Plan: | Nijmegen Centrum - Binnenstad - 12 (Stratemakerstoren, Lange Baan) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP5012-VG01 |
Aan de oostelijke Waalkade aan de voet van het Valkhof ligt de Stratemakerstoren, ooit onderdeel van de 2e vestingmuur. De Stratemakerstoren is decennia lang onzichtbaar geweest maar met de sloop van het bedrijf Alewijnse eind jaren '80 vorige eeuw is de toren weer tevoorschijn gekomen. Al jaren wordt gestreefd naar de realisatie van een centrum voor natuur- en cultuurhistorie. Dit gaat tevens functioneren als 'poort' naar de Ooijpolder en Gelderse Poort. Initiatiefnemers zijn Staatsbosbeheer, museum de Stratemakerstoren, Natuurmuseum Nijmegen, Milieu Educatiecentrum Nijmegen, IVN Rijk van Nijmegen en de gemeente. Omdat de Stratemakerstoren zelf onvoldoende ruimte biedt voor een centrum voor natuur- en Cultuurhistorie is de locatie verruimd met het gebied onder en aan de Lange Baan terzijde van de muur van het Groene Balkon. Het bestemmingsplan dat dit mogelijk maakt is op 25 juni 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van Nijmegen.
Bij de archeologische opgraving bij de Valkhofheuvel blijkt de Stratemakerstoren veel groter dan eerder gedacht. Aan de achterkant tot in de voet van de Valkhofheuvel zijn massieve muren aangetroffen, die horen bij een tot voor kort onbekende achterzijde van de 16e-eeuwse Stratemakerstoren. Het archeologisch onderzoek vond plaats vanwege de bouw van De Bastei. De recente vondst is aanleiding om het ontwerp van De Bastei aan te passen, zodat de archeologische vondsten voor het publiek worden behouden.
Het plangebied is gelegen aan de bovenzijde van de Veerpoorttrappen en in het Valkhofpark. Zie figuur 1.
Het gebouw beslaat een oppervlakte van circa 330 m².
Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Figuur 1: Plangebied in omgeving
Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Nijmegen Centrum - Binnenstad. Dit bestemmingsplan is door de raad op 28 november 2012 vastgesteld; het plan is op 24 december 2013 onherroepelijk geworden.
De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerend bestemmingsplan, omdat de ingangspartij voor het museum valt binnen de bestemming 'groen'. De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen zoals voetpaden.
Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).
Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 3 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 4 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In 2012 heeft het de Rijksoverheid de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld, waarin het ruimtelijk beleid wordt vastgelegd. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports, brainports en valleys met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor deze topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn. En deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health Valley.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:
Besluit ruimtelijke ordening
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden.
Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd als procesvereiste. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe wordt in artikel 3.1.6 van het Bro een artikellid ingevoegd (artikel 3.1.6, tweede lid, nieuw), op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen.
Het plan vormt geen nieuw te realiseren stedelijke ontwikkeling.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit Ruimtelijke Ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
In het Barro zijn een aantal onderdelen van nationaal belang opgenomen die beschermt worden.
Binnen het plangebied zijn geen onderdelen van het Barro van toepassing
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Omgevingsvisie Gelderland, vastgesteld door Provinciale Staten op 9 juli 2014. De inhoud van de omgevingsvisie is voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.
Duurzame economische structuur
Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren. De provincie wil samen met haar partners de kansen benutten, met oog voor de unieke kwaliteiten van Gelderland. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.
Deze versterking van de economie gebeurt in een andere context dan een aantal jaar geleden. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. De versterking van de economie vergt een andere aanpak. Dat betekent vooral dat de provincie zich met haar partners richt op:
Borgen van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving
Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. De realisatie van deze tweede centrale doelstelling betekent vooral:
Onderhavig plangebied is gelegen in de structuurvisiegebieden:
Hieronder worden de voor deze planherziening van belang zijnde structuurvisiegebied nader uitgewerkt:
Romeinse Limes
Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van 01-10-2012 de Limes (de Romeinse Rijksgrens) aangewezen als te beschermen (potentieel) Nederlands erfgoed in het kader van de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Het geeft de provincies opdracht om de onderdelen van de Limes te beschermen. Daartoe dienen deze nader beschreven te worden. Het gebied waarbinnen de Limes, of beter: de limeszone, ligt, omvat ook grote delen van de gemeente Nijmegen. Het plangebied ligt binnen de grenzen van de limeszone zoals die nu bekend is.
