Plan: | Nijmegen Centrum - Binnenstad - 11 (Lindenberghaven) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP5011-VG01 |
De gemeente Nijmegen wil meer historische schepen voor langere tijd binden aan Nijmegen. De haven waar bij uitstek historische schepen kunnen liggen is de Lindenberghaven. We willen een historische haven realiseren in een deel van de Lindenberghaven. De ontwikkeling tot historische haven is onderdeel van het project Oostelijke Waalkade.
Doel is de aantrekkelijkheid van de Lindenberghaven en de omgeving te vergroten. De herinrichting van de Lindenberghaven heeft naar verwachting een positief effect op de overige projecten uit de nabije omgeving (zoals de bouw van de Donjon, de herbestemming van de Stratemakerstoren aan de Waalkade en de restauratie van het Valkhofpark). We streven naar de realisatie van een historische haven waarbij rekening wordt gehouden met de huidige functies en gebruikers van de haven, maar ook met nieuwe functies. Zo kunnen horecaschepen en schepen die ingericht zijn als gastenverblijf ligplaats nemen naast de huidige woonschepen en de pleziervaart. Deze schepen dragen bij aan de doelstelling economisch bruisende binnenstad en hebben een toeristisch-economische functie.
De Lindenberghaven is uniek als stadshaven zo dicht bij het centrum van Nijmegen. Gelegen tegen het centrum en aan de Waalkade waar vanaf de Middeleeuwen tot ver in de 20e eeuw een keur aan verschillende binnenvaartschepen aanlegde, komen hier de historische schepen het meest tot hun recht.
De Lindenberghaven is een passantenhaven voor jachten en pleziervaartuigen, gelegen in het uiterste noordoost puntje van het oude Nijmegen ten westen van Waalbrug. Vooral in de zomer is het druk. Aan de huidige passantensteiger kunnen tot 50 pleziervaartjachten liggen met een lengte tot 15 meter. Jaarlijks worden gemiddeld 1.250 jachten ontvangen. In de monding van de haven liggen twee drijvende restaurants (de Nijmeegse boot en de varende pannenkoekenboot). In de haven liggen twee woonboten haaks op de steiger, een daarvan is een historisch woonschip. Aan de oostzijde heeft de Orca, een bedrijfsschip dat dienst doet als varend gastenverblijf, een vaste ligplaats. In de periode oktober t/m maart liggen er vaak historische schepen aan de passantensteiger. Dit zijn monumentale schepen ouder dan 50 jaar die deel uitmaken van de zogenaamde schepencarrousel. De schepencarrousel is een systeem waarbinnen historische schepen (zoals sleepboten, vrachtschepen en zeilschepen) uitgewisseld worden tussen verschillende ligplaatsen. De schepen liggen voor een korte periode op een ligplaats. Op de ligplaats presenteren de schepen en schippers het verhaal van het schip en de cultuurhistorie van de scheepvaart, door middel van onder andere informatieborden. Er wordt duidelijk gemaakt waar en waarom het schip gebouwd is, wat het zoal heeft beleefd in de loop van de tijd en waarom bepaalde aanpassingen gedaan zijn. Deze schepen moeten ook een functie kunnen vervullen voor toerisme en/of recreatie en/of cultuurhistorie.
Vigerend bestemmingsplan Nijmegen Centrum Binnenstad
De Lindenberghaven ligt binnen het plangebied van bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Binnenstad. Dit bestemmingsplan is op 28 februari 2013 in werking getreden.
De Lindenberghaven kent de volgende bestemmingen:
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken, aanlegsteigers, aanmeerpalen, loopbruggen, kunstwerken zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken. Voor bijbehorende voorzieningen zoals: groen, sport- en speelvoorzieningen.
Ter plaatse van de aanduiding 'haven' zijn de gronden tevens bestemd als passantenhaven en ligplaats voor maximaal 5 woonschepen, een gastenschip, een museumschip en 2 bedrijfsvaartuigen.
Voor de ontwikkeling aan de oostelijke Waalkade zal de inrichting van de Lindenberghaven aangepast worden. De wijziging van de inrichting past binnen de mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan. Echter per 1 juli 2012 is het Besluit geluidhinder en het Activiteitenbesluit gewijzigd voor wat betreft de bescherming van ligplaatsen van woonschepen tegen geluidhinder. Een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen is in het Besluit geluidhinder aangewezen als geluidsgevoelig terrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
Het gaat daarbij om legale en permanente ligplaatsen. Een legale ligplaats in het kader van het Besluit geluidhinder is een ligplaats die als zondanig is bestemd in het bestemmingsplan. De grenswaarden gelden op de grens van de ligplaats, er gelden geen binnenwaarden voor woonschepen. In het vigerende bestemmingsplan is voor de gehele lindenberghaven 1 aanduiding 'haven' opgenomen en binnen die aanduiding zijn de mogelijkheden beschreven (gronden bestemd voor: passantenhaven en ligplaats voor maximaal 5 woonschepen, een gastenschip, een museumschip en 2 bedrijfsvaartuigen). Hierbij zijn geen afstanden tussen de verschillende functies opgenomen.
Met onderhavig bestemmingsplan worden deze afstanden wel geregeld. In de regels is opgenomen dat de afstand tussen permanente woonschepen en horecaschepen minimaal 30 meter moet bedragen en de afstand tussen permanente woonschepen en bedrijfsvaartuigen minimaal 10 meter. Voor de situering van de horecaschepen is een aanduiding aan de oostzijde en een aanduiding aan de westzijde van de Lindenberghaven opgenomen. Horecaschepen zijn uitsluitend binnen die aanduiding toegestaan. Op de westelijke aanduiding voor horeca is tevens een aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen ten behoeve van het realiseren van één bedrijfs-/horecawoning behorende bij het bedrijf/horeca opgenomen. Dit betreft de bestaande bedrijfswoning op de Quirins (De Nijmeegse boot). Deze bedrijfs-/horecawoning is 1 van de vijf planologische toegestane permanente woonschepen uit het vigerende bestemmingsplan. De overige permanente woonschepen (maximaal 4) zijn mogelijk binnen de aanduiding 'woonschepenligplaats', welke is gelegen over de oostelijke helft van de Lindenberghaven. Binnen de gehele aanduiding 'haven' is een passantenhaven mogelijk, evenals niet permanente (woon)schepen en bedrijfsvaartuigen.
In navolging op Rijksbeleid worden alleen permanente ligplaatsvergunningen verstrekt aan schepen die ook beschikken over een vergunning in het kader van de Waterwet. Met de Waterwet geeft het Rijk uitvoering aan de Beleidsregels grote rivieren waarmee zoveel mogelijk ruimte aan de rivier wordt geboden.
Na dit inleidende hoofdstuk (Hoofdstuk 1) met een beschrijving van het plan, waarbij wordt ingegaan op de huidige en gewenste situatie, en de te doorlopen procedure om de gewenste situatie mogelijk te maken. Vervolgens komt in Hoofdstuk 2 het beleidskader aan de orde. Hoofdstuk 3 gaat in op de omgevingsfactoren. In Hoofdstuk 4 staat de plansystematiek centraal. In Hoofdstuk 5 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid weergegeven. Tot slot zijn in Hoofdstuk 6 de reacties uit het wettelijk vooroverleg opgenomen.
In 2012 heeft het de Rijksoverheid de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld, waarin het ruimtelijk beleid wordt vastgelegd. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports, brainports en valleys met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor deze topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn. En deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health Valley.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden.
Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd als procesvereiste. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe wordt in artikel 3.1.6 van het Bro een artikellid ingevoegd (artikel 3.1.6, tweede lid, nieuw), op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen.
Het plan vormt geen nieuw te realiseren stedelijke ontwikkeling.
De Waal is aangewezen als verbindingswater voor vrachtscheepvaart en heeft daarmee een belangrijke economische functie. Na de hoogwaters in 1993 en 1995 is door het rijk de beleidslijn Ruimte voor de Rivier opgesteld. Deze beleidslijn is inmiddels vervangen door de Beleidslijn Grote Rivieren. Uitgangspunt is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Er gelden twee concrete doelstellingen:
Voor elke activiteit in het rivierbed is een vergunning nodig (Wet beheer rijkswaterstaatswerken). De beleidslijn biedt een systematische aanpak om stap voor stap de afwegingsgronden en rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen ten behoeve van de beoordeling van initiatieven.
Stroomvoerend regime
Voor de bedijkte rivieren (waaronder de Waal) geldt dat de dijk een harde grens vormt. Hierdoor is de ruimte die de rivier beschikbaar heeft voor de maatgevende afvoer ingesnoerd. Het gebied achter deze dijken loopt grote risico's bij overstroming of dijkdoorbraak. Voor het waarborgen van de veiligheid van de gebieden achter de dijken is het bij hoogwater van groot belang dat een vlotte afstroming gegarandeerd is. Obstakels in het rivierbed dienen te worden voorkomen. De verwachte toenemende rivierafvoeren vragen om meer (buitendijkse) ruimte, waar deze nu al schaars is in dit gebied. Dit vraagt om terughoudendheid bij het toestaan van nieuwe ontwikkelingen in het rivierbed. Voor bedijkte rivieren is het stroomvoerend regime van kracht.
Voor niet-riviergebonden activiteiten geldt een “nee, tenzij”- regime. Dat wil zeggen dat uitbreiding of vestiging van nieuwe, niet-riviergebonden activiteiten in principe niet mogelijk is, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek kan worden aangetoond dat specifieke omstandigheden van toepassing zijn. Zo kan er sprake zijn van een groot openbaar belang of zwaarwegend bedrijfseconomisch belang. Ook is het denkbaar dat een activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd.
In het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' is de ruimtelijke doorwerking van de Beleidslijn grote rivieren geregeld.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit Ruimtelijke Ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
In het Barro zijn een aantal onderdelen van nationaal belang opgenomen die beschermt worden. Voor dit plangebied zijn de onderdelen Rijksvaarwegen en Grote rivieren van belang.
De rivier de Waal behoort tot de categorie Rijksvaarweg (hoofdwateren in Bijlage II, lid 1, onder C van het Waterbesluit). Dit betekent dat er rekening moet worden gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor de scheepvaart (artikel 2.1.3. van het Barro). Daarbij wordt gelet op het volgende:
Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet in planologische wijzigingen die een van bovenstaande onderdelen belemmeren.
De rivier de Waal behoort tot de categorie Grote rivieren (kaart Grote rivieren, Bijlage III bij het Barro) en onderhavig plangebied is gelegen in de subvlakken rivierbed en stroomvoerend deel rivierbed.
Rivierbed
Het gehele plangebied is gelegen in het vlak 'rivierbed', een nieuw bestemmingsplan gelegen in dit vlak wijst ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan alleen nieuwe bestemmingen in een rivierbed aan in het geval er sprake is van:
Eventuele resterende waterstandeffecten of afname van het bergend vermogen moeten worden gecompenseerd. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd hoe de effecten op de waterstand en de afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd.
