direct naar inhoud van 3.3 Milieu aspecten
Plan: Heyendaal 1977 - 14 (Groenewoudseweg nabij nr. 313)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP63W14-OH01

3.3 Milieu aspecten

3.3.1 Geluid

Akoestisch gezien is er sprake van 3 belangrijke geluidbronnen namelijk de Groenewoudseweg, de busbaan langs het spoor en de spoorlijn Nijmegen-Venlo.

Akoestische situatie

De wet geluidhinder (Wgh) beschouwd zowel een woning als een medisch centrum als geluidgevoelig: dat betekent dat voor beide typen bebouwing akoestisch onderzoek nodig is en wettelijke normen van toepassing zijn.

Het begrip medisch centrum is niet nader gedefinieerd in de Wgh. Volgens uitleg van het Ministerie VROM uit 2009 is nadrukkelijk niet bedoeld dat praktijken van huisartsen, fysiotherapeuten e.d. hier onder vallen. Geconcludeerd kan worden dat een tandartsenpraktijk

Raillawaai

De grenswaarde bedraagt 55 dB voor woningen. De toekomstige geluidbelasting op de gevel en evenwijdig aan het spoor bedraagt 57 dB. Een Hogere Waarde (HW) railverkeerslawaai is daarom nodig. De maximaal mogelijke geluidbelasting (na een apart besluit Hogere Waarde) is 68 dB voor woningen.

Wegverkeerslawaai

De grenswaarde bedraagt 48 dB. De toekomstige geluidbelasting bedraagt maximaal 58 dB op de gevels die zicht hebben op de Groenewoudseweg. Een Hogere Waarde (HW) besluit wegverkeerslawaai is nodig.

Beoordeling

Een Hogere Waarde voor de woonbestemming is vereist om het bestemmingsplan te kunnen wijzigen. Elke woning heeft te maken met 1 of meer gevels waar de grenswaarde wordt overschreden en welke daarom geluidbelast zijn: hiermee is in feite elke woning geluidbelast.

Voorwaarde om een Hogere Waarde te kunnen vaststellen is dat aan de eisen van het Nijmeegs geluidbeleid moet worden voldaan.

De belangrijkste eisen uit het Nijmeegs geluidbeleid (voor woningen) zijn:

  • elke geluidbelaste woning dient een geluidluwe zijde te hebben; aan deze zijde dient ook de buitenruimte voor zover bedoeld als verblijfsruimte (hier: balkon) gelegen te zijn
  • bij een geluidbelasting van meer dan 58 dB railverkeer (hier niet van toepassing) of meer dan 53 dB wegverkeer (hier wel van toepassing) gelden de woningindelingseisen:
    • 1. Verblijfsruimten moeten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe zijde liggen.
    • 2. Ten minste één slaapkamer moet aan de geluidsluwe zijde liggen.
3.3.2 Lucht

Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriele regelingen. Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen), hierna te noemen het Besluit, van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Daarnaast is de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van belang, die aanwijzingen geeft welke concrete grens geldt voor woningbouw, inrichtingen etc. voor wat betreft de grens tussen "niet in betekenende mate" en "in betekenende mate" bijdragen. Op 1 augustus 2009 is het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) van kracht geworden. Vanaf dat moment hoeven plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. Dit ligt vast in artikel 4, lid 1 van het Besluit. In de Regeling is nader uitgewerkt dat een plan met bijvoorbeeld minder dan 1500 woningen minder dan 3% bijdraagt. Daarbij wordt uitgegaan van 5 extra verkeersbewegingen per etmaal per woning.

De aanpassing die door dit plan aan Groenewoudseweg 313 mogelijk gemaakt wordt, betreft uitbreiding met een nieuwbouw praktijkgebouw met 4 bovengelegen appartementen. Daarmee is duidelijk dat deze extra verkeersaantrekkende werking zodanig gering zal zijn, dat dit ruim binnen de criteria van "niet in betekenende mate bijdragen" zal vallen. Daarom hoeft dit plan niet getoetst te worden aan de eisen in hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer.

3.3.3 Externe veiligheid

De planlocatie ligt in de nabijheid van de spoorlijn Nijmegen-Venlo. Op deze spoorlijn vindt geen structureel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Dit betekent dat er geen risicocontour van het spoor aanwezig is. Verder zijn er geen andere vervoersassen met vervoer van gevaarlijke stoffen in de nabijheid aanwezig.

Met betrekking tot externe veiligheid/vervoer gevaarlijke stoffen voor deze bestemmingsplanherziening kan gesteld worden dat externe veiligheid niet relevant is.

3.3.4 Bodem

De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende rapport:

Verkennend bodemonderzoek Groenewoudseweg 313 te Nijmegen, 23 september 2009, UDM Midden B.V., rapportnummer 090040200.

Uit het bodemonderzoek blijkt:  

  • De grond is licht verontreinigd met zware metalen en PAK (0,0 m-mv– 2,0 m-mv);
  • Er is visueel geen asbest gevonden;

Op basis van het onderzoek blijkt geen sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.

Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.

3.3.5 Bedrijvigheid/milieuzonering

De herziening van het bestemmingsplan maakt een gebouw met een gemengde functie mogelijk. Het betreft een verandering praktijkruimte in combinatie met appartementen. Volgens bijlage 4 van de brochure Bedrijven en milieuzonering vallen artsenpraktijken in categorie A. Deze activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

3.3.6 Klimaat

Voor nieuwbouw in Nijmegen is het streven een 25% lagere EPC norm te realiseren dan wettelijk vereist. Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan een energieplan worden gemaakt. Daarmee kunnen zowel de warmtevraag als de koelingbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld worden gebracht. Bovendien kan duidelijk worden welke besparingen mogelijk zijn op de energiekosten van het project.

De ambitie van de gemeente Nijmegen is de uitstoot van broeikasgassen - vooral CO2 in 2020 met 30% verminderd te hebben en het aandeel duurzame energie van ongeveer 2% nu tot 20% in 2020 te verhogen. Daarnaast wil de gemeente een energiebesparing realiseren van 3% netto per jaar. Investeren in duurzame energie en energiebesparing kan ook bedrijfseconomisch interessant zijn.

Het verdient aanbeveling te onderzoeken of het programma klimaatneutraal kan worden gerealiseerd, waarbij er geen energievraag is voor verwarming en koeling. Voor de energievoorziening voor verwarming moet bij voorkeur worden aangesloten op het hybride warmtenet. Mocht dit warmtenet er niet komen dan moeten de mogelijkheden voor KWO of andere duurzame technieken worden onderzocht. Elektriciteit zou duurzaam kunnen worden opgewekt met zonnepanelen. Voor bouwmaterialen kan zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de principes van ecologisch bouwen. Dit betekent het gebruik van bouwmaterialen die vriendelijk zijn voor mens, natuur en omgeving, waarbij ook veel aandacht is voor een gezond binnenmilieu in het gebouw.