit perceel voor twee woongebouwen en een parkeerkelder.
Algemeen
De uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009 van de VNG adviseert in Lijst 1 - Activiteiten een minimumafstand tussen een supermarkt en woningen/gevoelige bestemmingen van 30 meter. Tussen kantoren en de overige detailhandel wordt een minimumafstand tot woningen van 10 meter geadviseerd.
De beoogde te bouwen woontorens bevinden zich op 25 meter afstand van de supermarkt. Hieraan voldoet de ruimtelijke invulling niet.
In de Staat van bedrijfsactiviteiten – functiemenging wordt een dergelijke supermarkt echter aangemerkt als een categorie B inrichting “Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden”. Hieraan voldoet de planvorming.
Van de beperkende afstandseis uit Lijst 1- Activiteiten kan worden afgeweken.
Opgemerkt dient te worden dat voor de geplande activiteiten, een woongebouw met een ondergrondse parkeergarage een melding onder de Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit gedaan moet worden.
Uit hoofde van de Wet milieubeheer worden voorts eisen gesteld worden aan de parkeergarage om aan de grenswaarden voor benzeen te voldoen. Om hieraan te voldoen moet de parkeergarage zijn ontworpen conform NEN 2443 “Parkeren en stallen van personenauto's op terreinen en in garages”.
Conclusie
Er zijn vanuit milieu bedrijvigheid geen bezwaren aan te voeren tegen de herziening van het bestemmingsplan voor de locatie Professor van Weliestraat. Het plan kan als acceptabel worden aangemerkt.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit). Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.
Het gestelde onder a. wordt geregeld in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (BEVI). Dit besluit kent een nadere verdeling naar plaatsgebonden risico's (PR) en groepsgebonden risico's (GR).
In de nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen/bedrijven aanwezig die onder dit besluit vallen.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen modaliteiten aanwezig waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is.
Ook zijn er geen hogedruk aardgasleidingen in de naaste omgeving aardgasleidingen aanwezig.
Er zijn geen belemmeringen te verwachten met betrekking tot externe veiligheid voor de beoogde ontwikkeling.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 van de gemeente Nijmegen vastgelegd. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden.
Het uitbreiden van het voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek tot een energiescan, waarbij zowel warmtevraag als koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden, kan de bijdrage van dit project aan deze doelstelling in beeld brengen.
De andere bijdrage is adaptatie aan veranderde klimaatomstandigheden. Dit zal tevens worden toegelicht in de paragrafen Waterhuishouding en Groen. In het navolgende deel wordt uiteengezet wat die groene en blauwe aanpassingen aan de veranderende weersomstandigheden inhouden.
Vanwege klimaatverandering komen er meer en hevigere regenbuien. Ook nemen langdurige hitteperioden toe. Deze omstandigheden zijn blijvend.
Omdat er een duidelijke relatie is van groen op de leefomgeving en groen dus een positieve bijdrage levert aan de regulatie van regenwater en tegengaan van hitte stress (heat islands) is het belangrijk dat in voldoende mate groen wordt toegepast bij de bebouwing.
Zo kunnen groene daken regenwater bufferen waardoor bij hevige regenval het water in eerste instantie wordt vastgehouden en langzamerhand afstroomd. Op die manier ontstaat er minder kans op wateroverlast. Omdat het meeste regenwater op eigen terrein moet worden geborgen is het open houden van de bodem in combinatie met groen essentieel. Afvoeren van al het regenwater op het oppervlaktewater kan alleen bij schoon regenwater. In dat geval mogen geen bouwmetalen zoals koper, lood of zink worden toegepast op het dak.
Het toepassen van bomen en struiken/ liefst in combinatie met gevelgroen voorkomt opwarming van de woning en bevordert het leefklimaat binnen en direct buiten de woningen. In het groenplan moeten deze voorzieningen zijn opgenomen.
Er moet inzicht bestaan over de uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 Bro). Bodemverontreiniging kan hierop van invloed zijn. Daarom beoordelen wij de bodemkwaliteit in relatie tot het bestemmingsplan. De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende rapport: Verkennend bodemonderzoek Professor van Weliestraat 1n en 4 in Nijmegen, Envita Almelo, 24 september 2010, RHA/VN-30609.
Uit het bodemonderzoek blijkt:
Op basis van het onderzoek blijkt geen sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat geen sterke verontreiniging is aangetroffen. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik wonen. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.