Met onderhavig bestemmingsplan wordt voldaan aan bovengenoemde punten en er is geen sprake van effecten op de waterstand of afname van het bergend vermogen. Het betreft een haven (passantenhaven en voor overige schepen), die in het bestemmingsplan 'Nijmegen Centrum - Binnenstad' ook al als zodanig bestemd is.
Stroomvoerend deel rivierbed
Het gehele plangebied is gelegen in het vlak 'stroomvoerend deel rivierbed'. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het stroomvoerend deel van het rivierbed kan, ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan, uitsluitend een wijziging mogelijk maken, voor zover daarbij een of meer van de volgende activiteiten worden mogelijk gemaakt:
Het betreft een haven (passantenhaven en voor overige schepen), die in het bestemmingsplan 'Nijmegen Centrum - Binnenstad' ook al als zodanig bestemd is en is daarmee passend in het 'stroomvoerend deel rivierbed'.
Omgevingsvisie Gelderland:
Onderhavig plangebied is gelegen in de volgende relevante structuurvisiegebieden:
Hieronder worden de voor deze planherziening van belang zijnde structuurvisiegebieden nader uitgewerkt.
Groene ontwikkelingszone
De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven.
Bevoegd gezag voor de GNN/GO is de provincie Gelderland. Het provinciaal beleid uit de omgevingsvisie is vertaald in de provinciaalse omgevingsverordening. Onder hoofdstuk 2.7 Natuur en landschap zijn zowel het GNN als de GO omschreven.
Conclusie
Dit bestemmingsplan valt binnen de groene ontwikkelingszone van het Gelders Natuurnetwerk. Met onderhavig bestemmingsplan wordt een herinrichting van de Lindenberghaven mogelijk gemaakt waarbij aangesloten wordt bij de vigerende mogelijkheden uit het bestemmingsplan 'Nijmegen Centrum Binnenstad'. Er worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, het nieuwe bestemmingsplan dient voornamelijk om een functiescheiding in het kader van een goede ruimtelijke ordening te regelen. Aangezien alle toegestane functies in het bestemmingsplan 'Nijmegen Centrum Binnenstad' in de gehele Lindenberghaven zijn toegestaan is er met onderhavig bestemmingsplan geen sprake van een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied.
Regio Stadsregio
De Stadsregio Arnhem Nijmegen wordt gekenmerkt door:
De inzet van gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en de provincie is nodig om in te kunnen spelen op de opgaven in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De gezamenlijke inspanningen richten zich onder andere op de speerpunt 'gebiedskwaliteiten benutten': kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met ontwikkelingsmogelijkheden.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de versterking van een cultuurhistorische kwaliteit. We willen een historische haven realiseren in een deel van de Lindenberghaven. De ontwikkeling tot historische haven is onderdeel van het project Oostelijke Waalkade. Doel is de aantrekkelijkheid van de Lindenberghaven en de omgeving te vergroten. De herinrichting van de Lindenberghaven heeft naar verwachting een positief effect op de overige projecten van de oostelijke Waalkade en nabije omgeving (zoals de bouw van de Donjon, de herbestemming van de Stratemakerstoren aan de Waalkade en de restauratie van het Valkhofpark).
In combinatie met de ligging van de Lindenberghaven dichtbij de Ooijpolder (via de brug over Het Meertje) vormt deze ontwikkeling een versterking van de stedelijke kwaliteit en van de entree van het buitengebied.
Romeinse Limes
De provincie en haar partners streven er samen naar de historische verdedigingslinie de Limes te beschermen met adequate ruimtelijke regelingen. Het is een cultuurhistorisch fenomeen van wereldbelang dat gedeeld wordt met buurprovincies. De ambitie van de provincie is om de Romeinse Limes te beschermen tegen ongewenste ingrepen en verder te ontwikkelen en beleefbaar te maken. Er loopt een aanvraag bij Unesco om de Romeinse Limes aangewezen te krijgen als werelderfgoed.
Ontwikkelingen zijn alleen mogelijk als deze de aanwezige kernkwaliteiten niet aantasten.
De kernkwaliteiten van de Romeinse Limes worden niet aangetast door deze ontwikkeling.
In December 2013 heeft het College van B&W de Structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Duurzame stedelijke ontwikkelingen staan centraal in de structuurvisie, dit basisprincipe hangt samen met de volgende drie integrale ruimtelijke pijlers:
Meer dan in de afgelopen jaren zet de gemeente Nijmegen, samen met partners, in op organisch en vraaggericht ontwikkelen, waar mogelijk in minder complexe projecten. De uitdaging is om daarbij het aanbod beter toe te snijden op de vraag vanuit de markt met meer aandacht voor de wensen van bewoners door burgerparticipatie, maatwerk, tijdelijk gebruik van leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, innovatieve oplossingen en een focus op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in en om de stad. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong.
De ruimtelijke inrichting van steden wordt steeds meer een doorslaggevende economische concurrentiefactor. Hoge ruimtelijke kwaliteit wordt steeds belangrijker in de concurrentiestrijd met andere steden. Steden worden aantrekkelijker door samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners te stimuleren, door een goede bereikbaarheid op openbaar vervoersknooppunten en door het aanbieden van toplocaties voor talent en investeerders. Minstens zo belangrijk is het ontwerpen en aanbieden van concurrerende woonmilieus, met hoogwaardige voorzieningen, voldoende recreatiemogelijkheden, cultuur en leefkwaliteit. We zullen steeds meer met gemengde bestemmingen in bestemmingsplannen werken, om economische kansen mogelijk te houden.
Recreatie
Vrije tijd (toerisme en recreatie) is een belangrijke groeisector in Nijmegen. Een trend is dat het aandeel ouderen toeneemt, een belangrijkere doelgroep voor recreatie met relatief veel tijd en geld. Ook het aantal allochtonen stijgt. De vrijetijdsbesteding van deze groep is meer familie- en groepgeoriënteerde, gericht op de openbare ruimte. Tenslotte is opvallend dat steeds meer mensen in eigen land op vakantie gaan.
Nu al is de toeristische sector goed voor bijna 6% van de Nijmeegse werkgelegenheid, tegen een landelijk gemiddelde van 4%. In Nijmegen zijn drie toeristische pijlers te onderscheiden: de bruisende Binnenstad, de groene en blauwe omgeving en het verleden van Nijmegen. Nijmegen heeft een gunstig toeristisch imago, maar de hotelcapaciteit is beperkt. Nijmegen wordt gezien als een aantrekkelijke, sfeervolle, gezellige, gastvrije en ruimdenkende stad. Wandelen en fietsen worden gezien als goed bij de stad passende activiteiten, inclusief een aantrekkelijk horeca- en evenementenaanbod.
Het Stadscentrum trekt nog steeds de meeste toeristische bezoekers. Door de variatie in horecagelegenheden, maar ook door de culturele attracties als Lux, de Commanderie, de Stevenskerk en het rijke aanbod aan evenementen. We streven naar meer overnachtingsmogelijkheden in de stad, met hotels bij knoop Lent en in het Opus gebouw en een aantal kleinere initiatieven. Ook is de ambitie om de cruisevaart passagiers meer de stad in te laten komen. Blijven mensen langer in de stad, dan wordt er vaak gefietst en gewandeld in de groene omgeving of langs de Waal. Met het project Nijmegen omarmt de Waal willen we toeristische en zakelijke bezoekers kennis laten maken met diverse ontwikkelingen rond de Waal. De ontwikkeling van het Valkhofkwartier, de omgeving van het Vasim en het eiland Veur Lent bieden hiervoor volop kansen. We zetten daarnaast in op meer dagattracties (o.a. een WO2 museum) en meer locaties voor evenementen. Met deze ontwikkelingen willen we de attractiewaarde van het centrum van Nijmegen nog verder vergroten.
Horeca
In het stadscentrum bevindt zich de meeste horeca, ruimtelijk geconcentreerd in de horecaaccentgebieden met elk zijn eigen type horeca. De ambitie is om de komende jaren de belangrijke rol van de horeca verder te versterken. De horeca ondersteunt de andere functies van het stadscentrum en is een grote trekker van bezoekers. We kijken daarbij naar de ruimte die er nu nog is in de horeca-accentgebieden. Mocht deze ruimte te beperkt zijn dan kan verruiming plaats vinden. Nieuwe daghoreca kan zich vestigen in de ringstraten. De bestaande horeca in de accentgebieden en daarbuiten krijgt ook ruimte om te vernieuwen.
Cultuurhistorie
Cultuurhistorie draagt bij aan een duurzame stedelijke ontwikkeling: de identiteit van een gebied en de kwaliteit van het woon- en leefklimaat wordt mede bepaald door de geschiedenis van de plek. De ambitie is om cultuurhistorie, monumenten en andere karakteristieke gebouwen en objecten bij te laten dragen aan een toekomstbestendige en duurzame stad, waar mensen graag willen wonen, werken en verblijven.
Het gebied Valkhofkwartier bestaat uit de deelgebieden Valkhofpark, Waalpark (aan weerszijden van Voerweg), Kelfkensbos, Hunnerpark, Lindenberg, de Veerpoorttrappen en de Waalkade. Er spelen diverse ontwikkelingen in dit gebied, zoals de bouw van de Donjon, de herbestemming van de Stratemakerstoren aan de Waalkade, de restauratie van het Valkhofpark en initiatieven voor de historische haven en het Waalkadegebied. Al deze ontwikkelingen vinden plaats op steenworp afstand van elkaar. De inzet van de visie is dat al deze initiatieven samen veel sterker staan en gezamenlijk het merk ‘ Het Valkhofkwartier’ stevig neerzetten. Met de visie willen we een aanzet geven om met de partners in het gebied tot transformatie van het gebied tot een nog aantrekkelijker verblijfsgebied.
Het plangebied is gelegen in het vigerende bestemmingsplan 'Nijmegen Centrum Binnenstad' en heeft momenteel de bestemming 'Water' met de aanduiding 'haven'. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'haven' zijn bestemd voor passantenhaven en ligplaats voor maximaal 5 woonschepen, een gastenschip, een museumschip en 2 bedrijfsvaartuigen.
Woonvisie Nijmegen 2015 - 2020
Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de recent vastgestelde Woonvisie 2015 - 2020 "Samen werken aan goed wonen". De crisis zorgde niet alleen voor een andere marktwerking. Ook door wet- en regelgeving zijn verhoudingen tussen stakeholders op het beleidsveld van wonen gewijzigd. In de nieuwe woonvisie wordt het woonbeleid tot 2020 uiteengezet. Ambitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke en toekomstbestendige woonstad blijft voor iedereen. We willen dat het in Nijmegen goed wonen is voor arm en rijk, jong en oud, autochtoon en allochtoon, nu en in de toekomst. Bewoners binden in een ongedeelde stad, dat is de constante in ons woonbeleid door de jaren heen. Betaalbaarheid van het wonen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Wonen kan ook duurzamer, met minder energiegebruik en lagere woonlasten.
We willen toekomstbestendige en gevarieerde wijken die voorzien in de woningbehoefte. Dit betekent op stedelijk niveau een mix van woonmilieus en per wijk een wisselende mix van woningtypen. We ontwikkelen en beheren met respect voor de identiteit van buurten en wijken. Want elke wijk is anders. Nijmegen wil een moderne sociale stad zijn met ruimte en kansen voor iedereen.
