direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen Centrum - Binnenstad - 1 (Donjon)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP5001-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In 2005 vierde Nijmegen haar 2000 jarig bestaan. De Donjon van steigerpijpen, die tijdens het jubileumjaar in het Valkhofpark stond, was voor 60% van de mensen aanleiding om tijdens een referendum in maart 2006 te stemmen voor het plan om de 'Reuzentoren definitief te laten terugkeren in het park.

Na een aanbesteding is de Stichting Donjon Nijmegen (een consortium van Royal Haskoning, stichting NVOB Cultuurfonds en ICE Development) geselecteerd voor de realisatie van de Donjon en het opknappen van het Valkhofpark. Zij kregen de opdracht om het monumentale park weer terug te brengen in de 19e-eeuwse Engelse landschapsstijl, waarbij ruimte is voor een zorgvuldig ingepaste nieuwe Donjon. Voor de herbouw van de Donjon waren openbaar toegankelijkheid en een authentieke uitstraling belangrijke randvoorwaarden.

Het Valkhofpark met de circa 1000 jaar oude rijksmonumenten St. Nicolaaskapel en St. Maartenskapel of Barbarossaruïne is in cultuurhistorische zin een belangrijke, zo niet de belangrijkste plek van Nijmegen en ook (inter)nationaal van groot belang. Het Valkhofpark is ruim 200 jaar geleden aangelegd nadat de Valkhofburcht in 1796 was gesloopt. Het Valkhofpark is op diverse wijzen beschermd. Het maakt deel uit van het Rijks beschermd stadsgezicht Benedenstad, het is op zich zelf een Rijksmonument, de twee kapellen zijn Rijksmonumenten en de ondergrond is Archeologisch Rijksmonument.

De afgelopen decennia zijn er diverse pogingen ondernomen om de Valkhofburcht te herbouwen. Al die initiatieven hebben echter tot nu toe tot niets geleid, maar de wens om op het Valkhof een stuk geschiedenis te doen herleven is nooit weggeëbd. In 2005 heeft ter gelegenheid van het 2000 jarig bestaan van de stad Nijmegen een tijdelijke Donjon op het Valkhof gestaan, een bouwwerk opgetrokken uit steigermateriaal met zeildoek. De tijdelijke Donjon was een succes. De initiatiefnemers tot herbouw van een definitieve Donjon slaagden er in om het stadsbestuur een referendum over de Donjon te laten organiseren. De bevolking van Nijmegen, dat wil zeggen 60 % van de stemmers, heeft zich in 2006 via dat referendum uitgesproken voor een permanente Donjon op het Valkhof, een herbouw in historische vorm en een authentieke uitstraling. De gemeente heeft de uitslag van het referendum omarmd.

De bouw van de Donjon past niet in het vigerende bestemmingsplan. Om realisatie mogelijk te maken dient het bestemmingsplan te worden herzien. Onderhavig bestemmingsplan Nijmegen Centrum-Binnenstad 1 (Donjon) voorziet hierin.

Hoofdstuk 2 Ontwikkeling Valkhofkwartier

Nijmegen wil zich nadrukkelijker manifesteren als oudste stad van Nederland. De ontwikkeling van de Donjon en de reconstructie van het Valkhofpark vinden plaats in het Valkhofkwartier. Initiatiefnemers rondom het Valkhof hebben de stichting 'Valkhofkwartier', opgericht. In de stichting nemen plaats: De Lindenberg, de Valkhofvereniging, De Stratemakerstoren en Huis voor de Binnenstad en het Museum Het Valkhof, Stichting Donjon en de gemeente Nijmegen.

De stichting 'Valkhofkwartier' is opgericht om de verschillende organisaties die belangen hebben op en rond het Valkhof de mogelijkheid te bieden om deel te nemen aan lopende en of nieuwe projecten met een gezamenlijk doel. Het streven van de stichting is het creëren van een plek waar kunst en cultuur, horeca en winkelaanbod samenkomen in een mooie, springlevende en betekenisvolle omgeving die 2000 jaar historie herbergt.

Onder de noemer Valkhofkwartier worden een aantal initiatieven ontplooid die zowel inwoners van Nijmegen als toeristen naar de binnenstad van Nijmegen moeten trekken.

Verschillende partijen zijn met elkaar in gesprek om de afzonderlijke ontwikkelingen met elkaar in verband te brengen en meer samen op te trekken. Het is de bedoeling dat de diverse ontwikkelingen elkaar versterken en om te verkennen.

De volgende plannen zijn in ontwikkeling:

  • verbinding binnenstad/Waalkade met Ooijpolder met brug over het Meertje is inmiddels gerealiseerd;
  • herstel Valkhofpark in relatie met herbouw Donjon;
  • verbouw Stratemakerstoren tot cultuur- en natuurmuseum;
  • historische haven in Lindenberghaven en vergroenen omgeving Lindenberghaven;
  • verbeteren kwaliteit en inrichting Waalkade/Voerweg;
  • verbeteren kwaliteit openbare ruimte inrichting Kelfkensbos;
  • uitbreiding hotel Courage aan de Waalkade.

Samen met de aanwezige functies Valkhofmuseum, Velorama, Architectuur Centrum Nijmegen en de Lindenberg zal als eindresultaat een Nijmeegs Museumkwartier ontstaan.

Hoofdstuk 3 Sectoraal beleid

3.1 Stedenbouw

3.1.1 Ligging in de stad

Als uitloper van de stuwwal ligt het Valkhof als een heuvel aan de Waal, met een mooi uitzicht op de rivier en de uiterwaarden. De locatie bevindt zich in de oostflank van de binnenstad/benedenstad. Het Valkhof/Hunnerpark is beginpunt van de groene gordel rondom de binnenstad die naar het westen toe eindigt in het Kronenburgerpark.

De zichtbaarheid vanuit het noorden van het Valkhofpark met de St. Nicolaaskapel en Belvedère is van een bijzondere kwaliteit. Met de toevoeging van de Donjon wordt deze cultuurhistorisch belangrijke plek nog meer gemarkeerd.

Het gaat om de herbouw van de Donjon en om de revitalisering van het Valkhofpark. Beide hangen sterk met elkaar samen (functie en ontwerp Donjon, gebruik en ontwerp park) en moeten op elkaar afgestemd zijn. Bovendien is de kwaliteit van het huidige Valkhofpark slecht; dit maakt investeringen in het park onvermijdelijk en noodzakelijk, ook zonder herbouw van de Donjon.

Voorafgaand aan het aanbestedingstraject heeft de gemeente verschillende onderzoeken laten uitvoeren:

  • een historisch parkonderzoek;
  • een onderzoek naar de verschijningsvorm van de Donjon;
  • een inventarisatie van eerdere archeologische opgravingen en waarnemingen;
  • een geofysisch onderzoek.

3.1.2 Relatie met omgeving

De relatie benedenstad/bovenstad met het Valkhof is in ruimtelijke en functionele zin aanwezig. Van belang in dit verband zijn de toegangen naar het Valkhof vanuit de omgeving. Daarmee wordt ook een goede bereikbaarheid van de Donjon ondervangen. De Donjon moet op een logische en sociaal veilige manier worden ontsloten.

Ook van belang is een goede relatie van het Valkhof met de Waalkade, zowel in westelijke als in oostelijke richting. De Veerpoorttrappen spelen hierin een belangrijke rol. Het paden- en trappenbeloop in de noordelijke helling van het Valkhof moet gaan inspelen op de toekomstige situatie met een natuur- en cultuurmuseum in de Stratemakerstoren en de brug over het Meertje richting Ooijpolder. De oversteekbaarheid van de Voerweg is een aandachtspunt in de relatie Valkhof en Stratemakerstoren met de Ooijpolder.

Als laatste kan de relatie van het Valkhof met de Romeinse route Nijmegen Oost genoemd worden. Het Valkhof vormt bij uitstek de start van deze route. In dit verband verdient de oversteekbaarheid van het Keizer Traianusplein aandacht.

3.1.3 Relatie Donjon met het Valkhofpark

De locatie voor herbouw van de Donjon ligt in het meest noordelijke deel van het Valkhofpark, net ten noorden van de zichtas tussen de St. Nicolaaskapel en de Barbarossa-ruïne. Het park onderscheidt zich van haar omgeving als een solitaire groene heuvel. Het ligt op een uitloper van de stuwwal die is ontstaan in de voorlaatste ijstijd. Het reliëfrijke en als zodanig solitaire beeld is ontstaan nadat de Voerweg is gegraven. De heuvel heeft de afgelopen jaren te maken gekregen met erosieverschijnselen en is daarmee bijzonder kwetsbaar. Het groene uiterlijk van de heuvel dateert vanaf de aanleg van het park (rond 18e eeuw). Het park telt diverse zeer oude bomen die nog in goede gezondheid verkeren en beeldbepalend zijn. Behalve Rijksmonument, is het Valkhofpark onderdeel van het “Beschermd stadsgezicht "Benedenstad". Voor dit deel van de stad geldt het bijzondere toetsingsniveau, zoals weergegeven in de uitwerkingsnota beeldkwaliteit. Het Valkhofpark is gekwalificeerd als beschermingsgebied van een bijzonder hoog niveau met aanvullende specifieke toetsingscriteria die betrekking hebben op het groene karakter van het Valkhofpark. Deze toetsingscriteria behoren tot het toetsingskader van de commissie Beeldkwaliteit. Het park is rond de 18e eeuw door Zocher senior ontworpen als stadspark en is nu één van de oudste stadsparken van Nederland. De functie van het park is door de tijd heen niet veranderd. Het is een wandelpark waar zo nu en dan ruimte wordt gemaakt voor kleinschalige evenementen. Het uitzicht over de rivier de Waal, de aanwezigheid van diverse historische elementen en de romantische sfeer in het park, zijn de belangrijkste attractiewaarden. De bouwkundige objecten in het park kennen een lange geschiedenis, maar spelen ook in ruimtelijke zin een belangrijke rol. Het park heeft een centrale rol in de omgeving en ruimtelijke en historische relaties met het Kelfkensbos, de lindenberg en het Hunnerpark.

Met de realisatie van de Donjon ontstaat er een geheel nieuwe situatie, een situatie die in historische zin nooit bestaan heeft. Het is zaak dat de Donjon als een solitair bouwwerk op een uiterst zorgvuldige wijze in het park geplaatst wordt, met respect voor het park en respect voor de daar aanwezige gebouwde monumenten. Het park moet de Donjon kunnen 'verdragen'. De locatie van de Donjon in het park is bepaald door geofysisch onderzoek maar ook door gedegen onderzoek neergelegd in het Pansa-Arcx rapport. Dat zelfde geldt voor de omvang en hoogte van de Donjon.

Boven de bomen uit zal de Donjon een zo getrouw mogelijk beeld van de oorspronkelijke toren uit de 17e eeuw moeten geven. Hier is sprake van reconstructie. In het silhouet van de stad zal de Donjon gaan meedoen met bestaande Nijmeegse iconen Waalbrug, de Belvedére en de St. Stevenskerk. Met een herbouwde Donjon wordt de meest historische plek van de stad op representatieve wijze duidelijk gemarkeerd; zowel als ruimtelijk oriëntatiepunt als geschiedkundig informatiepunt.

