direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hees-Heseveld - 16 (Rosa de Lima)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP491-OH01

Toelichting

1. Inleiding

Huidige situatie

Het gebied wordt begrensd door de Neerbosscheweg, het Slotje van de Baron en het Dominicuscollege, de woningbouw aan het Dominicushof, de Dennenstraat en de Rosa de Limastraat. Het is een voornamelijk groen en open gebied, ingesloten door de genoemde wegen en hun aanliggende bebouwing.

De Dennenstraat wordt gekenmerkt door lintbebouwing. Vrijstaande woningen, afgewisseld met tweekappers en een aantal grotere gebouwen met daartussen groen, voornamelijk tuinen. Verder ligt de begraafplaats achter de kerk aan de Dennenstraat direct tegen het plangebied aan. Aan de Rosa de Limastraat ligt het verzorgingshuis Rosa de Lima, waarvan de tuin grenst aan het plangebied. Aan de achterzijde van het Dominicuscollege aan de Energieweg en langs de Neerbosscheweg ligt een groene open ruimte waarlangs beplanting voor een visuele afscherming zorgt. Deze sportvelden waren deels in gebruik bij de school.

De Neerbosscheweg maakt onderdeel uit van de hoofdinfrastructuur en de 'groene ring' van Nijmegen. De Energieweg maakt onderdeel uit van het toekomstige Stadsbrugtracé.

Gewenste situatie

Een aantal initiatieven liggen aan de mogelijke ontwikkeling van het gebied ten grondslag: 1. De uitbreidingsbehoefte van het verzorgingstehuis Rosa de Lima inclusief een aantal zorgwoningen 2. De sloop en vervangende nieuwbouw van het Dominicuscollege aan de Energieweg 3. Het verdwijnen van het schoolgebouw aan de Dennenstraat Om te komen tot een totaalontwikkeling binnen het aangegeven gebied met voornamelijk wonen, ondermeer rekening houdend met het gewenste programma, de context van de ligging in/aan de rand van Hees en de verkeersfunctie van groene binnenring van de Neerbosscheweg is het voorliggende plan gemaakt. Uitgangspunt is wonen in een groene parkachtige omgeving, aansluitend op enerzijds de 'groene ring' en anderzijds op de wijk Hees. Het gebied gaat ook deel uit maken van Park West doordat het toegankelijker wordt en onderdeel wordt van de aaneenschakeling van groengebieden in Nijmegen West. Er moet rekening worden gehouden met de geluidsbelasting ten gevolge van de Neerbosscheweg. Een forse hoge groene geluidswal wordt voorgesteld. Vanuit het idee dat grondgebonden woningen in een parkachtige setting beter aansluiten bij de karakteristiek en sfeer, maar ook bij de mogelijke behoefte/ vraag vanuit het aanliggende Hees/Park West en Nijmegen (west), is het idee uitgewerkt van woonclusters in het park. Het thema is hier 'wonen in Hees is wonen in het groen'.

De woningen op de locatie van de dependance van het Dominicuscollege (het Dorpsdeel) aan de Dennenstraat bestaan uit tweekappers, een drie-onder-één-kap blokje en een aantal rijenwoningen in een vrij speelse opzet met schuin weglopende rooilijnen ten opzichte van de toegangsstraten.

Deze straten kennen een vloeiend verloop.

Naast de uitbreiding van het verzorgingshuis met de toegevoegde zorgwoningen (het zorgdeel) in twee torens is in de zone langs de Neerbosscheweg, achter de aan te brengen geluidswal een bijzondere verdeling van grondgebonden woningen bedacht. Dit gedeelte van het plan wordt het Parkdeel genoemd. In een speelse opzet zijn verschillende blokjes grondgebonden woningen gesitueerd rond een binnenhof met parkeren. De clusters hebben een hoefijzervorm die zich naar verschillende richtingen oriënteert in het park. Door deze hoefijzer vorm, met schuin weglopende rooilijnen langs gebogen straten ontstaat er een zeer gevarieerd beeld. Door de gerende lijnen van de bouwblokken wordt een frontale oriëntatie van de woningen in een straat voorkomen. Het bewonersparkeren geschiedt op eigen terrein en/of in de binnenhof aan de achterzijde van de clusters. Het bezoekers parkeren vindt ook grotendeels plaats in de openbare binnenhoven of zeer beperkt in kleine geconcentreerde hoeveelheden langs de wegen in de openbare ruimte.

Het type woningen in het parkdeel bestaat uit 4 vrijstaand geschakelde woningen, 10 blokjes van twee-onder-een-kap woningen, 3 blokjes van drie-onder-een-kap woningen en een aantal rijwoningen.