In de onlangs vastgestelde woonvisie (d.d. 27-1-2016) is ook de woningbouwprogrammering voor de komende jaren vastgesteld. Deze woningmarktverkenning geeft de richting aan voor diverse woningbouwlocaties in de stad. Het onderzoek toont een groeiende vraag naar groenstedelijke woonmilieus. De vraag naar de overige vier woonmilieus, waaronder het centrum stedelijke woonmilieu is redelijk gelijk verdeeld. De Lindenberghaven behoort tot het centrumgebied en het centrum stedelijke woonmilieu. Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe permanente woonschepenligplaatsen mogelijk. Vanuit wonen bestaan er geen bezwaren tegen het bestemmingsplan.
Voor de invulling van de haven met verschillende schepen en functies hebben we aan de hand van een aantal scenario's gekozen voor een variant waarin er in de haven plaats moet zijn voor de huidige woonschepen, de pleziervaart en historische schepen.
In de afgelopen periode hebben we voor het bepalen van de inrichting en het ontwerp, intensief overleg gevoerd met direct betrokkenen, zoals de bewoners van de Lindenberghaven en een vertegenwoordiging van de ondernemersvereniging Waalkade, alsook met professionele organisaties op het terrein van historische schepen zoals het Havenmuseum Rotterdam en de Landelijke Vereniging voor Behoud van het Historisch Bedrijfsvaartuig (LVBHB). Alle deskundige inbreng hebben we gebruikt om tot een goed toekomstbeeld van de Lindenberghaven te komen waarbij sprake is van een juiste verdeling van de ligplaatsen voor de verschillende functies.
Voor schepen die ligplaats nemen in de Lindenberghaven bestemmen we een deelgebied van de haven voor:
De laatste categorie wordt hier toegelicht. Historische schepen met een toeristisch-recreatieve functie kunnen worden ingezet voor rondvaarten of bij evenementen in en rond de haven voor het demonstreren van de met de schepen verbonden ambachten.
Een ander voorbeeld van invulling met tijdelijke ligplaatsen voor schepen waarop wordt gewoond is de schepencarrousel. Nijmegen neemt al deel aan de schepencarrousel in de Lindenberghaven voor de winterperiode. De schepencarrousel is een systeem waarbinnen historische schepen uitgewisseld worden tussen ligplaatsen in verschillende steden. De schepen nemen maximaal drie maanden ligplaats in een haven waarna plaats wordt gemaakt voor een ander historisch schip. De eigenaren van deze historische schepen willen met hun schip/woning regelmatig verplaatsen en juist liever niet meer dan enkele maanden in dezelfde haven liggen. Door gebruik te maken van schepen van de schepencarrousel wordt het beeld in de haven dynamischer. We kiezen er voor deze schepen ook in het toeristische vaarseizoen te laten aanmeren.
Horecaschepen
Een deel van de historische haven zal worden ingericht voor horecaschepen. We willen het horeca-accentgebied Waalkade uitbreiden met de ligplaatsen voor historische horecaschepen aan de oostzijde van de Lindenberghaven. De ruimtelijke (verblijfs)kwaliteit van de Waalkade en de Lindenberghaven krijgen hiermee een belangrijke impuls waarmee we bezoekers van de stad en toeristen vanaf de cruiseschepen aan de Waalkade willen binden. Het is een uniek gebied voor horeca in de haven met de Waalbrug als achtergrond. In het bestemmingsplan worden ook de bestaande ligplaatsen voor Quirins (De Nijmeegse boot) en de Pannekoekenboot meegenomen.
Vanuit de horecanota Gastvrij Nijmegen zijn beleidslijnen opgesteld voor het toestaan van nieuwe horeca. De nieuwe horeca is niet gelegen in een horeca-accentgebied, maar wij willen nieuwe concepten op unieke locaties ondersteunen. De Lindenberghaven is een unieke locatie gericht op de toeristische bezoeker. Het initiatief voldoet aan de definitie die in de horecanota is opgenomen voor unieke locaties. Daarnaast is de nieuwe horeca gelegen naast het horeca-accentgebied Waalkade. Het horeca-accentgebied Waalkade wordt hiermee uitgebreid met de ligplaatsen voor de bestaande horecaschepen én nieuwe ligplaatsen voor historische horecaschepen in de Lindenberghaven. Hierbij zijn maximaal 5 horecaschepen in onderhavig plangebied toegestaan.
Gemotoriseerd verkeer:
De Lindenberghaven is te bereiken via de bestaande doodlopende opgang. Ten opzichte van de huidige situatie zijn er geen veranderingen. Ter hoogte van de aansluiting wordt de Waalkade eenrichtingverkeer, met uitzondering van lijnbussen en langzaam verkeer, richting Nijmegen West. Tussen het Generaal James Gavinweg en de aansluiting gelden geen beperkingen.
Langzaam verkeer:
De Lindenberghaven is via de Waalkade te ontsloten voor fietsers. Voor voetgangers zijn er naast deze ontsluiting ook nog een tweetal trappen naar de Waalkade. Voetgangers kunnen via de Ooypoort brug naar de Uiterwaarden van de Ooyse Schependom lopen.
Openbaar vervoer:
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Waalkade Deze bevinden zich ter hoogte van de vismarkt.
Expeditie vindt plaats via de opgang naar de Waalkade. Onder de Waalbrug is er voldoende ruimte om te keren en daarna weer voorwaarts te ontsluiten.
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels voor de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie en de hierin verbonden Nota Parkeernormen gemeente Nijmegen 2016. Het plangebied valt in de stedelijkheidszone "Centrumgebied".
Voor de vaste parkeerplaatsen kan per boot (mits een eigen adres) één parkeervergunning aangevraagd worden. Het aandeel bezoekers parkeren wordt in de openbare ruimte opgelost.
Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW-plus, GOW-basis en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. Op de Waalkade geldt een maximum snelheid van 50 km/h.
De belangrijkste problematiek die te verwachten is, is de mogelijk optredende spanning tussen bedrijfs- en horecabestemmingen en de in het bestemmingsplan aangewezen permanente ligplaatsen voor woonschepen. Dergelijke ligplaatsen worden met ingang van 1 juli 2012 gezien als voor geluid gevoelige bestemmingen.
Voor dit soort problematiek biedt de gangbare systematiek van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" en het hierop gebaseerde specifieke Nijmeegse beleid mbt horeca echter voldoende handreikingen om de geprojecteerde ontwikkelingen milieuhygiënisch te beoordelen.
Onderhavig bestemmingsplan voldoet aan de normstelling van zowel de VNG-brochure als het Nijmeegse beleid dienaangaande.
Daarnaast dient de geprojecteerde bedrijvigheid zich te houden aan de normstelling van het Activiteitenbesluit. Deze normstelling is zodanig dat er enerzijds voor de aangevraagde activiteiten voldoende "bedrijfsruimte" aanwezig is om deze op normale wijze te kunnen uitoefenen, terwijl anderzijds de omwonenden afdoende bescherming genieten om tegen overmatige milieuhinder beschermd te worden. Met andere woorden het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonschepen kan, ten aanzien van deze vorm van milieuhinder, in ieder geval aanvaardbaar worden genoemd.
Bestemde ligplaatsen voor woonschepen worden sinds 1 juli 2012 in het Besluit geluidhinder als geluidsgevoelig terreinen genoemd. Er is voor toepassing van de Wgh in het ruimtelijk spoor (Wro, afwijken bestemmingsplan Wabo) specifiek overgangsrecht opgenomen. Ligplaatsen in het water die op 1 juli 2012 in een gemeentelijke verordening zijn aangewezen om door een woonschip te worden ingenomen kunnen tot 1 juli 2022 bij de eerste toepassing van een aantal procedures van rechtswege worden opgenomen in het bestemmingsplan zonder dat ze worden getoetst als geluidsgevoelig terrein. Er gelden er gelden geen binnenwaarden voor woonschepen.
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig.
De ligplaatsen liggen binnen de zone van de Waalbrug en de Waalkade (Wgh wegverkeer). Op de Waalkade geldt tot aan museum de Stratemakerstoren een 50 km/u regime. Voor deze wegen is akoestisch onderzoek verricht.
De voorkeurswaarde uit de Wgh voor wegverkeer bedraagt 48 dB. Als de voorkeurswaarde wordt overschreden kan een hoge waarde worden vastgesteld. De geluidsbelasting mag in dat geval niet meer dan 63 dB bedragen.
Uit akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van wegverkeer op de Waalbrug en de Waalkade de voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden. De hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Waalkade bedraagt 54 dB. Hiermee wordt de maximum toegestane geluidsbelasting van 63 dB niet overschreden.
Het is niet mogelijk om bronmaatregelen en overdrachtsmaatregelen toe te passen en ook is het niet mogelijk om de ligplaatsen verder van de geluidbron af te situeren.
De geplande ontwikkeling kan worden gerealiseerd als voor 5 ligplaatsen een hogere waarde is vastgesteld. Een hogere waarde procedure is dus noodzakelijk.
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. Deze herziening van het bestemmingsplan "Nijmegen Lindenberghaven" leidt tot een beperkte wijziging van het gebruik van de haven.
In de omgeving zijn geen inrichtingen aanwezig die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen. Wel zijn er twee transportassen die risico's in het plangebied veroorzaken. Dit zijn de Waal, en de routering gevaarlijke stoffen van de gemeente Nijmegen over de Waalbrug.
Toets aan plaatsgebondenrisico
Onder het (PR) wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden (PR*10-6) als toetsingswaarden aangegeven voor kwetsbare objecten en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Daar waar gesproken wordt van een plaatsgebonden risicocontour wordt de PR 10-6 contour bedoelt. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour van de transportroutes. De haven ligt buiten de oeverlijn zoals gedefinieerd door Rijkswaterstaat.
Groepsrisico
De twee transportassen (Routering Nijmegen, en de Waal) hebben een invloedsgebied welke over het plangebied valt. De afstand tot de ligplaatsen voor de pleziervaart tot aan de oeverlijn is minder dan 25 meter. Het betreft hier boten die kortdurend aanwezig zijn en vaak alleen in de zomer of bij evenementen. Het zijn dus beperkt kwetsbare objecten. In zuidelijke richting is een vak bestemd voor de woonschepen. Deze woonschepen zijn kwetsbare objecten die buiten de 25 meter van de oeverlijn liggen maar binnen de 90 meter van de oeverlijn. Conform de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen (februari 2012) volstaat een lichte verantwoording van het groepsrisico.
