direct naar inhoud van Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)
Plan: Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979 - 55
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP482-OH01

Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemene nutte zoals bedoeld in artikel 12;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

5.2.2 Specifieke bouwregels
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht- en hoogspannings)masten en hoger mogen zijn.
5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.3.1 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

lid 7 voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.

5.3.2 Toelaatbaarheid

Ontheffing kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

5.3.3 Adviesprocedure voor ontheffing

Alvorens omtrent het verlenen van een ontheffing te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

5.4 Aanlegvergunning
5.4.1 Aanlegvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in lid 4 bedoelde grond zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden of het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • e. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).

5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.1.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.1.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de belangen van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

5.4.4 Adviesprocedure voor aanlegvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.