De provincie en haar partners streven er samen naar de historische verdedigingslinie de Limes te beschermen met adequate ruimtelijke regelingen. Het is een cultuurhistorisch fenomeen van wereldbelang dat gedeeld wordt met buurprovincies. De ambitie van de provincie is om de Romeinse Limes te beschermen tegen ongewenste ingrepen en verder te ontwikkelen en beleefbaar te maken. Er loopt een aanvraag bij Unesco om de Romeinse Limes aangewezen te krijgen als werelderfgoed. Ontwikkelingen zijn alleen mogelijk als deze de aanwezige kernkwaliteiten niet aantasten. De kernkwaliteiten van de Romeinse Limes worden niet aangetast door deze ontwikkeling, maar worden juist geintegreerd in de nieuwbouw van de Bastei en zichtbaar gemaakt voor inwoners.
2.3.1 Structuurvisie Nijmegen 2013
In December 2013 heeft het College van B&W de Structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Duurzame stedelijke ontwikkelingen staan centraal in de structuurvisie, dit basisprincipe hangt samen met de volgende drie integrale ruimtelijke pijlers:
Meer dan in de afgelopen jaren zet de gemeente Nijmegen, samen met partners, in op organisch en vraaggericht ontwikkelen, waar mogelijk in minder complexe projecten. De uitdaging is om daarbij het aanbod beter toe te snijden op de vraag vanuit de markt met meer aandacht voor de wensen van bewoners door burgerparticipatie, maatwerk, tijdelijk gebruik van leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, innovatieve oplossingen en een focus op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in en om de stad. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong.
De ruimtelijke inrichting van steden wordt steeds meer een doorslaggevende economische concurrentiefactor. Hoge ruimtelijke kwaliteit wordt steeds belangrijker in de concurrentiestrijd met andere steden. Steden worden aantrekkelijker door samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners te stimuleren, door een goede bereikbaarheid op openbaar vervoersknooppunten en door het aanbieden van toplocaties voor talent en investeerders. Minstens zo belangrijk is het ontwerpen en aanbieden van concurrerende woonmilieus, met hoogwaardige voorzieningen, voldoende recreatiemogelijkheden, cultuur en leefkwaliteit. We zullen steeds meer met gemengde bestemmingen in bestemmingsplannen werken, om economische kansen mogelijk te houden.
Cultuurhistorie
Cultuurhistorie draagt bij aan een duurzame stedelijke ontwikkeling: de identiteit van een gebied en de kwaliteit van het woon- en leefklimaat wordt mede bepaald door de geschiedenis van de plek. De ambitie is om cultuurhistorie, monumenten en andere karakteristieke gebouwen en objecten bij te laten dragen aan een toekomstbestendige en duurzame stad, waar mensen graag willen wonen, werken en verblijven.
Het gebied Valkhofkwartier bestaat uit de deelgebieden Valkhofpark, Waalpark (aan weerszijden van Voerweg), Kelfkensbos, Hunnerpark, Lindenberg, de Veerpoorttrappen en de Waalkade. Er spelen diverse ontwikkelingen in dit gebied, zoals de bouw van de Donjon, de herbestemming van de Stratemakerstoren aan de Waalkade, de restauratie van het Valkhofpark en initiatieven voor de historische haven en het Waalkadegebied. Al deze ontwikkelingen vinden plaats op steenworp afstand van elkaar. De inzet van de visie is dat al deze initiatieven samen veel sterker staan en gezamenlijk het merk ' Het Valkhofkwartier' stevig neerzetten. Met de visie willen we een aanzet geven om met de partners in het gebied tot transformatie van het gebied tot een nog aantrekkelijker verblijfsgebied.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat met dit bestemmingsplan de archeologische vondsten zichtbaar worden gemaakt.
Nijmegen wil zich nadrukkelijker manifesteren als oudste stad van Nederland. De ontwikkeling van de Donjon en de reconstructie van het Valkhofpark vinden plaats in het Valkhofkwartier. Initiatiefnemers rondom het Valkhof hebben de stichting 'Valkhofkwartier' opgericht.
Het streven van de stichting is het creëren van een plek waar kunst en cultuur, horeca en winkelaanbod samenkomen in een mooie, springlevende en betekenisvolle omgeving die 2000 jaar historie herbergt. Onder de noemer Valkhofkwartier worden een aantal initiatieven ontplooid die zowel inwoners van Nijmegen als toeristen naar de binnenstad van Nijmegen moeten trekken.
In Nijmegen vindt langs de Waal een grote stedelijke gebiedstransformatie plaats, van 'Nijmegen aan de Waal' naar 'Nijmegen omarmt de Waal'. De Bastei is een belangrijk element in deze transformatie, het vormt een vanzelfsprekende 'stepping stone' in de herinrichting van de Waalkade.
De recente archeologische vonden in het plangebied hebben de gemeente doen besluiten om het ontwerp van de ingangspartij van de Bastei aan te passen. Dit om deze archeologische vondsten zoveel mogelijk voor het publiek kunnen behouden en te kunnen integreren. Dit ontwerp zal zorgvuldig worden ingepast in het landschap en aansluiten bij de lokale ecologische en cultuurhistorische karakteristieken. Bij de uitvoering zal gebruik worden gemaakt van natuurlijke materialen.