Het aantal personen per hectare in de eerste 25 meter vanaf de oeverlijn is in het plangebied zeer gering. Alleen recreatievaart zal in deze zone afmeren en eventueel andere passanten boten. In bepaalde delen van het jaar kunnen daarmee enkele tientallen personen in deze zone verblijven. In de zone van 25-90 meter, die de gehele haven omvat, zijn naar schatting dan op bepaalde delen van het jaar maximaal 100-200 personen aanwezig in dit gebied. In de zone verder van het plangebied waarin eventueel nog toxische scenario's zich kunnen voordoen ligt de binnenstad van Nijmegen met een dichtheid van ongeveer 130 personen/ha. De toename van de dichtheid in het invloedsgebied door dit bestemmingsplan is nihil en leidt dus niet tot een merkbare toename van het groepsrisico. Berekening van het groepsrisico is op grond van de Handleiding Risicozonering Transportroutes (HART, juni 2014) dan ook niet nodig. Bij toepassing van de vuistregels uit bijlage 1 van het HART blijkt dat ook de 10% van de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Gezien het feit dat de permanente woonschepen buiten de 25 meter plasbrandaandachtsgebied ligt worden aanvullende veiligheidsmaatregelen niet nodig geacht. Vestiging van zeer kwetsbare objecten met beperkt zelfredzame personen is niet mogelijk binnen het plangebied. Aanvullende maatregelen zijn dan ook niet nodig.
De haven ligt daarnaast voor een zeer klein deel binnen de 30 meter van de routering vervoer gevaarlijke stoffen zoals die door de gemeente is vastgesteld. Het transport over de waalbrug is echter dusdanig gering (en daarmee de risico's) dat kan worden volstaan met standaard verantwoording 3b van pagina 34 van de beleidsvisie voor deze risicobron.
Advies Veiligheidsregio
De Veiligheidsregio Gelderland Zuid is gevraagd om advies uit te brengen over de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor de nieuwe ontwikkeling. In haar advies van 18 februari jl. (zie Bijlage 1 van de toelichting) geeft ze aan dat de gevolgen van de bestemmingsplanherziening dusdanig gering zijn dat kan worden volstaan met een verwijzing naar paragraaf 2.5 van de beleidsvisie externe veiligheid.
Conclusie
De ontwikkeling zoals mogelijk gemaakt wordt, na afweging van de risico's die het transport van gevaarlijke stoffen in het gebied veroorzaken, verantwoord geacht.
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst.
Ten zuiden van de haven loopt het ontsluitingspad naar het evenemententerrein 'De Kaaij'. Deze route is, naast de trap naar de Voerweg, de enige ontvluchtingsmogelijkheid voor het evenemententerrein. Om die reden is dit pad belangrijk voor ontvluchting van het terrein én als toegang voor hulpverleningsdiensten.
Voor de woonschepen aan de zuidelijke steiger geldt dat, de huidige schetsen beziend, conform de concept-handreiking 'Brandveiligheid van woonschepen en woonschepenhavens'' (2007) ontvluchting in 2 zijden vanaf de schepen mogelijk is. Dit geldt niet voor de passantensteiger, de handreiking is hierop ook niet van toepassing. De ontvluchting van de passantensteiger kan wel verbeterd worden indien men aan het westelijke uiteinde van deze steiger ook nog een verbinding met de wal (krib) maakt.
Aan de hand van de voorgelegde verbeelding kunnen, behoudens bovenstaande opmerking, wat betreft de inrichting van de openbare ruimte dan ook geen beperkingen worden geconstateerd.
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. In het plangebied worden geen gebouwen voorzien. In het geval van schepen bestaan er geen harde wettelijke eisen.
Conform de concept-handreiking 'Brandveiligheid van woonschepen en woonschepenhavens' (2007) is het echter aanbevelenswaardig om voor woonschepen een afstand van 5 meter tussen een woonschip en een ander schip aan te houden ter voorkoming van brandoverslag. Bij schepen die voor bewoning gebruikt worden, raden wij aan om dit in overweging te nemen.
Op basis van de huidige verbeelding zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen, bij de verdere inrichting van het plan raden wij u aan bovenstaande in overweging te nemen.
Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater voor gebouwen en/of bouwwerken. In het geval van schepen bestaan er geen harde wettelijke eisen.
Conform de concept-handreiking 'Brandveiligheid van woonschepen en woonschepenhavens' (2007) is het aanbevelenswaardig om voor woonschepen binnen 40 meter van de toegang van het schip in een bluswatervoorziening te voorzien. De huidige situatie voldoet niet aan deze richtlijn als men uitgaat van de nu beschikbare brandkranen.
Gezien de beperkte omvang van de voorziene boten lijkt de beschikbare hoeveelheid bluswater op de brandweervoertuigen afdoende bij een brand van beperkte omvang. Verder bestaat de verwachting dat de voertuigen van de brandweer in Nijmegen op korte termijn kunnen beschikken over dompelpompen die voor waterwinning vanaf de Waal geschikt zijn. Indien het incident dusdanig verloopt dat er behoefte is aan meer water, dan is (ook nu al) de in Nijmegen gelegen blusboot inzetbaar.
Op basis van het huidige plan zien wij dan ook geen bezwaren.
Wat bereikbaarheid betreft is het voor dit plangebied belangrijk dat het eerder aangegeven pad aan de zuidzijde van het plangebied altijd begaanbaar is voor hulpverleningsvoertuigen. Daarbij zijn brandweervoertuigen maatgevend.
Voor brandweervoertuigen is het belangrijk dat het pad voldoet aan onderstaande criteria:
Verder gaat de concept-handreiking 'Brandveiligheid van woonschepen en woonschepenhavens' (2007) uit dat de toegang van woonschepen tot op 40 meter benaderd moet kunnen worden door hulpverleningsvoertuigen. De huidige schetsontwerpen voldoen hier niet per definitie aan. Dit zou verbeterd kunnen worden door halverwege de zuidelijke steiger een extra verbinding tussen steiger en oever te maken (ter hoogte van de trap). Dit heeft als bijkomend voordeel dat brandbestrijding vanaf de wal met een hogedrukslang (standaard op brandweervoertuigen) vergemakkelijkt wordt, aangezien deze een lengte heeft van 90 meter en de steiger volgens huidige schetsen ca. 170 meter lang wordt.
Het is wenselijk dat bij de toegangen tot de steigers opstelplaatsen voor de brandweervoertuigen zijn. Dit kan de openbare weg zijn.
Op basis van de huidige verbeelding zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen, bij de verdere inrichting van het plan raden wij u aan bovenstaande in overweging te nemen.
Vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid ziet de brandweer in beginsel geen beperkingen ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan, behoudens voornoemde opmerkingen met betrekking tot inrichting van de openbare ruimte, situering en bereikbaarheid.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
Riolering
Aangrenzend en in het plangebied loopt een hoofdtransportriool met een overstort op de Lindenberghaven. Boven dit riool en de bijbehorende beschermingszone van 6 meter aan weerszijden van de leiding mag niet gebouwd worden. Bij werkzaamheden boven deze leiding is toestemming van de leidingbeheerder (gemeente Nijmegen) noodzakelijk.
Riool technische ontsluiting boten
De bestaande riooltechnische ontsluiting van de boten bevindt zich aan de Waalkade. De riolering is uitgevoerd als persriool. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater wordt verplicht op het openbaar riool aan te sluiten. Gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater'.
Niet Gesprongen Explosieven
Het plangebied valt in een hoge kans van aantreffen gebied. Hier hebben oorlogshandelingen plaatsgevonden en er hebben na de 2e WO geen grootschalige grondroerende werkzaamheden plaatsgevonden.
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet.
Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Waal (inclusief nevengeul),en het gebied Nijmegen-Centrum. Voor dit gebied is het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 relevant.
Doorstroming en waterberging Waal
Er gelden algemene regels en specifieke maatregelen op het gebied van water. Hiermee moet rekening worden gehouden bij ontwikkelingen in het gebied. Eén van de belangrijkste richtlijnen is dat het buitendijkse gebied valt onder de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de Beleidslijn Grote Rivieren. Inrichtingsmaatregelen in het gebied mogen hierdoor niet leiden tot een verminderde doorstroming of waterberging.
Beleidslijn grote Rivieren
De Waal is aangewezen als verbindingswater voor vrachtscheepvaart en heeft daarmee een belangrijke economische functie. Na de hoogwaters in 1993 en 1995 is door het rijk de beleidslijn Ruimte voor de Rivier opgesteld. Deze beleidslijn is inmiddels vervangen door de Beleidslijn Grote Rivieren. Uitgangspunt is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Er gelden twee concrete doelstellingen:
Voor elke activiteit in het rivierbed is een vergunning nodig ( Wet beheer rijkswaterstaatswerken). De beleidslijn biedt een systematische aanpak om stap voor stap de afwegingsgronden en rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen ten behoeve van de beoordeling van initiatieven.
Stroomvoerend regime
Voor de bedijkte rivieren (waaronder de Waal) geldt dat de dijk een harde grens vormt. Hierdoor is de ruimte die de rivier beschikbaar heeft voor de maatgevende afvoer ingesnoerd. Het gebied achter deze dijken loopt grote risico's bij overstroming of dijkdoorbraak. Voor het waarborgen van de veiligheid van de gebieden achter de dijken is het bij hoogwater van groot belang dat een vlotte afstroming gegarandeerd is. Obstakels in het rivierbed dienen te worden voorkomen. De verwachte toenemende rivierafvoeren vragen om meer (buitendijkse) ruimte, waar deze nu al schaars is in dit gebied. Dit vraagt om terughoudendheid bij het toestaan van nieuwe ontwikkelingen in het rivierbed. Voor bedijkte rivieren is het stroomvoerend regime van kracht.
Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
Deze Europese richtlijn en de later daaraan toegevoegde "dochterrichtlijn" Grondwater geven de beleidsregels aan voor het bereiken van een goede chemische en ecologische waterkwaliteit in alle oppervlaktewateren en het grondwater in Europa. Nijmegen valt binnen Stroomgebied Rijn-West en daarbinnen weer in het beheergebied van waterschap Rivierenland. De Waal is ook een waterlichaam binnen dit stroomgebied, waarvoor Rijkswaterstaat verantwoordelijk is.
Waterbeheerplan 2010-2015
Het Waterbeheerplan beschrijft de hoofdlijnen voor alle watertaken van het Waterschap Rivierenland (waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit en zuivering afvalwater) in deze planperiode. Ook wordt een doorkijk gegeven naar het jaar 2027 in verband met doelstellingen voor de waterkwaliteit (KRW). De KRW-maatregelen spelen op Nijmeegs grondgebied pas na 2015 (behoudens eerdere aanleg van natuurvriendelijke oevers). In het stedelijke gebied lopen gezamenlijke acties voor vergroting van de waterberging en aanleg van natuurvriendelijke oevers in het kader van ons waterplan Nijmegen 2001.
Het waterbeheerplan 2010-2015 wordt opgevolgd door het waterbeheerprogramma 2016-2021. Het ontwerp is in februari 2015 vastgesteld, definitieve vaststelling is voorzien voor november 2015.
Keur op de waterkeringen en wateren Waterschap rivierenland (2014)
Deze keur is gebaseerd op de Waterstaatswet, de wet op de waterhuishouding en de Waterstaatswet 1900. De keur ziet dus toe op de uitoefening van de natte waterstaatszorg door waterschappen. De keur stelt regels in het belang van de waterkeringzorg en het waterkwantiteitsbeheer. De waterkering is ook vastgelegd in deze keur. De begrenzingen van deze dijk en de diverse beschermingszones zijn in de zogenaamde legger vastgelegd.