Op verdiepingsniveau boven de bomen is sprake van een overweldigend uitzicht op de stad en het omliggende landschap. Een alzijdige oriëntatie is een must.

Daarnaast is geconstateerd dat het park een groot aantal monumentale bomen telt. Deze bepalen sterk de huidige sfeer in het park en uit onderzoek blijkt dat het merendeel van de bomen in goede conditie verkeert. Deze bomen moeten gehandhaafd blijven.

De gemeenteraad heeft een aantal belangrijke randvoorwaarden meegegeven bij de herbouw van de Donjon:

  • De bouw lijkt zoveel mogelijk op het origineel met gebruik van 'authentiek' materiaal.
  • De Donjon wordt openbaar toegankelijk voor een breed publiek.

3.1.3.1 Ontwerp

De Donjon kan als historisch uitzichtpunt en als verwijzing naar het burchtverleden een meerwaarde betekenen voor de stad. Dit doel kan alleen bereikt worden als andere historische lagen en bestaande functies zo veel mogelijk intact blijven. De Donjon zal daarom een vanzelfsprekend onderdeel moeten gaan uitmaken van het omliggende Valkhofpark en een ruimtelijke relatie moeten aangaan met de Rijksmonumenten in het park en de directe omgeving. De kwetsbaarheid van het park moet worden gerespecteerd en daarmee de beperkingen op het gebied van infrastructuur en buitensporige belasting. Het samengaan van bestaande waarden met het nieuwe element in de vorm van de Donjon, kan worden bewerkstelligd als de herbouw van de Donjon zich voegt naar het herstelontwerp voor het Valkhofpark. Het samenspel tussen park en toren kan consequenties hebben voor de aard van de functies in de toekomstige Donjon.

De Valkhofburcht heeft een omvangrijke bouwgeschiedenis en de Donjon heeft zich als onderdeel daarvan in de loop der tijden ontwikkeld tot de reuzentoren zoals die tot aan het eind van de 18de eeuw (op het moment van afbraak in 1796) bestond. Er is dus géén sprake van één 'originele' vorm. Op basis van bronnenmateriaal zullen keuzes gemaakt moeten worden voor één bepaalde verschijningsvorm.

De Donjon is nooit een vrijstaande toren geweest. Tegen de twee korte gevels hebben lagere gebouwen gestaan. Deze situatie moet inzichtelijk worden gemaakt maar dat hoeft niet perse met bouwkundige middelen (denk aan aansluiting met het park, transparante toegang e.d.). Een te massale uitvoering van de voet van de Donjon, kan leiden tot verlies aan impact van andere objecten in het park (kapel, ruïne, bomen) en moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Hier ligt een relatie met de (on)mogelijkheden om een constructie in de bodem te maken (archeologie).

Om tegemoet te kunnen komen aan de randvoorwaarden van het referendum ('het ontwerp van de Donjon moet zoveel mogelijk lijken op het origineel met gebruik van 'authentiek' materiaal'), is het van groot belang hoe het ontwerp van de Donjon er uit ziet.

De randvoorwaarde is een zo veel mogelijk waarheidsgetrouw beeld. Dit betreft in ieder geval de buitenkant van de Donjon, en bij voorkeur ook het interieur. Maar de binnenzijde moet uiteraard ook kunnen voldoen aan moderne, functionele eisen. In de planontwikkeling moet duidelijk worden wat haalbaar is. De visuele reconstructie is leidend. Het principe van waarheidsgetrouwe reconstructie moet - zeker voor het exterieur - zoveel mogelijk tot in het detail aangehouden worden. Dit betekent in ieder geval dat de positie van gevelopeningen bepalend is. De toevoeging van extra openingen, dakkapellen, dakramen etcetera moet zoveel mogelijk vermeden worden. Technische voorzieningen moeten zo veel mogelijk intern opgelost worden. Reclame uitingen zullen niet worden toegestaan op de Donjon.

  • De herbouw lijkt zoveel mogelijk op het origineel: de situatie van 17de eeuw is hierbij uitgangspunt omdat in deze toestand de kantelen nog aanwezig zijn en de onderste boogramen nog niet zijn dichtgemetseld.
  • De Donjon is nooit een vrijstaande toren geweest. Deze situatie moet inzichtelijk worden gemaakt.
  • Voorafgaand aan de herbouw van de Donjon dienen eventuele gevolgen voor de constitutie van de Valkhofheuvel te worden geïnventariseerd (draagvermogen, kans op afbrokkelen e.d.).
  • De Donjon moet worden afgestemd op het historische karakter van het park, het monumentaal groen, de oorspronkelijke aanleg, de functie van het park en centrale rol van de St. Nicolaaskapel en de Barbarossaruïne.
  • De "bouw" van de Donjon is feitelijk de bouw van een nieuwe toren. Er wordt géén monument gebouwd. Het nieuwbouwwerk zal dan ook aan alle bouwvoorschriften van deze tijd moeten voldoen. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op constructie, daglichttoetreding (afhankelijk van functie) verdiepingshoogte, bereikbaarheid (vluchttrappenhuis) en energiecoëfficiënt (isolatie en verbruik). De visuele reconstructie moet leidend zijn.
  • Geen reclame-uitingen op de Donjon, subtiele vermelding sponsoren kan uiteraard wel. Met name de eerste randvoorwaarde is bepalend voor de uitstraling en het beeld van het Valkhof.
  • Er mag niet worden geparkeerd in het park. Er mag geen (vracht)verkeer, noch brommer- of fietsverkeer plaatsvinden in het park. Rondom de solitaire Donjon is geen plaats voor aanbouwen, terrassen, containers en dergelijke.

Om een beter beeld van de architectuur van de Donjon te krijgen is een Beeldkwaliteitplan opgesteld dat door de Raad is vastgesteld in november 2013.

Het Beeldkwaliteitplan vormt het toetsingskader voor de Commissie Beeldkwaliteit en biedt een ontwerpkader voor de realisatie van de Donjon. Belangrijke voorwaarde voor het ontwerp van de toren is dat een zo authentiek mogelijk beeld ontstaat, aan de buitenzijde maar ook voor het interieur.

Uit het reconstructieonderzoek is gebleken dat de Donjon circa 45 meter hoog was (zonder dakruiter). Dat is 2 meter lager dan de tijdelijke Donjon van 2005.

Bij herbouw zal de historische hoogte worden aangehouden. De toren zal ook hiermee boven de bomen uitsteken. In het bestemmingsplan is een bouwhoogte aangehouden van 46 meter.

Het bouwvlak van de Donjon meet ongeveer 10.50 meter bij 18 meter. Voor de fundering van de Donjon is rondom het gebouw 2 meter beschikbaar.

3.1.3.2 Programma

In de Donjon moet een passende functie gerealiseerd worden die recht doet aan onder meer de locatie, de cultuurhistorische setting, de beperkte bereikbaarheid, etc. Ook belangrijk zijn de eisen die de gemeente voor het referendum heeft gesteld aan de bouw.

De Donjon wordt openbaar toegankelijk voor een breed publiek. Openbaar toegankelijk betreft in ieder geval een deel van het gebouw (het uitzicht), beperkingen mogen bestaan in openingstijden en uiteraard hoeft de toegang van de Donjon niet gratis te zijn, maar hij moet wel toegankelijk zijn voor een breed publiek. In de kern moet met het programma in de Donjon dus het geld verdiend kunnen worden om de Donjon te bouwen en exploiteren. Dat is een complexe opgave, binnen de gegeven randvoorwaarden. Om geld te verdienen zijn (veel) betalende bezoekers noodzakelijk. De kunst is dit af te stemmen op het karakter en de functies van het Valkhofpark. Het te realiseren programma is nog meer dan bij een willekeurig ander project een essentiële factor.

Ondersteunende horeca is toegestaan binnen het vastgestelde beleid. Bij vestiging van een restaurant, grandcafé e.d. is een normale horecabestemming vereist. Hoewel het Valkhof buiten het horecaconcentratiegebied valt, is dit een zo speciale locatie dat hier het nieuwe horecabeleid van toepassing is: op deze unieke locatie kan medewerking worden verleend aan een horecabestemming bij een kwalitatief hoogwaardig concept. Bijzondere functies zijn toegestaan en ook kleinschalige, ondersteunende detailhandel behoort tot de mogelijkheden.

Andere commerciële functies zijn evenmin uitgesloten (bijvoorbeeld toeristisch-recreatief, hotel, etc.). Er wordt hier geen positieve of negatieve lijst gegeven. Die werkwijze volstaat niet voor deze bijzondere opgave die veel creativiteit vergt. Concrete plannen zullen worden beoordeeld.

  • in de Donjon een passende functie realiseren die recht doet aan de locatie, de cultuurhistorische setting, de beperkte bereikbaarheid, etc.
  • de Donjon moet openbaar toegankelijk zijn voor een breed publiek.

 

3.2 Archeologie

3.2.1 Inleiding

Het bodemarchief van Nijmegen is van nationale, zelfs van internationale waarde. Verschillende terreinen binnen de Nijmeegse gemeentegrenzen zijn aangewezen als archeologisch rijksmonument ex artikel 3 van de Monumentenwet. Hoewel de wettelijke bescherming er in principe toe zou moeten leiden dat deze terreinen onaangetast blijven, zijn al deze terreinen inmiddels meer of minder grootschalig archeologisch onderzocht. Aanleiding daarvoor waren over het algemeen plannen voor woningbouw, die het bodemarchief ernstig zouden aantasten.

In februari 1991 is het Valkhofpark, samen met het Hunnerpark, aangewezen als archeologisch rijksmonument, onder het monumentnummer 395952. Deze aanwijzing betekent dat de bodem beschermd is ex artikel 3 van de Monumentenwet. Ingrepen in de bodem zijn vergunningplichtig. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is degene die namens de minister van OCW een vergunning tot wijziging van het monument kan verlenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5001-VG01_0001.png"

Het Valkhofpark herbergt, zo hebben enkele waarnemingen en kleinschalige onderzoeken aangetoond, sporen uit verschillende perioden, namelijk de Bronstijd, vroeg- en laat Romeinse tijd, vroege en Late Middeleeuwen.

Binnen het monument zijn er enkele plekken die niet tot het rijksmonument met monumentnr. 395952 behoren en dus niet onder de bescherming van de Monumentenwet vallen. Het betreft de plekken waar in WOII bunkers hebben gestaan/staan, waar de muziektent heeft gestaan en waar de Nicolaaskapel en de Barbarossaruïne nog staan. Voor deze plekken geldt het beleid van de gemeente Nijmegen, vastgelegd in de Erfgoednota 2013.

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische waarden vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.

3.2.2 Plangebied

Omdat er nog weinig archeologisch onderzoek op het Valkhofpark heeft plaatsgevonden, is de bodem van het Valkhofpark nog grotendeels intact. Het gebied vormde ooit een geheel met het Kelfkensbos, waarvan het pas sinds de 15e eeuw door een diepe gracht gescheiden werd met de huidige Voerweg. Het Kelfkensbos is wel grotendeels archeologisch onderzocht.

Op het Valkhofpark zijn twee grafheuvels uit de urnenveldenperiode aangetroffen. De graven moeten tot hetzelfde grafveld hebben behoord als de graven die op Kelfkensbos zijn gevonden. Een van de twee graven bevatte een urn uit de Late Bronstijd.