In het meest westelijk gelegen cluster is één van de blokken met grondgebonden woningen (7 beukmaten) uitgevoerd met 24 wooneenheden voor de Stichting Plurijn waar zorg geleverd wordt aan zelfstandig wonende lichamelijk gehandicapten.

Bijna alle woningen zijn door bergingen of garages aan elkaar geschakeld. Alle woningen hebben een voortuin en een achtertuin met achterom. Achterop de percelen staat een berging tenzij de woning is voorzien van een berging of garage geschakeld aan de woning. De woningen die het uiteinde van het cluster aan het park markeren, zijn bijzonder vormgegeven omdat zij een bijzondere plaats in het park innemen. Dit geldt ook voor de vrijstaand geschakelde woningen op de overgang van het dorpdeel naar het parkdeel.

De afscheiding privé-openbaar aan de achterzijde van de percelen wordt mee ontworpen en sluit aan op de inrichting van de openbare ruimte. Ook de zijtuinen op het uiteinde van de hoefijzers worden mee ontworpen in het totaal en onder andere voorzien van (groene) schermen. Op deze wijze wordt voorkomen dat er allerlei oplossingen voor afscherming van de tuin het groene beeld van het park verstoren. Rond de binnenhoven, parallel aan de erfafscheiding van de woningen wordt een pergola geplaatst met bloeiende beplantingen. Het terrein is verder openbaar park en kent subtiele hoogteverschillen. De hoofd groenstructuur in het gebied wordt gevormd door de aanwezige beplantingen, aangevuld met nieuwe grote bomen. De groene geluidswal zal fors worden beplant en zal deel gaan uitmaken van Park West. Vanaf de Neerbosscheweg is de achterliggende bebouwing niet of nauwelijks te ervaren. Aan de zijde van de weg is het een eenduidige steile helling (1:2), met beplanting en bomen. Aan de binnenzijde kent de geluidswal steile en flauwe(re) hellingen, die uitlopen tussen de nieuwe woonclusters. De beleving vanaf de weg is dus een groen beeld en aan de kant van het nieuwe woongebied een groen park met niveauverschillen. In de uitwerking wordt een padenstructuur door het gebied gerealiseerd die de verschillende clusters aan elkaar koppelt. Tevens wordt er aansluiting gezocht bij de aanwezige verbindingen in Park West en Hees.

In het plan wordt verder een groene open ruimte gehandhaafd achter het Dominicuscollege en tegenover de woningbouw van de Dominicushof. Verder worden oude groenstructuren/ bomenrijen in het plan opgenomen en daar waar nodig aangevuld, zo mogelijk met volwassen grote bomen.

Het beschreven plan omvat 184 woningen waarvan 108 grondgebonden, en 76 zorgappartementen (waarvan er mogelijk 3 kunnen worden ingezet voor extra zorgfuncties of gemeenschappelijke functies). Daarnaast wordt er een woonblok gerealiseerd met 4 grondgebonden zorgwoningen uitgevoerd met 24 (4 keer 6) woon-zorg-eenheden.

Voor een gedeelte van het plangebied (Dorpsdeel en Zorgdeel (torens met zorgappartementen)) is reeds bouwvergunning middels vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO verleend.

Begraafplaats

Aan de Dennenstraat 97 te Nijmegen bevinden zich een 40-tal graven in de kloostertuin van het kerkgenootschap Dominicanessen. De bestemming van deze tuin is “bijzondere doeleinden” die een begraafplaats op deze locatie mogelijk maakt. De aanwezige graven dateren van 1892 tot het meest recente graf uit 1965. Na 1965 hebben er geen begravingen meer plaatsgevonden (kerkhof is niet meer actief). De begravingen van de zusters van de Congregatie Dominicanessen geschiedt nu op een eigen deel op begraafplaats Jonkerbos.

De noordoostelijke toren met zorgappartementen (Standvast Wonen) is gelegen naast een bestaande begraafplaats van de Congregatie Zusters Dominicanessen van Neerbosch aan de Dennenstraat 97 te Nijmegen.

Door de Congregatie Zusters Dominicanessen van Neerbosch is aangegeven géén nieuwe begravingen te laten plaatsvinden. Het enige wat wordt overwogen (op dit moment nog erg onzeker) is om het bestaande kerkhof op te knappen, en eventueel herbegraving van enkele oude overleden zusters van begraafplaatsen elders in den lande naar dit kerkhofje.

VROM heeft een inspectierichtlijn Lijkbezorging uitgegeven in 1999 waarin zij adviseert om de afstand tussen woningen en begraafplaats tenminste 20 meter te laten zijn. Deze afstand is gebaseerd op de criteria dat “het zicht op de begraafplaats voorkomen zou moeten worden” en dat er een “geohydrologische scheiding aangebracht” moet zijn.

