Plan: | Buitengebied Valburg - 10 (Windturbines De Grift) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP447-OH01 |
De Nota Ruimte is een nota van de rijksoverheid, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd worden. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven voor de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland. Onderwerpen die aan bod komen zijn: wonen, woonlocaties en verstedelijking, natuur, landschap en waterbeheer, bereikbaarheid en het ruimtelijk accommoderen van de economie.
In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd:
De Nota Ruimte kenmerkt zich door de hoofdpunten:
De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren, wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening.
Specifiek met betrekking tot (Wind)energie wordt in de uitvoeringsagenda Nota Ruimte het volgende aangegeven:
De rijksoverheid heeft in de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW 2001; zie verder paragraaf 2.1.2) afgesproken, op welke manier provincies en gemeenten zullen zorgdragen voor een zodanige keuze van plaatsingsgebieden voor windturbines dat daarmee in 2010 de doelstelling van tenminste 1500 MW in het provinciaal ingedeelde deel van het Nederlandse territoir wordt bereikt.
Realisering van 1500 MW windvermogen op land geschiedt om dwingende redenen van groot openbaar belang.
De provincies kiezen een plaatsingsstrategie van grootschalige dan wel kleinschalige bundeling van windturbines, afhankelijk van de mogelijkheden per landschapstype en de mogelijkheden tot combinatie met infrastructuur en bedrijventerreinen. Provincies geven aan, welke gebieden zij van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde beschouwen, waarbij zij nadrukkelijk het hiervoor vastgestelde beleid in deze nota in acht nemen.
De mogelijke effecten op de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten moeten door de betrokken decentrale overheden expliciet worden betrokken bij (verkenning van de mogelijkheden voor) plaatsing van windturbines. Het rijk verwacht dat de verantwoordelijke overheden in elk geval uitgaan van deze kwaliteiten wanneer ze plaatsingsmogelijkheden zoeken voor windturbines.
Het rijk, de provincies en de VNG hebben op 10 juli 2001 de bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) ondertekend. Doelstelling was om in 2010 een opgesteld vermogen van 1500 MW aan windenergie op land te hebben opgesteld. De bestuursovereenkomst is een concretisering van de taakstelling vanuit het VN-klimaatverdrag (1992) en het Kyoto-protocol (1997).
De doelstelling van de provincie Gelderland is om voor 2005, 60 MW te realiseren.
In oktober 2008 hebben het IPO, de VNG en het Rijk nieuwe afspraken gemaakt om in 2011 3600 MW windenergie te realiseren.
Het kabinet wil van Nederland een van de schoonste en zuinigste energielanden in Europa maken. In het werkprogramma 'Schoon en Zuinig: Nieuwe energie voor het klimaat' beschrijft het kabinet de ambities voor onder andere energiebesparing, duurzame energie en opslag van CO2 in de grond:
Het doel van 'Schoon en Zuinig' is:
Ten aanzien van windenergie wordt o.a. gesteld:
In het kader van het werkprogramma Schoon en Zuinig zijn afspraken tussen Rijksoverheid en de energiebranches in een Sectorakkoord Energie 2008-2020 vastgelegd.
In dit convenant zijn onder andere de volgende afspraken opgenomen m.b.t. windenergie op land:
Op 7 juli 2009 is door minister Cramer een plan gepubliceerd om het aantal windmolens op land in deze kabinetsperiode te verdubbelen. Samen met koepelorganisaties VNG, IPO en LTO Nederland, Natuur- en Milieuorganisaties, ODE en NWEA heeft het Rijk zich vastgelegd op 2000 megawatt extra aan het einde van deze kabinetsperiode.
Maatregelen die het Rijk wil nemen zijn o.a. het vereenvoudigen van de regelgeving op het gebied van geluid, externe veiligheid en radar en het opstellen van een gezamenlijk werkplan.
Het voorgestane initiatief sluit aan bij de genoemde Rijksdoelstellingen.