Plan: | Haven- en industriegebied Nijmegen-West 1979 - 60 (Novio terrein) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP41W60-VG01 |
Het Novioterrein is gesitueerd in de Nijmegen West en maakt onderdeel uit van het bedrijventerrein Noordkanaalhavengebied.
figuur 1: Globale ligging van het plangebied (met rode A) Bron: maps.google.nl
Het terrein is direct gesitueerd aan de Industrieweg die de doorgaande weg richting Weurt vormt. Tevens ligt het terrein tegen de rotonde Industrieweg/ Energieweg/ Kanaalweg en grenzend aan het terrein van de DAR.
figuur 2: Kadastrale situatie met in rood het plangebied
Het Noord- en Oostkanaalhavengebied wordt aan de oostzijde begrensd door een groene zone die als buffer fungeert tussen het bedrijventerrein en de woongebieden de Biezen en Oud West. Ten westen van de bedrijventerreinen ligt het Maas/Waal Kanaal die tevens de gemeentegrens vormt tussen de gemeente Nijmegen en Gemeente Beuningen.
Het Novioterrein is een terrein dat in het verleden huisvesting bood aan het regionale busvervoersbedrijf Novio. Na het vertrek van Novio heeft het perceel en zijn bebouwing aan verschillende bedrijven en instellingen huisvesting geboden. Momenteel wordt het perceel herverkaveld waarbij de eerste nieuwe gebruiker zich reeds heeft gehuisvest. Het betreft het nieuwe bedrijfspand Shurgard. Om Shurgard te kunnen plaatsen was de aanleg van een nieuwe inrit en een ventweg parallel aan de Industrieweg noodzakelijk. Deze nieuwe inrit bevindt zich aan de Industrieweg, ten noordwesten van het voormalige kantoorgebouw van Novio.
Kenmerkend voor het huidge perceel zijn de twee "kop"gebouwen van Shurgard en het voormalige kantoorgebouw Novio. Het gebouw van Shurgard vormt tezamen met het gebouw van de Dar een ronde kop direct aan de rotonde Energieweg/ Industrieweg. Deze bebouwingen staan haaks op de rotonde. Aan de zuidzijde van de rotonde bevindt zich eveneens een ronde gevel waardoor er op een specifieke wijze invulling wordt gegeven aan bedrijfspanden die grenzen aan de rotonde.
Het kantoorgebouw van Novio heeft dezelfde verkavelingsrichting als het gebouw van Shurgard maar ligt gedraaid ten opzichte van de Industrieweg. Tussen de twee "kop"gebouwen liggen twee overkappingen en een gesloten loods die dezelfde verkavelingsrichting oppakken. Het voormalige Noviokantoorgebouw, de overkappingen en de loods zullen worden gehandhaafd.
Voor het overige valt op dat er direct aan de Industrieweg een hoogspanningsmast gesitueerd is. Deze is zeer bepalend in het straatbeeld.
Figuur 3: Huidige inrichting plangebied
Het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming "Bedrijfsdoeleinden". De gronden welke op de kaart voor "bedrijfsdoeleinden" (BV) zijn aangewezen, zijn bestemd voor de bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van industriële doeleinden, handel en nijverheid en de daarbij behorende bijgebouwen, bouwwerken en werken
Voor de directe omgeving geldt dat in de nabije toekomst de stadsbrug "De Oversteek" wordt opgeleverd. De Energieweg zal worden doorgetrokken richting deze brug en wordt onderdeel van een belangrijke doorstroomroute (Groene Route) rondom het centrum (Groene Route) van de stad. Het gevolg is dat de huidige afrit Kanaalweg verdwijnt en de Energieweg en rotonde Energieweg/Industrieweg meer betekenis krijgen.
Het voormalige Novioterrein wordt herverkaveld. Het voormalige bedrijfskantoor van Novio wordt omgezet naar een op zichzelf staand kantoorgebouw. Tussen Shurgard en het kantoorgebouw ontstaat een nieuwbouwlocatie. Momenteel ligt er een initiatief voor vestiging van een landelijke restaurantketen (met Drive Thru service), een pick-up point en een initiatief voor huisvesting van kringloopbedrijf "Het Goed" voor deze nieuwbouwlocatie. Het initiatief voor het kringloopbedrijf berust op het inzamelen van tweedehands goederen en de doorverkoop van deze goederen. Ten behoeve van het inzamelen van tweedehands goederen zullen er diverse containers op het terrein gesitueerd moeten worden.
Een zelfstandig kantoor, pick-up point, horeca en een kringloopbedrijf zijn in het vigerende bestemmingsplan "Haven- en Industriegebied Nijmegen-West 1979" niet toegestaan. Met onderhavig bestemmingsplan worden bovengenoemde ontwikkelingen juridisch planologisch mogelijk gemaakt.
De nieuwbouw biedt de kans om een kwaliteitsimpuls aan het perceel te geven. Dit wordt bereikt door tussen de twee "kop"gebouwen een nieuw blok te situeren. Dit nieuwe blok onttrekt de overkappingen en de loodsen die in de tweede lijn liggen aan het zicht en reageert tevens op de richting van de Industrieweg. De nieuwe bebouwing verbindt de bestaande bebouwing maar dient ze tevens te respecteren. Dit wordt bereikt door de verkavelingsrichting (deels) te laten bepalen door de richting van Industrieweg, de rooilijn achter de bebouwing van Shurgard en het voormalige Noviokantoor te leggen en de maximale bouwhoogte ondergeschikt te maken aan de "kop"gebouwen. Het beperken van hoogte en het terugleggen van de rooilijn sluit ook aan bij de overige bebouwing aan de Industrieweg.
Met betrekking tot de inrichting geldt dat het nieuwe kavel grenst aan de nieuw aangelegde ventweg. Om geen overmaat aan verharding te krijgen wordt er een groenstrook gecreëerd. In deze strook kan eveneens de hoogspanningsmast worden ingepast. Het parkeren ten behoeve van de functie op het perceel kan dan achter de groenstrook en voor het gebouw worden gesitueerd. Laad en losactiviteiten daarentegen vinden plaats achter of aan noordzijde van de nieuwbouw (tussen Shurgard en nieuwbouw). Het is van belang dat de containers die behoren bij deze activiteit aan het zicht vanaf de Industrieweg worden onttrokken. Voor fietsparkeren geldt dat er geen gebouwde fietsenstallingen gesitueerd worden op het voorterrein. Indien een overkapte fietsenstalling wenselijk is dient deze inpandig of aan de noordkant of achterzijde van het pand gerealiseerd te worden.
Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties 2010 en Regionaal Programma Bedrijventerreinen Stadsregio Arnhem Nijmegen 2011
Met de structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties uit 2010 herijkt de Provincie Gelderland het bedrijventerreinenbeleid op basis van nieuwe inzichten over de afnemende groei van de beroepsbevolking en de economie. Daarnaast zijn het toepassen van de SER ladder (eerst inbreiden dan uitbreiden), en een zorgvuldige planning en programmering ven bedrijventerreinen kenmerkend voor dit nieuwe beleid. In 2011 is op verzoek van de Provincie Gelderland een Regionaal Programma Bedrijventerreinen tot stand gekomen. In de stadsregio was sprake van een enorm overaanbod aan bedrijventerreinen. In het RPB zijn regionale afspraken gemaakt om dit overaanbod terug te dringen. Voor Nijmegen betekent dit dat er prioriteit mag worden gegeven aan bedrijventerrein de Grift en dat de nieuwe uitleglocatie in de A 73 zone "on hold" is gezet.
Er is of komt voldoende bedrijventerrein op korte termijn beschikbaar (Bijsterhuizen, Mercuriuspark en Novio Tech Campus op Winkelsteeg) en er wordt prioriteit bij de ontwikkeling van bedrijventerrein de Grift in Nijmegen Noord gelegd.
De provincie stelt in de Ruimtelijke Verordening (geconsolideerde versie, 2012) regels met betrekking tot o.a. bedrijventerreinen, waar gemeenten in hun bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In bestemmingsplannen worden nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen op bedrijventerreinen niet mogelijk gemaakt. In de verordening wordt een afwijkingsmogelijkheid geboden, namelijk dat zelfstandige kantoorvestiging wel mogelijk is indien de betreffende kantoorvestiging goed ontsloten is door een hoogwaardige OV-verbinding. Dat is hier niet het geval.
Er is ook ontheffing mogelijk in bijzondere omstandigheden, namelijk dat de gemeente bij de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig belemmerd wordt in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen.
Het Nijmeegs beleid over bedrijventerreinen is vastgelegd in de nota "een andere kijk op Nijmeegse bedrijventerreinen" (2003). Kernpunten uit deze nota zijn zuiniger omgaan met de beschikbare ruimte en een relatie leggen met de behoefte van de aanwezige beroepsbevolking.
Het thema van deze nota "meer werk op minder meter" is nog steeds van kracht. Dat wil zeggen dat er nog steeds ingezet wordt op intensivering van bestaande terreinen en inbreiding voordat wordt overgegaan tot aanleg/ontwikkeling van nieuwe (regionale) bedrijventerreinen.
Nijmegen kent een gedifferentieerd aanbod van bedrijventerreinen. We willen voldoende en kwalitatief geschikte ruimte hebben voor bedrijvigheid zonder overaanbod te creëren. We kiezen ervoor om zoveel mogelijk bestaand bedrijventerrein eerst te benutten, dan wel te herstructureren voordat we overgaan tot de aanleg van nieuw bedrijventerrein. Ook streven we naar goed bereikbare en zorgvuldig beheerde en onderhouden bedrijventerreinen. We zien de werkgebieden Heijendaal en Winkelsteeg (Novio Tech Campus) als de locaties voor kennisintensieve en innovatieve bedrijvigheid. Bedrijventerrein Noord en Oost Kanaalhavens en Westkanaaldijk zijn de terreinen waar de vestiging van zware bedrijvigheid (hogere milieucategorieën) mogelijk is. Daarnaast vervult de Noord- en Oostkanaalhavens een belangrijke functie voor het vestigen van bedrijven die gebruik maken van het transport over water. Met de uitbreiding van BCTN zijn de op en- overslagfaciliteiten uitgebreid waardoor meer en grotere transporten over water mogelijk zijn. Het Novioterrein is een onderdeel van de Noord- en Oostkanaalhavens.
De toekomstige inrichting van het Novioterrein is nog niet geheel uitgekristalliseerd. Wel is duidelijk dat het voormalige terrein wordt herverkaveld en dat er meerdere functies mogelijk moeten worden gemaakt om het terrein op een goede manier te kunnen herontwikkelen. De herontwikkeling sluit aan bij één van de kernpunten van het regionaal en Nijmeegs bedrijventerreinenbeleid, namelijk het intensiveren van bestaande bedrijventerreinen en het toepassen van de SER-ladder die eerst inbreiden boven uitbreiden van bedrijventerreinen voorstaat.
Op het voormalig Novioterrein is aan de westzijde een kringloopbedrijf voorzien. Dit bedrijf sluit goed aan bij de activiteiten van de DAR Milieudienst en is in feite complementair hieraan.
Solitaire vestigingen van kantoren zijn op bedrijventerrein Noord- en Oostkanaalhavens in principe niet toegestaan. Ter plaatse van het voormalige kantoor van Novio wordt naast de bedrijfsbestemming ook de kantoorbestemming mogelijk gemaakt. Het gaat om een kantoor wat al jaren aanwezig is en tot voor kort is gebruikt door Novio. Het betreft hier dus geen nieuwvestiging van een kantoor (er wordt niks gebouwd) en is daarmee niet in strijd met de provinciale verordening.
In 2007 zijn in de Horecanota Gastvrij Nijmegen beleidslijnen voor het toestaan van nieuwe horeca vastgesteld. De meeste horeca in Nijmegen is gevestigd in het stadscentrum. Buiten het stadscentrum komen behalve in de wijken ook langs de voornaamste verkeersaders nog de nodige horeca voor. Langs deze verkeersradialen heeft horeca vaak een stedelijke functie. Hier zijn, naast kleinschalige horeca, ook grote horecabedrijven toegestaan die een bovenwijkse functie hebben. Locaties langs de bovenwijkse stedelijke infrastructuur zijn geschikt om ruimte te geven aan autonome ontwikkelingen van enige schaal, die moeilijk ruimtelijk inpasbaar zijn, maar wel tegemoet komen aan de behoefte van Nijmeegse bewoners. Langs de rotonde Industrieplein en aan de Industrieweg is dit mogelijk.