De VNG Brochure “Bedrijven en Milieuzonering” geeft als richtlijn een afstand van 10 meter aan tussen grens begraafplaats (SBI code 9303) en de dichtstbijzijnde woningen.

De motivering om af te wijken van de richtlijn van VROM is op basis van de volgende argumentatie:

- nieuwbouw voldoet aan afstandseisen vermeld in de VNG Brochure “Bedrijven en Milieuzonering”;

- bij het (eventueel) herbegraven kan eenvoudig rekening gehouden worden met richtlijnen qua afstand t.o.v. de bestaande bouw en te realiseren nieuwbouw. Dit is met name ingegeven door de geohydrologische scheiding, waarbij ongeveer 20 meter tot de erfscheiding aangehouden zou moeten worden volgens de richtlijn van VROM (bij nieuwe begravingen);

- door bestaand groen rondom de begraafplaats (wat gehandhaafd blijft) is direct zicht vanuit de geplande nieuwbouw op de aanwezige graven minimaal;

- het bestaande appartementengebouw Catharinahof (25 jaar oud) staat eveneens op zeer korte afstand van de begraafplaats. Hiervan wordt geen enkele overlast ervaren van de bewoners, integendeel dit wordt door de bewoners juist gewaardeerd;

- de congregatie heeft zich uitgesproken geen bezwaar tegen de komst van zorgappartementen van Standvast op de geplande locatie te hebben.

2. Wonen

Wonen is een alledaags woord voor een alledaagse zaak. De betekenis is voor alle inwoners van Nijmegen groot. Tegelijkertijd is die betekenis voor iedereen anders. Een goed leefklimaat draagt bij aan een goede leefbaarheid. Een goed woonklimaat is de basis voor een leefbaar, sociaal en vitaal Nijmegen. De gemeente bouwt geen woningen. Bij de gemeente gaat het om stellen van inhoudelijke en procesmatige kaders om gewenste uitkomsten te bereiken. Hiervoor heeft Nijmegen: “Wonen Leeft! Woonvisie Nijmegen 2009-2020” opgesteld. Hierin zijn een aantal uitgangspunten voor het wonen in Nijmegen geformuleerd:

Ten eerste wil Nijmegen een ongedeelde stad zijn.

De gemeente wil geen inkomenswijken. Het gaat om het voorkomen van een sociaal-economische tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong. Het gaat ook om het voorkomen van die tweedeling binnen stadsdelen en wijken. Alle stadsdelen moeten toegankelijk zijn voor arm en rijk, jong en oud, autochtoon en allochtoon. Daarom werkt de gemeente verder aan een gedifferentieerd woningaanbod op stedelijk niveau, wat meer variatie op wijkniveau en homogeniteit op straatniveau.

Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uit moeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. De gemeente richt zich op binnenwijkse wooncarrières en meer treden op de woonladder. Daarvoor is het ook nodig dat het aanbod, de spreiding en de kwaliteit van voorzieningen in orde is. Een ongedeelde stad vraagt om meer dan alleen een gedifferentieerde woningvoorraad.

Bewoners binden is het tweede centrale uitgangspunt. De gemeente wil zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als de gemeente rekening houdt met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Dat kan met een adequaat nieuwbouwbeleid en is ook richtinggevend voor de kwaliteitsimpuls in wijken.

Het gebied ligt op het scheidsvlak van twee wijken: Neerbosch Oost en Heseveld.

Neerbosch Oost ligt wat betreft het woonmilieu, in een Stedelijk compact woonmilieu waarbij het accent op huurwoningen ligt. De woningen in deze wijk bevinden zich voornamelijk in de goedkope prijscategorie (69%). Vanuit het woonmilieu geredeneerd is het wenselijk dat binnen dit gebied koopwoningen worden toegevoegd waarmee de wijk meer levensloopbestendig wordt.

Heseveld ligt wat betreft het woonmilieu in een Stedelijk compact koopmilieu. In dit milieu komt een aanzienlijk percentage koopwoningen voor (45%). Binnen dit woonmilieu is het wenselijk om huurwoningen toe te voegen om de wijk meer levensloopbestendig te maken.

Bij de nieuwbouwontwikkeling Rosa de Lima is gekozen om het totale plan een drietal thema's te geven: het dorpdeel, het parkdeel en het zorgdeel, allen gebaseerd op de omgeving en de hierbij behorende functies of toekomstige functies. Deze thema's zijn vertaald in de woningen en de gecreëerde uitstraling. De toevoeging van diverse koop- en huurwoningen maakt wooncarrières binnen beide omliggende wijken beter mogelijk.

