Plan: | Nijmegen West I - 87 (Hatertseveldweg 284) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP43W87-OH01 |
Algemeen
Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding en herinrichting mogelijk van het complex Hatertseveldweg 284. Het gebruik wordt gewijzigd van een bedrijfspand naar een spiritueel centrum met een viertal appartementen. Vanuit algemeen milieutechnische optiek is de beoogde invulling te verkiezen boven het voormalige gebruik als bedrijfspand. Bovendien kan nog opgemerkt worden dat de invulling met wonen gecombineerd met een boeddhistisch centrum in een omgeving die overwegend wordt gebruikt voor wonen met her en der verspreid (lichte) bedrijvigheid (functiemenging), als passend kan worden aangemerkt. Wel zal rekening moeten worden gehouden met zoveel als mogelijk parkeren op eigen terrein.
Bedrijvigheid
Met betrekking tot de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bedrijvigheid kan worden opgemerkt dat deze de realisering van het gewijzigde gebruik niet in de weg staat.
Conclusie
Vanuit algemene milieu-optiek kan het gewijzigde gebruik op de locatie Hatertseveldweg 284 als acceptabel worden aangemerkt.
De Wet geluidhinder is bij dit plan van toepassing. De herzieningsprocedure maakt immers de bouw van woningen (een geluidgevoelige bestemming in de zin van de wet) mogelijk en het betreffende bouwperceel ligt in de zones van de Graafseweg en de spoorweg Nijmegen-'s-Hertogenbosch. Er is daarom een akoestisch onderzoek verricht naar de geluidbelasting vanwege deze weg respectievelijk spoorweg.
Andere direct nabij dit plangebied gelegen wegen, met name de Hatertseveldweg zelf, kennen een 30 km/uur regime. Wegen met een 30 km/uur regime hebben geen wettelijke zone; een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting die dergelijke wegen veroorzaken bij de nieuw te bouwen woningen is niet verplicht. De geluidbelasting vanwege de Hatertseveldweg is in dit geval wel bepaald maar hoeft niet aan wettelijke geluidnormen te worden getoetst.
Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde (= de geluidbelasting die wettelijk altijd toelaatbaar is) vanwege het wegverkeer op de Graafseweg hier niet wordt overschreden. Akoestisch gezien is de spoorlijn Nijmegen-'s-Hertogenbosch de belangrijkste geluidbron voor de beoordeling van de akoestische situatie binnen dit plangebied.
Uit het onderzoek blijkt dat, zonder het treffen van maatregelen, bij de nieuw te bouwen woningen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, echter niet de wettelijke maximaal toelaatbare geluidbelasting. Maatregelen om de geluidbelasting te verlagen zijn niet haalbaar. Realisatie van de woningen is daarom alleen mogelijk als hiervoor door het college van B&W een besluit Hogere Waarde wordt genomen. In een dergelijk besluit worden de toekomstige geluidbelastingen bij de nieuw te bouwen woningen vastgesteld.
Voor dit plan is daarom een procedure Hogere Waarde gevoerd. In het besluit Hogere Waarde zijn de voorwaarden opgenomen waaronder dit bouwplan ten aanzien van de Wet geluidhinder kan worden gerealiseerd.
In de rapportage van het akoestisch onderzoek (d.d. 2 april 2009 van ABOVO Acoustics) is meer detailinformatie te vinden; kortheidshalve zij hiernaar verwezen.
Algemeen
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt dient te worden getoetst of er maatschappelijke en financiële belemmeringen voor het beoogde gewijzigde gebruik bestaan. Dit is een verplichting in het kader van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Bodemkwaliteit
Voor deze planwijziging is geen bodemonderzoek nodig, omdat er geen bouwactiviteiten plaatsvinden op de begane grond.
Uit historische informatie blijkt verder dat in 2004 voor de locatie een saneringsplan is gemaakt. Dit plan heeft betrekking op de parkeerplaats achter het pand. De aanleg van die parkeerplaats heeft zonder goedkeurde BUS- melding plaatsgevonden. Dit moet nog worden gerepareerd maar dat valt buiten dit bestemmingsplan.