Ook het Romeinse Oppidum Batavorum uit de 1e eeuw na Christus (Chr.), waarvan vele resten o.a. op Kelfkensbos zijn aangetroffen, moet zich tevens over het Valkhofpark hebben uitgestrekt. Deze nederzetting was naar Romeins principe ingedeeld in rechthoekige blokken, gescheiden door straten. De sporen en vondsten uit de nederzetting tonen een sterk geromaniseerde samenleving. De gebeeldhouwde, monumentale pijler die op Kelfkensbos is gevonden en uit ca. 17 na Chr. stamt, is een aanwijzing voor de stedelijke allure van de nederzetting.

In de Laat-Romeinse periode is op het Valkhof een militaire versterking aangelegd, waarvan bij het voormalig cultureel centrum de Lindenberg en op het Kelfkensbos de bijbehorende grachten en een muur zijn opgegraven. Sporen van deze versterking zijn ongetwijfeld nog in de bodem van het Valkhof bewaard. De militaire versterking ging aan het eind van de 5e eeuw over in Merovingische handen, nadat de Romeinen zich definitief uit onze streken hadden teruggetrokken.

In de 7e eeuw moet op het Valkhof een belangrijke nederzetting hebben gelegen, en ook kreeg een deel van het terrein een religieuze functie met de bouw van de eerste parochiekerk in Nijmegen. Dat op het terrein toen ook werd begraven, daarvan getuigt de vondst van enkele graven rond de Barbarossa-ruïne.

Van de 8e-eeuwse Karolingische palts is boven de grond niets meer bewaard gebleven, maar de bodem bevat ongetwijfeld nog wel resten. Het complex is in de loop der eeuwen enkele malen verwoest en hersteld. Het oudste nog overeind staande gebouw van Nijmegen, de Valkhofkapel, is in de 11e eeuw gebouwd. De Barbarossa-ruïne is het enig overgebleven zichtbare deel van de burcht die in 1155 werd gebouwd. Resten van deze burcht zijn, na de sloop in 1796, naar verwachting in de bodem bewaard gebleven.

3.2.3 Informatieplicht

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze aangifte dient te gebeuren bij de minister van OCW, in casu de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

3.3 Cultuurhistorie

3.3.1 Rijksbeleid

Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen gebouwen, objecten en structuren met cultuurhistorische waarde te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.

De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. De Donjon wordt gerealiseerd in het Valkhofpark. Het Valkhofpark (parkaanleg en bouwwerken) is geregistreerd als rijksmonument. De ondergrond is een archeologisch rijksmonument. Het Valkhofpark, dat het plangebied van de Donjon omgeeft, is gelegen in het van rijkswege beschermde stadsgezicht Benedenstad. In de directe omgeving van het Valkhofpark liggen diverse rijksmonumenten zoals de Stratemakerstoren en de zogenaamde Alewijnse panden aan de Waalkade, het Spoorwegmonument, de Belvedère en de brug over de Voerweg, die het Valkhofpark verbindt met het Kelfkensbos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5001-VG01_0002.png"

UITSNEDE MONUMENTENKAART: Rijksmonumenten

3.3.2 Gemeentelijk beleid

Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest om ook het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld.

Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.

De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit van de locatie te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De beleidskaart onderscheidt vier gebiedstypen:

  • 1. Gebieden waar alleen ingezet zal worden op behoud van historische structuren.
  • 2. Gebieden waar het hoofdzakelijk gaat om de samenhang tussen structuur en bebouwing.
  • 3. Gebieden met een rijke cultuurhistorische gelaagdheid.
  • 4. Beschermde gebieden.

Het bestemmingsplangebied valt geheel binnen gebiedstype 4 van de cultuurhistorische beleidskaart. In 'beschermde gebieden' is cultuurhistorie de bepalende factor bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Er is in deze gebieden sprake van een bijzonder karakter, met een samenhang tussen het stedenbouwkundig plan, het bebouwingsbeeld, de architectuur van de bebouwing en het aanwezige groen. De cultuurhistorische waarden liggen ten grondslag aan de bescherming en zijn daarom geïnventariseerd en veelal bekend.

Uitgangspunt is de bestaande situatie zoveel mogelijk te handhaven of te versterken en ontwikkelingsmogelijkheden af te stemmen op de cultuurhistorische waarden en karakteristieken. Er is gedetailleerde aandacht voor cultuurhistorie. In bestemmingsplannen zorgen planregels en passende functies voor behoud van de cultuurhistorische waarden. Er is in deze gebieden sprake van overwegend conserverende bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5001-VG01_0003.png"

Ten behoeve van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal van de initiatiefnemer een cultuurhistorisch onderzoek gevraagd worden, waarin de kansen en beperkingen met betrekking tot cultuurhistorie zijn benoemd en waarin wordt aangegeven op welke wijze deze in de plannen kunnen worden ingepast. Inmiddels zijn de onderstaande onderzoeken uitgevoerd:

  • Albers Adviezen Historische Parken en Landschap, adviesbureau voor landschap en cultuurhistorie, Het Valkhofpark in Nijmegen, cultuurhistorische analyse in opdracht van de Gemeente Nijmegen, Nijmegen 2007
  • H. van Enckevort en M. Smit, De laatmiddeleeuwse burcht in de ondergrond van het Nijmeegse Valkhof in opdracht van de Gemeente Nijmegen, Nijmegen 2008
  • Gemeente Nijmegen, Herbouw Donjon, plan van aanpak, Nijmegen 2006
  • PANSA BV en Arcx, buro voor monumentenzorg en cultuurhistorie, Reconstructieonderzoek Reuzentoren Valkhofburcht in opdracht van Gemeente Nijmegen, Nijmegen 2008

Deze onderzoeken lagen ten grondslag aan het aanbestedingsbestek en vormden de basis van het beeldkwaliteitsplan (vastgesteld op 07-11-2013). Bij het opstellen van het beeldkwaliteitsplan is eveneens gebruik gemaakt van het op initiatief van de Stichting Donjon in 2013 in het kader van hun Herstelplan Valkhofpark uitgevoerde parkonderzoek. Het beeldkwaliteitsplan Valkhofpark-Donjon bevat richtlijnen ten aanzien van de verschijningsvorm van de Donjon, het herstel van het park en de stedenbouwkundige aantakking van het park op de rest van de stad met als doel de integrale kwaliteit van het Valkhof te behouden en te versterken. Het beeldkwaliteitsplan is een instrument om de kwaliteit van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, in dit geval de bouw van de Donjon en de restauratie van het Valkhofpark te waarborgen. Het beeldkwaliteitsplan vormt het toetsingskader voor de Commissie Beeldkwaliteit. Zij kan aan de hand van de in het beeldkwaliteitsplan geformuleerde criteria beoordelen of het ontwerp van de nieuwe Donjon voldoet met betrekking tot situering en integratie in het park, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik etcetera. De restauratie van het park maakt ook deel uit van de ontwerpopgave. Het formele toetsingskader voor het park is de redengevende omschrijving van het rijksmonument Valkhof uit 1973. Daar deze echter zeer summier is, zijn in het beeldkwaliteitsplan ook criteria voor het park opgenomen. De toetsing aan de hand van een beeldkwaliteitsplan is vastgelegd in de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit van de Gemeente Nijmegen. Het beeldkwaliteitsplan zal tevens als onderlegger dienen voor het bestemmingsplan ten behoeve van de realisatie van de Donjon. Het park past binnen het vigerend bestemmingsplan.

De Monumentenverordening is de juridische basis om monumenten en gebieden te kunnen beschermen. De aanwijzing tot gemeentelijk monument wordt ingezet voor objecten en gebouwen die dusdanig belangrijk en karakteristiek zijn voor Nijmegen dat ongewenste wijzigingen en sloop op voorhand voorkomen moeten worden. Niet alle cultuurhistorisch waardevolle objecten zijn beschermd. Daarom heeft de gemeente ter completering van het monumentenbestand een aandachtslijst in voorbereiding, die naar verwachting eind 2013 zal worden vastgesteld. Op de aandachtslijst staan alle gebouwen, objecten en terreinen die in aanmerking komen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, als gemeentelijk of archeologisch monument of als identiteitsbepalend object. De aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsbeeld wordt ingezet voor (delen van) buurten/ wijken met een bijzondere verkaveling, een vanuit cultuurhistorisch belangwekkend stratenplan of stedenbouwkundige structuur. Onder de bescherming kunnen onder meer voor- en zijgevels vallen, erfafscheidingen, straatprofielen en straatmeubilair.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen gemeentelijke monumenten noch gemeentelijk beschermde gebieden.

3.3.3 Plangebied
3.3.3.1 Donjon, Valkhof

Het Valkhof is een plek waar vele historische lagen samenkomen. De locatie vertegenwoordigt vanwege zijn ouderdom, (bouw)geschiedenis, zijn functie, zijn ligging en bijzondere architectuur van de bouwwerken een zeer hoge cultuurhistorische waarde en is van internationaal belang. De gemeente heeft de stap gezet om - na een aantal eerdere afwijzingen door het rijk naar aanleiding van bezwaren vanuit de monumentenwereld - herbouw van de Donjon op deze zeer gevoelige historische locatie in principe mogelijk te maken. De gemeente wil met de herbouw het Valkhof versterken als plaats van herinnering (lieu de mémoire) en een blijvend symbool oprichten voor de roemrijke geschiedenis van Nijmegen. Uitgangspunt is dat met een authentieke verschijningsvorm de historische sensatie, het gevoel in direct contact te staan met het verleden, beter kan worden opgewekt dan met een eigentijdse toren. Tevens hoopt de gemeente met de Donjon het park en het Valkhofkwartier een nieuwe impuls te geven. Met de herbouw heeft de gemeente een grote verantwoordelijkheid op zich genomen. De Donjon komt immers te staan op de meest bijzondere en gevoelige plek in Nijmegen binnen het van rijkswege beschermde stadsgezicht te midden van twee rijksmonumenten van 1000 jaar oud, de St. Nicolaaskapel en de Barbarossa-ruïne, in de context van een rijksmonumentaal park op een archeologisch rijksmonument, waar meer dan 2000 jaar geschiedenis ligt opgeslagen in de bodem. De Donjon dient derhalve met de uiterste zorgvuldigheid te worden ontworpen en ingepast in het hernieuwde park. Vooral de beleving van de St. Nicolaaskapel zal blijvend en definitief worden beïnvloed door de Donjon die op enkele meters afstand komt te staan. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor de beleving van het park als geheel.

3.3.3.2 Reconstructie

Vanuit deze verantwoordelijkheid heeft het College vervolgens zorgvuldig getracht uitvoering te geven aan de uitgangspunten van het raadsbesluit ('De herbouw lijkt zoveel mogelijk op het origineel met gebruik van 'authentiek' materiaal') en heeft een inspanning geleverd om een zo getrouw mogelijk beeld van de Donjon te verkrijgen. Uit het reconstructieonderzoek bleek dat uit de vele historische afbeeldingen, die overigens alle dateren uit een relatief korte periode (1570-1796) - ondanks de onderlinge verschillen - toch een groot aantal gemeenschappelijke kenmerken gedestilleerd kan worden, waardoor een redelijk betrouwbaar beeld van de hoofdvorm kan worden opgesteld. Uit schilderijen, prenten en referentieobjecten kan in grote lijnen de constructie, de detaillering en de materialisering van de toren in de periode, waarin de afbeeldingen zijn ontstaan, worden afgeleid. Het gegeven dat wetenschappelijk onderzoek niet alle vragen kan beantwoorden hoeft geen reden te zijn om alle wel bekende en verkregen feiten over de vorm van de Donjon, overboord te zetten. Inherent aan een reconstructie is immers dat er altijd onbekende factoren overblijven die in samenhang met de wel bekende elementen - op basis van kennis van de materie - ingevuld moeten worden. Er blijft dus altijd ruimte voor interpretatie over. Ook moet in acht worden genomen, dat de oorspronkelijke toren aan twee zijden was ingebouwd. Ter plekke van de vroegere aanhechtingsvlakken heeft de ontwerper ruimte voor een eigen interpretatie.