Het webwinkelen heeft een grote vlucht genomen en heeft ook ruimtelijke consequenties. De bestelde artikelen worden niet alleen bezorgd, maar steeds vaker wordt ook de mogelijkheid geboden de goederen af te halen. Dit gebeurt bij woningen, winkels maar soms ook bij opslag- en/of distributiefaciliteiten op bedrijventerreinen. Vanuit supermarktorganisaties wordt momenteel gewerkt aan een netwerk van afhaalpunten, deels bij winkels en deels op bedrijventerreinen of andere locaties. Er bestaat geen bezwaar tegen dergelijke afhaalpunten op bedrijventerreinen mits ze geen overlast veroorzaken voor de omgeving en er geen fysieke winkel ontstaat. Het is dus niet de bedoeling dat het afhaalpunt gecombineerd wordt met een showroom en verkoop van de aangeboden goederen ter plekke. Het uitsluitend afhalen van producten, die besteld zijn via internet, is wel toegestaan.
Gemotoriseerd verkeer:
Het plangebied ligt in de oksel Industrieweg/Industrieplein/Kanaalstraat. Betreffende wegen zijn gebiedsontsluitingswegen en de rijsnelheid bedraagt 50km-uur.
Ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer vindt plaats aan de zijde van de Industrieweg. Ten noorden van het voormalige kantoorgebouw van Novio (nu kantoor Pluryn) is in 2012 een nieuwe inrit aangelegd voor ontsluiting van het novio-terrein. Het gebruik van deze inrit is alleen rechtsaf erin en rechtsaf eruit. Vanwege een veilige verkeersafwikkeling is geen doorsteek door de middenberm aangelegd. De Industrieweg kent namelijk een kettingkastprincipe waarbij gekeerd wordt via rotondes of bij bestaande middenbermdoorsteken. Dit betekent dat al het uitrijdende verkeer richting Energieweg rijdt en gebruik maakt van de rotonde Industrieplein. Verkeer komend uit de richting Energieweg, De Oversteek en Industrieweg (uit de richting Weurt/Beuningen) maakt gebruikt van de rotonde Industrieplein om naar de Industrieweg te rijden. Via de bestaande middenbermdoorsteek bij de inrit van Hermes/Connexion keert men naar de andere rijbaan om zo de inrit te bereiken.
De toe te voegen ontwikkelingen op het Novio-terrein betekenen een extra toename van het verkeer waarbij het Industrieplein en de Industrieweg extra worden belast. Naast nieuw verkeer is dit ook veel bestaand verkeer, dat nu ook al van de wegen in de omgeving gebruik maakt.
Het toestaan van de functies Burger King en Pick-up point betekent een toename van circa 1800 autoritten per etmaal. Circa 30% hiervan (=540 ritten) is nieuw verkeer. In totaal verwerkt de inrit bij een maximale bebouwing van het plangebied circa 3400 ritten per etmaal.
De Industrieweg, het Industrieplein en de ontsluiting van het Novio-terrein hebben voldoende capaciteit om deze extra verkeerstoename van 1800 ritten per etmaal te verwerken.
Langzaam verkeer:
Langzaam verkeer van en naar het Novio-terrein maakt ook gebruik van de inrit aan de Industrieweg. De Industrieweg is aan beide zijden voorzien van vrijliggende fietspaden.
Openbaar vervoer:
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Industrieweg. Deze bevinden zich ter hoogte van het plangebied.
Ontsluiting van expeditie van en naar het plangebied vindt plaats via de bestaande inrit aan de Industrieweg. Aan en afrijden gebeurt op dezelfde manier als al het andere gemotoriseerde verkeer van en naar het plangebied.
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Rest bebouwde kom". De parkeernormen zijn inclusief de parkeerruimte voor bezoekers.
De parkeerbehoefte wordt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning getoetst aan de dan geldende normen.
Binnen het plangebied dienen de noodzakelijk vereiste rijwielklemmen voor medewerkers en bezoekers te worden aangelegd.
Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/uur. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/uur. De Industrieweg is ingericht als 50 km/h weg.
Het bestemmingsplan beoogt het mogelijk maken van de vestiging van een selfstorage gebouw, een tweedehands goederencentrale en een kantorencomplex met een vloeroppervlakte van 1700 m2, een pick-up point van een supermarktketen en een vestiging van een landelijke restaurantketen op een deel van het zogenaamde Novio-terrein aan de Industrieweg/Kanaalstraat. Het thans aanwezige onderhoudsbedrijf voor Novio voertuigen, in feite een garagebedrijf voor bedrijfsvoertuigen blijft gehandhaafd. De beoogde activiteiten passen binnen de voor het gebied Oost Kanaalhavens beoogde hindercategorieën.
De plannen kunnen als passend binnen de omgeving worden aangemerkt, waar in de naaste omgeving diverse typen bedrijvigheid aanwezig zijn.
Vanuit de nieuwe typen bedrijvigheid zal, gezien het kenmerk als bedrijventerrein, geen invloed op de naaste omgeving uitoefenen, ook zijn vanuit de omgeving geen beperkende invloeden vanuit bedrijvigheid op de planvorming te verwachten.
Gezien het gegeven dat het plangebied onderdeel uitmaakt van de geluidszone Nijmegen West - Weurt, is indirecte hinder van aan- en afvoerbewegingen niet aan de orde.
Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, waaronder de bodem. Ook moet inzicht bestaan over de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Bodemverontreiniging kan hierop van invloed zijn.
Bodemkwaliteit
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
Uit deze bodemonderzoeken blijkt:
Conclusie
Op het terrein zijn sterke verontreinigingen met minerale olie in grond en grondwater gemeten. De verontreiniging onder de stalling is veroorzaakt na 1987 en moet volledig worden verwijderd. De omvang bedraagt enkele m3.
Bij de wasplaats is het bodemvolume, waarin de interventiewaarde voor minerale olie wordt overschreden in de grond waarschijnlijk kleiner dan 25 m3 en in het grondwater kleiner dan 100 m3. Bij het gewenste gebruik leveren de aangetroffen concentraties geen risico's, waardoor sanering van de verontreiniging niet noodzakelijk is. Wel moet de verontreiniging worden gesaneerd wanneer hier graafwerkzaamheden plaatsvinden.