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen gebouwen, objecten en structuren met cultuurhistorische waarde te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.
De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Het plangebied is gelegen in het van rijkswege beschermde stadsgezicht Benedenstad. Het plangebied ligt tevens in het rijksmonument Valkhof en in het archeologisch rijksmonument Valkhof. Bouwen in een beschermd stadsgezicht is vergunningsplichtig.
Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest om ook het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld.
Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet:
De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit van de locatie te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De beleidskaart onderscheid vier gebiedstypen: 1. Gebieden waar alleen ingezet zal worden op behoud van historische structuren. 2. Gebieden waar het hoofdzakelijk gaat om de samenhang tussen structuur en bebouwing. 3. Gebieden met een rijke cultuurhistorische gelaagdheid. 4. Beschermde gebieden.
Het plangebied valt geheel binnen gebiedstype 4 van de cultuurhistorische beleidskaart. In beschermde gebieden is cultuurhistorie de bepalende factor bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Er is in deze gebieden sprake van een bijzonder karakter, met een samenhang tussen het stedenbouwkundig plan, het bebouwingsbeeld, de architectuur van de bebouwing en eventueel het aanwezige groen. De cultuurhistorische waarden liggen ten grondslag aan de bescherming en zijn daarom geïnventariseerd en veelal bekend.
Uitgangspunt is de bestaande situatie zoveel mogelijk te handhaven of te versterken en ontwikkelingsmogelijkheden af te stemmen op de cultuurhistorische waarden en karakteristieken. Er is gedetailleerde aandacht voor cultuurhistorie. In bestemmingsplannen zorgen planregels en passende functies voor behoud van de cultuurhistorische waarden. Er is in deze gebieden sprake van overwegend conserverende bestemmingsplannen. Ten behoeve van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal van de initiatiefnemer een cultuurhistorisch onderzoek gevraagd worden, waarin de kansen en beperkingen met betrekking tot cultuurhistorie zijn benoemd en wordt aangegeven op welke wijze deze in de plannen kunnen worden ingepast. Aan deze voorwaarde is voldaan.
De Monumentenverordening is de juridische basis om monumenten en gebieden te kunnen beschermen. De aanwijzing tot gemeentelijk monument wordt ingezet voor objecten en gebouwen die dusdanig belangrijk en karakteristiek zijn voor Nijmegen dat ongewenste wijzigingen en sloop op voorhand voorkomen moeten worden. Niet alle cultuurhistorisch waardevolle objecten zijn beschermd. Daarom heeft de gemeente ter completering van het monumentenbestand een aandachtslijst in voorbereiding, die naar verwachting eind 2013 zal worden vastgesteld. Op de aandachtslijst staan alle gebouwen, objecten en terreinen die in aanmerking komen voor plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst, als gemeentelijk of archeologisch monument of als identiteitsbepalend object. De aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsbeeld wordt ingezet voor (delen van) buurten/ wijken met een bijzondere verkaveling, een vanuit cultuurhistorisch belangwekkend stratenplan of stedenbouwkundige structuur. Onder de bescherming kunnen onder meer voor- en zijgevels vallen, erfafscheidingen, straatprofielen en straatmeubilair.
Het plangebied kent geen gemeentelijke monumenten noch gemeentelijk beschermde gebieden.
De afgelopen jaren zijn verscheidene plannen gepresenteerd om enerzijds de bouwkundige situatie van de toren te verbeteren en tegelijkertijd meer ruimte voor het museum te creëren en anderzijds het gebouw een grotere attentiewaarde aan de Waalkade te geven. Omdat de Stratemakerstoren van oudsher een gesloten gevel aan de Waalkade heeft en de achterzijde letterlijk meer ruimte biedt voor een entreeruimte is het idee ontstaan om de ingang van de Bastei aan de zuidzijde van de Lange Baan te plaatsen. Hier wordt het maaiveld opgetild om een ruime entree te scheppen. Bij archeologisch onderzoek voorafgaand aan de bouw zijn vele belangwekkende vondsten gedaan, die in situ behouden blijven. Dit heeft verlies van vloeroppervlak voor het beoogde museum tot gevolg. Daarom is een nieuw ontwerp gemaakt, waarbij de entreeruimte verder doorloopt onder de Valkhofheuvel, waardoor meer vierkante meters beschikbaar komen. Deze planwijziging heeft bovengronds geen gevolgen voor de monumentale aspecten van het gebied (van rijkswege beschermd stadsgezicht benedenstad) of de betrokken rijksmonumenten (Valkhof en Stratemakerstoren). De planwijziging stuit vanuit cultuurhistorisch oogpunt dan ook niet op bezwaren.