De Donjon moet een geloofwaardige verwijzing worden naar de Valkhofburcht waar de Donjon deel van uitmaakte en moet tevens op een zorgvuldige wijze in de huidige context, het Valkhofpark, worden ingepast. Het bouwwerk moet voldoen aan nieuwbouweisen op het gebied van brandveiligheid, vluchtmogelijkheden, daglichttoetreding, energiegebruik etcetera (bouwbesluit).

De herbouwde toren zal het relatief kleine park domineren en zo de betekenis van het park radicaal veranderen. Het park is na 1795 aangelegd als nieuwe betekenisdrager voor de gebouwde elementen die aan de sloop waren ontkomen. Ondanks alle veranderingen zijn de St. Nicolaaskapel en de Barbarossa-ruïne nog steeds de hoofdelementen in een parkaanleg, die hun beleving regisseert. De herbouw van de toren maakt deze elementen ondergeschikt. Hierdoor wordt de beleving van de oorspronkelijke essentie van het park als cultuurhistorisch gegeven veranderd. Het is derhalve zaak om de toren zo zorgvuldig mogelijk in te passen.

3.3.3.3 Plaatsbepaling

Voor de plaatsbepaling van de Donjon in het park geeft het Pansa-Arcxrapport drie mogelijkheden, waarvan een het meest waarschijnlijk wordt geacht. Deze voorkeurspositie werd achteraf bevestigd door het geofysisch onderzoek. Deze positie wordt aangehouden tenzij archeologisch onderzoek uitwijst dat er een andere positie moet worden ingenomen. De St. Nicolaaskapel, Barbarossa-ruïne en de nieuw te bouwen Donjon dienen als 'follies' in het park te worden benaderd en een bijdrage te leveren aan de enscenering van fraaie gezichten of taferelen in het park. De open ruimtes rondom de St. Nicolaaskapel en Barbarossa-ruïne worden gerespecteerd. Dat geldt ook voor het balkon, dat wordt gevormd door de historische burchtmuur en de bunker met uitzicht over de Waal.

3.3.3.4 Architectuur

Op het Valkhof moet een iconisch gebouw verrijzen, dat als symbool kan fungeren voor de rijke geschiedenis van Nijmegen en dat het Valkhof als lieu de mémoire versterkt. Het gebouw moet een positieve toevoeging zijn en de ingrijpende transformatie van het monumentale park en zijn omgeving waard zijn. De Donjon is een geloofwaardige interpretatie van de historische reuzentoren uit de zeventiende eeuw. In het ontwerp wordt de reconstructie van de historische toren gecombineerd met eigentijdse voorzieningen. Belangrijk is dat met de Donjon de historische sensatie wordt opgewekt. De schijnbare tegenspraak tussen de historiserende hoofdvorm en de nieuwe elementen moet op subtiele wijze herkenbaar zijn in het ontwerp. Uitgangspunt is immers dat de herbouw zoveel mogelijk lijkt op het origineel. Daartoe dient de oorspronkelijke verschijningsvorm als basis. Dit beeld dient, gelet op het uitgangspunt, zoveel mogelijk te worden gerespecteerd. Ingrepen in dit beeld vanuit het programma of het Bouwbesluit, dienen tegen deze achtergrond te worden gewogen.

3.3.3.5 Materialisering

Uitgangspunt is zo getrouw mogelijke visuele reconstructie van de oorspronkelijke toren met gebruik van 'authentiek' materiaal. Ten behoeve van de toekomstige functies en de bouwregelgeving wordt daar een tweede laag doorheen geweven, die 'eigentijds' kan worden vormgegeven. Aspecten als vluchtmogelijkheden, brandveiligheid, sanitaire voorzieningen, daglichttoetreding en energieverbruik spelen hierin een rol.

3.3.3.6 Maatvoering

De maatvoering van de Donjon is gebaseerd op een analyse van alle beschikbare historische afbeeldingen, artistieke impressies en een analyse van alle archeologische opgravingen en eerdere reconstructieonderzoeken. Afwijkingen van maten en getallen kunnen uitsluitend plaatsvinden op basis van argumenten, die betrekking hebben op de reconstructie.

  • Rechthoekige footprint van 10.4 x 18 meter;
  • Hoogte toren inclusief kantelen 36 meter ten opzichte van het huidige maaiveld op de voorkeurspositie;
  • Hoogte kap boven kantelen maximaal 9 meter;
  • Bekroning op kap met dakruiter van maximaal 5 meter;
  • De bovenrand van de toren dient verbijzonderd te worden in de vorm van een uitkraging, bekroond met kantelen: 4 op de korte zijde en 7 op de lange zijde.

3.3.3.7 Gevels

De maatvoering van de gevelindeling en de aantallen en de positie van de gevelelementen dienen zoveel mogelijk te geschieden conform de historische afbeeldingen, ervan uitgaande dat in het totaal van de historische afbeeldingen de verdwenen werkelijkheid doorklinkt.

  • In de gekanteelde, uitkragende top van de toren bevinden zich kleine rechthoekige ramen.
  • De uitkragende top van de toren is voorzien van een omlopend boogfries met 19 bogen aan de lange zijde en 11 bogen aan de korte zijde.
  • Direct onder de uitkragende top van de toren bevindt zich een laag rechthoekige ramen, 3 op de korte zijde en 6 op de lange zijde.
  • Daaronder bevinden zich boogramen met deelzuiltjes in twee lagen; in de bovenste laag 3 aan de noordzijde en 2 aan de oost-, west- en zuidzijde. De onderste laag heeft 3 boogramen aan de noordzijde.
  • Op maaiveldniveau bevindt zich aan de zuidzijde een blinde boog in het muurwerk.
  • Details waarvan het bestaan op grond van de historische afbeeldingen mag worden vermoed, maar waarvan de precieze vorm niet is waar te nemen (zoals bijvoorbeeld de deelzuiltjes in de rondboogramen), moeten worden ontworpen conform datgene dat voor deze situatie historisch het meest aannemelijk is.

3.3.3.8 Dak

Het dak mag niet zwevend worden uitgevoerd.

3.3.3.8.1 Materiaal

De volgende materialen kunnen worden toegepast:

  • Natuursteen zoals tufsteen voor de schacht van de toren en trachiet voor de hoekblokken;
  • Baksteen voor de uitkragende top;
  • Eigentijdse materialen met een authentieke uitstraling;
  • Eigentijdse materialen als glas, beton en staal;
  • Hout voor de dakruiter;
  • Het effect van een constructie bekleed met plaatmateriaal of grote prefab elementen dient te worden vermeden.

3.3.3.9 Relatie met bestaande relicten

Belangrijk is dat er rekening wordt gehouden met de bestaande historische gebouwen in het Valkhofpark. De Donjon moet familie zijn van deze historische relicten. Dat betekent dat de materiaalkeuze wat betreft structuur en kleur een relatie heeft met het tufsteen van de kapel en de ruïne.

Daarnaast is het van groot belang om rekening te houden met het archeologisch monument. Bij eventuele archeologische vondsten moeten de mogelijkheden voor visualisatie worden onderzocht en indien mogelijk gerealiseerd.

3.3.3.10 Exterieur - interieur

Het uitgangspunt van een herbouw die zoveel mogelijk lijkt op het origineel met gebruik van 'authentiek' materiaal houdt in dat er een relatie moet zijn tussen het exterieur en het interieur. Er zijn weliswaar geen historische afbeeldingen van het interieur bekend, maar op grond van de afbeeldingen van het exterieur en nog bestaande voorbeelden van andere torens kan er wel iets over worden gezegd. Het interieur dient een karakter te hebben dat aansluit op het wezen van de Reuzentoren en dat de historische sensatie ook binnen voelbaar maakt en zelfs versterkt. Voorkomen moet worden dat er twee aparte werelden ontstaan. Hiertoe moet het interieur in hetzelfde handschrift worden ontworpen als het exterieur. De gevraagde beleving van authenticiteit komt niet alleen tot uiting in de robuustheid van de materialisering, maar ook in de toepassing en beleving van historische muurdiktes, kap- en balkenconstructies. Tegelijkertijd moet het interieur voldoen aan de hedendaagse functionele eisen. Deze moeten als eigentijdse vormgeving herkenbaar zijn en subtiel als een soort tweede laag geïntegreerd worden in de authentieke vormen van de gereconstrueerde toren.

 

3.4 Economische Zaken

Toerisme is een belangrijk onderdeel van de Nijmeegse economie. Zo is de toeristische sector een belangrijke banenmotor. Daarnaast zijn bestedingen van toeristen een belangrijke bron van inkomsten voor diverse sectoren, m.n. horeca en detailhandel. Bezoekers komen naar Nijmegen voor een bezoek aan de binnenstad of om het rijke verleden. Met de Donjon wordt tegemoet gekomen aan beide bezoekmotieven. De Donjon is centraal gelegen in de directe nabijheid van de binnenstad en levert een directe bijdrage aan het zichtbaar maken van de geschiedenis van de stad. De Donjon kan daardoor uitgroeien tot één van de toeristische parels van de stad. In de Donjon moeten functies worden gerealiseerd die recht doen aan de locatie en de cultuurhistorische betekenis.

Horeca

Een horecafunctie past bij het karakter van de Donjon. In de horecanota Gastvrij Nijmegen is opgenomen dat op unieke locaties in het stadscentrum horeca mogelijk moet worden gemaakt. De Donjon wordt hierin genoemd als voorbeeld van een locatie in het stadscentrum waarvoor dit geldt. Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in de categorieën lichte horeca (restaurant, lunchroom, tearoom), middelzware horeca (café) en zware horeca ( discotheek, partycentrum). De indeling in categorieën wordt ingegeven door de mate waarin de functie overlast veroorzaakt en een verkeer aantrekkende werking heeft. Lichte en middelzware horeca passen bij het karakter van de Donjon. Zware horeca is niet toegestaan. In de planregels is opgenomen dat alleen een lunchroom, grillroom of restaurant is toegestaan.

Ondersteunende horeca

Bij invulling van de Donjon kan ook gedacht worden aan museale of andere culturele functies. Veelal wordt als nevenactiviteit de bezoekers consumpties aangeboden. Het gaat dan om ondersteunende horeca, waarbij een beperkt deel van het oppervlak van de hoofdfunctie wordt gebruikt voor het plaatsen van tafels en stoeltjes.

Ondersteunende horeca is dan ook toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
  • de openingstijden van de horeca activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • de toegang tot de horeca activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit; er is dus geen aparte ingang;
  • het aantal m2 ondersteunende horeca is gemaximeerd ten opzichte van de hoofdfunctie en mag voor bijzondere doeleinden niet boven de 10% van het totale oppervlak van de hoofdfunctie uitkomen;
  • er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
  • voor de horeca activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt.

