Plan: | Hees-Heseveld - 22 (Rosa de Limastraat 10) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP48W22-OH01 |
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).
In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.
Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de Flora en Fauna wetgeving. Dit kan aan de hand van een flora en fauna onderzoek. Uit het flora en faunaonderzoek Rosa de Limastraat te Nijmegen (28 juni 2011) blijkt dat er niet uitgesloten kan worden of er vleermuizen zitten. Hiervoor is een nader onderzoek gedaan (2 november 2011) waaruit blijkt dat er een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aanwezig is. De gewone dwergvleermuis is een strikt beschermde soort. Verblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd. Negatieve effecten op de Gewone Dwergvleermuis zijn, zonder het nemen van mitigerende maatregelen, niet uit te sluiten.
De initiatiefnemer is op grond van de Flora en Faunawetgeving verplicht tot het nemen van mitigerende maatregelen. Deze maatregelen zijn bedoeld om negatieve effecten te voorkomen. Het uitgevoerde flora en fauna onderzoek geeft aan hoe om gegaan zou kunnen worden met deze verplichting. Indien de onderstaande mitigerende maatregelen worden toegepast zijn negatieve effecten onwaarschijnijk.
Aangezien eerst de nieuwbouw ten noordoosten van het huidige gebouw gerealiseerd zal worden, en het huidige gebouw behouden blijft tot de nieuwbouw gereed is, kunnen door het nemen van relatief eenvoudige mitigerende maatregelen negatieve effecten voorkomen worden. Deze maatregelen dienen tot doel te hebben de nieuwbouw geschikt te maken voor vleermuizen. Dit kan door de spouw van de nieuwbouw toegankelijk te maken voor vleermuizen. Hiervoor is het noodzakelijk open stootvoegen aan te brengen en de spouw (gedeeltelijk) te voorzien van hard isolatiemateriaal (geen steenwol; dit geeft irritatie bij vleermuizen). De open stootvoegen mogen niet voorzien worden van een roostertje en dienen minimaal 15 mm breed te zijn. Indien het voorstaande niet mogelijk is, bijvoorbeeld door de gebruikt bouwmaterialen en/of wet- en regelgeving (bouwbesluit), dan dient in overleg met een ter zake kundige ecoloog gezocht te worden naar andere oplossingen. Ook dient de ter zake kundige ecoloog betrokken te worden bij het inpassen/uitvoeren van de mitigerende maatregelen.
Conclusie
Ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning zal aangetoond moeten worden dat voldaan is aan bovenstaande mitigerende maatregelen tot voorkomen van negatieve effecten op de dwergvleermuis. Verder moeten werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor begin maart en na eind juli of het onderzoeksgebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
Aanbevelingen en mitigerende maatregelen uit de quick-scan moeten worden nagestreefd om overtredingen op de flora en fauna wetgeving te voorkomen.