Volgens de onderzoeksrapporten is op de locatie wel een bodemverontreiniging aanwezig, maar de omvang is beperkt. Ook zijn er geen risico's bij het toekomstige gebruik. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Het huidige Novio terrein is onderdeel van het geluidgezoneerde industrieterrein Nijmegen-west/Weurt.
Ook de nieuwe bestemming zal de mogelijkheid moeten houden om categorieën van inrichtingen onder te brengen die in meer of minder belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
De huidige -en naar verwachting - toekomstige inrichtingen, zijnde voornamelijk AMvB inrichtingen, zijn en blijven inpasbaar binnen de huidige vastgestelde 50 dB(A) geluidzonegrens.
Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende 2 zaken:
ad a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden o.a. voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In Nijmegen worden alleen voor NO2 en PM10 mogelijke overschrijdingen verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.
De normering voor NO2 en PM10 is als volgt:
Norm | Ingangsdatum | |
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 | 40 ug/m3 | 1-1-2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 ug/m3 | 1-6-2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3 | 1-6-2011 |
Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied NOVIO-locatie moet met deze normering rekening worden gehouden. Plannen worden getoetst aan de regelgeving voor luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgaan, indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
Vooralsnog wordt niet verwacht dat de nieuwe bedrijvigheid extra verkeersbewegingen gaat opleveren ten opzichte van de bestaande vervoersstromen van het recente gebruik door de NOVIO. Daarmee zal het plan geen of een zeer beperkte invloed op de luchtkwaliteit hebben en voldoet daarmee aan de regelgeving voor luchtkwaliteit.
ad b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. De geplande vervangende nieuwbouw betreft geen gevoelige bestemmingen en voldoet daarmee aan dit aspect.
Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden:
De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's:
Ad a.
De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Dit besluit kent een verdeling naar plaatsgebonden risico's en groepsgebonden risico's, zoals hierboven aangegeven. Een inrichting waarop het besluit van toepassing is ligt op ongeveer 1700 meter van het plangebied.
Het betreft het bedrijf TWO Chemical Logistics B.V. gelegen aan de Vlotkampweg 67 in het industriegebied Westkanaaldijk. Het invloedsgebied loopt tot 4.250 meter van de inrichting. Het plangebied ligt in zone 3.
Ad b.
Voor de externe veiligheid door vervoer van gevaarlijke stoffen over transportwegen geeft voor wegen, vaarwegen en buisleidingen het rapport van Arcadis "Bouwstenen voor een inhaalslag" (16 januari 2003) een indicatie met betrekking tot de veiligheidsrisico's.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen zijn/worden Algemene Maatregelen van Bestuur opgesteld. Het “Besluit externe veiligheid buisleidingen” is op 1 januari 2011 van kracht geworden, het “Besluit transportroutes externe veiligheid” zal naar verwachting medio 2013 van kracht worden.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de rivier de Waal (invloedsgebied 1500 meter) en het Maas-Waalkanaal (invloedsgebied 1500 meter), de route gevaarlijke stoffen Energieweg/Kanaalstraat (invloedsgebied 1500 meter), de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch (invloedsgebied 1500 meter), en binnen het invloedsgebied van een langs de westzijde van de Energieweg gelegen hogedrukaardgastransportleiding (invloedsgebied 140 meter).
Verantwoording
Plaatsgebonden risico (PR)
Voor alle boven beschreven risicobronnen geldt dat de onderscheiden plaatsgebonden risico's dermate laag zijn dat een PR 10-6–contour niet kan worden berekend. Het PR vormt daarom ook geen beperking voor de planontwikkeling.
Groepsrisico (GR) Inrichtingen
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van TWO Chemical Logistics B.V. aan de Vlotkampweg 67 echter in zone 3 ( ± 800 tot 4250 meter). Dit plan veroorzaakt niet of nauwelijks een verdichting van de binnen het invloedsgebied aantallen aanwezigen. Gezien de afstand van meer 1700 meter vanaf de inrichting zal deze invloed slechts van zeer beperkte aard zijn. De oriënterende waarde van het groepsrisico's ter plaatse wordt niet overschreden.
Ondanks dat het plan niet zorgt voor een toe- of afname van het groepsrisico dient toch een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden.
Onderstaand is de afweging met betrekking tot het groepsrisico voor TWO Chemical
Logistics B.V. opgenomen.
Inleiding
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of BLEVE reiken niet tot het plangebied.
Ontwikkeling groepsrisico
Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toe- of afname van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.
Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen item. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.
De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.
Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.
Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.
Groepsrisico (GR) vervoer
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de rivier de Waal en het Maas-Waalkanaal, beide 1500 meter, op respectievelijk 880 meter en 280 meter afstand.
Voor de beide vaarwateren geldt het volgende:
Uit de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, blijkt dat zowel de Waal als het Maas-Waalkanaal is gecategoriseerd als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute). Het risicoplafond is voor de Waal vastgesteld op 2.135 schepen brandbaar gas/jaar, voor het Maal-Waalkanaal op 2.710 schepen brandbaar gas/jaar. Beide vaarwegen hebben geen PR 10-6 contour die buiten de oever ligt. Het invloedsgebied van de beide vaarwegen is 1.500 meter. Groepsrisicoberekening- en verantwoording is alleen nodig wanneer de bevolkingsdichtheid binnen het invloedsgebied hoger is dan 1.500 pers./ha. dubbelzijdig of 2.250 pers./ha. enkelzijdig. Hieraan voldoen de beide vaarwegen niet, zodat een verantwoording van het groepsrisico niet aan de orde is.
De beide vaarwegen hebben tevens een plasbrandaandachtsgebied van 25 meter vanaf de waterlijn. Deze waterlijn is gedefinieerd als waar het water bij de meest voorkomende waterstand de oever raakt. Voor de Waal geldt ook het hele gebied binnen de winterdijken als plasbrandaandachtsgebied met uitzondering van de havens en de nieuw te graven nevengeul bij Lent. Binnen dit plasbrandaandachtsgebied worden via het bouwbesluit aanzienlijke brandveiligheidseisen aan nieuwe bebouwing geëist. Het plangebied van het Novioterrein ligt echter op een zodanige afstand van de beide vaarwegen dat dit niet aan de orde is.