Detailhandel

Bij een museale of toeristische invulling is beperkte Retail toegestaan, mits het ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en een relatie heeft met de museale of toeristische invulling.

 

3.5 Milieu

3.5.1 Algemeen

Opgemerkt kan worden dat het een gebied met gemengde activiteiten betreft en de invulling daarom dient te voldoen aan de Categorie A als opgenomen in tabel 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging van de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering, Editie 2009.


Categorie A houdt in “Activiteiten die zodanig weinig belastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend”.
Aan het bovenstaande voldoet de planinvulling.

3.5.2 Geluid

Geluidsgevoelige bestemmingen als wonen zijn niet voorzien. Een eventuele beoordeling aan de hand van de Wet geluidhinder (Wgh) is daarom niet aan de orde. Vanuit de Wgh behoeven er verder geen procedures te worden gevolgd.

3.5.3 Luchtkwaliteit

Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende twee zaken:

  • het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
  • het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uit- gewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal.

Het plan heeft een beperkte extra (gemotoriseerde) verkeersaantrekkende werking.

De verkeersaantrekkende werking van het plan blijft ruim onder bovenstaande grens. Het plan is derhalve NIBM en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.

Ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel: het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2 ), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen, verpleeg- huizen en bejaardentehuizen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.

Het plan betreft geen van de bovengenoemde gevoelige bestemmingen. Het plan voldoet daarmee aan de regelgeving.

3.5.4 Bedrijven
3.5.4.1 Algemeen

In principe betreft het hier het (opnieuw) realiseren van de Donjon met daarin overwegend een recreatieve (horeca) functie. Hierover kan opgemerkt worden dat het een gebied met gemengde activiteiten betreft en de invulling daarom dient te voldoen aan de Categorie A als opgenomen in tabel 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging van de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering, Editie 2009.
Categorie A houdt in “Activiteiten die zodanig weinig belastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend”.
Aan het bovenstaande voldoet de planinvulling.

3.5.4.2 Bedrijvigheid

In de naaste omgeving van het plan bevinden zich geen planologische invullingen/functies die de beoogde planinvulling kunnen frustreren.

3.5.4.3 Indirecte hinder

Met betrekking tot de parkeerbehoefte kan gesteld worden dat in de naaste omgeving voor wat betreft het openbaar gebied zowel als de aanwezige parkeergarages in principe genoeg parkeerruimte voorhanden is, zodat de parkeerdruk in de naaste omgeving niet onaanvaardbaar zal worden verhoogd.

3.5.4.4 Conclusie

Het plan kan als acceptabel worden aangemerkt.

3.5.5 Externe veiligheid
3.5.5.1 Algemeen

Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden:
a) externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven en;
b) externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen.

De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's:

  • 1. Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden aangegeven;
  • 2. Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het groepsrisico wordt getoetst aan de hand van oriënterende waarden.

Ad a)

De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Dit besluit kent een verdeling naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's, zoals hierboven aangegeven.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van TWO Chemical Logistics B.V., een op- en overslagbedrijf voor gevaarlijke stoffen, gelegen aan de Vlotkampweg 67. Deze inrichting heeft een invloedsgebied van 4250 meter, het plangebied ligt op 4150 meter van deze inrichting.


Ad b)

Hier is van toepassing de “circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”. Voor de externe veiligheid met betrekking tot vervoer van gevaarlijke stoffen wordt voor wegen, spoorwegen, vaarwegen en buisleidingen thans eveneens aangehaakt bij de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van december 2013.
Voor vervoer over het spoor en het water wordt nu eveneens rekening gehouden met de Basisnetten spoor en water.

In de nabijheid van het plangebied zijn de volgende transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig:

  • De rivier de Waal op 140 meter afstand
  • De spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's Hertogenbosch op 1100 meter afstand
  • Een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, Prins Mauritssingel - Generaal James Gavinweg - Terwindtstraat – Nieuwe Ubbergseweg op tenminste 180 meter afstand.

De rivier de Waal heeft een invloedsgebied van 1000 meter, de overige bovenaangehaalde routes gevaarlijke stoffen hebben een invloedsgebied van 1500 meter.

Onderstaand wordt nader ingegaan op:

  • Het plaatsgebonden risico (PR)
  • Het groepsrisico (GR)
  • Cumulatie van de risico's omdat binnen het projectplangebied sprake is van overlapping van de invloedsgebieden van de onderscheiden risicobronnen.

3.5.5.2 Verantwoording
3.5.5.2.1 Plaatsgebonden risico (PR)

Met betrekking tot het plaatsgebonden risico van de onderscheiden bronnen kan het volgende worden opgemerkt:

  • TWO Chemical Logistics B.V., gelegen aan de Vlotkampweg 67.
    De plaatsgebonden 10-6 risicocontour bevindt zich in de onmiddellijke omgeving van het terrein van de inrichting zelf en is voor dit plangebied niet van belang.
  • De hierboven aangevoerde routes gevaarlijke stoffen:
    • 1. De rivier de Waal,
    • 2. De spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's Hertogenbosch
    • 3. De gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, Prins Mauritssingel - Generaal James Gavinweg - Terwindtstraat – Nieuwe Ubbergseweg.

Met betrekking tot deze routes gevaarlijke stoffen geldt dat of de plaatsgebonden 10-6 risicocontour valt binnen de begrenzing van de transportas zelf, dan wel het plaatsgebonden risico zo laag is dat geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour is te bepalen.

Voor de plaatsgebonden risico's van alle genoemde risicobronnen kan de conclusie worden getrokken dat die voor dit plangebied niet van belang zijn.

Op het plaatsgebonden risico zal (PR) daarom onderstaand dan ook niet meer worden ingegaan.

3.5.5.2.2 Groepsrisico (GR)

Zone-indeling risicocontouren groepsrisico (GR)

Hieronder worden de onderscheiden risico's voor TWO Chemical Logistics B.V. en de onderscheiden routes gevaarlijke stoffen verantwoord.

Voor de risicobronnen zijn in de “Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen” van december 2013 drie zones vastgesteld waarbinnen bepaalde verantwoordingsniveaus gelden. De zones zijn globaal gebaseerd op de reikwijdte van incidenten met gevaarlijke stoffen. Omdat verschillende risicobronnen verschillende rampscenario's (kunnen) hebben, verschilt ook de zone-indeling per risicobron. De zone indeling is schematisch weergegeven in onderstaande figuur:

  Zone 1   Zone 2   Zone 3  
Rijks- en spoorwegen, provinciale- en gemeentelijke wegen   30 meter (invloedsgebied plasbrand)   200 meter (aandachtsgebied blève)   1500 meter (invloedsgebied toxisch)  
Vaarwegen   25 meter (invloedsgebied plasbrand)   90 meter (invloedsgebied blève)   1000 meter (invloedsgebied toxisch)  
Aardgastransportleidingen   PR 10-6 Contour   100% letaalgrens   1% letaalgrens  
LPG tankstations   PR 10-6 Contour   150 meter (invloedsgebied)   -  
LNG tankstations   PR 10-6 Contour   300 meter (invloedsgebied)   -  
Overige Bevi-inrichtingen   PR 10-6 Contour   PR 10-6 contour   Invloedsgebied  

Inrichtingen en bedrijven
Het plangebied ligt voor wat bedrijvigheid betreft alleen binnen het invloedsgebied van TWO Chemical Logistics B.V. aan de Vlotkampweg 67. Binnen deze inrichting worden gevaarlijke stoffen op- en overgeslagen. Zij valt daarmee onder het Bevi.

Het plangebied ligt in het invloedsgebied (zone 3), dus buiten de PR 10-8 contour. Alleen een toxisch scenario is van toepassing.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Met betrekking tot de boven aangevoerde routes gevaarlijke stoffen, kan opgemerkt worden dat omdat het plangebied voor de rivier de Waal en de spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's Hertogenbosch in het invloedsgebied (zone 3) ligt waar alleen een toxisch scenario van toepassing is.

Voor de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Prins Mauritssingel - Generaal James Gavinweg - Terwindtstraat – Nieuwe Ubbergseweg dient opgemerkt te worden dat het plangebied nog net voor een marginaal deel binnen het aandachtsgebied blève (zone 2) ligt.

Bij een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen is, uitzonderingen daargelaten, het plasbrandscenario maatgevend. Het plangebied ligt echter op tenminste 190 meter uit deze gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, dus duidelijk buiten het invloedsgebied plasbrand (zone1). Alleen een toxisch scenario is daarom van toepassing

Voor de overige risicobronnen is eveneens het toxisch scenario van toepassing. De verantwoording groepsrisico wordt voor alle bronnen daarom gecombineerd uitgevoerd.

Verantwoording groepsrisico voor:

  • de rivier de Waal
  • de spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's Hertogenbosch
  • de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, Prins Mauritssingel - Generaal James Gavinweg - Terwindtstraat – Nieuwe Ubbergseweg,
  • TWO Chemical Logistics B.V.

Inleiding

  • a. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de rivier de Waal. Voor dit vaarwater geldt het volgende:
    • 1. Uit de “circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”, blijkt dat de Waal is gecategoriseerd als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute). Het risicoplafond is voor de Waal vastgesteld op 13.958 schepen brandbaar gas/jaar. Het invloedsgebied van de vaarweg is 1.000 meter. Groepsrisicoberekening (kwantitatief) is alleen nodig wanneer de bevolkingsdichtheid binnen het invloedsgebied hoger is dan 1.500 pers./ha. dubbelzijdig of 2.250 pers./ha. enkelzijdig. Hieraan voldoet de vaarweg niet, zodat met een kwalitatieve verantwoording van het groepsrisico volstaan kan worden.
  • b. De overige risicobronnen:
    • 1. Het plangebied bevindt zich op grote afstand van de risicobronnen (spoorlijn 1000 meter, TWO Chemical Logistics B.V. 4.150 meter, de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen 180 meter). Daarmee bevindt het plangebied zich binnen het invloedsgebied toxisch (zone3) van de risicobronnen de Waal en de spoorlijn. Met betrekking tot de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen kan opgemerkt worden dat het plangebied nog net binnen het aandachtsgebied blève (zone 2) ligt, maar dat hier het invloedsgebied plasbrand maatgevend is, waar het plangebied buiten ligt.
    • 2. Het toxisch scenario is daarom voor het plangebied maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of blève reiken niet tot het plangebied.

Ontwikkeling groepsrisico's

Vanwege de grote afstanden tot de risicobronnen zal een toe- of afname van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van de onderscheiden groepsrisico's. De beschouwing van de groepsrisico's en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

Mogelijkheden tot beperking van de groepsrisico's

De mogelijkheid tot beperking van de onderscheiden groepsrisico's door het beïnvloeden van de personendichtheid behoort op dergelijke afstanden tot risicobronnen niet tot de mogelijkheden. Zoals gesteld heeft op de betreffende afstanden een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op een groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen in het plangebied zijn daarom niet realistisch.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grotere afstanden van de risicobronnen wordt daarom voor het plangebied niet verder beschouwd.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij belangrijke parameters.