Eén van de belangrijke opgaven uit de Woonvisie Nijmegen 2009-2020 is het wonen en zorg op maat. Het voorgestelde programma met een apart zorgdeel past in deze visie. Door middel van een verbinding met huize 'Rosa' kan de zorg optimaal worden geleverd.

In het zorgdeel worden appartementen en appartementen met zorgindicatie gerealiseerd. De woningen hebben bij oplevering een zogenaamde 'betaalbare' huurprijs. Deze woningen komen tegemoet aan de huidige vraag om langer zelfstandig te blijven wonen.

3. Cultuurhistorie

De Neerbosscheweg gaat als historische lijn terug op de structuren van de middeleeuwse ontginning. De weg zelf is in de tweede helft van de 20ste eeuw door het park van het slotje, Neerbosscheweg 620, aangelegd. Het bouwterrein is voor het grootste gedeelte tot aan die tijd onbebouwd geweest en het ligt niet in een van Rijkswege beschermd Stadsgezicht of een van gemeentewege beschermd Stadsbeeld. Op het terrein zelf komen geen Gemeentelijke- of Rijksmonumenten voor.

In de omgeving van het terrein komen verschillende Gemeentelijke monumenten en twee Rijksmonumenten voor.

Aan de Dennenstraat zijn de volgende panden Gemeentelijk monument: het Rosaklooster op nr. 97, twee woonhuizen op nrs.109 en 111, de pastorie op nr. 121 en drie winkelwoonhuizen, de nrs. 118, 120 en 122.

De St. Anthoniusabtkerk aan de Dennenstraat, nr. 125, is een Rijksmonument evenals het Slotje aan de Neerbosscheweg, nr. 620.

Na sloop van het schoolgebouw aan de Dennenstraat zijn plannen gemaakt voor een nieuwe inrichting van het terrein met woningbouw. Vooroverleg over de ruimtelijke invulling van het terrein heeft er toe geleid dat de verdeling van de nieuwe bouwmassa's over het terrein afgestemd is op de bestaande accenten van het Slotje en de kerk.

De ligging van het Slotje in een groene omgeving is langs de Neerbosscheweg voortgezet met nieuwe bouwmassa's in het groen. De invulling langs de Dennenstraat is afgestemd op de bestaande bebouwing ter weerszijden.

Het voorliggende bouwplan realiseert met respect voor de aanwezige monumentale kwaliteiten een nieuwe invulling met eigentijdse woningbouw.

4. Verkeersaspecten

 

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Het plan wordt omgeven door een viertal wegen; Neerbosscheweg, de Energieweg, de Rosa de Limastraat en de Dennenstraat. De eerste twee zijn gebiedsontsluitingswegen (GOW) type A. De Rosa de Limastraat is ook een gebiedsontsluitingsweg maar dan in de categorie type B. De Dennenstraat is een erftoegangsweg en behoort tot een 30km/u zone.

Verkeersveiligheid

De aansluiting naar de openbare weg dient te geschieden conform de richtlijnen van de CROW (= Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek). Alle wegen op het te ontwikkelen terrein worden ingericht als een erftoegangsweg.

Parkeren

Het aantal noodzakelijke parkeerplaatsen wordt vastgesteld aan de hand van de door B&W vastgestelde parkeereisen. Voor het gebied geldt de parkeernorm voor "rest bebouwde kom" in een sterk stedelijk gebied.

Uitgaande van de hiervoor genoemde aantal woningen te weten, 108 grondgebonden woningen, 4 zorgwoningen en 76 zorgappartementen, genereert het plan een parkeerbehoefte van 237 parkeerplaatsen. Voor de zorgwoningen wordt een speciale opstelstrook gesitueerd voor het halen en brengen van de bewoners.

Openbaar vervoer

Er is een halteplaats van het openbaar vervoer op korte afstand van het plangebied.

 

5. Fysieke veiligheid

Bereikbaarheid

Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van een gebouw vanaf de straat (deze mag niet meer dan 10 meter bedragen) van belang. Tevens dient het wegenplan zodanig te zijn, dat het vastrijden van brandweervoertuigen op doodlopende straateinden wordt voorkomen. Indien hier sprake van dreigt te zijn, dient in de verdere uitwerking contact opgenomen te worden met de brandweer.

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan, wanneer bij de verdere uitwerking van het plan aandacht wordt besteed aan de bluswatervoorziening en bereikbaarheid.

De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in de 'Nijmeegse Bouwverordening' (artikel 2.5.3 en artikel 5.1.2) en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.

Bluswatervoorziening

De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Het gaat dan om het aantal brandkranen en de capaciteit hiervan.

Richtlijn is dat de primaire bluswatervoorziening (in dit geval de brandkranen) op maximaal 40 meter van de brandweertoegang van een gebouw mag liggen .