Het bodemarchief van Nijmegen is van nationale, zelfs van internationale waarde. Verschillende terreinen binnen de Nijmeegse gemeentegrenzen zijn aangewezen als archeologisch rijksmonument ex artikel 3 van de Monumentenwet. Hoewel de wettelijke bescherming er in principe toe zou moeten leiden dat deze terreinen onaangetast blijven, heeft in al deze monumenten inmiddels meer of minder grootschalig archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Aanleiding daarvoor waren over het algemeen plannen voor woningbouw, die het bodemarchief ernstig zouden aantasten.
In 1991 is het Valkhof, samen met het Hunnerpark, aangewezen als archeologisch rijksmonument, onder het monumentnr. 395952. Deze aanwijzing betekent dat de bodem beschermd is ex artikel 3 van de Monumentenwet. Ingrepen in de bodem zijn vergunningplichtig. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is degene die namens de minister van OC&W een vergunning tot wijziging van het monument kan verlenen.
Het archeologisch monument Valkhof herbergt, zo hebben enkele waarnemingen en kleinschalige onderzoeken aangetoond, sporen uit verschillende perioden, namelijk de Bronstijd, vroeg- en laat Romeinse tijd, vroege en Late Middeleeuwen.
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen, vastgelegd in de Erfgoednota 2013, is er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.
Bij de archeologische opgraving in het rijksmonument Valkhofheuvel en in het rijksmonument de Stratemakerstoren zijn vele belangrijke ontdekkingen gedaan die geheel nieuwe inzichten geven in het 2000- jarige cultuurhistorische ontwikkeling van Nijmegen. De Valkhofheuvel is één van de plekken in Nijmegen waar een historisch puzzelstuk van het lange verleden in de bodem ligt. Aangetroffen zijn resten van Romeins muurwerk. Daarnaast is er ook muurwerk aangetroffen uit de 12e eeuw dat een relatie heeft met het Ottoonse kasteel op het Valkhof en is een deel van de 13e eeuwse stadsmuur vrijgelegd. Ook fundamenten van minstens drie stadskastelen uit de 14e eeuw zijn gedocumenteerd waarvan één met een prachtige haardvloer. Gezien de aard van de vondsten, deels van nationaal belang, heeft de gemeente overleg gehad met de Rijksdienst voor Cultureel erfgoed hoe de gemeente deze archeologische vondsten zoveel mogelijk voor het publiek kunnen behouden en kunnen integreren in een aangepast ontwerp van de Bastei.
Een deel van het plangebied valt onder de bescherming van de Monumentenwet. Voor alle bodemingrepen in dit deel van het plangebied is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig.
In het gedeelte dat geen rijksbescherming geniet, geldt het beleid van de gemeente Nijmegen die hieraan een zeer hoge archeologische waarde(waarde 3) heeft toegekend. Dit betekent dat het uitgangspunt behoud in situ is. Wanneer behoud in situ niet mogelijk is, dan dient de archeologische informatie veiliggesteld te worden door middel van een opgraving. Dit deel van het plangebied krijgt de dubbelbestemming: waarde-archeologie 3 met bijbehorende voorschriften.
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Het plangebied ligt in het centrumgebied aan de Waalkade en Lange Baan. De ontsluiting vindt voor het gemotoriseerd verkeer via deze wegen plaats. Op eigen terrein bevinden zich geen parkeerplaatsen, de ontsluiting is vooral bedoeld voor voetgangers, fietsers, expeditie en hulpdiensten. Betreffende wegen functioneren als erftoegangswegen.
Het plangebied kan vanuit de Waalkade en de Lange Baan ontsloten worden voor fiets- en voetgangers.
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aangewezen op de haltevoorzieningen aan de Waalkade, Burchtstraat en Kelfkensbos. Deze bevinden zich op loopafstand van het plangebied.
Het expeditie verkeer ontsluit op dezelfde wijze als het overige gemotoriseerde verkeer.
Parkeren auto's
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels voor de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Centrum/binnenstad”.
Het aantal vaste parkeerplaatsen moet in principe op eigen terrein worden opgelost. Via de omgevingsvergunning is in bepaalde gevallen ontheffing mogelijk. Het aandeel bezoekers wordt in het centrum in de openbare parkeergarages opgelost. De dichtbijzijnde garages zijn in de Kelfkensbosgarage en de Eiermarktgarage.
Parkeren fietsen
Voor de berekening van de fietsparkeervraag is gebruik gemaakt van de door het CROW opgestelde publicatie ASVV2012 'fietsparkeerkencijfers'. Voor een museum wordt gerekend met een fietsparkeernorm van max 1,4 per 100m2 BVO. In totaal zijn dus 2 extra fietsparkeerplekken nodig. Deze worden bijgeplaatst bij de reeds geplaatste fietsklemmen bij de Linderberghaven.