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de route gevaarlijke stoffen Energieweg/Kanaalstraat, binnen het 30 meter aandachtsgebied in zone 1 (0 tot 30 meter). Dit plan veroorzaakt een verdichting van de binnen het invloedsgebied aantallen aanwezigen. In het bijzonder veroorzaakt door de beoogde bouw van een kantoorcomplex. Ondanks het gegeven dat een gedeelte van het bestemmingsplan binnen de 30 meter contour van de route gevaarlijke stoffen ligt zal deze invloed slechts van beperkte aard zijn. De oriënterende waarde van het groepsrisico ter plaatse wordt niet overschreden. Omdat het plan zorgt voor een beperkte toename van het groepsrisico dient een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden.
Onderstaand is de afweging met betrekking tot de groepsrisico's van de route gevaarlijke stoffen Energieweg/Kanaalstraat
Inleiding
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkelingen bevinden zich binnen het invloedsgebied van gemeentelijke weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het daaraan gepaard gaande externe veiligheidsrisico over de weg is relatief laag (zie Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen). De route wordt gebruikt ter bevoorrading van langs de weg gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen (LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas (GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 300 meter.
Het groepsrisico
Het groepsrisico van de weg ligt ruim beneden de oriëntatiewaarde. Hoewel de ontwikkelingen gedeeltelijk op minder dan 30 meter van de weg liggen, betreft het maatgevend scenario voor dergelijke wegen, gezien de zeer lage risico's hierop, niet de plasbrand maar een toxisch scenario. De invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico zal daarom ook nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door de geprojecteerde ontwikkeling dus niet of nauwelijks toenemen.
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed omdat binnen het plangebied uitgegaan wordt van een toxisch scenario en niet van een plasbrand.
Ook is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. (10-6) Gezien het zeer beperkte risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen niet realistisch.
Conclusie
De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt binnen het afwegingsgebied (tot 200 meter van de Energieweg - Kanaalstraat) niet overschreden. Wel kan door de planvorming een niet significante verhoging van het groepsrisico optreden vanwege de mogelijke verdichting van het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied.
Externe veiligheid is echter, rekening houdend met de zeer lage risico's van de route gevaarlijke stoffen, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het plan.
Het plangebied ligt op een afstand van 1280 meter afstand van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch, en daarmee binnen het invloedsgebied (1500 meter) van deze spoorlijn. Dit plan veroorzaakt een verdichting van de binnen het invloedsgebied aantallen aanwezigen. In het bijzonder veroorzaakt door de beoogde bouw van een kantoorcomplex, een pick-up point en een restaurant. De invloed van deze verdichting zal slechts van beperkte aard zijn. De oriënterende waarde van het groepsrisico ter plaatse wordt niet overschreden. Omdat het plan echter zorgt voor een (beperkte) toename van het groepsrisico dient een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden.
Onderstaand de afweging met betrekking tot het groepsrisico van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch.
Inleiding
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of blève reiken niet tot het plangebied.
Ontwikkeling groepsrisico
Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.
Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid behoort op deze grote afstand tot de risicobron niet tot de mogelijkheden. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid (bijna) geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.
De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.
Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.
Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.
Conclusie groepsrisico spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch
De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt binnen het invloedsgebied (tot 1500 meter van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch niet overschreden. Wel kan door de planvorming een niet significante verhoging van het groepsrisico optreden vanwege de mogelijke verdichting van het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied.
Externe veiligheid is echter, rekening houdend met de zeer lage risico's van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het plan.
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van een gasleiding van de Gasunie, 12 " 40bar met een lethaliteitszone (invloedsgebied van 140 meter ter weerszijden van de leiding.
Onderstaand de afweging met betrekking tot het groepsrisico van de hogedrukaardgastransportleiding
Dit plan veroorzaakt echter nauwelijks een verdichting van de binnen het invloedsgebied van de gasleiding aantallen verblijvenden/aanwezigen. Het kantoorcomplex binnen het plangebied valt geheel buiten het invloedsgebied van de leiding evenals het pick-up point en het restaurant. Binnen het invloedsgebied van de leiding valt slechts de ontvangstruimte en een marginaal deel van het toekomstige opslaggebouw van Shurgard, een selfstorage inrichting. Binnen deze inrichting als geheel zijn slecht zeer beperkt mensen aanwezig. Het aantal verblijvenden/aanwezigen binnen deze inrichting zal als totaal altijd ruim onder de 10 personen liggen. Voor wat de rest van het plan betreft ligt binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding slechts buitenruimte, geen verblijfsgebieden.
Gezien het gegeven dat binnen het invloedsgebied binnen en in de naaste omgeving van het plangebied geen sprake is van 10 of meer verblijvenden/aanwezigen, is er van een groepsrisico geen sprake.
Een verantwoording van het groepsrisico is daarom niet aan de orde.
Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ)
Op 21 november 2012 heeft de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) als wettelijk adviseur op daartoe strekkend verzoek advies uitgebracht met betrekking tot het plan.
Het advies wordt hieronder in essentie weergegeven:
Via deze brief informeren wij u dat wij in dit specifieke geval geen gebruik zullen maken van ons adviesrecht in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico. De reden daarvoor is dat de aanpassing van het bestemmingsplan zeer minimale gevolgen voor het risico zal hebben. De verwachting is dat de personendichtheid op het terrein niet zal wijzigen en ook het type bestemming verandert niet significant. Wij achten het dan ook niet opportuun om hiervoor een uitgebreide analyse van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid op te stellen.
Aangezien de voorzieningen voor bluswater en de bereikbaarheid voor dit specifieke plangebied nog niet zijn uitgewerkt, verzoeken wij u om de brandweer hierbij in de verdere uitwerking te betrekken.
Het bestemmingsplan ligt binnen de invloedsgebieden van TWO Chemical Logistics B.V, de rivier de Waal en het Maas- Waalkanaal, van de route gevaarlijke stoffen Energieweg - Vazalstaat en van een hogedrukaardgastransportleiding. Daarom zal er met betrekking tot het groepsrisico eveneens sprake zijn van cumulatie.