Conclusie
Er is weliswaar sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. De uitbreiding betreft echter een verdieping waardoor geen grondverzet met een bodemsanering hoeft plaats te vinden.
Daarom zullen er zover het de bodem betreft geen bijzondere financiële of milieutechnische problemen bestaan. Voor deze planwijziging geldt dat geen bodemonderzoek uitgevoerd hoeft te worden om te toetsen of de bodem geschikt is voor de gewenste ontwikkeling.
Luchtkwaliteitseisen
Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Daarnaast is de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van belang, die aanwijzingen geeft welke concrete grens geldt voor woningbouw, inrichtingen etc. voor wat betreft de grens tussen “niet in betekenende mate”en “in betekenende mate” bijdragen. In de periode tussen 15 november 2007 en medio 2009, als het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit van kracht wordt, wordt gerekend met de 1% grens. Plannen die niet meer dan 1% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet afzonderlijk getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5. Dit ligt vast in artikel 4, lid 1 van het Besluit. Voorts is in de regeling nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 1% bijdraagt.
Bouwplan
De aanpassingen die door dit plan aan de Hatertseveldweg 284 mogelijk gemaakt wordt, betreft de herinrichting en de uitbreiding van een voormalige bedrijfsruimte. Gevestigd worden op deze locatie een viertal appartementen evenals een boeddhistisch centrum. De verkeersaantrekkende werking van dit plan zal zodanig gering zijn, ook wat betreft het boeddhistisch centrum, dat geen verslechtering van de luchtkwaliteit zal optreden.
Conclusie
Het plan zal "niet in betekenende mate bijdragen" en daarom hoeft dit plan niet getoetst te worden aan de eisen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer.
Algemeen
Het plangebied ligt in de directe nabijheid van de spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch. Hierover vindt thans nog vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Met betrekking tot deze risico's is op 21 april 2009 het rapport “Externe veiligheid spooromgeving Nijmegen en Wijchen” verschenen.
Vanuit externe veiligheid worden de optredende risico's onderverdeeld in:
a. Plaatsgebonden risico (PR)
b. Groepsrisico (GR)
ad a. Uit de bovenaangehaalde rapportage blijkt dat de PR risicocontour zich nog binnen het baanlichaam van de spoorlijn bevindt en dus geen beperking vormt voor de planvorming.
ad b. Uit de bovenaangehaalde rapportage blijkt echter ook dat momenteel binnen het afwegingsgebied (tot 200 meter van de route cq. het tracé). de oriënterende waarde van het GR thans wordt overschreden. Volgens prognose zal in 2020 het GR zijn gezakt tot onder de oriënterende waarde.
In het aangegeven gebied, waarin ook het plangebied ligt, is (nieuwe) bebouwing dus wel toegestaan (omdat het buiten de PR risicocontour ligt) maar is de dichtheid van bebouwing soms problematisch vanwege de hoogte van het groepsrisico. Een afweging zal hier dan ook moeten volgen.
Dit is in het bijzonder van belang in verband met aspecten van zelfredzaamheid, hulpverlening en rampbestrijding. Het begrip oriënterende waarde houdt in dat het bevoegd gezag daarvan gemotiveerd kan afwijken. Het bevoegd gezag besluit mede op grond van de toetsing of er risicoreducerende maatregelen toegepast moeten worden. Er moet sprake zijn van een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging, waarin moet zijn aangegeven waarom in het specifieke geval eventueel een bouwplan toch gerealiseerd kan worden. De uitkomst van de afweging is vatbaar voor beroep.
Met betrekking tot het plan Hatersteveldweg 284 kan gesteld worden dat formeel weliswaar ten gevolge van de realisering van dit plan, het vervangen van het gebruik als bedrijfspand in een spiritueel centrum en een viertal woningen, het GR mogelijk toeneemt, maar dat deze toename dan zo minimaal zal zijn dat dit niet meer cijfermatig kan worden uitgedrukt. Praktisch zal er geen toename plaatsvinden en er is zeker geen sprake van een significante toename van het GR.