In de Nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar is verkeersveiligheid de randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in Nijmegen. Aan de hand van de wegencategorisering kaart is bepaald welke snelheidsregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. Voor alle wegen rondom het Valkhofpark geldt een maximum snelheid van 50 km/h en voor de Lange Baan geldt 30 km/h.
De locatie is momenteel in gebruik als groenbestemming. De nieuwe invulling kan als passend in de naaste omgeving worden aangemerkt waarin een mix van wonen en diverse andere functies aanwezig zijn.
De beoogde functie als museum wordt in de uitgave 'bedrijven en milieuzonering' aangemerkt als een categorie A-inrichting, activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor de omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. Het nu voorliggende bestemmingsplan heeft geen aanpandige bebouwing.
In de naaste omgeving bevinden zich geen bedrijven, inrichtingen die het bouwplan kunnen beïnvloeden. Ook zal het plan geen negatieve invloed veroorzaken voor bedrijvigheid in de directe omgeving.
Met betrekking tot de parkeerbehoefte kan gesteld worden dat in de onmiddelijke nabijheid van het plangebied een drietal parkeergarages en een openbaar parkeerterrein aanwezig zijn, zodat de toename van de parkeerdruk volledig opgevangen kan worden.
Geluidgevoelige bestemmingen als wonen zijn niet voorzien. Een eventuele beoordeling aan de hand van de Wet geluidhinder (Wgh) is daarom niet aan de orde. Vanuit de Wgh behoeven er verder geen procedures te worden gevolgd.
Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende twee zaken:
Ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uit- gewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal.
Het plan heeft een beperkte extra (gemotoriseerde) verkeersaantrekkende werking. Het plangebied wordt gebruikt om de archeologische vondsten zoveel mogelijk voor het publiek te behouden.
De verkeersaantrekkende werking van het plan blijft ruim onder bovenstaande grens. Het plan is derhalve NIBM en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.
Ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel: het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2 ), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen, verpleeg- huizen en bejaardentehuizen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.
Het plan betreft geen van de bovengenoemde gevoelige bestemmingen. Het plan voldoet daarmee aan de regelgeving.
Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden:
De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groeprisico's:
Ad a) Inrichtingen
De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Dit besluit kent een verdeling naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's zoals hierboven aangegeven.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van Broekman Logistics B.V., een op- en overslagbedrijf voor gevaarlijke stoffen, gelegen aan de Vlotkampweg 67. Deze inrichting heeft een invloedsgebied van 4250 meter, het plangebied ligt op 4150 meter van deze inrichting.
Ad b) vervoer van gevaarlijke stoffen
Hier is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van toepassing '. Voor de externe veiligheid met betrekking tot vervoer van gevaarlijke stoffen wordt voor wegen, spoorwegen, vaarwegen en buisleidingen thans eveneens aangehaakt bij de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van februari 2014.
In de nabijheid van het plangebied zijn de volgende transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig:
Alle bovenstaande routes gevaarlijke stoffen hebben een invloedsgebied van 1500 meter.
Onderstaand wordt nader ingegaan op:
Met betrekking tot het plaatsgebonden risico van de onderscheiden bronnen kan het volgende worden opgemerkt:
Voor deze routes gevaarlijke stoffen geldt dat of de plaatsgebonden 10-6 risicocontour valt binnen de begrenzing van de transportas zelf, dan wel het plaatsgebonden risico zo laag is dat geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour is te bepalen.
Met betrekking tot de plaatsgebonden risico's van alle genoemde risicobronnen kan de conclusie worden getrokken dat die voor dit plangebied niet van belang zijn. Op het plaatsgebonden risico (PR) zal daarom dan ook niet meer worden ingegaan.
Zone-indeling risicocontouren groepsrisico (GR)
Hieronder worden de onderscheiden risico's voor Broekman Logistics B.V. en de onderscheiden routes gevaarlijke stoffen verantwoord.
Voor de risicobronnen zijn in de 'Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen' van februari 2014 drie zones vastgesteld waarbinnen bepaalde verantwoordingsniveaus gelden. De zones zijn globaal gebaseerd op de reikwijdte van incidenten met gevaarlijke stoffen. Omdat verschillende risicobronnen verschillende rampscenario's (kunnen) hebben, verschilt ook de zone-indeling per risicobron.
Het plangebied ligt voor wat bedrijvigheid betreft alleen binnen het invloedsgebied van Broekman Logistics B.V. aan de Vlotkampweg 67. Binnen deze inrichting worden gevaarlijke stoffen op- en overgeslagen. Zij valt daarmee onder het Bevi.
Het plangebied ligt in het invloedsgebied (zone 3), dus buiten de PR 10-8 contour. Alleen een toxisch scenario is van toepassing. Voor deze situaties is een standaard verantwoordingstekst opgenomen in de beleidsvisie op pagina 33 (verantwoording groepsrisico bij niveau 3a).