Waterplan Nijmegen (2001)
Het in juni 2001 vastgestelde Waterplan Nijmegen vormt voor de Nijmeegse waterpartners de inhoudelijke en procesmatige basis voor het samen werken aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving in Nijmegen tegen de laagste maatschappelijke kosten.
De doelstellingen uit het Waterplan zijn grotendeels overgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP 2010 t/m 2016). In 2013 is het Waterplan geactualiseerd met een uitvoeringsprogramma tot 2015. In 2015 wordt het Waterplan geëvalueerd.
Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016
Het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2010-2016 geeft invulling aan de wettelijke gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het GRP beschrijft welke activiteiten en hoeveel geld en personeel nodig zijn om deze zorgplichten uit te voeren.
In het GRP 2010-2016 ligt het accent op meer en beter beheren. Dit betekent onder andere: gegevens goed op orde krijgen en houden, gericht meten aan de riolering en grondwater, en meer maatwerk bij het vaststellen van de juiste maatregelen op het juiste tijdstip. Een aantal andere belangrijke uitgangspunten en activiteiten in het GRP 2010-2016 is:
Binnen het plangebied is oppervlaktewater van de Waal aanwezig. De Waal is onderdeel van de nationale water hoofdstructuur. Rijkswaterstaat is beheerder van de Waal. De zuidzijde van de Waalbrug kruist de waterkering van de Waal. De afstroming en doorvaart van de Waal mogen niet beperkt worden en de waterkeringen langs de Waal mogen niet aangetast worden.
Door het plangebied loopt een primaire waterkering. De waterkering bestaat uit een technische constructie met een vaste keermuur, deels in combinatie met een zogenaamde flexibele waterkering, die bij dreigend hoogwater tijdelijk op de keermuur wordt geplaatst. De hoogte van de waterkering ter plekke van de Lindenberghaven ligt op NAP + 15,70 meter.
De meest recente dijkversterking is in 2009 afgerond. De waterkeuring is goedgekeurd in de derde toetsingsronde.
Beleid Waterkeringen
Waterschap Rivierenland voert zijn taken onder andere uit op grond van een wet (verordening) genaamd: de Keur Waterschap Rivierenland 2014. Hierin staat wat er gedaan moet worden (geboden) en wat er niet mag (verboden) bij een water of bij een waterkering (dijken e.d.).
Watervergunning
Voor alle uit te voeren activiteiten die de Keur verbiedt en die niet onder de algemene regels vallen, moet een watervergunning worden aangevraagd. De aanvrager dient duidelijk te maken waarom de activiteit voor hem van belang is. Het waterschap moet alle betrokken belangen afwegen. Als het belang van de aanvrager niet duidelijk is, of als het waterschap het belang niet zwaar genoeg vindt ten opzichte van het belang van het waterschap of derden (buren e.d.), wordt een watervergunning geweigerd. De waterwet stelt in dit verband dat een besluit op grond van de Keur het zogenaamde 'nee-tenzij' principe kent.
Watervergunningen worden alleen verleend als het belang van de waterkering of het waterberging niet in het gedrang komt. Beleidsregels regelen de uitoefening van bevoegdheden. Om duidelijk te maken hoe het waterschap omgaat met het verlenen van vergunningen, zijn beleidsregels opgesteld. Hierin zijn duidelijke, vaste uitgangspunten omschreven over wat belangrijk is bij veel voorkomende activiteiten. Op deze manier is het ook voor de burger duidelijk aan welke voorwaarden hij moet voldoen om een watervergunning te krijgen.
Waterkeringen zijn ontworpen om bescherming te bieden tegen een maatgevende afvoer te kunnen weerstaan. Ze zijn in het algemeen niet sterker gemaakt dan hiervoor nodig is. Bij het ontwerpen van waterkeringen is in het verleden weinig rekening gehouden met eventuele toekomstige niet-waterkerende elementen zoals bomen, gebouwen en andere objecten. Later in de kern- of beschermingszone aangebrachte niet-waterkerende elementen hebben invloed op de kwaliteit van de waterkering doordat ze:
Toetsingscriteria bij ruimtelijke plannen
De algemene toetsingscriteria voor het waarborgen van de waterstaatkundige functie van waterkeringen vallen uiteen in een aantal onderdelen. Deze onderdelen zijn hieronder aangegeven en uitgewerkt.
Beheer
Het waterschap is onder andere verantwoordelijk voor het beheer van de waterkeringen. Onder beheer wordt verstaan het geheel van activiteiten dat noodzakelijk is om te waarborgen dat de functie van de waterkering blijft voldoen aan de daarvoor vastgestelde eisen en normen. Om te zorgen dat de waterkering blijft voldoen aan de vereiste normen, is het noodzakelijk te inspecteren en te monitoren. Bij beoordeling zal altijd de toets plaatsvinden of het plan belemmerend werkt voor de inspectie en monitoring.
Onderhoud
Het waterschap wil het dijkonderhoud op een doelmatige manier uitvoeren. Zonder onderhoud neemt de kwaliteit van de waterkering af en daarmee de vereiste veiligheid. Bij beoordeling van een plan zal worden gekeken of het uitvoeren van onderhoud nog op een doelmatige wijze mogelijk is.
Functiescheiding
Tussen voorzieningen voor de waterkerende functie en voorzieningen voor andere functies moet een duidelijke scheiding aanwezig zijn. Bij andere functies moet men onder andere denken aan wegen, bebouwing, recreatief- of ander medegebruik. Verweving van functies is niet gewenst. De functie van de waterkering is van primair belang. Andere functies zijn ondergeschikt aan de waterkerende functie. Eventuele andere functies worden aan de waterkering aangepast, niet andersom.
Functiescheiding geldt in principe voor alle waterkeringen, zowel voor primaire waterkeringen als voor regionale waterkeringen.
Afmetingen en zonering van waterkering volgens legger en Keur
Bij alle waterkeringen wordt rekening gehouden met het behoud van de waterkerende functie en het kunnen uitvoeren van doelmatig beheer en onderhoud. Bovendien wordt bij een aanvraag getoetst in hoeverre ruimte is gereserveerd voor toekomstige aanpassingen en/of versterkingen aan de waterkering.
In de leggers zijn de noodzakelijke afmetingen van de waterkering vastgelegd.
Zonering: In de Keur staat vermeld dat de kernzone en de beschermingszone samen het waterstaatswerk (waterkering) vormen. Daarnaast wordt ook een buitenbeschermingszone onderscheiden. Exacte afmetingen van de zoneringen zijn beschreven in de legger. Voor de situatie waar geen legger aanwezig is, is de overgangsbepaling van artikel 7.3 van de Keur van toepassing. Hierin is voor waterkeringen, waarvoor het vaststellen van een legger niet is voorgeschreven, en/of waarvoor het vaststellen van een legger wel is voorgeschreven maar deze nog niet is vastgesteld, een zonering benoemd.
Nadere uitleg beperkingen
Iedere zone kent beperkingen ten aanzien van de activiteiten die in deze zones mogen plaatsvinden. De beperkingen zijn groter naarmate de afstand tot de waterkering kleiner wordt.
Figuur 1: De zonering ter plaatse van het plangebied
Ad. 1 Kernzone
Waterschap Rivierenland wil in principe geen nieuwe permanente bouwwerken toestaan in de kernzone van waterkeringen. De reden van dit verbod is dat bij een volgende dijkversterking vooral de ruimte in de kernzone van groot belang is.
Ad. 2 Beschermingszone
Nieuw bouwen in de beschermingszone kan alleen als bij de bouwhoogte rekening gehouden wordt met de ruimte die nodig is voor toekomstige dijkversterking. Waterschap Rivierenland zal per geval op basis van de specifieke omstandigheden overwegen welke voorwaarden gesteld moeten worden. Hierbij worden zowel de constructie van de waterkering als de constructie en de functie van het bouwwerk beoordeeld. Bij dit plan zijn onder meer de verankering van de damwanden een aandachtspunt.
Overige werken zoals slopen, afgravingen, ophogingen, beplanting en kabels en leidingen zijn niet zondermeer mogelijk en vergunningsplichtg. Er zijn speciale toetsingscriteria. Ingrepen mogen geen invloed hebben op veiligheid en stabiliteit van de waterkering
Ad. 3 Buitenbeschermingszone
Waterschap toetst onder andere op diepe ontgrondingen, maar ook ontgravingen zoals bijvoorbeeld parkeerkelders. Ingrepen mogen geen invloed hebben op veiligheid en stabiliteit van de waterkering.
Het plangebied bevindt zich in niet een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
De grondwaterstanden in het plangebied worden gedicteerd door de stand van de Waal.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet mogen wijzigen.
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:
In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.
Conclusie:
De wijzigingen in dit bestemmingsplan zijn dermate klein dat negatieve effecten op Natuurbeschermingswet niet aan de orde zijn voor dit bestemmingsplan.
Natura 2000
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Conclusie:
De wijzigingen in dit bestemmingsplan zijn dermate klein dat negatieve effecten op het nabij gelegen Natura2000 gebied Gelderse Poort niet aan de orde zijn.
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.
Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van Economische Zaken.
Conclusie:
De wijzigingen in dit bestemmingsplan zijn dermate klein dat negatieve effecten op flora en faunawet niet aan de orde zijn voor dit bestemmingsplan.
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
Conclusie:
In dit bestemmingsplan wordt de hoofdgroenstructuur in stand gehouden.
Handboek stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.
Conclusie:
In dit bestemmingsplan wordt de hoofdbomenstructuur in stand gehouden.
Rijksbeleid
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen gebouwen, objecten en structuren met cultuurhistorische waarde te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.
De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. De Lindenberghaven ligt binnen het rijksbeschermd stadsgezicht 'Benedenstad', dat in 1980 werd aangewezen.
Gemeentelijk beleid
Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest om ook het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld.
Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.
De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit van de locatie te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Het bestemmingsplangebied valt binnen gebiedstype 4 van de cultuurhistorische beleidskaart. In beschermde gebieden (gebiedstype 4) is cultuurhistorie de bepalende factor bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Er is in deze gebieden sprake van een bijzonder karakter, met een samenhang tussen het stedenbouwkundig plan, het bebouwingsbeeld, de architectuur van de bebouwing en eventueel het aanwezige groen. Uitgangspunt is de bestaande situatie zoveel mogelijk te handhaven en ontwikkelingsmogelijkheden af te stemmen op de cultuurhistorische waarden en karakteristieken. Er is gedetailleerde aandacht voor cultuurhistorie. In bestemmingsplannen zorgen planregels en passende functies voor behoud van de cultuurhistorische waarden.