6. Milieu-aspecten

In het Nijmeegs Milieubeleidsplan wordt het betreffende gebied aangemerkt als een rustige woonwijk. Dat wil zeggen dat de nadruk op wonen ligt. De belangrijkste beperkende aanwezigheid vanuit milieu-optiek is de Neerbosscheweg. Hoe met lucht en geluid omgegaan wordt is bepalend voor de mogelijkheden van het plan.

Bedrijvigheid

Met betrekking tot bedrijvigheid in de naaste omgeving zijn er enkele horeca voorzieningen die op korte afstand van het beoogde bouwplan liggen. Geen van deze inrichtingen beïnvloedt echter de planvorming. Bovendien zijn de bedrijven opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging van de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009, zodat gesteld kan worden dat zij in een woonomgeving passen. Hetzelfde kan gesteld worden met betrekking tot de in de naaste omgeving nog aanwezige scholen en opleidingsinstituten.

Externe veiligheid

In de naaste omgeving van het plan bevinden zich geen routes gevaarlijke stoffen die de planvorming kunnen beïnvloeden. Het plan ligt ook niet binnen een veiligheidscontour van een hogedrukgasleiding.

Inrichtingen die vallen onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) dan wel het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) zijn in de naaste omgeving eveneens niet aanwezig.

Bodem

De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende rapport:

  • Verkennend bodem-, asfalt- en asbestonderzoek en nader onderzoek Dennenstraat-Neerbosscheweg te Nijmegen, Syncera Milieu, nr. B06B0055.r02, 19 juli 2006

Uit het bodemonderzoek blijkt:

  • Op één locatie is een matig verhoogde concentratie minerale olie aangetroffen. Er is hier geen sprake van een ernstige bodemverontreiniging.
  • Op een deel van het onderzoeksgebied is in de bovengrond een lichte verontreiniging aangetroffen met koper, kwik, lood, zink en PAK. In de overige bovengrond is geen verontreiniging aangetroffen;
  • Op een deel van het onderzoeksgebied is in de ondergrond een lichte verontreiniging aangetroffen met PAK. In de overige ondergrond is geen verontreiniging aangetroffen;
  • In de geluidswal is de grond licht verontreinigd met kwik, zink, lood en PAK;
  • In het grondwater is een matige tot sterke verontreiniging met nikkel of zink aangetroffen. Zie toelichting bij grondwaterverontreiniging;
  • Plaatselijk is het grondwater licht verontreinigd met cadmium en chroom (andere locatie dan de nikkel en zink);
  • In de grond is geen asbest aangetroffen;
  • Ter plaatse van een gedeelte van het perceel Neerbosch, sectie H, nummers 4548 en 3245 is geen bodemonderzoek uitgevoerd. Ter plaatse zal echter geen wijziging van de bestemming plaatsvinden. Ook zullen er geen nieuwbouwactiveiten plaatsvinden. Daarom is een bodemonderzoek niet noodzakelijk.

Grondwaterverontreiniging

Op twee locaties zijn sterk verhoogde gehalten aan zink en nikkel in het grondwater aangetroffen. Zink en nikkel worden in sterk schommelende gehalten aangetroffen. De gehalten variëren van niet tot sterk verontreinigd.

Deze verhoogde waarden zijn waarschijnlijk niet veroorzaakt door lozingen of andere menselijke activiteiten (een historische bron is niet gevonden). De oorzaak van deze verhoogde waarden is waarschijnlijk een verstoring van het bodemevenwicht, waardoor zink en nikkel (in de kleigrond van nature aanwezig) mobiel worden en in het grondwater aangetroffen worden. Het verstoorde bodemevenwicht blijkt uit de lage pH-waarden (5,4) en lage redoxpotentialen (circa 260 mV) ter plaatse. Er is hier naar alle waarschijnlijkheid geen sprake van een geval van bodemverontreiniging.

Conclusie

Op de locatie is een sterk verhoogd gehalte zink en nikkel in het grondwater aangetroffen, veroorzaakt door een verstoord bodemevenwicht. Er is hier naar alle waarschijnlijkheid geen sprake van een geval van bodemverontreiniging. In de grond zijn geen noemenswaardige verontreinigingen aangetroffen. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming wordt zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging verwacht.

Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriele regelingen. Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen), hierna te noemen het Besluit, van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Daarnaast is de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van belang, die aanwijzingen geeft welke concrete grens geldt voor woningbouw, inrichtingen etc. voor wat betreft de grens tussen "niet in betekenende mate" en "in betekenende mate" bijdragen.  Op 1 augustus 2009 is het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) van kracht geworden. Vanaf dat moment hoeven plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. Dit ligt vast in artikel 4, lid 1 van het Besluit. In de Regeling is nader uitgewerkt dat een plan met bijvoorbeeld minder dan 1500 woningen minder dan 3% bijdraagt. Daarbij wordt uitgegaan van 5 extra verkeersbewegingen per etmaal per woning.