Met betrekking tot de boven aangevoerde routes gevaarlijke stoffen, kan opgemerkt worden dat omdat het plangebied voor de rivier de Waal en de spoorlijn Arnhem – Nijmegen in het invloedsgebied (zone 3) ligt waar alleen een toxisch scenario van toepassing is.
Voor de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Prins Mauritssingel - Generaal James Gavinweg - Terwindtstraat – Nieuwe Ubbergseweg dient opgemerkt te worden dat het plangebied nog net voor een marginaal deel binnen het aandachtsgebied blève (zone 2) ligt.
Bij een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen is, uitzonderingen daargelaten, het plasbrandscenario maatgevend. Het plangebied ligt echter op tenminste 190 meter uit deze gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, dus duidelijk buiten het invloedsgebied plasbrand (zone 1). Alleen een toxisch scenario is daarom van toepassing. Voor de overige risicobronnen is eveneens het toxisch scenario van toepassing. De verantwoording groepsrisico wordt verwezen naar de tekst op pagina 34 van de beleidsvisie (verantwoording groepsrisico bij niveau 3b).
Het plangebied ligt op ongeveer 125 meter uit de waterlijn van de rivier, en daarmee buiten het invloedsgebied plasbrand (zone 1) en invloedsgebied blève (zone 2) van de rivier.
Het plangebied ligt daarom met betrekking tot de Waal alleen in het invloedsgebied toxisch (zone 3). Voor deze situaties is een standaard verantwoordingstekst opgenomen in de beleidsvisie op pagina 33 (verantwoording groepsrisico bij niveau 3a).
Advies Veiligheidsregio Gelderland Zuid
Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied van meerdere risicobronnen, te weten: de inrichting Broekman Logistics BV, de rivier de Waal, de spoorlijn Arnhem - Nijmegen en gemeentelijke routering gevaarlijke stoffen. Om die reden moet het bestemmingsplan worden getoetst aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en dient de Gemeente het groepsrisico van één of meerdere risicobronnen te verantwoorden.
Verder informeren wij de Gemeente dat wij in dit specifieke geval geen uitgebreide beschouwing van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers hebben opgesteld. De reden daarvoor is dat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet of nauwelijks effect heeft op de externe veiligheidsrisico's. Wij verwijzen de Gemeente voor een beschouwing op hoofdlijnen naar de paragraaf 'bestrijdbaarheid risicobronnen' van de gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid.
Cumulatie van risico's
De risico's in het plangebied zijn zeer klein. Cumulatie van deze zeer kleine risico's leidt niet tot een andere afweging.
Gegeven de bovenstaande afwegingen, acht de Gemeente geen van deze risicobronnen een obstakel voor het realiseren van het plan.
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende bodemonderzoek:
Verkennend bodemonderzoek Waalkade 84, De Bastei te Nijmegen, MWH BV, projectnummer M140071, d.d. 4 november 2014.
Uit dit bodemonderzoek(en) blijkt:
Er zijn in het onderzoek geen sterke verontreinigingen aangetoond, er is daarom geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde bestemmingen Cultuur en Ontspanning (museum), Groen en Verkeer. Bij het realiseren van deze bestemmingen verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet.
Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Benedenstad. Voor dit gebied zijn het Waterplan Nijmegen (2001), het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 en de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2013) relevant. Er vinden wijzigingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of beschermingsgebied.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat grondwaterneutraal gebouwd wordt. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken, zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als die onvoldoende soelaas bieden, kunnen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld komen.
De riooltechnische aansluiting van het plangebied bevindt zich aan de Lange Baan. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Het is verplicht vuilwater op de openbare riolering aan te sluiten. Hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt tenzij dit niet mogelijk is. De gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater'.
Omdat in het plangebied objecten met een grote archeologische waarde aanwezig zijn en er onvoldoende ruimte is voor het aanleggen van infiltratievoorzieningen moet ook het hemelwater dat afstroomt van de daken naar de openbare riolering afgevoerd worden.
Het plangebied voorziet in circa 140 m2 verhard oppervlak. Het hemelwater dat afstroomt van de daken, stroomt via een goot met voldoende afvoercapaciteit bovengronds af naar kolk. Deze zijn aangesloten op de inspectieput met nummer 1921 van de openbare riolering. Deze put bevindt zich onderaan de Veerpoorttrappen.
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:
In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.
Om te bepalen of de Natuurbeschermingswet aan de orde is, moet er een quickscan gedaan worden.
Het dichtstbijzijnde gebied dat is beschermd onder de Natuurbeschermingswet 1998 is het Natura 2000-gebied Gelderse Poort. Dit gebied ligt op ongeveer 170 meter afstand ten oosten van het plangebied.
Conclusie:
Uit de quickscan (Toetsing beschermde natuurwaarden project herinrichting Valkhofpark, 11 februari 2013) is gebleken dat dit bestemmingsplan niet invloed is op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Conclusie:
Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura 2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura 2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt.
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen
Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.
Conclusie
Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd. Uit dat onderzoek (Toetsing beschermde natuurwaarden project herinrichting Valkhofpark, 11 februari 2013) blijkt het volgende:
Niet jaarrond beschermde vogels
Alle broedende vogels, hun broedplaatsen en de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het plangebied voor en tijdens de bouwfase, kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden.
Foerageergebied vleermuizen
Naast mogelijke verblijfsplaatsen is het gehele plangebied geschikt foerageergebied voor vleermuizen die in de omgeving een verblijfsplaats hebben. Effecten op foeragerende vleermuizen dient voorkomen te worden door de werkzaamheden overdag uit te voeren en van zonsondergang tot zonsopkomst geen bouwverlichting aan te laten staan tijdens de werkzaamheden.
Stratemakerstoren en kering
Binnen of nabij de Stratemakerstoren en de kering komen mogelijk verblijfsplaatsen van vleermuizen of nestlocaties van Huismus en Gierzwaluw voor. Door werkzaamheden wordt hierdoor mogelijk een verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overtreden. Daarom dient nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de aanwezigheid van verblijfsplaatsen van vleermuizen en Huismus en Gierzwaluw. Indien uit het nader onderzoek blijkt dat er verblijfplaatsen voor vleermuizen, Gierzwaluw en/of Huismus aanwezig zijn dienen mitigrerende maatregelen te worden getroffen. Wanneer afdoende mitigrerende of compenserende maatregelen worden getroffen is er zicht op een ontheffing Flora- en faunawet
Naar aanleiding van de quickscan is nader onderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek (Nader onderzoek Valkhofpark, 2 oktober 2013) blijkt het volgende:
Vleermuizen
Op basis van het uitgevoerde vleermuizenonderzoek wordt geconcludeerd dat negatieve effecten op essentiële gebruiksfuncties van het leefgebied van de vleermuizen door de geplande werkzaamheden zijn uitgesloten. De functionaliteit van het plangebied wordt niet aangetast door werkzaamheden en het plan. Tijdens de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van vleermuizen.
Huismus en gierzwaluw
Tijdens de onderzoeken zijn geen waarnemingen gedaan van huismus of gierzwaluw. Nestlocaties zijn niet aangetroffen. Een effect op deze soorten is uit te sluiten door de afwezigheid van nestlocaties.
Aanbevelingen
Hoewel er geen (vaste) verblijfplaatsen zijn aangetroffen in het plangebied maken vleermuizen wel gebruik van het gebied. Het gebruik van verlichting tijdens de werkzaamheden dient hierdoor tot een minimaal te worden beperkt. Daarnaast is het aan te bevelen de werkzaamheden tijdens daglicht uit te voeren, waardoor aanwezige vleermuizen niet worden verstoord.
Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode. Sloop van gebouwen, nieuwbouw en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het plangebied voor en tijdens de bouwfase, kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden.
Soorten van tabel 1 zijn vrijgesteld van ontheffingsverplichting, en zijn daarom niet meegenomen in voorliggende toetsing. Voor deze soorten geldt wel de zorgplicht.
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
Conclusie:
Door de planontwikkeling gaat een klein deel van de groene bestemming verloren. Hiermee verdwijnt een klein deel van de hoofdgroenstructuur. Gelet op de functie van het gebouw, is deze wijziging acceptabel.
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.
In 2011 heeft het gemeentebestuur het belang van grote bomen in de stad onderstreept door een lijst van monumentale en bijzondere bomen vast te stellen. In het Handboek Stadsbomen staat de volgende tekst over deze bijzondere categorie bomen:
...// Bomen in een stedelijke omgeving worden gemiddeld maar enkele tientallen jaren oud... Het aantal bomen dat de maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen van de laatste decennia heeft doorstaan is dus beperkt...Daarmee ontstaat binnen het bomenbestand een bijzondere categorie bomen waarvoor een zwaarder beschermingsregime is gewenst en een zo goed mogelijke ontwikkeling en bescherming van deze bomen is gegarandeerd //...
In het Valkhofpark staan een groot aantal monumentale bomen, waaronder één in dit bestemmingsplangebied. Bij voorgenomen werkzaamheden binnen de wortelzone van de bomen (=kroonprojectie plus twee meter) dient vooraf een Boom Effect Analyse (BEA) te worden uitgevoerd waarbij duurzame instandhouding van de bomen het uitgangspunt is.
Conclusie:
In dit bestemmingsplan wordt de hoofdbomenstructuur in stand gehouden.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd.
Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.
Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. De gemeente hanteert de GPR-methodiek om prestaties van gebouwen in beeld te brengen. Deze systematiek kan ook gebruikt worden om haar ontwerpen te optimaliseren.
Voor utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de archeologische en milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen. De nieuwbouw zal niet worden voorzien van een Koude-Warmte opslag.
Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.
Het doel van onderhavig bestemmingsplan is het juridisch kader scheppen voor het gebruik van de gebouwen en bijbehorende gronden ten behoeve van het wonen.
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsplanregels (waar de bestemmingen en dubbelbestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht) en de bijlagen (Staat van horeca-activiteiten). In de SVBP 2012 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.
Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.
In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor: "Cultuur en ontspanning en Groen".
Cultuur en ontspanning
Deze bestemming is opgenomen voor om de uitbreiding (ingangspartij) van het museum mogelijk te maken.
Groen (G)
Binnen de bestemming Groen zijn bijbehorende voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden mogelijk. In de bestemming Groen zijn tevens groutankers mogelijk gemaakt.
In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor: "Waarde - Archeologie 3" en "Waarde - Natuur en landschap".
Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)
In gebieden met waarde 3 (terreinen van zeer hoge archeologische waarde) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht waarvoor grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder het maaiveld, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologische deskundige, omgevingsvergunning worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Deze dubbelbestemming beslaat het gehele plangebied.
Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming)
De dubbelbestemming is opgenomen voor het van rijkswege beschermde stadsgezicht Benedenstad. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de cultuurhistorische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen komen zowel voor op de verbeelding als in de planregels voor.
In dit bestemmingsplan komen functie-aanduidingen (langzaam verkeer, specifieke bouwaanduiding - dakvorm groen en wetgevingszone - waarde archeologie 4, bouwvlakken, maatvoeringsaanduidingen (maximum goot-en bouwhoogte en bebouwd oppervlak) voor.
De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (beeldende kunst, (bouw)werken ten algemenen nutte, ondergronds bouwen), algemene gebruiksregels (evenementen en ondersteunende horeca) en overige regels (parkeerregels, voorrangsregeling bestemmingen).
Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregel.
Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouwmogelijkheden reeds bieden, zijn er onder voorwaarden extra mogelijkheden. Deze extra mogelijkheden kunnen worden geboden via omgevingsvergunningen en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden.
Verder zijn in dit bestemmingsplan mogelijkheden opgenomen om een omgevingsvergunning te verlenen.
Wijzigingsbevoegdheden
Bij de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 3 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze dubbelbestemming te kunnen laten vervallen of juist op te nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Omgevingsvergunning
Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Bij de dubbelbestemmingen geldt er veelal een bouwverbod voor de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. Van dit bouwverbod kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken. Daarbij wordt getoetst aan de belangen die met de dubbelbestemming worden beschermd. Hiervoor dient veelal vooraf advies ingewonnen te worden bij een deskundige of beheerder. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden en/of een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.
Middels deze bestemmingsplanherziening wordt de realisatie van een nieuwe museale locatie, waarin door meerdere organisaties op het gebied van natuur, milieu en cultuurhistorie, het verhaal wordt verteld van de ontwikkeling van Nijmegen als stad aan de Waal en direct grenzend en verbindingen leggend aan één van de mooiste natuurgebieden van Nederland, de Ooijpolder en omgeving, mogelijk gemaakt.
De betreffende locatie en het gebouw zijn in eigendom van de gemeente Nijmegen. De kosten van de realisatie o.a. voortvloeiende uit de aanpassingen van het bestemmingsplan, komen ten laste van de planexploitatie, waarin de kosten en de dekking van deze kosten zijn opgenomen. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is.
Door de aangegeven dekking is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
Voor dit bestemmingsplan is een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende 6 weken ter visie gelegd. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging isgepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant".
In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.
Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf:
Onderhavig project doorkruist geen van bovengenoemde nationale belangen en is geen vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro noodzakelijk.
Per mail is het Ministerie verzocht om een reactie, tot op heden is nog geen schriftelijke reactie ontvangen. Mocht er nog een inhoudelijke reactie komen, dan zal deze verwerkt worden bij de vaststelling.
Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken willen worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden.
Het onderhavige plan is vanwege de kleinschaligheid van puur lokaal belang en hoeft niet aangeboden te worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg.
Per brief van 15 februari 2012 (kenmerk 201206566) geeft het Waterschap Rivierenland aan dat zij beoordeeld of in een plan voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding. De gemeente kan zelf bepalen of een plan waterhuishoudkundig relevant is of niet via de landelijke website www.dewatertoets.nl.
Deze toetsing is gedaan en daaruit blijkt dat er geen waterbelangen zijn die door dit plan worden geraakt.