direct naar inhoud van Hoofdstuk 6 Cultuurhistorische Waarden
Plan: Nijmegen-Oost 27 (Parkeerplaats Dommer van Poldersveltweg)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP49W27-OH01

Hoofdstuk 6 Cultuurhistorische Waarden

6.1 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten. Het plangebied is niet een van Rijkswege beschermd stadsgezicht. Tevens zijn er geen overige monumentale of cultuurhistorische waarden die door de onderhavige bestemmingsplanherziening kunnen worden geschaad.

6.2 Archeologie

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geimplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones met hun waardering zijn aangegeven.

Volgens de archeologische beleidskaart ligt het plangebied in een gebied van zeer hoge archeologische waarde(waarde 3). De verwachting voor de locatie zelf, voor wat betreft het aantreffen van archeologische waarden, is daarentegen laag. Als reden hiervoor kunnen de resultaten van verschillende onderzoeken in de directe omgeving worden aangehaald. Bij deze onderzoeken zijn namelijk weinig archeologische vondsten gedaan. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de ligging van de planlocatie in de nabijheid van het Fort Verbrande Molen (1861). Bij de aanleg, dan wel sloop van het fort is vermoedelijk aan grondverbetering gedaan waardoor eventueel aanwezige archeologische sporen zijn verdwenen. Als gevolg van de relatief lage daadwerkelijke verwachtingswaarde voor dit gebied en het feit dat het bodemarchief niet zal worden aangetast door het realiseren van parkeerplaatsen worden er geen beschermende maatregelen opgenomen.

Informatieplicht

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze aangifte dient te gebeuren bij de minister van OCW, in casu de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.