Uitsnede Cultuurhistorische Beleidskaart – het plangebied valt binnen gebiedstype 4 (rood)
Historisch-ruimtelijke ontwikkeling
De Lindenberghaven ligt langs de Waalkade. Deze kade was van oudsher een plek van handel en vertier. Schepen legden langs de kade aan om geladen en gelost te worden. De Waalkade lag buiten de middeleeuwse omwalling. De locatie van de Stratemakerstoren ten zuiden van het plangebied, herinnert hier nog aan. Tot het einde van de achttiende eeuw werd het oostelijk gedeelte van de Waalkade beëindigd door de stadsmuur, die aan de voet van de Valkhofheuvel ten dele direct aan de rivier stond. In 1789, nadat de Fransen in Nijmegen behoorlijke schade hadden aangericht, werd door het stadsbestuur toestemming verleend om huizen op de plek van de Stratemakerstoren te bouwen. Vermoedelijk werd de Waalkade in deze periode in oostelijke richting verlengd. In ieder geval is op het kadastraal minuut uit 1832 zichtbaar, dat ten zuiden van de plek van de huidige Lindenberghaven inmiddels een verbinding tussen de Waalkade en de Lange Baan was ontstaan. De kade ging over in een weiland, dat aan 't Meertje grensde.
In de jaren zeventig van de negentiende eeuw werd in de buitenbocht van de Waal een zestal kribben aangelegd, die aan weerszijden van ´t Meertje kwamen te liggen. In het laatste kwart van de negentiende eeuw werd vanaf de Waalkade een strekdam in de lengterichting van de rivier aangelegd. Deze kromme dam, die begon ter hoogte van de Grotestraat, volgde het beloop van de buitenbocht van de Waal. Het gedeelte tussen de meest westelijke krib en deze nieuwe strekdam werd gedempt en ingericht als plantsoen. Het water tussen deze kade en de naastgelegen strekdam werd in gebruik genomen als haven. Bij de toegang tot deze haven kwam de Gemeentelijke Bad- en Zweminrichting te liggen, een drijvend bouwwerk dat voorheen aan Lentse zijde lag. Langs de strekdam lagen de aanmeerplaatsen van enkele stoombootrederijen.
Fragment van een stadsplattegrond uit 1897. Deze kaart geeft een indruk van de ruimtelijke inrichting van het plangebied voordat de vluchthaven werd aangelegd.
De huidige Lindenberghaven werd omstreeks 1920 aangelegd als een vluchthaven, waar schepen in geval van nood naar konden uitwijken. De vluchthaven ontstond door een transformatie van de negentiende-eeuwse haven. Wederom werd gebruik gemaakt van één van de strekdammen die in de jaren zeventig van de negentiende eeuw waren aangelegd. Ditmaal werd de dam die direct ten westen van 't Meertje lag, omgevormd tot oostelijke havendam. Vanaf deze dam kwam een nieuwe strekdam in westelijke richting te liggen, parallel aan de Waalkade. Aan de westzijde werd de inrichting gewijzigd door de gebogen strekdam te verwijderen en een gedeelte van het plantsoen af te graven. Op deze plek werd een nieuwe kade gerealiseerd, die dienst ging doen als hoge loswal. De havenmond lag tussen deze hoge loswal en de nieuwe strekdam en was in tegenstelling tot de havenmond van de oude haven stroomafwaarts gericht. De havenmond kreeg een breedte van circa 40 meter. De havenkom werd circa 65 meter breed. De 15 meter lange kade aan de westzijde van de havenkom werd gevormd door een restant van één van de zes kribben. Ten zuiden van de havenkom kwam een lage loswal te liggen. Aan de zuidzijde van deze brede strook gronden lag de hoger gelegen Waalkade. Middels twee flauwe afritten vanaf de Waalkade kon de loswal worden bereikt. Langs de westelijke afrit stond een kademuur van basaltblokken met hardstenen afdekplaat.
De Lindenberghaven in 1935. De loswal was lager dan tegenwoordig en was onverhard. De Lindenberghaven werd bij de aanleg van de Waalbrug gebruikt ten behoeve van baggerwerkzaamheden. Op de loswal werd daartoe tijdelijk een smalspoor aangelegd.
Foto van de vluchthaven tijdens hoogwater, Leeuwarder Courant, donderdag 28 februari 1935, derde blad (www.delpher.nl).
Bij de bouw van de Waalbrug in 1935-1936 werden de gronden tussen de oostelijke kademuur van de Lindenberghaven en de oostelijk daarvan gelegen krib gedempt. Op dit terrein werd één van de pijlers van de Waalbrug geplaatst. Tijdens de bouw van de brug speelde de Lindenberghaven een belangrijke rol ten behoeve van baggerwerkzaamheden en de aanvoer van bouwmaterialen.
In 1985 werd de vluchthaven in het kader van de herinrichting van de Waalkade omgevormd tot passantenhaven c.q. jachthaven. De belangrijkste ruimtelijke ingreep was de ophoging en herinrichting van de lage loswal. De huidige kademuur langs de zuidzijde van de havenmond en havenkom, die bestaat uit een schuin talud dat bekleed is met basaltblokken, dateert uit deze periode. Eveneens werd in deze periode de drijvende steiger in de haven aangelegd.
Cultuurhistorische waarden
Op navolgende kaart is de historisch-ruimtelijke ontwikkeling van de Lindenberghaven na 1850 samengevat. Vanuit cultuurhistorisch perspectief is de afmeting van de haven, die samenhangt met de ligging van de kribben die omstreeks 1875 werden aangelegd, een waardevolle karakteristiek. De oostelijke kade van de Lindenberghaven is een restant van één van deze kribben en is van hoge cultuurhistorische waarde. De strekdam langs de haven die omstreeks 1920 werd aangelegd, is eveneens van hoge cultuurhistorische waarde. Beide historisch-ruimtelijke structuren zijn van belang vanwege de historisch-stedenbouwkundige waarde en hun relatieve zeldzaamheid. Door de grootschalige herinrichting in de jaren tachtig van de vorige eeuw vormen deze twee structuren inmiddels schaarse restanten van de historische inrichting van de Waalkade. De zuidelijke kade van de Lindenberghaven is in de jaren tachtig van de vorige eeuw, bij de ophoging en herinrichting van het aanliggend terrein, tot stand gekomen. Deze kade heeft een indifferente waarde.
De Lindenberghaven herinnert aan de invloed die de scheepsvaart had op de ontwikkeling van dit gedeelte van de oude binnenstad. Kenmerkend voor de zone tussen de rivier en de bebouwing was van oudsher de sobere en functionele inrichting. De vluchthaven vormt hiervan een voorbeeld. Bij de herinrichting van de vluchthaven in de jaren tachtig is het ruwe, informele karakter gehandhaafd. De vluchthaven, inclusief de restanten van de kribben die geïntegreerd zijn in de aanleg, getuigt van de pogingen die vanaf het midden van de 19de eeuw werden ondernomen om de rivier te normaliseren, met als doel om de bevaarbaarheid te verbeteren en de veiligheid te vergroten.
Effect van planvoornemen op cultuurhistorische waarden
Het planvoornemen heeft mede betrekking op de herinrichting van de openbare ruimte rond de haven. Eén van de beoogde ruimtelijke ingrepen is het wijzigen van het profiel van de zuidelijke kade van de havenkom. De bestaande kade wordt afgegraven. Langs de oever met stortstenen wordt een voetpad aangelegd. Het naastliggend talud wordt ingericht als trap, bestaande uit betonnen zitelementen. Voorts wordt de bestaande drijvende steiger vervangen door twee nieuwe drijvende steigers. De inrichting van de zuidelijke kade van de havenkom en de bestaande steiger dateren uit het midden van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Door de beoogde ruimtelijke ingrepen worden geen cultuurhistorisch waardevolle structuren aangetast.
Door de aanleg van de betonnen trap zal de zuidelijke kade van de havenkom een eigentijds karakter krijgen. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt wordt het van belang geacht om bij de inrichting en het gebruik van de oostelijke kade en de noordelijke strekdam rekening te houden met het ruwe, informele karakter van de haven. Het behoud van dit ´historisch decor´ langs de Waal sluit tevens aan bij de intentie om de Lindenberghaven ten dele te bestemmen als ligplaats voor historische bedrijfsvaartuigen.
Verankering van cultuurhistorisch waarden in dit bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' toegekend aan de gronden, vanwege de ligging van het plangebied binnen het rijksbeschermd stadsgezicht Benedenstad. Aan deze dubbelbestemming zijn regels gekoppeld die gericht zijn op het behoud van cultuurhistorische waarden en het herstel en benutten van het cultuurhistorisch karakter.
Toetsingskader
Gelet op het feit dat het plangebied valt binnen het rijksbeschermd stadsgezicht Benedenstad dient de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in het kader van het wettelijk vooroverleg als een belanghebbende instantie betrokken te worden.
Archeologie is binnen de planologie een conserverende waarde. Immers, archeologie is een niet aanvulbare waarde, wat wil zeggen wat eenmaal vernietigd is, nooit meer hersteld kan worden. Vandaar dat de omgang met archeologie zo op behoud is gericht. Behoud, bij voorkeur in situ, staat voorop, en dit principe zien we op elk niveau van archeologiebeleid terug.
De wens om archeologie in situ te behouden heeft verschillende achtergronden. Ten eerste het uitgangspunt dat de natuurlijke conservering de beste is, en ten tweede dat archeologie in zijn context begrepen moet worden. Een archeologische vondst, of het nu een voorwerp of een structuur is, is een drager van informatie, in relatie tot zijn omgeving. Het zal altijd iets kunnen zeggen over de lokale geschiedenis, vaak over de regionale geschiedenis en soms ook over de nationale geschiedenis of zelfs internationale geschiedenis. Archeologie zonder context heeft duidelijk aan waarde verloren.
Een derde uitgangspunt is de aanname dat toekomstige generaties mogelijk betere vormen van archeologisch onderzoek zullen hebben. Typerend voor gravend archeologisch onderzoek is dat het onderzoek het onderzoeksobject vernietigd: je kunt het maar eenmaal onderzoeken. Dit verklaart de nadruk op het goed documenteren van wat er tijdens het onderzoek aangetroffen wordt, zowel in het veld als nadien bij de uitwerking. Vandaar de hoop dat door nieuwe technieken dit mogelijk zal veranderen. Zouden we nu alles opgraven dan kan men later nooit meer onderzoek doen.
Een vierde en niet onbelangrijk punt is de economische kant van archeologisch onderzoek. Dit kan erg duur zijn, waardoor bijvoorbeeld de economische haalbaarheid van een plan in het geding kan komen. Maatregelen om de bodem niet of maar beperkt te verstoren zijn dan ook economisch zinvol.
Archeologie geeft inzicht in de (lokale) geschiedenis, en kan een belangrijke identiteitsdrager zijn. Het streven is om cultuurhistorische waarden, waaronder archeologie, mee te nemen bij inrichtingsplannen. Gebieden met een grote cultuurhistorische waarde hebben naast een grote leefbaarheid vaak ook een hogere economische waarde.