Nieuwe bouwwerken, waar grotere massa's mensen aanwezig kunnen zijn, als bijvoorbeeld woonflats, kantoren en warenhuizen, zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandeling-installaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.

Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

3.5.5.3 Advies Veiligheidsregio Gelderland Zuid

Op 29 januari 2014 hebben wij, door tussenkomst van de Omgevingsdienst regio Nijmegen (ODRN), uw verzoek om advies ontvangen over het bestemmingsplan Nijmegen Centrum-
Binnenstad-1 (Donjon). Dit bestemmingsplan beoogt de herbouw van de donjon in het Valkhofpark.

Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied van meerdere risicobronnen, te weten: de
inrichting TWO Chemical Logistics BV, de rivier de Waal, de spoorlijn Arnhem - Nijmegen en gemeentelijke routering gevaarlijke stoffen. Om die reden moet het bestemmingsplan worden getoetst aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en dient u het groepsrisico van één of meerdere risicobronnen te verantwoorden.

Wij informeren u dat wij in dit specifieke geval geen uitgebreide beschouwing van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers hebben opgesteld. De reden daarvoor is dat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet of nauwelijks effect heeft op de externe veiligheidsrisico's. Wij verwijzen u voor een beschouwing op hoofdlijnen naar de paragraaf 'bestrijdbaarheid risicobronnen' van uw gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid.

Reactie op het Advies Veiligheidsregio Gelderland Zuid (VRGZ).

Opgemerkt over het bovenstaande kan worden dat de VRGZ geen inhoudelijke adviezen met betrekking tot zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid geeft.


De verantwoording van de onderwerpen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid is conform het advies uitgevoerd volgens het gestelde in de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van december 2013.

3.5.5.4 Conclusie Externe Veiligheid Totaal

Externe veiligheid is, rekening houdend met de zeer lage risico's van de betreffende risicobronnen:

  • TWO Chemical Logistics B.V
  • De rivier de Waal,
  • De spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's Hertogenbosch
  • De gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, Prins Mauritssingel - Generaal James Gavinweg - Terwindtstraat – Nieuwe Ubbergseweg.

Gegeven de bovenstaande afwegingen, achten wij geen van deze risicobronnen een obstakel voor het realiseren van het plan.

Cumulatie groepsrisico's

Het plangebied ligt binnen de elkaar gedeeltelijk overlappende invloedsgebieden van één inrichting, de rivier de Waal, de spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's Hertogenbosch en de route gevaarlijke stoffen Prins Mauritssingel - Generaal James Gavinweg - Terwindtstraat – Nieuwe Ubbergseweg

Cumulatie van risico's is het optellen van het risico van afzonderlijke bronnen. Voor cumulatie van risico's geldt dat kwantificering lastig, dan wel onmogelijk is. Tevens bestaat er geen landelijk toetsingskader waaraan getoetst kan worden. Afwegen van cumulatie is onderdeel van de groepsrisicoverantwoording. Indien relevant, wordt dit aspect in de groepsrisicoverantwoording kwalitatief beschouwd. Gelet op de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied kan hier echter nauwelijks gesproken worden van relevantie. De groepsrisico's zijn, gezien de bovenstaande verantwoordingen, zeer laag en benaderen in alle gevallen de oriënterende waarden niet. Geen van de bovenaangehaalde risicobronnen springt er uit met betrekking tot het groepsrisico. Zij behoeven dan ook kwantitatief niet bepaald te worden en kunnen daarom ook indien zij kwalitatief bepaald zijn in feite niets aan de cumulatie toevoegen. Daarom is binnen het plangebied Nijmegen Centrum - Binnenstad - 3, Stratenmakerstoren het toegevoegde risico van cumulatie zeer beperkt. Dit aspect werkt daarom niet door in de verantwoording groepsrisico.

Conclusie
In het bovenstaande zijn de van toepassing zijnde wegingspunten voor de relevante risicobronnen opgevoerd met betrekking tot het projectplangebied. Uit de afwegingen blijkt dat er nauwelijks/geen beïnvloeding van het plan Nijmegen Centrum - Binnenstad - 1, Donjon op het groepsrisico sprake is.

Het plan Nijmegen Centrum - Binnenstad - 1, Donjon is acceptabel vanwege de onderstaande redenen:

  • 1. Het plan heeft nauwelijks tot geen verhogende invloed op het groepsrisico.
  • 2. Het plangebied ligt als geheel weliswaar binnen de invloedsgebieden van een inrichting, een waterweg, een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen en een spoorlijn, echter kan geen van de risicobronnen als significant met betrekking tot het groepsrisico worden aangemerkt. Dit groepsrisico blijft ruim onder de oriënterende waarde.
  • 3. Ook cumulatie van de onderscheiden groepsrisico's leidt niet tot een enigermate significante verhoging van het groepsrisico.

Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van de bovenstaande afwegingen en achten het groepsrisico, dat tengevolge van het plan Nijmegen Centrum - Binnenstad - 1, Donjon niet significant stijgt, nu en in de in de toekomst, aanvaardbaar.
Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.

Gelet op het gegeven dat er een risico voor wat betreft externe veiligheid bestaat, dit echter zo laag is dat dit niet kwantitatief in berekeningen kan worden vervat, dit echter niet nul (0) zal zijn, zal er een zogenaamd restrisico overblijven.
Dit restrisico wordt door het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen expliciet geaccepteerd.

Verantwoording

De bovenstaande verantwoording groepsrisico dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van december 2013 en de daarin gemaakte keuzes.

3.5.6 Bodem

Voor de bestemmingsplanparagraaf is het Bodem Informatie Systeem, incl. de historische kaarten van archeologie van de gemeente Nijmegen geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er in de omgeving een bodemonderzoek is uitgevoerd:

Uit het bodemonderzoek aan de Waalkade 70-84 dat in 2008 door Grontmij is gedaan n.a.v. historische bedrijfsactiviteiten (= onderaan het Valkhofpark) blijkt:

  • De grond is tot 6 meter diep sterk geroerd en is licht tot matig verontreinigd met zware metalen en PAK;
  • Tussen de 1,5- 2,0 m- mv is een sterk houdende baksteenlaag aanwezig waar de interventiewaarde voor koper en lood wordt overschreden;
  • Er is geen asbest waargenomen;
  • Het grondwater is licht verontreinigd met aromaten;

Ter plaatse van het Kelfkensbos heeft een sanering in 1995 plaatsgevonden van sterk loodhoudende grond ten behoeve van de nieuwbouw van het Valkhofmuseum en de parkeergarage Kelfkensbos.

De conclusie van het historisch onderzoek is dat er ophooglagen zijn die eventueel verontreinigd kunnen zijn met zware metalen en PAK omdat er ook veel puin in die lagen zit. Voor deze bestemmingsplanherziening hoeft nu nog geen bodemonderzoek uitgevoerd te worden om te toetsen of de bodem geschikt is voor de gewenste ontwikkeling. In het kader van de omgevingsvergunning is het straks wel noodzakelijk om een NEN 5740 bodemonderzoek uit te voeren.

 

De bodem is geschikt voor realisatie van de Donjon.

Bodem en klimaat

In de opzet van het gebouw wordt rekening gehouden met de parkachtige structuur. Ook blijft het oppervlakte open bodem praktisch onaangetast. Dat is positief voor (water) kringloop, bodemprocessen en dus biodiversiteit. Een open bodem helpt daarbij met de regulering van het klimaat. Ook het verblijfsgebied wordt aangenamer, vanwege schaduwvorming, verdamping/afkoeling en dus vermindering van hittestress).

3.5.7 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd.

Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.

Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.

Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.

In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.

Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.

Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Stadsregionaal verband wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen in beeld te brengen. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren.

Voor utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.

Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.

Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de archeologische en milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.

3.6 Natuur en Landschap

3.6.1 Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.

Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura 2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5001-VG01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5001-VG01_0005.png"

3.6.2 Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort'
  • Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')

In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.

Om te bepalen of de Natuurbeschermingswet aan de orde is, moet er een quickscan gedaan worden.

Het dichtstbijzijnde gebied dat is beschermd onder de Natuurbeschermingswet 1998 is het Natura 2000-gebied Gelderse Poort. Dit gebied ligt op ongeveer 170 meter afstand ten oosten van het plangebied.

3.6.2.1 Conclusie

Uit de Quickscan (Toetsing beschermde natuurwaarden project herinrichting Valkhofpark, 11 februari 2013) is gebleken dat dit bestemmingsplan niet van invloed is op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5001-VG01_0006.png"

3.6.3 Flora en Faunawet

Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.

Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.

Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.

Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.

3.6.3.1 Conclusie

Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd. Uit dat onderzoek (Toetsing beschermde natuurwaarden project herinrichting Valkhofpark, 11 februari 2013) blijkt het volgende:

Niet jaarrond beschermde vogels

Alle broedende vogels, hun broedplaatsen en de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het plangebied voor en tijdens de bouwfase, kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden.

Foerageergebied vleermuizen

Naast mogelijke verblijfsplaatsen is het gehele plangebied geschikt als foerageergebied voor vleermuizen die in de omgeving een verblijfsplaats hebben. Effecten op foeragerende vleermuizen dienen voorkomen te worden door de werkzaamheden overdag uit te voeren en van zonsondergang tot zonsopkomst geen bouwverlichting aan te laten staan tijdens de uitvoering.

Zorgplicht

Naast de bescherming van soorten uit tabel 1, 2 en 3 uit de Flora- en faunawet, kent deze wet een zorgplicht. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. Soorten van tabel 1 zijn vrijgesteld van ontheffingsverplichting, en zijn daarom niet meegenomen in voorliggende toetsing. Ook voor deze soorten geldt wel de zorgplicht.

Herbouw Donjon

Voor de nieuwbouw van de Donjon zullen geen gebouwen worden verwijderd of aangepast. De nieuwbouwlocatie van de Donjon is mogelijk geschikt als nestlocatie voor algemeen voorkomende broedvogels. Wanneer voor nieuwbouw aanwezige vegetatie wordt verwijderd, dient dit plaats te vinden buiten het broedseizoen van vogels.

De Donjon zelf zal foeragerende vleermuizen niet verstoren. Wanneer de Donjon verlicht wordt is er mogelijk wel sprake van verstoring van foeragerende vleermuizen. Indien de Donjon verlicht wordt van boven het bomendek en gericht op de Donjon, zal er geen verstoring van foeragerende vleermuizen optreden. Op deze wijze zal er geen overtreding van de Flora- en faunawet optreden.

3.6.4 Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang.

Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur is de Waal. Dit ligt ongeveer 60 meter ten noorden van het plangebied. Er is geen sprake van direct ruimtebeslag. Gezien het karakter en omvang van de ingreep worden effecten op Ecologische Hoofdstructuur niet verwacht.

3.6.4.1 Conclusie

Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van de EHS om geen effecten te verwachten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5001-VG01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5001-VG01_0008.png"

3.6.5 Groenplan De groene draad (2007)

Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.

De Donjon wordt gebouwd in het Valkhofpark en zal onderdeel worden van het park. Met de bouw van de Donjon wordt een functie aan het park toegevoegd waardoor het gebruik van het park zal toenemen. De bouw van de Donjon biedt ook kansen voor het park, het gebouw voegt zich naar de open ruimte in het park. Na de bouw van de Donjon wordt het gehele park gerenoveerd waardoor park en gebouw een geheel gaan worden.

3.6.5.1 Conclusie

Door de bouw van de Donjon gaat een klein deel van de groene bestemming verloren. Hiermee verdwijnt een klein deel van de hoofdgroenstructuur. Gelet op de functie van het gebouw en de kansen die ontstaan, is deze wijziging acceptabel.

3.6.6 Handboek stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.

De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.

De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

  • Optimale inzet van middelen.
  • Waarborgen van een vitaal bomenbestand.
  • Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
  • Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.

Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.

In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.

Vanuit de gemeente is tijdens het planproces aangegeven dat er zoveel mogelijk bomen behouden moeten blijven. In 2011 heeft het gemeentebestuur het belang van grote bomen in de stad onderstreept door een lijst van monumentale en bijzondere bomen vast te stellen. In het Handboek Stadsbomen staat de volgende tekst over deze bijzondere categorie bomen:

...// Bomen in een stedelijke omgeving worden gemiddeld maar enkele tientallen jaren oud... Het aantal bomen dat de maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen van de laatste decennia heeft doorstaan is dus beperkt...Daarmee ontstaat binnen het bomenbestand een bijzondere categorie bomen waarvoor een zwaarder beschermingsregime is gewenst en een zo goed mogelijke ontwikkeling en bescherming van deze bomen is gegarandeerd //...

De bomen in het Valkhofpark zijn in 2012 beoordeeld door Boomtotaalzorg (Advies 12A099), onder andere op toekomstverwachting. Alle 13 bomen hebben een toekomstverwachting van redelijk tot goed. Dat betekent dat de eerste 10 jaar geen problemen worden verwacht ten aanzien van de mechanische en/of fysiologische toestand.

3.6.6.1 Conclusie

dit bestemmingsplan heeft geen invloed op de hoofdbomenstructuur.

3.7 Waterhuishouding

3.7.1 De Watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.

Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  • Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003, geactualiseerd en aangepast in 2011)
  • Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009)
  • Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 22 december 2009)
3.7.2 Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Benedenstad en Centrum. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016” relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.

3.7.3 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

3.7.4 Grondwater

Het plangebied bevindt zich in een grondwaterbeschermingsgebied. De betreffende grondwaterwinning wordt in 2015 beëindigd en heeft geen consequenties voor het bouwwerk. Alleen binnen een beschermingszone van 3 jaar geldt nog de noodzaak tot bovengrondse infiltratie. Het bouwwerk heeft, ook met ondergrondse infiltratie van hemelwater, geen negatieve effecten op de grondwaterwinning.

Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

  • een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  • maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
  • waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)

Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld.

Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.

3.7.5 Riolering / hemelwater
3.7.5.1 Vuilwater

De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich op diverse plaatsen rondom het hieronder weergegeven kaartje. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. De Donjon is verplicht vuilwater op het stelsel aan te sluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5001-VG01_0009.png"

3.7.5.2 Hemelwater

In het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water geldt als gemeentelijk beleid, om schoon hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen.

Voor plannen waarbij geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend.

3.8 Verkeer

3.8.1 Beleid

Nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar

Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgelegd in de nota “Nijmegen Duurzaam Bereikbaar”. Hieronder volgt een beknopte beschrijving van het gemeentelijk beleid:

De gemeente Nijmegen stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal, waarbij de reiziger een keuze wordt aangeboden uit een aantal aantrekkelijke alternatieven: soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van vervoerswijzen. Daarnaast neemt de gemeente maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken. Hierbij is de samenhang tussen het mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en met het openbaar vervoer. Ook nieuwe grootschalige woning- bouwontwikkelingen zoals de Waalsprong moeten goed ontsloten worden voor fiets, openbaar vervoer en auto. Voor bedrijventerreinen geldt dat deze zoveel mogelijk aan de rand van de stad worden gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen op het HOV mogelijk is. Bij elke geplande nieuwe ontwikkeling wordt onderzocht wat de effecten zijn op de bereikbaarheid. Dat kan leiden tot extra maatregelen, de keuze voor een andere locatie of in het meest extreme geval tot het niet doorgaan van de ontwikkeling. Tenslotte richt het beleid zich op maatregelen die leiden tot een betere benutting van de bestaande infrastructuur en het stimuleren van duurzame vervoerswijzen. Waar al deze maatregelen onvoldoende soelaas bieden, komt het vergroten van de capaciteit als optie in beeld.

De realisatie van De Oversteek heeft de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderd. Ook door de maatregelen op het rijkswegennet (verbreding A50) zal de doorstromingsproblematiek verschuiven van het gebied ten noorden van de Waal naar de zuid- en westflank van de stad. In het gebied ten zuiden van de Waal en ten oosten van het Maas-Waalkanaal is nu al sprake van hoge verkeersdruk. De ruimtelijke mogelijkheden om nieuwe infrastructuur te bouwen zijn hier beperkt. De aanleg van De Oversteek is door de gemeente Nijmegen aangegrepen om door dynamisch verkeers- management het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren.

3.8.2 Bereikbaarheid
3.8.2.1 Gemotoriseerd verkeer

Een goede bereikbaarheid van Nijmegen per auto is in de eerste plaats gediend met een goede en betrouwbare afwikkeling van het verkeer op de autosnelwegen rondom de stad. Het is van groot belang dat deze autowegen goed functioneren. Er is dan namelijk geen noodzaak om dóór Nijmegen te rijden als je niet ín Nijmegen moet zijn. Al het doorgaande verkeer gaat buiten de stad om, terwijl het bestemmingsverkeer de stad vanuit de beste windrichting kan benaderen. Binnen de stad hanteren we 3 beleidslijnen: doorstromen, doseren, overstappen.

  • Doorstromen: dankzij De Oversteek ontstaan meer mogelijkheden om het verkeer te spreiden en kunnen we beter bijsturen in geval van calamiteiten. Het is een goed alternatief voor een deel van de verplaatsingen, om doorstromendverkeer om het centrum van de stad te leiden. De gemeente zet in op een goede doorstroming van het verkeer in de stad en heeft daarvoor de "Groene Route" (zie afbeelding) aangelegd: dit is een aaneengesloten route waarop de doorstroming optimaal is. De route is in gebruik genomen als S100.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5001-VG01_0010.png"

  • Doseren: als de doorstroming op deze route op piekmomenten onder druk staat, wordt het verkeer op de invalswegen naar de route toe “gebufferd”. De gemeente zet zwaar in op dynamisch verkeersmanagement: we monitoren het verkeer en waar nodig sturen we bij. Zo krijgen we steeds meer grip op verkeer.
  • Overstappen: ten noorden, zuiden en westen van Nijmegen bieden we transferia aan waar automobilisten kunnen overstappen op het openbaar vervoer of de (elektrische) fiets.

Nu De Oversteek gereed is, zal de bereikbaarheid van de (binnen)stad verbeteren. Echter kan de aanpak van aanleg en renovatie van wegen in de Waalsprong tijdelijk de doorstroming beperken. Tevens zijn er nog werkzaamheden die de bereikbaarheid beïnvloeden, zoals de Dijkteruglegging en het groot onderhoud aan de Waalbrug. Daarom zal voor het autoverkeer in sterke mate worden aangestuurd op het zo goed mogelijk managen van de verkeersstromen en het stimuleren van het spitsmijden.

Gemotoriseerd verkeer is in het Valkhofpark niet toegestaan. Voor hulp- en reinigingsdiensten geldt een uitzondering.

3.8.2.2 Langzaam verkeer

In Nijmegen liggen veel bestemmingen op korte afstand van elkaar. De fiets is hier een goed alternatief voor de auto. Van alle korte ritten (tot 7,5 kilometer) wordt 37% per fiets afgelegd. Dit percentage wil de gemeente laten toenemen. De gemeente gaat daarom de komende jaren door met het opwaarderen van het fietsroutenetwerk en het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. Snelfietsroutes zijn doorlopende en aantrekkelijke fietsroutes dwars door de stad, die woonlocaties verbinden met belangrijke stedelijke bestemmingen, ook vanuit de regio. Snelfietsroutes zijn zo direct mogelijk en bieden de fietser extra kwaliteit in de vorm van doorstroming (voorrang, minder oponthoud, groen bij verkeerslichten), vlakke verharding en aantrekkelijkheid (autoluw, schone lucht, sociale veiligheid, omgeving). Door de snelfietsroutes wil de gemeente meer forenzen op de (elektrische) fiets krijgen. Ook werkt de gemeente de komende jaren aan de uitbreiding van het fietsnetwerk. Naast de hoofdfietsroutes moet het fietsverkeer aantrekkelijker worden door de inrichting van parallelle (schone lucht) routes en fijnmazige verbindingen door de verblijfsgebieden. Een fijnmazig fietsnetwerk is belangrijk, omdat de fiets een belangrijk onderdeel moet gaan uitmaken van de vervoersketen, het verwisselen van vervoerssysteem, bijvoorbeeld van fiets op trein. Minstens zo belangrijk als goede fietsverbindingen zijn tenslotte goede en veilige stallingen. Bij woningen moet dit op eigen terrein worden gerealiseerd.

Het plangebied kan vanuit elke toegang ontsloten worden voor fiets en voetganger. Zo zijn er diverse trappen en paden die door het Valkhof park lopen naar de omliggende wegen structuur. Fietsenstallingsmogelijkheden in het park zijn uitgesloten. Fietsers kunnen gebruik maken van de omliggende mogelijkheden om de fiets te stallen.

3.8.2.3 Openbaar vervoer

Het OV moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. Het streven is een toename van het gebruik van het OV. De kracht van het OV ligt vooral bij zoveel mogelijk gebundelde vervoersstromen.

De bestaande spoorwegen vormen de ruggengraat van het OV. Om regionale verplaatsingen beter te kunnen bedienen, wordt StadsregioRail ontwikkeld. StadsregioRail voorziet in meer regionale treinen per uur en extra stations op de verbinding tussen Duiven, Arnhem, Nijmegen en Wijchen. In aanvulling hierop wordt een netwerk van Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) ontwikkeld. Het HOV bedient de belangrijkste knooppunten en bestemmingen in Nijmegen en omgeving en is vooral geschikt voor afstanden tussen de 3 en 10 kilometer. De stadsregio heeft zes te ontwikkelen regionale HOV-lijnen vastgelegd, waarvan er vier liggen op Nijmeegs grondgebied. Als eerste zal de lijn Heijendaal - Nijmegen Centraal - Centrum - Waalsprong worden ontwikkeld. Voor deze verbinding wordt gestreefd naar een tramverbinding, die wordt doorgetrokken naar Bemmel en aansluit op de verbinding Arnhem - Huissen - Bemmel - Nijmegen. De andere twee HOV-lijnen lopen van Nijmegen Centraal Station, via Plein '44 naar Beuningen en van de Waalsprong naar Nijmegen-Dukenburg. Het HOV-lijnennet gaat de knooppunten, transferia en omliggende woongebieden met elkaar verbinden. Hiervoor is ook het normale, onderliggende lijnennet van belang voor de verbinding van de knopen met de wijken en de wijken onderling. De fijnmazigheid van een openbaar vervoer netwerk is van belang voor de bereikbaarheid, maar zorgt er ook voor dat het openbaar vervoer een aantrekkelijk alternatief is voor de auto.

Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aangewezen op de haltevoorzieningen van het Kelfkensbos. Deze bevinden zich op 100 meter van het Valkhofpark.

3.8.3 Expeditie

Op het gebied van (beroeps)goederenvervoer streeft Nijmegen naar een marktconform beleid, waarbij de overheid de randvoorwaarden schept om de markt tot kwalitatieve oplossingen te verleiden. Het streven is om tot een reductie van het aantal verkeersbewegingen te komen en daarbij zowel CO2-reductie als een gezonde businesscase te realiseren. Dit wordt bereikt door transportbedrijven die voorop durven lopen extra te belonen in de vorm van specifieke privileges. Daarnaast is ook afstemming op regionaal niveau van belang. Dit gebeurt door continue afstemming met de markt en omliggende gemeenten (vooral Arnhem). De gemeente Nijmegen werkt mee aan het stimuleringsprogramma Lean & Green en kent tenslotte ook nog de Groene Hub. Dit is een project voor het verduurzamen van het goederen- en busvervoer. In dit project zorgen deelnemers uit de regio Arnhem-Nijmegen ervoor dat lokaal opgewekt groen gas gebruikt wordt voor het openbaar vervoer.

Expeditie voor de Donjon vindt plaats via de bestaande paden met kleine voertuigen. De paden worden zodanig aangepast dat verzakking en schade wordt tegengegaan. Expeditie wordt gereguleerd zodat geen overlast of ongewenste situaties ontstaan.

3.8.4 Parkeren

De afgelopen jaren zijn stedelijke, maar ook regionale en landelijke ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en economie, van invloed geweest op het parkeerbeleid. Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota “Kiezen en Delen” parkeren in Nijmegen, parkeernota 2013-2017 (Parkeernota). De Parkeernota biedt voldoende ruimte en mogelijkheden voor maatwerk met het oog op toekomstige ontwikkelingen. Samen met stakeholders in de stad wordt gewerkt aan een verdere vervolmaking van de parkeerproducten. Daarbij worden de ontwikkelingen op het mobiliteitsvlak op de voet gevolgd, zoals de ingebruikname van de Oversteek, de vernieuwde Waalbrug, de stadsuitbreiding in Nijmegen Noord en de wenselijkheid van meer transferia. Verder wordt er ruimte gecreëerd voor nieuwe technologische ontwikkelingen op parkeergebied (o.a. routeringsysteem, digitalisering en meer mogelijkheden tot het bieden van maatwerk).

Het parkeerbeleid wordt gestuurd op de uitgangspunten leefbaarheid, aantrekkingskracht van de binnenstad en bereikbaarheid:

  • Leefbaarheid in de wijken: In de wijken zijn een rechtvaardige verdeling van de schaarse openbare ruimte (waaronder parkeerplaatsen) en het voorkomen van parkeeroverlast wenselijk. Hierbij is maatwerk noodzakelijk, bijvoorbeeld in de tijden waarop parkeerregulering van kracht is, tarieven en specifieke regelingen voor specifieke doelgroepen;
  • Bruisende binnenstad: Aantrekkelijke, voldoende en goed bereikbare parkeerruimte in en om de binnenstad is erg belangrijk. De bezoekers van onze stad worden gastvrij ontvangen. Parkeren is een onderdeel van de service aan onze bezoekers. Dit betekent voldoende parkeergelegenheid, een kwalitatief hoogwaardig aanbod en duidelijkheid over de tarieven. Parkeren is immers direct gerelateerd aan de levensvatbaarheid van de economische functies en voorzieningen.
  • Bereikbare parkeervoorzieningen: Vanuit de bereikbaarheid stimuleren we dat verkeersdeelnemers gericht kiezen of zij met fiets, auto of OV reizen. Het parkeerbeleid kan bijdragen aan het bevorderen van het selectieve gebruik van de auto, waarbij de groei van de automobiliteit voor kleinere afstanden wordt beperkt ten gunste van bereikbaarheid, leefbaarheid en luchtkwaliteit. Parkeren in het centrum blijft mogelijk, maar parkeren op afstand vormt een aantrekkelijk alternatief. Het uitgangspunt is dat de automobilist een keuze heeft waar hij zijn auto neerzet: binnen de singels, aan de rand van het centrum of goedkoop aan de rand van de stad in een transferium. Goede communicatie en informatie aan de bezoeker en een goede parkeerroutering zijn essentiële randvoorwaarden.

Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde Parkeervisie (2012) en de hierin verbonden Nota Parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Centrum/binnenstad". De volgende normen zijn van toepassing op het plan:

  • Museum: 0,4 parkeerplaats per 100m2, waarvan 95% bezoek;
  • Cultureel centrum: 2 parkeerplaatsen per 100m2, waarvan 90% bezoek;
  • Horeca: 5 parkeerplaatsen per 100m2, waarvan 90% bezoek;
  • Hotel toeristisch: 0,75 parkeerplaats per 100m2, waarvan 80% bezoek;
  • Hotel zakelijk: 1 parkeerplaats per 100m2, waarvan 80% bezoek;
  • Detailhandel: 2,5 parkeerplaatsen per 100m2, waarvan 85% bezoek.

Het aantal vaste parkeerplaatsen moet in principe op eigen terrein worden opgelost. Via de omgevingsvergunning is in bepaalde gevallen ontheffing mogelijk. Het aandeel bezoekers wordt in het centrum in de openbare parkeergarages opgelost. De dichtsbijzijnde garages zijn de Kelfkensbosgarage en de Eiermarktgarage.

3.8.5 Verkeersveiligheid

In de Nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar is verkeersveiligheid de randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in Nijmegen. Aan de hand van de wegencategorisering kaart is bepaald welke snelheidsregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. Voor alle wegen rondom het Valkhofpark geldt een maximum snelheid van 50 km/h.

3.9 Fysieke veiligheid

Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.

3.9.1 Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid

Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken én hoe betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Op basis van de in stedenbouwkundige paragraaf van dit plan voorgelegde beschrijving en tekeningen worden op dit vlak geen beperkingen geconstateerd.

3.9.2 Situering van gebouwen

In verband met brandveiligheid kunnen op basis van het Bouwbesluit voorwaarden worden gesteld aan de afstand tussen de gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. In dat kader kunnen nadere eisen worden gesteld bij aanvraag van de Omgevingsvergunning. Op basis van het huidige plan ziet de brandweer op voorhand geen beperkingen.

3.9.3 Bluswatervoorziening

De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient minimaal 60m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de toegang van het gebouw mag maximaal 40 meter bedragen.

Vermoedelijk zal conform de Donjon van een droge busleiding moeten worden voorzien (verblijfsruimte boven 20 meter). Het Bouwbesluit schrijft voor dat ter hoogte van het vulpunt van deze leiding (binnen 35 meter) een bovengrondse brandkraan geplaatst moeten worden.

3.9.4 Bereikbaarheid

Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de toegang vanaf de weg van belang. De afstand van de straat tot de toegang, mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig gemaakt te worden.

Indien in de Donjon een droge busleiding wordt aangelegd, dan moet het vulpunt van deze leiding tot op 15 meter benaderbaar zijn door een brandweervoertuig.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

De betreffende locatie is in eigendom van de gemeente Nijmegen en de ondergrond van de Donjon wordt in erfpacht uitgegeven.

De kosten, o.a. voortvloeiende uit de aanpassingen van het bestemmingsplan komen ten laste van de planexploitatie Donjon, waarin de kosten en de dekking van de kosten zijn opgenomen. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingsherziening financieel-economisch uitvoerbaar is.

Door de aangegeven dekking is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

4.2 maatschappelijke uitvoerbaarheid

Conform de inspraakverordening heeft er inspraak plaatsgevonden via de zienswijzeprocedure. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter visie gelegen. De kennisgeving van de terinzagelegging heeft plaats gevonden via de website van de gemeente Nijmegen (http://bekendmakingen.nijmegen.nl) en de Staatscourant. De stukken hebben fysiek ter inzage gelegen bij de informatiebalie van de gemeente Nijmegen.

Hoofdstuk 5 Vooroverleg

5.1 Provincie Gelderland

Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop de mate waarin de Provincie betrokken willen worden bij het voorontwerp ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden.

5.2 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Bij brief van 28 januari 2014 heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de volgende opmerkingen gemaakt:

  • 1. Het bestemmingsplangebied betreft de voet van de te bouwen donjon (10,5 meter x 18 meter + 2 meter rondom het bouwvlak voor de fundering). De bouwlocatie van de donjon staat als rechthoek op de verbeelding ingetekend. In de toelichting op het plan lees ik bij 'plaatsbepaling' dat de resultaten van het archologisch onderzoek nog van invloed kunnen zijn op de exacte bouwlocatie. Ik vraag me af hoe de gemeente hiermee omgaat? Wordt het bestemmingsplan pas vastgesteld na uitvoering van het archeologisch onderzoek?
  • 2. Ik mis in de toelichting een kaart waarop duidelijk de begrenzing van het archeologisch rijksmonument staat aangegeven. De attendering middels deze kaart is van belang omdat de Donjon ook op de nutsvoorzieningen moet worden aangesloten en ook de grondwerkzaamheden op grond van de Monumentenwet 1988 vergunningsplichting zijn. Het betreft een vergunning die bij de rijksoverheid wordt aangevraagd en verleend.
  • 3. Artikel 4 van de regels gaat over de bestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Dit roept vragen op. Op basis van dit artikel zou je kunnen denken dat het mogelijk is om de Donjon te bouwen op grond van een omgevingsvergunning. Dit is echter niet het geval. Alle grondwerkzaamheden die nodig zijn voor de bouw en die plaatsvinden binnen de begrenzing van het archeologisch rijksmonument zijn op grond van de Monumentenwet 1988 vergunningsplichtig. Op de verbeelding heeft het plangebied de aanduiding 'wetgevingszone - waarde archeologie - 4'. Het wordt echter niet duidelijk welke eisen aan deze aanduiding worden gesteld.

Reactie Gemeente

  • 1. nee, het bestemmingsplan wordt niet vastgesteld na uitvoering van het archeologisch onderzoek, de verbeelding biedt ruimte om de Donjon desgewenst iets te verschuiven.
  • 2. de kaart is toegevoegd bij de paragraaf Archeologie.
  • 3. in het bestemmingsplan in onder artikel 8.1 het volgende opgenomen: Gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - waarde archeologie 4' zijn aangewezen als archeologisch rijksmonument en op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd. Voor ontwikkelingen op deze terreinen dient bij het bevoegd gezag een monumentenvergunning ex artikel 11 van de Monumentenwet 1988 te worden aangevraagd. De gemeente Nijmegen kan niet namens de Rijksdienst melden welke eisen aan deze aanduiding worden gesteld.

5.3 Kamer van Koophandel

Op 30 januari 2014 heeft de Kamer van Koophandel laten weten geen opmerkingen te hebben.

5.4 Waterschap Rivierenland Tiel

De gemeente Nijmegen heeft tot op 28 januari 2014 een brief ontvangen. In deze brief schrijft het Waterschap dat het bestemmingsplan geen ruimtelijk relevante wateraspecten bevat.

5.5 Huis voor de Binnenstad, Nijmegen

De gemeente Nijmegen heeft tot op heden nog geen reactie ontvangen. Mocht er nog een reactie komen, dan zal deze in de volgende fase van het bestemmingsplan beoordeeld worden.