 

De nieuwbouw die door dit plan mogelijk gemaakt wordt, bedraagt circa 200 woningen. Volgens artikel 4, lid 2 van de regeling Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) hoeft dit plan daarom niet getoetst te worden aan de eisen in hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer, omdat het niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 van de gemeente Nijmegen vastgelegd.

Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.

Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen.

Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn aandacht voor de bezonning om oververhitting te voorkomen en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.

Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij het terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabelere woning.

Voor nieuwbouw is het streven een EPC van 0,6 in 2009. Overige ontwikkelaars worden uitgenodigd om zich bij deze ambities aan te sluiten.

Gezien de omvang van de nieuwbouw moet een energie-onderzoek verricht worden. In dit onderzoek moet aangegeven worden met welke maatregelen een EPC 15% onder de norm gerealiseerd kan worden en wat de terugverdientijd voor de meerinvesteringen is. Het onderhavige bouwplan moet voldoen aan deze eis.

Verdere adaptatie aan veranderde klimaatomstandigheden moet blijken uit de paragrafen Waterhuishouding en Groen en uit het (Steden)bouwkundig ontwerp.

Afval

Afvalvoorzieningen zijn mee-ontworpen.

Afvalinzameling gebeurt met groene zakken voor het restafval en kliko's voor het groen. In de ontsluitingsstructuur dient rekening te worden gehouden met de toegankelijkheid voor vuilniswagens.

Bij grondgebonden woningen moeten opslagmogelijkheden voor zakken en opstelplekken voor bakken mee worden ontworpen. Bij gestapelde bouw dienen bij voorkeur verzamelcontainers inpandig opgesteld te worden.

Geluid 

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een (spoor)weg. Wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig. Het plangebied Rosa de Lima ligt binnen de zone van de Neerbosscheweg, de Energieweg en de Rosa de Limastraat. De Dennenstraat heeft een 30 km/u-regime en heeft geen zone.

 

Wegverkeer

In de Wet geluidhinder zijn regels opgenomen om geluidhinder veroorzaakt door wegverkeer te beperken. De wet onderscheidt bestaande en nieuwe situaties. Volgens de Wet geluidhinder geldt voor alle nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen een voorkeurswaarde van 48 dB. Als deze waarde wordt overschreden kan de gemeente onder voorwaarden een hogere waarde vaststellen. Deze hogere waarde is aan de in de Wet geluidhinder opgenomen plafonds gebonden. Voor woningen geldt een maximaal toegestane geluidsbelasting van 63 dB. De voorkeurswaarde mag worden overschreden als geluidsbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat deze voorzieningen om stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of om financiële redenen niet wenselijk zijn. Daarnaast moet worden voldaan aan het gemeentelijk beleid en de “Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder”. Als de geluidsbelasting groter is dan 53 dB vanwege wegverkeer gelden indelingseisen.

Voor het plangebied is in 2008 een vrijstellingsprocedure artikel 19 lid WRO gevolgd. Hierbij zijn hogere waarden vastgesteld voor diverse woningen in het gebied.

Akoestisch onderzoek

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de Neerbosscheweg de grootste invloed heeft op het plangebied. Deze weg is al voorzien van een geluidsreducerend asfalt, maar de geluidsbelasting blijft hoger dan de grenswaarde van de Wet geluidhinder. Met een geluidsscherm (deze wordt op de geluidswal geplaatst) van 15,5 m NAP (incl. geluidswal) kan de geluidsbelasting bij de grondgebonden woningen worden teruggebracht tot de voorkeurswaarde van 48 dB. Bij de hoogbouw is een geluidsscherm van 17,5 m NAP (incl. geluidswal) nodig om te kunnen voldoen aan de eerder vastgestelde hogere waarden. De top van de geluidswal is vastgelegd op de plankaart. In 4 doorsneden is de ligging ten opzichte van de Neerbosscheweg vastgelegd.

Conclusie

Het plan kan zonder verder procedures (Wet geluidhinder) worden uitgevoerd als de geluidswal conform bestemmingsplan en de bijbehorende doorsneden wordt uitgevoerd.

7. Natuur en landschap

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bevoegd gezag voor de beoordeling van het beoogde project en eventuele compensatieverplichtingen is de provincie Gelderland.

Gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998

De gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit zijn de Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het plangebied ligt op enige honderden meters van het Vogelrichtlijngebied “Waal”.

Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan brengen, moeten worden onderzocht. Toestemming wordt alleen verleend als op basis van de beste wetenschappelijke kennis zekerheid kan worden verschaft dat het project de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Bij twijfel wordt geen toestemming verleend. Als een project niet in een Natura 2000-gebied plaatsvindt, kan het mogelijk toch schade aanbrengen aan een Natura 2000-gebied.

Dit wordt ook wel de zogenaamde “externe werking” genoemd. Ook kan het project mogelijk schadelijke gevolgen hebben in combinatie met andere projecten. Dit worden “cumulatieve effecten” genoemd.

De betreffende ontwikkeling heeft geen effect op de vogelrichtlijngebieden en habitatrichtlijngebieden.

Flora en Fauna

De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).

Zorgplicht en Verbodsbepalingen

In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.

Uit het flora en fauna onderzoek (Beoordeling beschermde soorten Dominicuscollege, Nijmegen (17 oktober 2006) en Inventarisatie vleermuizen en steenmarter Dominicuscollege, Nijmegen (9 april 2008) van Bureau Waardenburg bv, adviseurs voor ecologie & milieu) zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:

Zoogdieren

Bij uitvoering van de werkzaamheden moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van genoemde zoogdieren. Het verwijderen van ruige begroeiing en beplanting moet in het najaar (of vroege voorjaar) uitgevoerd worden (buiten de winterslaap en buiten het broedseizoen van vogels). Door van één kant uit te werken kunnen verstoorde dieren zelf het werkgebied ontvluchten naar geschikte plekken in de directe omgeving.

Steenmarter

Er moet ontheffing aangevraagd worden voor de steenmarter. De informatie die benodigd is voor de onderbouwing van de aanvraag voor ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet is terug te vinden in het rapport Inventarisatie vleermuizen en steenmarter Dominicuscollege, Nijmegen.

Vleermuizen

Verblijfplaatsen van vleermuizen in de onderzochte gebouwen zijn niet vastgesteld. Daarom is voor de sloop van de panden en het rooien van de bomen een aanvullend vleermuizen onderzoek noodzakelijk.

Vogels

Werkzaamheden waarbij verstoring van vogels optreedt, moet voorkomen worden. Daarom dienen werkzaamheden als het rooien van opgaande begroeiing en grondwerk buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. Het broedseizoen van vogels loopt van half maart tot half september.

Groenhoofdstructuur

Het plangebied ligt gedeeltelijk in de groene hoofdstructuur. De bestemming is vlakgroen met de functie ambitie/ ruimtelijke ontwikkeling. Dit houdt in dat er ontwikkelingen in een groene setting mogelijk zijn.

Op het grote braakliggende terrein is nieuwbouw gepland. Het huidige terrein bestaat uit agrarische gronden met enkele bomengroepen en op de oude erfgrenzen bomenrijen met onderbeplanting. Het geheel maakt een belangrijk onderdeel uit van de lokale groenstructuur.

Waardevolle bomen/ groen

Door de geplande nieuwbouw zal een groot deel van het bomenbestand gerooid moeten worden. Door Boomtechnisch adviesbureau ANDE(R)S is voor de belangrijkste bomen op het terrein een Bomen Effect Analyse opgesteld. Zie rapport van 20 oktober 2007. De bomenrijen tussen de erfgrens en de Neerbosscheweg blijven behouden.

Bij het opstellen van het nieuwe bebouwings- en inrichtingsplan is rekening gehouden met de plaats van de meest waardevolle bomen. Deze zijn in het inrichtingsplan als te behouden opgenomen. Voor de te rooien bomen wordt een rooivergunning aangevraagd.

Bij het opstellen van het nieuwe inrichtingsplan is uitgegaan van een landschappelijke aanleg en herstel van de locale groenstructuur.

Compensatie

De te rooien bomen moeten 1 op 1 worden gecompenseerd.

8. Waterhuishouding


De watertoets
In het kader van de watertoets heeft het overleg met het waterschap plaatsgevonden en is de volgende inhoud voor de waterparagraaf vastgesteld.

 

Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Neerbosch-Oost. Voor dit gebied is het "Waterplan Nijmegen" relevant. In de huidige bestemming van het onbebouwde terrein fungeert deze als sportterrein van de middelbare school. Voor de toekomst wordt dit een woongebied met veel groen.

 

Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

 

Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Als gevolg van de peilverhoging van het Maas-Waalkanaal in 2009 zal het grondwater op basis van de grondwatermodellering van Witteveen en Bos (2005) maximaal 30 cm omhoog komen.

 

Riolering
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Dennenstraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. In het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water geldt als gemeentelijk beleid, om schoon hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Het gebied bestaat uit enkele blokken met woningen en een zorgcomplex met groen eromheen. 