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
De provincies hebben nog maar een beperkte rol als het om archeologie gaat. Door de Monumentenwet 1988 is de rol van het rijk en de provincies sterk afgenomen, ten gunste van de gemeenten. Deze zijn verantwoordelijk voor het opnemen van archeologie in bestemmingsplannen en voor het daarvan afgeleide vergunningenstelsel. Er zijn enkele uitzonderingen hierop: de provincies zijn verantwoordelijk voor ontgrondingen, en kunnen op basis daarvan aan de ontgrondingsvergunning ook voorwaarden stellen die betrekking hebben op archeologie. Tevens is de provincie bevoegd gezag bij inpassingsplannen en bij mer-trajecten op provinciaal niveau.
De provincie Gelderland kent een groot belang toe aan goed archeologisch beleid op gemeentelijk niveau, en heeft daarom de instelling van regioarcheologen gefaciliteerd, zodat vrijwel alle Gelderse gemeenten kunnen beschikken over gedegen archeologische ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van archeologisch beleid. Daarnaast heeft de provincie voor een drietal grotere regio's zogenaamde kennisagenda's laten opstellen, om zo de bestaande kennis en kennislacunes inzichtelijk te maken. De provincie Gelderland is verder actief betrokken bij de nominatie van de Romeinse grenszone, de Limes, tot Unesco werelderfgoed. Het is de bedoeling dat de onder deze status vallende terreinen ook planologisch beschermd gaan worden.
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe) bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen.
Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken, of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden, of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.
Het plangebied ligt in een gebied met meerdere archeologische waarden. Het gaat daarbij om de waarde archeologie 1 en de dubbelbestemming waarde archeologie 3. Voor de waarden 1 en 3 gelden de regels van het recent onherroepelijk geworden facetbestemmingsplan Archeologie (2014).
Van de waarde 1 gebieden is de archeologische waarde van het gebied nog niet door onderzoek vastgesteld, of er geldt een lage of middelhoge archeologische verwachting. Aan een waarde 1 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor het plangebied een oppervlak van tenminste 2.500 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.
Een waarde 3 gebied heeft een zeer hoge archeologische waarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 3 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 50 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.
In het voorliggende geval gaat het bij het waarde 3 gebied vooral om vondsten en sporen die in verband staan met de stadsmuur van het middeleeuwse en latere Nijmegen. Daarnaast kunnen er nog resten van haven gerelateerde werken voorkomen, zoals kades, werven en met de scheepvaart en transport samenhangende zaken. Ook archeologische waarden uit andere perioden kunnen voorkomen, zoals uit de Tweede Wereldoorlog en de Romeinse tijd.
Het gebied ligt aan de buitenbocht van de Waal, op een punt waar deze een sterke knik moet maken. Hierdoor ontstaat een grote druk op het land, wat tot sterke erosie kan leiden. Omdat op dit punt ook de vestingwerken van de stad Nijmegen lagen, leidde dit vaak tot problemen. Diverse muren, reparaties en pogingen om verzakkend muurwerk te verankeren kunnen vanaf de dertiende eeuw voorkomen. Voor die vestingwerken lagen vanaf de dertiende of veertiende eeuw werven tot aan de Veerpoort, en was er nog sprake van een natuurlijke oever. Door de toenemende erosieve kracht van de rivier worden de houten werven in de zestiende eeuw vervangen door stenen kades. In de tweede helft van de zeventiende eeuw is al te zien dat de rivier desondanks aan het opschuiven is.
Detail van een stadsgezicht op Nijmegen van de schilder Feltman uit 1669, met daarop de toenmalige situatie van het
plangebied.
Resten van deze en oudere verdedigingswerken als de waterkerende werken (inclusief zogenaamde ijsbrekers) kunnen mogelijk in het gebied aanwezig zijn.
Op basis van recent uitgevoerd archeologisch onderzoek verder westelijk op de Waalkade kon worden vastgesteld dat daar nog resten van de stadsmuren en kadewerken aanwezig waren (F. de Roode en W.J.A. Kuppens, De Oude Haven, de Rode Toren en de stadsmuur herontdekt. Archeologisch onderzoek op de westelijke Waalkade, Archeologische Berichten Nijmegen – Rapport 36, Nijmegen 2012).
Kaartje op basis van uitgevoerd archeologisch onderzoek op de westelijke Waalkade, en de projectie van de verwachte loop van zowel vestingmuur als kade uit de zestiende eeuw.
In 1980 zijn het plangebied werkzaamheden uitgevoerd, zonder dat daarbij archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Uit het Regionaal Archief Nijmegen is de volgende foto afkomstig, die een indruk geeft van de werkzaamheden. Onduidelijk is of er nadien nog delen van de te verwachten muren en kades binnen het huidige plangebied aanwezig zijn. Resten van oudere periodes, als ze al aanwezig zijn, kunnen op een grotere diepte nog steeds verwacht worden. Ook vondsten die door erosie of het omwerken van de grond weliswaar uit hun oorspronkelijke context geraakt zijn, kunnen nog aanwezig zijn.
In de Tweede Wereldoorlog is in de directe omgeving zwaar gevochten. Resten daarvan kunnen zich zowel in het water als op het land bevinden. Dat laatste is gezien de foto's en onze beperkte kennis van wat er in 1980 exact is gedaan, niet helemaal zeker.
Volgens de beschrijving “Bouwwerkzaamheden aan de dijk van de Waalkade met op de achtergrond Velorama, gezien vanaf de Waalbrug”. Afkomstig uit de Fotocollectie Regionaal Archief Nijmegen, foto F48061, uit 1980.
In de directe omgeving is een groot aantal archeologische onderzoeken en waarnemingen geregistreerd. Deze hebben onder andere betrekking op het Valkhof, een beschermd archeologisch rijksmonument. Maar ook op de huidige kade, waar getuige eerder archeologisch onderzoek de oude stadsmuren van de stad Nijmegen lopen of liepen. De huidige Stratemakerstoren, eveneens een beschermd rijksmonument, maakte daar deel van uit. Op het schilderij van Feltman is de Stratemakerstoren en het muurwerk uit het midden van de zeventiende eeuw nog goed te zien. In de ondergrond bevindt zich, mogelijk, nog veel ouder muurwerk.
De vertaling van deze waarden in de archeologische beleids- en advieskaart (ABAK) van de gemeente Nijmegen, en in het vigerende bestemmingsplan, heeft ertoe geleid dat met name het landgedeelte de hoogste gemeentelijke archeologische waarde kent: waarde 3.
In de navolgende kaart is dit afgebeeld, waarbij de toekomstige situatie over de planologische kaart is gelegd. Daarbij is aangegeven welke waarde het gebied heeft volgens het bestemmingsplan (wit op blauw), en binnen welke archeologische zones (wit op rood) het gebied valt. Dit zijn er twee: Z-08 en Z-09, die eigenlijk onderdeel zijn van een en hetzelfde grote doorlopende dicht bebouwde gebied dat sinds de komst van de Romeinen in circa 20 voor Chr. van het Kops Plateau in Nijmegen oost doorloopt tot en met de Romeinse stad Ulpia Noviomagus in Nijmegen west. Daarvoor was er ook al gedurende de steentijd, de bronstijd en de ijzertijd sprake van bewoning en begravingen. Dit was echter minder massaal en lag meer verspreid.
Dit deel van Nijmegen is daarna gedurende de hele middeleeuwen en nieuwe tijd ook nog in gebruik geweest. De kans op het aantreffen van archeologische resten is daarmee erg hoog. Aan de onderkant van de kaart is nog een deel van de Valkhofheuvel te zien, waar zich de resten van een Romeins castellum en van een Karolingische palts bevinden. De opvolger daarvan is pas rond 1800 gesloopt. De Valkhofheuvel heeft daarom de status van beschermd archeologisch rijksmonument gekregen. De "uitstraling" van deze complexen en perioden loopt door tot in het plangebied.
In kleur de waarden Archeologie: lichtgroen waarde 1, oranje waarde 3 en in signaal-rood: waarde 4 beschermd rijksmonument. In
het plangebied komen alleen de waarden 1 en 3 voor.
Bij waarde 3 gebieden is de archeologische waarde van het gebied al bepaald. Bij waarde 1 gebieden moet die nog worden vastgesteld. Het bevoegd gezag kan, als vastgesteld is welke impact de voorgenomen ingrepen hebben op de aanwezige archeologische waarden, maatregelen verbinden aan de vergunningverlening.
Deze maatregelen, en de archeologische onderzoeken die vooraf kunnen gaan aan een dergelijk besluit, worden bij voorkeur als maatwerk toegepast. Ze worden dus zoveel mogelijk per geval bekeken.
Er zijn verschillende opties voor het te verrichten archeologisch onderzoek, die hieronder kort worden weergegeven.
Uitgebreid archeologisch onderzoekschema, naar de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
Het ruitje in het midden van de bovenstaande afbeelding staat voor het rapport dat moet aantonen hoe het met de archeologie binnen het plangebied is gesteld. De daarboven staande onderzoekstappen kunnen elkaar opvolgen, maar er kan ook gekozen worden om maar één bepaald soort onderzoek uit te voeren. In het algemeen geldt dat hoe lager men in de boom komt, hoe hoger de kosten worden, maar ook dat de data die gegenereerd worden steeds beter worden.
Op basis van het advies kan de gemeente maatregelen opleggen. Deze variëren van het vrijgeven van het terrein tot het nemen van langdurige fysieke beschermingsmaatregelen. Een andere vorm kan het behoud van de archeologische waarden zijn door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd.
Afhankelijk van de plannen zullen bij de vergunningverleningen voorwaarden gesteld kunnen worden. De exacte eisen zullen pas geformuleerd kunnen worden als de concrete, bodemverstorende ingrepen, bekend zijn, en welke impact de voorgenomen ingrepen op die waarden hebben. De initiatiefnemer heeft de verplichting het bevoegd gezag te voorzien van gegevens die aantonen hoe het met de archeologische waarden is gesteld. Ten laatste bij de vergunningaanvraag zullen de concrete plannen bekend moeten zijn.
In samenspraak met het bevoegd gezag kan bepaald worden welke ingrepen wel of niet raadzaam zijn, en indien uitgevoerd, welke gevolgen daar vanwege de archeologie voor de initiatiefnemer aan verbonden zullen worden.
Archeologische vondsten gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden, op basis van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.
Om het documenteren van toevalsvondsten mogelijk te maken verdient het de aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 53 Monumentenwet 1988):
Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Deze melding kan ook worden gedaan bij de gemeentearcheoloog.
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).
In de bestemmingsplanregels komen de enkelvoudige bestemmingen Groen, Verkeer en Water voor. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar slechts één hoofdfunctie is toegestaan. Binnen de genoemde bestemmingen kunnen te beschermen waarden, zoals archeologische waarden, voorkomen. Om deze waarden te beschermen wordt een dubbelbestemming opgenomen waarbij de te beschermen waarde voorrang krijgt op de reguliere gebruiksfunctie. In het bestemmingsplan Nijmegen Centrum - Binnenstad - 11 (Lindenberghaven) komen de dubbelbestemmingen 'Leiding - Riool', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Cultuurhistorie 1', 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' voor.
Behalve bestemmingen kunnen er in het bestemmingsplan aanduidingen worden opgenomen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van de gebruiks- en dubbelfuncties met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen komen zowel voor op de verbeelding als in de regels. Er worden in de SVBP 2012 zes soorten aanduidingen onderscheiden: gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen, bouwvlakken, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.
In het bestemmingsplan Nijmegen Centrum - Binnenstad - 11 (Lindenberghaven) komen de gebiedsaanduidingen 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1', 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2' en 'vrijwaringszone - dijk' voor, de functieaanduidingen 'bedrijfswoning', 'haven', 'specifiek vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2a' en 'woonschepenligplaats' voor, de maatvoeringsaanduiding 'aantal', 'aantal wooneenheden' voor en de figuur 'hartlijn leiding - riool' voor.
Groen
De bestemming 'Groen' is opgenomen voor groenvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen, waterhuishoudkundige en geluidwerende voorzieningen, ondergeschikte bouwwerken ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming en voor bouwwerken voor algemeen nut.
Verkeer
De bestemming 'Verkeer' is opgenomen voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen.
Water
De bestemming 'Water' is opgenomen voor verkeer te water en voor de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en -berging, watergangen, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken, aanlegsteigers, aanmeerpalen, loopbruggen, kunstwerken zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken. Ter plaatse van de aanduiding 'haven' zijn de gronden tevens bestemd voor passantenhaven en niet-permanente ligplaats voor historische (woon)schepen en bedrijfsvaartuigen. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2a' zijn ligplaatsen voor horecaschepen voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b en 2a van de Staat van horeca-activiteiten (model Nijmegen) toegestaan, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' zijn maximaal 4 permanente woonschepen toegestaan.
Leiding- Riool
Met deze dubbelbestemming zijn de hoofdriolen aangegeven. Rondom de riolen is een strook van 6 meter aangehouden. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van het riool hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. De gemeente is de beheerder van deze riolen.
Waarde - Archeologie 3
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' is opgenomen voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebied van zeer grote archeologische waarde). Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. In de dubbelbestemming is een aanlegvergunningenstelsel en zijn binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
Waarde - Cultuurhistorie 1
De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' is opgenomen voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij het gaat om bestaande bouwwerken. Tevens is een sloopverbod opgenomen. In de dubbelbestemming is een aanlegvergunningenstelsel en zijn binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
Waterstaat - Waterkering
De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is opgenomen voor het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken. In de dubbelbestemming zijn bouwregels en zijn binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstatkundige functie' is opgenomen voor de afvoer van hoog opperwater, sediment en ijs, voor de waterhuishouding, verkeer te water, verbetering van de hoofdwaterkering alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit en het gebruik ten behoeve van de uitvoering van bouwwerken, werken en werkzaamheden, welke passen in het kader van het normale beheer en onderhoud van de rivier en/of kanaal, zoals oever- en kribvakverdedigingen en strekdammen en het plaatsen van bakens en scheepvaarttekens. In de dubbelbestemming zijn bouwregels, binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
Beeldende kunst
Bij de algemene regels is een regeling opgenomen ten behoeve van beeldende kunst. Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Overige nutsbedrijven (zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations) met een inhoud van minder dan 50 m3 zijn niet opgenomen op de plankaart. Deze nutsbedrijven zijn op grond van de algemene regels binnen alle bestemmingen toegestaan. Op basis van de algemene bouwregel (Bouw)werken ten algemene nutte' zijn tevens straatmeubilair, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten, infiltratievoorzieningen, transformatorhuisjes e.d. binnen alle bestemmingen toegestaan. Op grond van de begripsbepaling van straatmeubilair behoren dan ook bijvoorbeeld beeldende kunst, speelvoorzieningen, afvalinzamelsystemen en reclameobjecten tot de mogelijkheden.
Ondergronds bouwen
Bij deze algemene regel staan de regels voor ondergronds bouwen aangegeven. Bij alle bestemmingen is ondergronds bouwen toegestaan, met dien verstande dat de dubbelbestemmingen onverkort van toepassingen blijven. Ondergrondse parkeervoorzieningen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan.
Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten
Bedrijven bij woningen zijn toegestaan voorzover deze vallen onder de aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten.
Bed en Breakfast
In hoofdgebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor de hoofdfuncties bedrijven, voorzover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan.
Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de APV.
veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1' zijn nieuwe zeer kwetsbare objecten niet toegestaan.
veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2' zijn nieuwe zeer kwetsbare objecten niet toegestaan. Er is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen.
vrijwaringszone - dijk
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering. Op de gronden in deze zone mag niet worden gebouwd. Er is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen.
Middels deze bestemmingsplanwijziging, welke een gevolg is van de wijziging van het Besluit geluidhinder en het Activiteitenbesluit per 1 juli 2012, worden de afstanden tussen de verschillende functies in de haven geregeld. De Lindenberghaven is een van de projecten opgenomen in de planexploitatie G212 Oostelijke Waalkade. Het plangebied is eigendom van de gemeente Nijmegen.
In de planexploitatie G212 Oostelijke Waalkade, zijn de kosten en de dekking van de verschillende onderdelen opgenomen. De kosten bestaan hoofdzakelijk uit civieltechnische kosten en plankosten. De dekking bestaat uit diverse subsidies en een gemeentelijke bijdrage. Voor tekorten is een voorziening getroffen ten laste van de saldireserve.
Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is.
Door de aangegeven dekkingen is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan op grond van artikel 6.12 Wro vastgesteld te worden.
Voor dit bestemmingsplan is op 1 juli 2015 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter visie gelegen (van 17 december 2015 tot en met 27 januari 2016). Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging is gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant". In deze periode is er één zienswijze ingediend. In de zienswijzennota 'Nijmegen Centrum - Binnenstad - 11 (Lindenberghaven)' is de ingekomen zienswijze opgenomen en voorzien van een gemeentelijke reactie. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de zienswijze niet gewijzigd.
Rijkswaterstaat heeft in haar mail van 30 juli 2015 in het kader van vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. lid 1 Besluit ruimtelijke ordening een reactie gegeven. Rijkswaterstaat heeft de volgende opmerkingen op het plan.
In paragraaf 1.3 van de Toelichting van het bestemmingsplan staat dat er op basis van het vigerende bestemmingsplan nog plek is voor 3 extra woonschepen. Op grond van de Waterwet is dit niet toegestaan.
Door Rijkswaterstaat is in het kader van de Waterwet in de Lindenberghaven de volgende (woon-)schepen vergund:
In de toegangsgeul naar de haven zelf:
Het vigerende bestemmingsplan voorziet in 5 woonschepen, hetgeen aansluit op de 5 schepen die als zodanig door Rijkswaterstaat zijn vergund. Alhoewel vergund als woonschip, zijn bovengenoemde schepen niet allemaal als zodanig in gebruik. Uw gemeente heeft hierdoor géén ruimte meer om nieuwe woonschepen in de Lindenberghaven toe te laten.
M.b.t. de Schepencarrousel wil ik er op wijzen dat op soortgelijke wijze er 'varend erfgoed' tijdelijk (max. 3 maanden) ligplaats neemt in diverse andere steden, waaronder Arnhem, Tolkamer, Doesburg etc., ook buiten Gelderland, zie ook http://www.schepencarrousel.nl/
In het bestemmingsplan wordt gesproken over een periode van 1 à 2 jaar, maar dit komt dus niet overeen met de werkwijze van de Schepencarrousel. Alhoewel er door de betreffende eigenaren op de schepen wordt gewoond, staan de bewuste schepen niet als woonschip binnen betreffende gemeenten geregistreerd.
Reactie gemeente:
Per abuis zijn de (woon)schepen uit de Schepencarousel meegeteld bij het aantal permanente woonschepen. Dit is, vanwege het tijdelijke karakter van de Schepencarrousel, niet de bedoeling. Met dit bestemmingsplan willen wij geen nieuwe permanente woonschepen toestaan, maar uitsluitend de bestaande planologische mogelijkheden ten aanzien van permanente woonschepen overnemen. Dit betekent een aantal van maximaal 5 permanente woonschepen in de Lindenberghaven. In onderhavig bestemmingsplan is op de verbeelding en de regels dan ook opgenomen dat er maximaal 1 bedrijfswoning (dit is de bedrijfswoning op de 'Quirins') is toegestaan binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' en dat binnen de aanduiding 'woonschepenligplaats' een maximum aantal permanente woonschepen is toegestaan van 4.
De toelichting van het bestemmingsplan is op de genoemde onderdelen aangepast. Dit aangepaste bestemmingsplan is nogmaals voor vooroverleg aangeboden aan Rijkswaterstaat en Rijkswaterstaat heeft per mail van 11 november 2015 ingestemd met onderhavig bestemmingsplan.
Bij brief van 22 oktober 2009 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen met provinciale belangen waarvoor op grond van de Wro-agenda provinciale verantwoordelijkheid geldt vooroverleg nodig is.
Het plangebied is gelegen in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het plan is conform de brief en de Wro-agenda een provinciale verantwoordelijkheid. Derhalve is vooroverleg gevoerd met de Provincie Gelderland.
De Provincie Gelderland heeft per brief van 30 juli 2015 in het kader van artikel 3.1.1. Bro overleg een reactie gegeven. Het voorontwerp geeft de provinciale afdelingen aanleiding om te adviseren ten aanzien van de onderstaande provinciale belangen.
Groene ontwikkelingszone
Het plangebied is gelegen in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het provinciale beleid voor GO is opgenomen in paragraaf 4.3.1.3 van de Omgevingsvisie en in 2.7.2 van de Omgevingsverordening.
In de Toelichting van het bestemmingsplan wordt kort ingegaan op de uitgangspunten van het beleid voor GO, maar er wordt niet ingegaan op de regels zoals opgenomen in onze verordening. Toetsing aan die regels ontbreekt. Overigens zijn de afdelingen inhoudelijk akkoord met de conclusie dat er geen invloed is op (kernkwaliteiten van) GO.
De afdelingen adviseren vorenstaande opmerking te verwerken in het plan.
Reactie gemeente:
In de toelichting van het bestemmingsplan is paragraaf 2.2 ten aanzien van het onderdeel 'groene ontwikkelingszone' aangepast.
Het waterschap Rivierenland heeft in haar brief van 13 juli 2015 in het kader van artikel 3.1.1 Bro overleg een reactie gegeven. Het plan geeft aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Wij hebben geen opmerkingen bij de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan, deze zijn conform onze eisen en wensen. De toelichting is op een aantal punten niet correct, met name ten aanzien van de aspecten van de primaire waterkering. Wij verzoeken u de tekst hier aan te passen op de volgende opmerkingen:
Wij adviseren positief over het plan, mits de toelichting ten aanzien van de primaire waterkering en de keur van het waterschap wordt gecorrigeerd.
Wij verzoeken u aan te geven op welke wijze onze opmerkingen worden verwerkt in het plan. Daarnaast verzoeken wij u het waterschap te betrekken bij de verdere procedure van het plan en de planning hiervan aan te geven.
Reactie gemeente:
In de toelichting van het bestemmingsplan is paragraaf 3.5 op genoemde punten aangepast.