Echter betreft het een inrichting en vervoersstromen waarvoor verschuillende rekenmethodieken worden gebruikt, zodat de groepsrisico's niet rekenkundig kunnen worden gesommeerd. Een eventuele cumulatie zal dan ook kwalitatief dienen te worden uitgevoerd.
Met betrekking tot de onderscheiden risicobronnen kan worden gesteld dat invloed hiervan, gezien de afstanden tot deze risicobronnen, en de binnen het plangebied verblijvenden/ aanwezigen, met betrekking tot alle bovengenoemde risicobronnen niet kan lijden tot een significante verhoging van het groepsrisico. Deze verhogingen zullen nauwelijks/niet rekenkundig zichtbaar kunnen worden gemaakt.
De conclusie uit het bovenstaande is dan ook dat cumulatie van de diverse groepsrisico's niet kan leiden tot een ook maar enigszins significante verhoging van het groepsrisico, dan wel een benadering van de oriënterende waarde groepsrisico.
Conclusie
Cumulatie van groepsrisico's is, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het plan.
Conclusie Externe Veiligheid Totaal
In het bovenstaande zijn de relevante wegingspunten voor alle risicobronnen opgevoerd met betrekking tot het projectplangebied. Uit de afweging blijkt dat er nauwelijks/geen beïnvloeding van het bestemmingsplan Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979 – 60 (Novio Terrein) op het groepsrisico sprake is.
Het bestemmingsplan Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979 – 60 (Novio Terrein) is acceptabel vanwege de onderstaande redenen:
Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van de bovenstaande afweging en achten het groepsrisico, dat tengevolge van het bestemmingsplan Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979 – 60 (Novio Terrein) niet significant stijgt, nu en in de in de toekomst, aanvaardbaar. Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979 – 60 (Novio Terrein).
Acceptatie restrisico
Gelet op het gegeven dat er een risico voor wat betreft externe veiligheid bestaat, dit echter zo laag is dat dit niet kwantitatief in berekeningen kan worden vervat, dit echter niet nul (0) zal zijn, zal er een zogenaamd restrisico overblijven.
Dit restrisico wordt door het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen expliciet geaccepteerd.
Verantwoording
De bovenstaande verantwoording groepsrisico dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van april 2012 en de daarin gemaakte keuzes.
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving.
Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.
Situering van gebouwen
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar in het kader van weerstand tegen branddoorslag en - overslag. Niet opgenomen in het Bouwbesluit, maar wel bevorderlijk voor eventuele incidentbestrijding, is het hanteren van een zekere fysieke afstand tussen gebouwen/bedrijven onderling zodat bij blussing van buitenaf gebouwen door middel van bluswater afgeschermd kunnen worden en daarmee uitbreiding van een brand naar nabijgelegen gebouwen/bedrijven voorkomen kan worden.
Bovenstaande aandachtspunten dienen in overweging genomen te worden. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand verder geen bijzondere beperkingen.
Bluswatervoorziening
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke (primaire) bluswatervoorziening dient voor de mogelijk gemaakte bedrijfspanden minimaal 60 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de primaire bluswatervoorziening tot de brandweertoegang(en) van tot (toekomstige) gebouwen op dit terrein dient maximaal 40 meter te bedragen. Indien dergelijke voorzieningen niet op openbaar terrein gerealiseerd kunnen worden, dan dient dit op particulier terrein te gebeuren. Het Bouwbesluit voorzien in de mogelijkheid om dit te eisen. Indien, binnen de bovenstaande randvoorwaarden, mogelijk hebben brandkranen op het openbare drinkwaternet de voorkeur. Wanneer dit niet mogelijk is dan zijn geboorde putten een alternatief.
Aan de hand van het voorliggende plan valt nog niet te toetsen of hieraan voldaan wordt.
Bereikbaarheid
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang(en)/brandweertoegang(en) van de (toekomstige) gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Indien de openbare weg niet een dergelijke ontsluiting biedt, dient een verbindingsweg op particulier terrein gerealiseerd te worden.
Aan de hand van het voorliggende plan valt nog niet te toetsen of hieraan voldaan wordt.
Conclusie
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan, met de opmerking dat bluswater en bereikbaarheid bij de verdere invulling van het plan aandacht behoeven. De brandweer wil hierbij in de toekomst graag betrokken worden.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit (artikel 6.30, 6.36, 6.37) en de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd.
Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.
Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. Zeker in de relatief stenige omgeving rond dit project kan het microklimaat extremer zijn en tot hinder leiden.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. Voor utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek omgezet worden tot een energiescan. Daarmee kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Gezien de voorziene functie als kringloopcentrum is het aanbevelenswaardig in de uitvoering van het ontwerp hergebruikte of gerecyclede materialen en bouwonderdelen toe te passen. In het duurzame karakter van dit complex passen zichtbare uitingen van duurzame energie-opwekking zoals zonnepanelen of een kleine windmolen zeer goed.
Verder zou het positief zijn als gevelgroen wordt toegepast. Dit kan ook helpen bij de opvang van hemelwater. Gecombineerd met een buffertank zorgt dit voor een irrigatie van gevelgroen. Verticaal groen tegen gebouwen werkt klimaatregulerend, zowel voor hitte, fijn stof als wind/geluid.
Voor het totale waterbeleid wordt de term Integraal Waterbeheer gebruikt. In het Waterplan Nijmegen wordt onderscheid gemaakt in watersysteem en waterketen. Voor bestemmingsplannen is dat een relevante scheiding. Het watersysteem omvat grofweg de cyclus van het regenwater, het oppervlaktewater, het grondwater en de bijbehorende leefgemeenschappen. De waterketen omvat het menselijk ingrijpen hierin.
Zowel onderdelen van het watersysteem als de waterketen kunnen van belang zijn om een (dubbel)bestemming te krijgen in een bestemmingsplan. Bijvoorbeeld als het gaat om oppervlaktewater of infiltratievoorzieningen, waterkeringen, grondwaterbeschermingsgebied of hoofdriooltransportleidingen. Daarnaast moet men in een bestemmingsplan rekening houden met zaken, die geen eigen bestemming hebben maar wel van belang zijn voor de regels.
Nijmegen is gelegen op de overgang van de stuwwal naar het lager gelegen poldergebied. Boven op de stuwwal ligt de grondwaterstand 10 tot 50 meter onder het oppervlak. Regenwater dat in dit gebied op onverhard oppervlak valt, zakt na verloop van tijd weg in de ondergrond. Alleen op plaatsen met ondoordringbare kleilagen stroomt het horizontaal weg en treedt als beek naar buiten. Dit komt alleen buiten Nijmegen voor. Het zand van de stuwwal 'filtert' het water, waardoor in diepere lagen schoon grondwater voor de drinkwatervoorziening beschikbaar komt (Heumensoord). Op de stuwwalhelling is geen oppervlaktewater aanwezig. Er zijn wel enkele overstortvijvers, die onderdeel van het rioolstelsel zijn.
Het gebied direct ten oosten van het Maas-Waalkanaal kan worden gezien als het overgangsgebied van hoog naar laag. Dit gebied kent sterk wisselende grondwaterstanden. Kleilenzen in de bodem belemmeren plaatselijk het wegzakken van regenwater. Hierdoor kan het water in de tuinen blijven staan. Op sommige plekken is oppervlaktewater aanwezig. Deze vijvers worden deels op natuurlijke wijze gevoed door grondwater uit de stuwwal en vanuit de Waal en het Maas-Waalkanaal. Het lage deel van Nijmegen is gelegen in Dukenburg, Lindenholt en de Waalsprong.
De hoogste grondwaterstand in het Haven- en industriegebied Nijmegen-West bevindt zich minder dan vijf meter beneden maaiveld. In het Haven- en industriegebied Nijmegen-West zijn enkele watergangen, en duikers die aansluiten op watergangen, aanwezig. Vanaf De Biezen loopt een duiker over de voormalige NOVIO locatie naar een watergang aan de westzijde van de Industrieweg (ter hoogte van de voormalige NOVIO locatie). Deze watergang staat uiteindelijk in verbinding met het oppervlaktewatersysteem van Neerbosch-Oost.
Het hemelwater dat in Haven- en industriegebied Nijmegen-West valt wordt grotendeels afgevoerd naar de hemelwaterriolering van een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Een deel van het hemelwater wordt, via duikers of rechtstreeks, afgevoerd naar oppervlaktewater. De hemelwaterriolering van het verbeterd gescheiden rioolstelsel voert de eerste hoeveelheid van het afstromende regenwater ("first flush") af naar de rioolwaterzuivering. Bij grotere hoeveelheden en intensiteiten wordt het ingezamelde hemelwater afgevoerd naar het oppervlaktewater.
De hemelwaterafvoer vanaf de voormalige NOVIO locatie kan alleen in de Kanaalstraat aangesloten worden op de hemelwaterriolering. Hemelwaterafvoer van dakoppervlak kan aangesloten worden op de duiker die over het terrein loopt. Hemelwaterafvoer van ander verhard oppervlak eventueel ook, als het gebruik van dat oppervlak niet leidt tot verontreiniging van het afstromende hemelwater.
Vanaf De Biezen, waar het hoofdrioolgemaal De Biezen ligt, loopt een rioolpersleiding met een diameter van 1,5 m over de voormalige NOVIO locatie in westelijke richting. Deze persleiding voert al het afvalwater van Nijmegen ten zuiden van de Waal en ten oosten van het Maas-Waalkanaal af naar de rioolwaterzuivering in Weurt en is dus van cruciaal belang voor de afvalwaterzorg in Nijmegen. Voor deze persleiding geldt een beschermingszone van 6 meter aan weerszijden van de leiding waarboven niet gebouwd mag worden en waar geen bomen geplaatst mogen worden. Het tracé van de persleiding moet ten allen tijde toegankelijk zijn voor inspectie, onderhoud, reparatie en vervanging en bestaat bij voorkeur uit openbaar gebied.
De afvoer van (huishoudelijk) afvalwater kan plaatsvinden aan de noordzijde op de vuilwaterriolering in de Kanaalstraat en/of aan de zuidzijde, ten zuiden van de voormalige NOVIO locatie, op de vuilwaterriolering in de Industrieweg. Op de vuilwaterriolering mag en kan geen hemelwaterafvoer aangesloten worden.
Het gebied valt binnen het toepassingsgebied van de nota 'afkoppelen en infiltreren van hemelwater' (april 2010). Dat betekent dat bij (vervangende) nieuwbouw van dakoppervlak afstromend hemelwater in principe moet worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
De uiterwaarden van de Waal behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur en tot Natura2000. De afstand van het Novio-terrein tot deze gebieden is voldoende dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn. Bovendien is het terrein al in gebruik als industrieterrein en voegt deze bestemmingsplanherziening naar verwachting geen nieuwe effecten aan toe.
De bescherming van plant- en diersoorten is geregeld in de Flora- en faunawet. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
In de Flora- en Faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de regel dat het kappen van bomen alleen mag plaatsvinden buiten het broedseizoen.
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
In de nieuwe situatie wordt een groenstrook toegevoegd tussen het terrein en de Industrieweg.
Handboek Stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen vormt een nadere uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse Groen" ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van ons bomenbestand. Dit Handboek vormt tevens een toelichting op de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), waarin de regels ten aanzien van bomen en groen zijn vastgelegd. Daarmee vormt dit Handboek hèt kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de grenzen van de gemeente Nijmegen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan-, en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. Deze vallen buiten het kader van dit handboek. Voor bomen op gronden in eigendom van de gemeente Nijmegen die zijn gelegen buiten de eigen gemeentegrens (zoals Heumensoord), is de regelgeving van de betreffende gemeente van toepassing.
De hoofdpunten van het beleid zijn als volgt:
Richtlijn Natuur Nijmegen (2004)
De wijze waarop in Nijmegen omgegaan wordt met de natuurwetgeving is nader uitgewerkt in de Richtlijn Natuur. Bij de Richtlijn Natuur horen ook de Natuurwaardenkaart en de Natuurkalender. De Natuurwaardenkaart laat in één oogopslag zien waar in Nijmegen welke beschermde soorten zich bevinden. De Natuurkalender geeft aan wanneer welke werkzaamheden wel of niet mogen worden uitgevoerd. Het gaat hierbij zowel om reguliere beheer- en onderhoudswerkzaamheden als om bouw-, cultuur- en civieltechnische werkzaamheden.
Het huidige gebruik van het betreffende industrieterrein en de afwezigheid van beplanting en bomen kan in redelijkheid aangenomen worden dat er geen bijzondere natuurwaarden op het terrein aanwezig zijn die de uitvoering van dit bestemmingsplan in de weg staan.
Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor begin maart en na eind juli of het onderzoeksgebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
Binnen het plangebied is geen groen uit de groene hoofdstructuur aanwezig. De bomen aan de Industrieweg behoren tot de hoofdbomenstructuur. De bomen dienen tijdens de bouw duurzaam behouden te worden. In de nieuwe situatie wordt er een groen strook gerealiseerd tussen bedrijventerrein en Industrieweg. Hiermee wordt de hoofdbomenstructuur aan de Industrieweg versterkt.
Het terrein ligt oostelijk van het Industrieplein tussen de Energieweg en de Kanaalstraat. Het maakt onderdeel uit van het bedrijventerrein ten oosten van het sluizencomplex in het Maas-Waalkanaal. Momenteel wordt op het industrieplein de aansluiting met de oprit naar de nieuwe Waalbrug, de Oversteek, gerealiseerd.
In de ruime omgeving van het terrein liggen enkele cultuurhistorisch waardevolle industriële gebouwen, een gemeentelijk monument en in de woonwijk ten oosten ervan het Beschermde stadsbeeld Waterkwartier.
Op het terrein zelf bevinden zich géén beschermde monumenten en het terrein ligt ook niet binnen van Rijkswege beschermd Stadsgezicht of een van Gemeentewege beschermd Stadsbeeld.
Monumentale of cultuurhistorische belangen zijn hier niet in het geding.
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.
Het Novioterrein ligt in een gebied met een nader te onderzoeken archeologisch belang. Dit is waarde 1 op de archeologische beleidskaart. Er geldt een lage archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische sporen uit de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen.
Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang krijgen geen aanduiding in het bestemmingsplan. De archeologische maatregelen moeten via een erfgoedverordening worden geregeld. Een dergelijke verordening is nog niet operationeel.
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed
De betreffende locatie is eigendom van de gemeente Nijmegen. De kosten voortvloeiende uit aanpassingen, noodzakelijk om bouwrijpe grond aan te bieden, zoals o.a. kosten van de inrichting van het openbaar gebied en gemeentelijke plankosten worden verantwoord in de post strategische investeringen die weer onderdeel zijn van de begroting van het Ontwikkelingsbedrijf.
Dekking van de te maken kosten vindt plaats door de verkoop van bouwrijpe gronden.
Aangezien de grond al eigendom is van de gemeente Nijmegen is vaststelling van een exploitatieplan op grond van art. 6.12 WRO niet noodzakelijk.
Bovenstaande overwegingen tonen aan dat de economische uitvoerbaarheid van de elementen betrekking hebbend op dit plan voldoende zijn gewaarborgd en het onderhavige bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.
Voor dit bestemmingsplan is op 3 juli 2013 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter visie gelegen. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging is gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant". Gedurende de termijn van tervisielegging is er geen zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan ingekomen.
Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.
Onderhavig project doorkruist geen van de door het Rijk aangemerkte nationale belangen. Zodoende is overleg ex. artikel 3.1.1. Bro met de Inspectie Leefomgeving en Transport niet noodzakelijk.
Bij brief van 22 oktober 2009 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen met provinciale belangen waarvoor op grond van de Wro-agenda provinciale verantwoordelijkheid geldt vooroverleg nodig is.
Het onderhavige plan is van puur lokaal belang en hoeft niet aangeboden te worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg.
Het waterschap Rivierenland heeft in haar brief van 1 augustus 2013 in het kader van artikel 3.1.1 Bro overleg een reactie gegeven. Het waterschap is van mening dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Wel verzoekt het waterschap dat bij werkzaamheden binnen de dubbelbestemming "Leiding-Riool" vooraf contact wordt opgenomen met de beheerder van de persleiding.
Beheerder van het Nederlandse elektriciteitsnet Tennet heeft per mail van 4 december 2012 in het kader van artikel 3.1 Bro overleg een reactie gegeven. Tennet heeft geen op- en/of aanmerkingen op het bestemmingsplan.
De Kamer van Koophandel Centraal Gelderland heeft per email van 6 augustus 2013 in het kader van artikel 3.1.1 Bro overleg een reactie gegeven. De Kamer van Koophandel Centraal Gelderland kan in hoofdlijnen instemmen met het voorgelegde bestemmingsplan. Wel vraagt de Kamer van Koophandel aandacht voor de volgende punten:
Om ongewenste detailhandelsontwikkelingen tegen te gaan, verwarring te voorkomen en het bestemmingsplan toekomstbestendig te maken vraagt de Kamer van Koophandel gemeenten aandacht te besteden aan internetdetailhandel en een toetsingskader op te nemen. De Kamer van Koophandel vraagt gemeenten om bestemmingsplannen op dit punt verder uit te werken en een begripsomschrijving op te nemen waarbij duidelijk word aangegeven dat het hier gaat om ophaalcentra zonder showroom.
De vestiging van detailhandel in volumineuze goederen kan een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur tot gevolg hebben.
Voor groothandelsbedrijven wordt steeds vaker, onder voorwaarden, ondergeschikte detailhandel in bestemmingsplannen mogelijk gemaakt. De Kamer van Koophandel vraagt gemeenten om de mogelijkheid tot 'ondergeschikte detailhandel' niet op te nemen in bestemmingsplannen.
Reactie gemeente
In artikel 3.3.3 van de regels is een regeling voor internetverkoop opgenomen. Onder artikel 1.58 is de begripsomschrijving 'internetverkoop' toegevoegd.
In onderhavig bestemmingsplan wordt geen detailhandel in volumineuze goederen mogelijk gemaakt.
Artikel 3.3.1 van de regels is toegevoegd. Hierin is geregeld dat ondergeschikte detailhandel mogelijk is, mits de betreffende detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is en dat ondergeschikte detailhandel voor groothandelsbedrijven niet mogelijk is voor de zogenaamde foodcategorieën.