Bovendien kan met betrekking tot de bereikbaarheid van het pand evenals met betrekking tot de zelfredzaamheid van de toekomstige gebruikers worden gesteld dat deze naar verwachting goed zullen zijn. Hulpverlening en calamiteitenbestrijding bevinden zich in de gemeente Nijmegen niet op een adequaat niveau, het mogelijk maximaal aantal te verwachten slachtoffers (in de omgeving dus ruimer dan het plangebied) kan de rampenbestrijdingsorganisatie te boven gaan. De planlocatie op zichzelf heeft echter een goede bereikbaarheid en voldoet aan de te stellen eisen hieromtrent.
In de nabije toekomst zal, met het te verwachten intensievere gebruik van de Betuweroute, over het spoor door Nijmegen minder vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Het spoortraject Nijmegen - 's-Hertogenbosch zal echter ook dan nog belemmeringen geven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Hoewel er volgens de prognose na 2020 geen overschrijding meer zal plaatsvinden van het GR, geven nieuwe verkenningen aan dat hieraan moet worden getwijfeld.
Advies Regionale Brandweer Gelderland-Zuid (RBGS)
De RBGS stelt op basis van het maatscenario het volgende:
Indien wordt besloten de ruimtelijke onderbouwing vast te stellen, kunnen de volgende maatregelen worden getroffen ter verkleining van de risico's:
De gemeente kan hierbij actief aansporen tot het treffen van interne maatregelen, zoals bijvoorbeeld het opnemen van scenario's met betrekking tot de externe risicobronnen in bedrijfsnoodplannen en/of BHV-plannen en het realiseren van ontruimingsinstallatie waarbij gebruik wordt gemaakt van gesproken woord.
Hoewel het uitvoeren van de bovenstaande maatregelen een positief effect zal hebben op de veiligheid, valt daarmee niet uit te sluiten dat het maatscenario zich voor zal doen. Het is aan het bevoegd gezag dit “restrisico” expliciet te accepteren en in het ruimtelijk besluit te verantwoorden binnen de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.
Implementatie advies RBGS
Het advies van de RBGS kent een tweetal actiepunten:
a. Het realiseren van een ontsluitingsweg aan de noordzijde van het spoor.
b. Actieve risicocommunicatie naar (toekomstige) gebruikers van het plangebied
ad.a
Het ontsluiten van de noordzijde van het spoor zal een zeer langdurige en kostbare aangelegenheid worden, waarbij niet uit het oog moet worden verloren dat thans nog niet volledig van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute gebruik wordt gemaakt. Dit zal echter wel meer en meer het geval zijn. De prognose voor het jaar 2020 geeft weliswaar aan dat de oriënterende waarde van het groepsrisico dan niet meer overschreden zal gaan worden. Hieraan moet echter worden getwijfeld, hoewel een vermindering van het GR, maar niet tot onder de oriënterende waarde, niet is uitgesloten.
Binnen de bestuurlijke afweging achten wij dit echter gezien de aangeduide nadelen geen reëel te realiseren actiepunt.
ad.b
Momenteel zijn er plannen in ontwikkeling voor actieve risicocommunicatie naar (toekomstige) gebruikers van het plangebied teneinde de zelfredzaamheid te verhogen. Het advies onder b. zal dan ook worden opgevolgd.
Conclusie
Overwegende het bovenstaande wordt de planinvulling toegestaan met medeneming van het adviespunt onder b. van de Regionale Brandweer. Gezien de planinvulling wordt het restrisico dat niet significant toeneemt ten opzichte van de uitgangssituatie geaccepteerd.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 van de gemeente Nijmegen vastgelegd. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden.
Het uitbreiden van het voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek tot een energiescan, waarbij zowel warmtevraag als koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden, kan de bijdrage van dit project aan deze doelstelling in beeld brengen.
Verdere adaptatie aan veranderde klimaatomstandigheden moet blijken uit de paragrafen Waterhuishouding en Groen.