direct naar inhoud van 2.1 Nationaal
Plan: Buitengebied Valburg - 10 (Windturbines De Grift)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP447-OH01

2.1 Nationaal

2.1.1 Nota Ruimte 2006

De Nota Ruimte is een nota van de rijksoverheid, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd worden. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven voor de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland. Onderwerpen die aan bod komen zijn: wonen, woonlocaties en verstedelijking, natuur, landschap en waterbeheer, bereikbaarheid en het ruimtelijk accommoderen van de economie.

In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

De Nota Ruimte kenmerkt zich door de hoofdpunten:

  • ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra;
  • decentralisatie;
  • deregulering;
  • uitvoeringsgerichtheid.

De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren, wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening.

Specifiek met betrekking tot (Wind)energie wordt in de uitvoeringsagenda Nota Ruimte het volgende aangegeven:

De rijksoverheid heeft in de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW 2001; zie verder paragraaf 2.1.2) afgesproken, op welke manier provincies en gemeenten zullen zorgdragen voor een zodanige keuze van plaatsingsgebieden voor windturbines dat daarmee in 2010 de doelstelling van tenminste 1500 MW in het provinciaal ingedeelde deel van het Nederlandse territoir wordt bereikt.

Realisering van 1500 MW windvermogen op land geschiedt om dwingende redenen van groot openbaar belang.

De provincies kiezen een plaatsingsstrategie van grootschalige dan wel kleinschalige bundeling van windturbines, afhankelijk van de mogelijkheden per landschapstype en de mogelijkheden tot combinatie met infrastructuur en bedrijventerreinen. Provincies geven aan, welke gebieden zij van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde beschouwen, waarbij zij nadrukkelijk het hiervoor vastgestelde beleid in deze nota in acht nemen.

De mogelijke effecten op de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten moeten door de betrokken decentrale overheden expliciet worden betrokken bij (verkenning van de mogelijkheden voor) plaatsing van windturbines. Het rijk verwacht dat de verantwoordelijke overheden in elk geval uitgaan van deze kwaliteiten wanneer ze plaatsingsmogelijkheden zoeken voor windturbines.

2.1.2 Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie

Het rijk, de provincies en de VNG hebben op 10 juli 2001 de bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) ondertekend. Doelstelling was om in 2010 een opgesteld vermogen van 1500 MW aan windenergie op land te hebben opgesteld. De bestuursovereenkomst is een concretisering van de taakstelling vanuit het VN-klimaatverdrag (1992) en het Kyoto-protocol (1997).

De doelstelling van de provincie Gelderland is om voor 2005, 60 MW te realiseren.

In oktober 2008 hebben het IPO, de VNG en het Rijk nieuwe afspraken gemaakt om in 2011 3600 MW windenergie te realiseren.

2.1.3 Kabinetsakkoord 2007-2011

Het kabinet wil van Nederland een van de schoonste en zuinigste energielanden in Europa maken. In het werkprogramma 'Schoon en Zuinig: Nieuwe energie voor het klimaat' beschrijft het kabinet de ambities voor onder andere energiebesparing, duurzame energie en opslag van CO2 in de grond:

Het doel van 'Schoon en Zuinig' is:

  • de uitstoot van broeikasgassen, met name CO2, in 2020 met 30% verminderen vergeleken met 1990;
  • het tempo van energiebesparing de komende jaren verdubbelen van 1% nu naar 2% per jaar;
  • het aandeel duurzame energie in 2020 verhogen van ongeveer 2% nu naar 20% van het totale energiegebruik.

Ten aanzien van windenergie wordt o.a. gesteld:

  • de eerstkomende jaren zal de groei van hernieuwbare energie vooral komen van windenergie. Onderstaande groeicijfers zijn een indicatie van wat nodig is om de doelen in zicht te houden;
  • de komende vier jaar zou committering voor 2000 MW (ca. 2,6 Mton CO2-reductie) voor wind op land nodig zijn. Dat is meer dan een verdubbeling ten opzichte van de 1500 MW die er nu al staat. Bestaande locaties met kleine oude windturbines moeten vernieuwd worden en nieuwe locaties moeten worden ontwikkeld.
2.1.4 Sectorakkoord Energie 2008-2020

In het kader van het werkprogramma Schoon en Zuinig zijn afspraken tussen Rijksoverheid en de energiebranches in een Sectorakkoord Energie 2008-2020 vastgelegd.

In dit convenant zijn onder andere de volgende afspraken opgenomen m.b.t. windenergie op land:

  • Partijen streven ernaar dat in 2011 voor ca. 2000 MW nieuw vermogen Wind op Land vergund zal zijn dat leidt tot een totaal vermogen van 4000 MW; dat is voor de korte termijn een verdubbeling van de huidige capaciteit.
  • De Rijksoverheid heeft afspraken gemaakt over windenergie in het Klimaatakkoord Gemeente en Rijk 2007 – 2011: samenwerken aan een klimaatbestendig en duurzaam Nederland van 12 november 2007 en streeft ernaar in het bestuursakkoord met de provincies gelijksoortige afspraken te maken.
  • Energiebedrijven zullen aan de beoogde groei bijdragen door eigen investeringen of door elektriciteit uit Wind op Land projecten van derden in Nederland in te kopen. De energiebedrijven zullen bijdragen aan innovatie. De energiebedrijven zullen samenwerken met regionale overheden voor het verkrijgen van het benodigde maatschappelijk draagvlak en een goede inpassing van Wind op Land in het landschap.
  • De Rijksoverheid zal zich sterk inspannen om voor 2011 aan te geven waar voor de lange termijn en verdere doorgroei de concentratiegebieden voor Windparken op Land ontstaan.
  • De Rijksoverheid zet in op effectieve en efficiënte besluitvorming over ruimtelijke projecten.
2.1.5 Plan verdubbeling windenergie in 2011

Op 7 juli 2009 is door minister Cramer een plan gepubliceerd om het aantal windmolens op land in deze kabinetsperiode te verdubbelen. Samen met koepelorganisaties VNG, IPO en LTO Nederland, Natuur- en Milieuorganisaties, ODE en NWEA heeft het Rijk zich vastgelegd op 2000 megawatt extra aan het einde van deze kabinetsperiode.

Maatregelen die het Rijk wil nemen zijn o.a. het vereenvoudigen van de regelgeving op het gebied van geluid, externe veiligheid en radar en het opstellen van een gezamenlijk werkplan.

2.1.6 Conclusie

Het voorgestane initiatief sluit aan bij de genoemde Rijksdoelstellingen.