Voor het gebied heeft de gemeente Nijmegen een waterhuishoudingsplan opgesteld. 

Het landschappelijke ontwerp sluit bovengrondse infiltratie in het groen uit. Hemelwater dat afstroomt van de wegen wordt via infiltratieriolen in de bodem geïnfiltreerd. Het hemelwater dat afstroomt van de daken wordt zoveel mogelijk op eigen terrein geïnfiltreerd. Indien dit niet mogelijk is, wordt dit hemelwater via diezelfde infiltratieriolen in de bodem geïnfiltreerd. De afvoer van het afstromende hemelwater naar de openbare ruimte dient in dat geval wel bovengronds te zijn. Het stelsel van infiltratieriolen krijgt een overstort naar regenwaterriolering in de Neerbosscheweg. Het afvalwater wordt afgevoerd naar aan te leggen vuilwaterriolen die afvoeren naar de gemengde riolering in de Dennenstraat. Reeds aangelegde riolering, voornamelijk vuilwaterriolen, moet grotendeels worden verwijderd. 

9. Archeologie

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodem-archief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en gebieden zijn aangegeven.

Het plangebied Rosa de Lima ligt volgens deze kaart in een gebied met een nader te onderzoeken archeologisch belang. In verband met de directe nabijheid van twee bekende vindplaatsen dienen grondwerkzaamheden voortkomend uit de bestemmingsherziening archeologisch te worden begeleid.

Advies: aan de bestemmingsherziening worden geen archeologische voorwaarden verbonden. Wel dienen grondwerkzaamheden voortkomend uit deze bestemmingsherziening archeologisch te worden begeleid.

De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe).

Informatieplicht

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan melding te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze melding dient te gebeuren bij de minister van OCW, i.e. de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten. tevens dient Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen op de hoogte gesteld te worden.

10. Financiële paragraaf

De grondexploitatie van het gebied is op 14 september 2005 door de gemeenteraad van   Nijmegen vastgesteld.
Deze grondexploitatie bevat de aankoop en verkoop van grond en gebouwen, de inrichting van de nieuwe openbare ruimte en de gemeentelijke plankosten. De totale investeringen van de grondexploitatie bedragen ca. € 9,4 miljoen. Dekking vindt plaats door de verkoop van grond ten behoeve van woningbouw (€ 9,3 miljoen) en een ISV-bijdrage vanuit de gemeente   (max. € 0,15 miljoen).

Bij Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 4 maart 2008, nr. 3.12 is met Trebbe-Klok Projecten VOF en Rosa de Lima VOF een overeenkomst van koop en verkoop gesloten. 

 

Door deze overeenkomst is, via de grondprijs, het kostenverhaal verzekerd. Deze overeenkomst voorziet tevens in het verhaal van de mogelijke planschadekosten die ontstaan door de nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden van het bestemmingsplan. Voor het verhaal van de plankosten is geen exploitatieplan noodzakelijk. Ook is geen exploitatieplan noodzakelijk voor de onderwerpen die worden genoemd in artikel 6.12 lid 2  sub a en b Wro.

 

Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. 

11. Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro

Over het concept-ontwerpbestemmingsplan van maart 2010 heeft vooroverleg plaatsgevonden met:

Hieronder is de inhoud van de reactie weergegeven.

Waterschap Rivierenland

Het waterschap Rivierenland heeft in haar brief van 22 maart 2010 in het kader van artikel 3.1.1 Bro overleg een reactie gegeven. Zij kunnen instemmen met het concept ontwerp bestemmingsplan. Het plan is conform de eisen en wensen vanuit het beleid van het waterschap met betrekking tot de waterhuishouding. Voor de uitvoering van het plan is geen watervergunning van het waterschap vereist.

Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro hebben de volgende instanties bepaald dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg is vereist met de diensten van provincie onderscheidenlijk Rijk die betrokken zijn bij bij de zorg voor de ruimtelijke ordening:

VROM inspectie

Provincie Gelderland

VROM inspectie

In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.

Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf:

- Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten

- Grote rivieren

- Kustfundament

- IJsselmeergebieden

- IJsselmeergebied Regionale watersystemen

- Ecologische hoofdstructuur

- Nationale Landschappen

- Rijksbufferzones

- Recreatie

- Derde Nota Waddenzee

- Tweede Structuurschema Militaire Terreinen

- Project Mainport Rotterdam

Onderhavig project doorkruist geen van bovengenoemde nationale belangen zodat geen vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro met de VROM inspectie noodzakelijk is.

Provincie Gelderland

Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze en in welke mate de Provincie betrokken willen worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden.

Het onderhavige plan is van puur lokal belang en hoeft niet aangeboden te worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg.