Plan: | Nijmegen Dukenburg - 8 (Skaeve Huse, Stadbroekseweg) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP4008-VG02 |
Op 19 november 2008 is het Stedelijk Kompas vastgesteld door de gemeenteraad. Dit is een belangrijk beleidskader voor huisvestingsvoorzieningen in ons maatschappelijk opvangbeleid. Een aantal van de huisvestingsvoorzieningen van het Kompas zoals het Domushuis, de medische heroïne unit en de verbouwing van het MFC, is de afgelopen jaren al gerealiseerd. Skaeve huse zijn bedoeld voor mensen die moeilijk passen in een gewone woonomgeving. Zij kunnen aantoonbaar niet functioneren in groepen of in een omgeving met veel mensen om zich heen, vaak vanwege een psychiatrische stoornis of aandoening. Meestal zijn zij al lang dakloos en heeft het lange zwerven zijn tol geëist t.a.v. hun gezondheid en functioneren. Vaak zijn alle andere mogelijkheden om hen weer onder dak te krijgen al uitgeprobeerd, zonder succes. Het zijn individualisten die zich niet kunnen aanpassen aan hun omgeving en het beste gedijen in een omgeving met ruimte om zich heen waar de negatieve prikkels die zij ervaren in de maatschappelijke opvang of door het moeten leven in een groep, afwezig zijn. Ervaringen elders leren dat mensen die zijn gehuisvest in Skaeve huse over het algemeen flinke vooruitgang in hun situatie boeken. De problematiek waar de mensen eerder mee te maken hadden, wordt in de meeste gevallen in hun nieuwe woonomgeving aanzienlijk gedempt, doordat zij in een rustige stabiele omgeving verblijven waar hulp en begeleiding aanwezig is. Er zijn nog steeds meer dan genoeg mogelijke bewoners van de Skaeve huse. Zij leven nu veelal op straat.
De gemeente is lang op zoek geweest naar twee geschikte locaties. Er zijn in de bestaande stad 23 locaties onderzocht, waarna uiteindelijk tot voorliggende locatie is besloten. In Nijmegen Noord zoeken we nog naar een locatie.
De locatie voor Skaeve Huse aan de Stadbroekseweg ligt aan de zuidwest rand van de stad in de royale groenzone tussen de wijken Aldenhof, Weezenhof en de A 73. De groene zone heeft deels een recreatief en deels een agrarisch karakter.
Figuur 1: Luchtfoto ligging plangebied
In de bestaande situatie maakt de locatie onderdeel uit van een agrarisch gebied dat gelegen is tussen de wijk Weezenhof en A73. Tussen de Weezenhof en het plangebied is een tuindersbedrijf gesitueerd. De locatie en zijn omgeving kennen een landelijk karakter met een sterke begrenzing aan de zuidwestzijde van het agrarische gebied. Deze wordt gevormd door een grondlichaam met daarop geluidsschermen en bosschages ten behoeve van geluidsoverlast van de A73.
Net ten oosten van de overkluizing (Sint Walrickstraat) over de A73, ter hoogte van de entree van het plangebied, bevindt zich het beginpunt van een recreatieve fietsroute (Stadbroekseweg) richting Malden. Deze route loopt aan de zuidkant van de Sint Walrickstraat en ten oosten van de A73 en gaat over in de Burchtselaan. Tussen de fietsroute en het geluidwerende grondlichaam, voorzien van geluidsschermen, bevindt zich een waterloop.
In de toekomstige situatie wordt een klein deel van het agrarisch gebied omgezet naar een groene bestemming. In deze groene bestemming zijn acht woonunits en één kantoorunit geprojecteerd. De kantoorunit is ten behoeve van de begeleiding van de bewoners van Skaeve Huse. Het perceel met de woonunits grenst direct aan het perceel van het tuindersbedrijf en aan de fietsroute (Stadbroekseweg) waarop het perceel tevens ontsloten wordt. De ontsluitingsweg op het perceel van Skaeve Huse haakt aan op de fietsroute (Stadbroekseweg) en loopt nagenoeg parallel aan de noordelijke perceelgrens. De ontsluitingsweg op het perceel eindigt in een keerlus die centraal tussen de woonunits is gelegen.
Na aanleiding van de tussenuitspraak van de ABRVS van 30 september 2015 heeft de gemeente besloten om niet meer over de gehele diepte van het perceel een brede houtwal te situeren, maar op 3 meter afstand van de perceelsgrens een windhaag te realiseren. Zo wordt vanaf de perceelsgrens van het tuindersbedrijf een gesloten begroeiing gecreëerd.
Deze windhaag heeft een tweeledig doel namelijk het beschermen van de bedrijfsvoering van het tuindersbedrijf en het natuurlijk inpassen van de woonunits ten opzichte van de wijk Weezenhof. De effecten op het perceel van Sierteeltbedrijf Kokke zijn beschreven in de rapportage 'Analyse met betrekking tot gevolgen van plaatsing van een drift beperkende haag of hagen ten behoeven van het project Skaeve Huse' van 4 januari 2016.
De woonunits zijn zodanig gesitueerd dat alle achtergevels richting de A73 liggen om de geluidsoverlast binnen de woonunits te beperken. De units bestaan uit 1 laag en hebben een woonoppervlakte van circa 40m2 en beschikken over een terras aan de voorzijde. Uitgangspunt is de woonunits op een natuurlijke wijze in te passen waarbij rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering van de tuinder en de aanwezigheid van dassen. De bosschage tussen de Stadbroekseweg en het perceel wordt behouden en daar waar mogelijk aangevuld. Aan de zuidzijden van het perceel wordt voorzien in een 6m. brede strook met heesters. Deze wordt op enkele plekken doorbroken en voorzien van taluds met een maximale hoogte van 1 meter. Buiten de groene rand wordt een smalle greppel aangelegd. Deze gesloten groene randen en greppels zijn noodzakelijk i.v.m. de aanwezigheid van dassen in de directe omgeving. Binnen het perceel wordt gewerkt met boomgroepen, solitaire bomen en/ of bosschages.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.
De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:
Het Rijksbeleid staat de ontwikkeling van het plangebied niet in de weg.
In het Barro zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit Ruimtelijke Ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
In het Barro zijn geen onderwerpen die het plangebied beïnvloeden.
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden.
Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe is in artikel 3.1.6 van het Bro een lid ingevoegd, op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen. In de toelichting bij een bestemmingsplan die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
In dit bestemmingsplan moet dus voldaan worden aan deze duurzaamheidsladder. Hieronder wordt ingegaan op de duurzaamheidsladder.
Sub a. (Actuele) regionale behoefte
De Skaeve Huse voorzien in een behoefte, namelijk het bieden van huisvesting voor mensen die in een gewone woonomgeving niet of nauwelijks functioneren. Zij kunnen aantoonbaar niet functioneren in groepen of in een omgeving met veel mensen om zich heen, vaak vanwege een psychiatrische stoornis of aandoening. Meestal zijn zij al lang dakloos en heeft het lange zwerven zijn tol geëist t.a.v. hun gezondheid en functioneren. Vaak zijn alle andere mogelijkheden om hen weer onder dak te krijgen al uitgeprobeerd, zonder succes. Het zijn individualisten die zich niet kunnen aanpassen aan hun omgeving en het beste gedijen in een omgeving met ruimte om zich heen waar de negatieve prikkels die zij ervaren in de maatschappelijke opvang of door het moeten leven in een groep, afwezig zijn. Ervaringen elders leren dat mensen die zijn gehuisvest in Skaeve huse over het algemeen flinke vooruitgang in hun situatie boeken. De problematiek waar de mensen eerder mee te maken hadden, wordt in de meeste gevallen in hun nieuwe woonomgeving aanzienlijk gedempt, doordat zij in een rustige stabiele omgeving verblijven waar hulp en begeleiding aanwezig is. Er zijn meer dan genoeg mogelijke bewoners van de Skaeve huse. Zij leven nu veelal op straat. Het gaat om mensen die daarnaast niet in een zorginstellingen terecht kunnen en daarom tussen wal en schip vallen. Met de Skaeve Huse wordt een trede in de woonladder ingevuld die momenteel ontbreekt in Nijmegen (terreinbewoning, zie onderstaand figuur 3). Met de realisatie van de Skaeve Huse zijn alle treden van de woonladder aanwezig in Nijmegen. De corporaties die aangesloten zijn bij dit initiatief geven ook aan dat de mogelijkheden ontbreken om dergelijke mensen te huisvesten in Nijmegen. Daarom werken ze ook mee aan het initiatief.
Op 19 november 2008 is het Stedelijk Kompas vastgesteld door de gemeenteraad. Dit is een belangrijk beleidskader voor huisvestingsvoorzieningen in ons maatschappelijk opvangbeleid. Een aantal van de huisvestingsvoorzieningen van het Kompas zoals het Domushuis, de medische heroïne unit en de verbouwing van het MFC, is de afgelopen jaren al gerealiseerd, zie onderstaande tabel die de stand van zaken weergeeft van 2013.
Wat | Voor Wie | Aantal | Realisatie |
Nachtopvang jongeren | zwerfjongeren | 5 plaatsen | Ja, wordt uitgebreid tot 10 plaatsen |
Sancta Maria | zwerfjongeren | Van 20 naar 24 en begeleid wonen | Ja (6 pl. crisisopvang + 18 pl. 24-uursopvang) begeleid wonen is beschikbaar. In ontwikkeling: Kamers met Kansen voor zwaardere doelgroep |
Differentiëren aanbod crisisopvang | Mensen in crisis | n.n.b. | Nee. toekomst |
Toekomstplannen MFC | Verslaafden dak- en thuislozen en prostituees | 20+5 plekken 10 plekken |
7 januari jl. open gegaan: 25 pl. voor mannen en 10 voor vrouwen |
Differentiatie begeleid wonen | Tienermoeders | 10 plekken | ja, is beschikbaar |
Differentiatie begeleid wonen | Lichtverstandelijke gehandicapte jongeren met psychiatrie | 30 plekken
|
6 plaatsen |
Differentiatie begeleid wonen | Extreem overlastgevende verslaafden | 2x 18 plaatsen | Domushuis is gerealiseerd (24 plaatsen) |
Skaeve Huse | Zorgmijders / overlastgevenden | 3 x 5 | 8 in 2014 |
Continueren en uitbreiden veelplegers | Nazorg gedetineerden en veelplegers | 30 plekken | 6 plaatsen kortdurende opvang 8 trajecten begeleid wonen Casemanagement Budgetbeheer, geen middelen voor uitbreiding. |
Figuur 3: Een afbeelding van de Woonladder uit het stedelijk kompas.
Sub b: Binnen bestaand stedelijk gebied
In het rapport locatieafweging zorgwoningen (Skaeve Huse) van maart 2013 wordt de werkwijze beschreven die heeft geleid tot de locatiekeuze aan de Stadbroekseweg. Daarin wordt duidelijk dat er 23 locaties zijn onderzocht die aan de hand van twee sets criteria (uitsluitingscriteria en kwaliteitscriteria) zijn beoordeeld. Uit het rapport blijkt ook dat het realiseren van deze voorziening in een bestaand stedelijk gebied niet mogelijk is, door de aard van de bebouwing en bewoners. Het is niet mogelijk de Skaeve Huse te realiseren op industrieterreinen vanwege de geluidszonering. Daarnaast is veel groen in Nijmegen bestemd als EHS of Natura 2000 waar de ontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. Het realiseren van deze voorziening in woonwijken of bestaande bouw wordt ook afgeraden door onder andere de Stichting Experimenten Volkshuisvesting. Hierdoor moeten al snel de randen van de stad worden opgezocht. In Nijmegen Noord zoeken we nog naar een locatie.
De ervaring leert dat het niet mogelijk is om Skaeve huse te realiseren in leegstaande panden. In appartementen wonen de bewoners te dicht op elkaar. Dit geeft bij de doelgroep te veel negatieve prikkels. Eengezinswoningen zijn veel te groot voor mensen uit de doelgroep voor Skaeve huse. Het risico is dan groot dat zij zich angstig of onprettig gaan voelen en weer gaan zwerven. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat sommigen van de bewoners, die veel ruimte hebben, allerlei spullen gaan verzamelen die niet nodig zijn en waardoor er een rommelige situatie ontstaat
De gemeente vindt bovendien dat een dergelijke voorziening in de gemeente Nijmegen thuishoort. Het is een grootstedelijke problematiek die ons inziens primair in de stad opgelost dient te worden en niet op de regio kan en mag worden afgewenteld. Het zoeken naar plekken buiten de gemeentegrenzen (bijvoorbeeld in andere gemeenten zoals Wijchen, Beuningen etc.) is dan ook niet gewenst. Bovendien is in het Coalitieakkoord besloten dat deze voorzieningen in de gemeente Nijmegen wordt gerealiseerd.
Voor meer informatie verwijzen wij naar het rapport Locatieafweging zorgwoningen (Skaeve Huse) dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen.
Sub c: Passend ontsloten
De locatie ligt op een grasland grenzend aan het bestaand stedelijk gebied, de wijk Weezenhof, en tussen de Weezenhof en de A73 in. De locatie is middels verschillende modaliteiten ontsloten. Zo loopt direct langs de locatie een fietspad, een belangrijke recreatieve fietsroute richting Malden en Heumen. Het eerste deel van deze fietsroute wordt opgewaardeerd naar een auto-ontsluiting om de locatie bereikbaar te maken voor de auto. Daarnaast is er in de directe nabijheid een bushalte (lijn 9 vanuit Grave op enkele honderden meters). De locatie is dus door fiets, auto en OV bereikbaar en daarmee ons inziens passend ontsloten. Daarmee wordt voldaan aan artikel 3.1.6, lid 2, sub c.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft de Provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de Provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Provincie richt zich daarbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Deze wordt binnenkort vervangen door de Omgevingsverordening, echter op dit moment is de ruimtelijke verordening geconsolideerd (2) van kracht.
In artikel 2.2 is te lezen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts is toegestaan binnen de woningbouwcontour:
In een bestemmingsplan is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts toegestaan:
De geometrische plaatsbepaling van het gestelde onder b, c, d en e is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVRVGcons2-vst1 en verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Verstedelijking.
In artikel 2.6 van de vigerende ruimtelijke verordening Gelderland is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen:
In afwijking van het bepaalde in 2.2 kan in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing tevens mogelijk worden gemaakt indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat sprake is van een ontwikkeling die redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de in 2.2 genoemde gebieden en indien deze ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
De gemeente wil gebruik maken van deze afwijkingsmogelijkheid. Ons inziens wordt voldaan aan beide voorwaarden die gelden voor de afwijking. Na aanleiding van de tussenuitspraak van de ABRVS van 30 september 2015 heeft de gemeente een memo opgesteld die is bijgesloten bij het bestemmingsplan. Dit memo geeft een nadere motivering dat de voorziene ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Ontwikkeling past niet binnen woningbouwcontour
In het rapport locatieafweging zorgwoningen (Skaeve Huse) van maart 2013 wordt de werkwijze beschreven die heeft geleid tot de locatiekeuze aan de Stadbroekseweg. Daarin wordt duidelijk dat er 23 locaties zijn onderzocht die aan de hand van twee sets criteria (uitsluitingscriteria en kwaliteitscriteria) zijn beoordeeld. Uit het rapport blijkt ook dat het realiseren van deze voorziening in een bestaand stedelijk gebied niet mogelijk is, door de aard van de bebouwing en bewoners. Het is niet mogelijk de Skaeve Huse te realiseren op industrieterreinen vanwege de geluidszonering. Daarnaast is veel groen in Nijmegen bestemd als EHS of Natura 2000 waar de ontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. Het realiseren van deze voorziening in woonwijken of bestaande bouw wordt ook afgeraden door onder andere de Stichting Experimenten Volkshuisvesting. Hierdoor moeten al snel de randen van de stad worden opgezocht. En juist de woningbouwcontour ligt strak om het stedelijk gebied van Nijmegen (zie onderstaand figuur). Dat geldt niet voor Nijmegen Noord, daar ligt de woningbouwcontour wat ruimer. Echter daar zoeken we nog naar een locatie.
De gemeente vindt bovendien dat een dergelijke voorziening in de gemeente Nijmegen thuishoort. Het is een grootstedelijke problematiek die ons inziens primair in de stad opgelost dient te worden. Het zoeken naar plekken buiten de gemeentegrenzen (bijvoorbeeld in andere gemeenten zoals Wijchen, Beuningen etc.) is in deze fase dan ook nog niet gewenst. Bovendien is in het Coalitieakkoord besloten dat deze voorzieningen in de gemeente Nijmegen wordt gerealiseerd.
Voor een verdere onderbouwing waarom de Skaeve Huse niet binnen de woningbouwcontour kan worden gerealiseerd, verwijzen wij naar het rapport Locatieafweging zorgwoningen (Skaeve Huse) dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen.
Figuur 4: grenzen woningbouwcontour
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Omgevingsvisie Gelderland. In de vastgestelde Omgevingsvisie staan maatschappelijke opgaven in Gelderland, die zijn onstaan in gesprekken tussen overheden, organisatie en particulieren. Het gaat over steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer. De inhoud van de omgevingsvisie is voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. De regels behorend bij de Omgevingsvisie zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening. De laatste versie van de Omgevingsvisie is vastgesteld door PS op 11 november 2015 en is gepubliceerd op 23 december 2015.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Duurzame economische structuur
Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren. De provincie wil samen met haar partners de kansen benutten, mèt oog voor de unieke kwaliteiten van Gelderland. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.
Deze versterking van de economie gebeurt in een andere context dan een aantal jaar geleden. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. De versterking van de economie vergt een andere aanpak. Dat betekent vooral dat de provincie zich met haar partners richt op:
Borgen van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving
Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. De realisatie van deze tweede centrale doelstelling betekent vooral:
Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt. De Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik wordt gebruikt als afwegingskader voor de vestigingsplek van stedelijke ontwikkelingen.
Na aanleiding van de tussenuitspraak van de ABRVS van 30 september 2015 heeft de gemeente een memo opgesteld die is bijgesloten bij het bestemmingsplan. Dit memo geeft een nadere motivering dat de voorziene ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Onderhavig plangebied is gelegen in de structuurvisiegebieden:
Hieronder wordt het voor deze planherziening van belang zijnde structuurvisiegebied nader uitgewerkt.
Regio Stadsregio
De stadsregio Arnhem Nijmegen wordt gekenmerkt door:
De Skaeve Huse voorzien in een behoefte, namelijk het bieden van huisvesting voor mensen die in een gewone woonomgeving niet of nauwelijks functioneren. Zij kunnen aantoonbaar niet functioneren in groepen of in een omgeving met veel mensen om zich heen, vaak vanwege een psychiatrische stoornis of aandoening. Het bestemmingsplan draagt bij aan het voorzieningenniveau.
De doelstellingen uit de Omgevingsvisie worden juridisch vertaald in de (ontwerp) Omgevingsverordening. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.
De omgevingsverordening is op 24 september 2014 vastgesteld door Provinciale Staten en op 17 oktober 2014 in werking getreden.
In artikel 8.2.2, tweede lid onder a van de Omgevingsverordening is geregeld dat de Omgevingsverordening niet van toepassing is op plannen waarvan het ontwerp in procedure heeft gelegen maar door Gedeputeerde Staten geen zienswijze is ingediend. Dit wordt gezien als een bestaand recht. Het bestemmingsplan is vastgesteld op 19 november 2014. Geconcludeerd kan worden dat de Omgevingsverordening niet van toepassing is op dit plan.
In de structuurvisie Nijmegen 2013 wordt het begrip ruimtelijke kwaliteit beschreven:
Ruimtelijke kwaliteit is een begrip waarvoor geen scherpe definitie bestaat. Het kan omschreven worden als een goede balans tussen de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Deze drie basisbegrippen gelden op alle schaalniveaus: van het ontwerpen van een woonhuis tot het maken van een ontwikkelingsplan voor een complete wijk. Bij gebruikswaarde gaat het om de functionaliteit en de bruikbaarheid, om het nut en de noodzaak van het programma, om de bereikbaarheid en om een doelmatig gebruik en beheer. De belevingswaarde van een gebouw of plek is meer dan alleen het uiterlijk aanzien. Hierbij spelen de herkenbaarheid, identiteit en structuur en de betekenis van een plek een belangrijke rol. Onder toekomstwaarde wordt verstaan de doelmatigheid in de tijd, de aanpasbaarheid en duurzaamheid van gebieden en gebouwen. Nijmegen kent op veel plekken een hoge ruimtelijke kwaliteit. Bij toekomstige ontwikkelingen en in uitbreidingslocaties en bestaande stad streven we naar (behoud van) hoge ruimtelijke kwaliteit.
Gebruikswaarde (nut en noodzaak van het programma)
In paragraaf 3.1.3. is beschreven wat de nut en noodzaak is van de komst van 8 woonunits.
Belevingswaarde (uiterlijk aanzien, herkenbaarheid, identiteit, betekenis plek).
Momenteel is de beoogde locatie een monofunctioneel (kaal) grasland. Met de beoogde ontwikkeling wordt naast de komst van de units ook landschappelijke elementen toegevoegd zoals een struik- en boomlaag. Dit biedt kansen voor meer biodiversiteit want meer dieren kunnen gebruik maken van de locatie dan in de huidige situatie. Denk aan kleine zoogdieren, vogels, insecten. Daarnaast zorgt deze toegevoegde elementen ook voor een goede landschappelijke inpassing en worden de units aan het zicht onttrokken. Dit zorgt voor een goed uiterlijk aanzien en geeft identiteit en betekenis aan de plek.
Het deel van het plangebied is nu in gebruik als foerageergebied voor dassen. uit onderzoek van Waardenburg blijkt dat het foerageergebied zeer beperkt verkleind wordt (tussen 0.35-2%). Hiervoor worden mitigerende maatregelen getroffen zodat het foerageergebied voor de das gelijk blijft. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld.
Toekomstwaarde (doelmatigheid in de tijd, aanpasbaarheid en duurzaamheid van gebieden)
Met dit plan voorziet de gemeente in een behoefte. Mocht echter op termijn blijken dat er geen behoefte meer is aan dergelijke voorzieningen dan kunnen de units ook weer relatief gemakkelijk worden verwijderd. Het zijn namelijk verplaatsbare chalets. Daarmee kan het gebied dus gemakkelijk worden aangepast aan eventuele veranderende eisen en weer geheel terugkeren als groengebied. Eventueel kunnen de toegevoegde lagen (bomen, struiken) blijven bestaan zodat een diverser gebied overblijft dan voorheen. Het bestemmingsplan bevat een regeling dat de locatie enkel kan worden gebruikt voor Skaeve huse (wonen met begeleiding).
Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, Wonen Leeft! In deze nota wordt het woonbeleid uiteengezet tot 2020. In de woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt voor Nijmegen:
Ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen wijken en stadsdelen. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. We richten ons onder andere op binnenwijkse wooncarrières en treden op de woonladder.
In de Woonvisie Nijmegen richten we ons ook op kwetsbare groepen. Door de extramuralisering van de zorg is de rol van corporaties als huisvesters de laatste jaren belangrijker geworden. Dit pakken ze goed op in samenwerking met instellingen die begeleiding verzorgen. Informatie, coördinatie en overleg tussen partijen rond de huisvesting en begeleiding van deze groepen blijft de aandacht vragen. De huisvesting van kwetsbare groepen in het souterrain van de woningmarkt verdient onze aandacht. Het gaat om een breed scala aan groepen: dak- en thuislozen, zwerfjongeren, (ex-) psychiatrische patiënten, re-integrerende verslaafden, ex-delinquenten, asielzoekers, en zorgmijders. Door de extramuralisering van de zorg is de rol van de corporaties als huisvesters van deze groepen de afgelopen jaren flink toegenomen.
Dit pakken ze goed op via de Werkgroep Bijzondere Bemiddeling. Daarnaast wordt met nieuwbouw een goede bijdrage geleverd. De rol van de corporaties in deze richt zich in deze voornamelijk tot huisvesting en fysiek beheer. Begeleiding wordt door andere instanties geleverd, zoals Iriszorg, en de RIBW. In z'n algemeenheid loopt dit goed in Nijmegen. Er zijn diverse samenwerkingsverbanden tussen corporaties en de maatschappelijke opvang. De rol van de gemeente is vooral coördinerend en faciliterend. Daarnaast financieren we voor een deel (woon)begeleiding.
Kernpunt bij het huisvesten van deze groepen is dat instroom, doorstroom en uitstroom uit de diverse woonvormen goed geregeld moet zijn zodat personen over de juiste woonvorm beschikken en er geen opvangplekken onnodig bezet zijn. Het streven bij de maatschappelijke opvang is namelijk gericht op het stijgen op de woonladder: van dakloos, via vormen van begeleid wonen naar een zelfstandige woonvorm (al zal er altijd een groep zijn die de laatste trede nooit zal bereiken, en onderweg blijft steken.
Voor een zeer beperkte groep mensen is “anders wonen” de zogenaamde Skaeve Huse een uitkomst. Skaeve Huse zijn bedoeld voor mensen die niet in te passen zijn in een gewone woonomgeving. Dit geeft te veel negatieve prikkels waardoor zij niet kunnen functioneren. Voor deze mensen is al van alles uitgeprobeerd. Zij wonen in overzichtelijke kleine huisjes met enige afstand tot een woonwijk, maar voorzieningen als winkels etc. zijn wel bereikbaar. Deze mensen ontvangen ambulante begeleiding vanuit een zorginstelling voor een paar uur per week.
Gemeente Nijmegen heeft in samenwerking met verschillende lokale zorginstellingen en woningbouwcorporaties besloten dat ook de stad Nijmegen een dergelijke woonvoorziening nodig heeft.
De realisatie van Skaeve Huse past in het woonbeleid zoals ook opgenomen in de Woonvisie en past op de gevonden locatie.
Het plangebied is voor gemotoriseerd- en langzaamverkeer bereikbaar via de Staddijk aansluiting Stadsbroekseweg en hierdoor goed bereikbaar.
Voor het openbaar vervoergebruik is het plangebied aangewezen op het gebruik van de haltevoorzieningen op de Van Boetbergweg ter hoogte van de aansluiting Weezenhof 10e straat. De loopafstand bedraagt circa 900 meter.
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Rest bebouwde kom". De parkeernormen zijn inclusief de parkeerruimte voor bezoekers. De parkeernorm voor de woonunits valt onder de categorie verzorgd wonen en bedraagt 0,6 parkeerplaats per woonunit. Uitgaande van 8 woonunits en 1 kantoorunit voor begeleiding zijn 5 parkeerplaatsen benodigd.
Aan de hand van de wegencategoriseringkaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h.
Voor de Staddijk geldt 50km/h en voor de ontsluitingsweg in het plangebied 30km/h.
Hoogspanningskabel
In de nabijheid van de locatie ligt een hoogspanningsleiding waar een vrijwaringszone van 50m geldt. Deze raakt de locatie niet. De hoogspanningsleiding is in gebruik en betreft een 150 kV leiding. Door RIVM wordt een indicatieve zone aangegeven van 80 meter aan weerszijde van de mast. In een aanbeveling (1999/519/EG) heeft de Europese Unie een referentieniveau van 100 microtesla voor bescherming van leden van de bevolking vastgelegd. Deze waarde wordt in Nederland op voor het publiek toegankelijke plaatsen niet overschreden, ook niet in de buurt van hoogspanningslijnen (er liggen nu al gevoelige objecten in 80 meter zone van de mast). Het voorzorgsbeleid van het ministerie van VROM uit 2005 gaat een stap verder. Gemeenten en netbeheerders worden geadviseerd nieuwe situaties te voorkomen waarin kinderen langdurig worden blootgesteld aan een veldsterkte die (jaargemiddeld) hoger is dan 0,4 microtesla. In de Skaeve Huse worden echter geen kinderen geplaatst. De hoogspanningskabel is dus geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Milieuzonering
In de nabijheid van het project is gelegen het tuindersbedrijf Kokke Sierteelt Kwekerij. In de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” wordt aangegeven dat ten opzichte van de bedrijfgebouwen van een dergelijk bedrijf een afstand van minimaal 30 meter naar gevoelige objecten dient te worden aangehouden. Deze afstand wordt gehaald naar de geprojecteerde “Skaeve Huse”, het bedrijf wordt ten aanzien van het gebruik van zijn bedrijfsgebouwen dus niet beperkt in zijn mogelijkheden.
Behalve de bedrijfsgebouwen dient er echter ook rekening mee te worden gehouden dat op de terreinen behorend bij de tuinderij sprake zal zijn van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Op grond hiervan moet rekening worden gehouden met zgn. “spuitzones” waarbij tot voor kort gold: “het uitgangspunt dat, tussen gevoelige functies en boom- en fruitteeltbedrijven, in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen, een afstand van 50 meter moet worden aangehouden, in het algemeen niet onredelijk te noemen is” (o.a. 200805832/1/R1 van 23 september 2009).
Recent onderzoek van het Wageningen University & Research centre (Wageningen UR) heeft echter aangetoond dat deze 50 meter in ieder geval bij tuindersbedrijven wellicht als te veel belemmerend moet worden gezien. Bij fruitteeltbedrijven is namelijk het probleem van de drift, “door de aard van de bespuiting, met name omhoog en zijwaarts gericht spuiten, hoger, dan bij neerwaartse bespuitingen zoals in de akkerbouw en lage boomteelt.”
Ook de Raad van State heeft zich in de casus 201012191/1/R3 van 25 april 2012 in deze zin uitgelaten. Een spuitzone van 30 meter werd in deze casus als toereikend gezien “omdat bij een hoveniersbedrijf andere, minder belastende spuittechnieken, worden toegepast dan bij fruitteeltbedrijven”. Ook in de casus 201102611/1 (Overbetuwe), wordt bij een bomenkweker een aanzienlijk geringere afstand naar gevoelige objecten getolereerd.
Deze 30 meter kan ook bij het project “Skaeve Huse” worden gehaald. Op basis hiervan zou geconcludeerd kunnen worden dat ook de aanwezigheid van tuinbouwgronden niet aan de weg staat van de realisatie van de “Skaeve Huse”. Immers, noch de bedrijfsontwikkelingsmogelijkheden van de tuinderij komen in het geding, noch is er sprake is van een ongunstig “woon- en leefklimaat” voor de bewoners van de “Skaeve Huse”.
Echter, bij de beoordeling van de nieuwe situatie moet ook in aanmerking worden genomen dat, hoewel het tuindersbedrijf op dit moment wellicht gebruik kan maken van “minder belastende spuittechnieken”, dit natuurlijk niet betekent dat dit altijd zo zal blijven.
De mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan zijn immers bepalend bij de beoordeling van potentiële hinder en omdat dit bestemmingsplan op deze locatie ook de mogelijkheid voor fruitteelt biedt, moet hiermee wel rekening worden gehouden. Bij de concrete invulling van een bestemmingsplan moet immers worden uitgegaan van de “representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden van een bestemmingsplan”. Dit betekent dat dan toch moet worden uitgegaan van een “spuitzone” van 50 meter.
Dit nu zou weer betekenen dat de “Skaeve Huse” in de spuitzone van het bedrijf worden geprojecteerd, waardoor een gunstig “woon- en leefklimaat” niet meer kan worden gegarandeerd.
Bij de beoordeling van dit scenario is echter niet de mogelijkheid tot het treffen van maatregelen betrokken. In de jurisprudentie en vakliteratuur is de laatste jaren meer tot uitdrukking gekomen dat door het treffen van maatregelen, zoals windhagen en windschermen rondom de (fruit-)boomgaarden, wel degelijk flinke reducties van de drift van bestrijdingsmiddelen (verantwoordelijk is voor de omvang van de spuitzones), behaald kunnen worden. In de bovengenoemde casus 201102611/1 bleek onder meer dat, door de toepassing van windhagen, de drift van bestrijdingsmiddelen aanzienlijk beperkt kon worden.
Dit betekent dat in een dergelijke situatie met geringere afstanden dan 50 meter, mogelijk toch een veilig woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.
Op grond hiervan is door de gemeente Nijmegen aan het Wageningen UR verzocht om te onderzoeken in hoeverre en onder welke omstandigheden eventueel kan worden afgeweken van de minimale afstand van 50 meter, onder de specifieke omstandigheden van het project “Skaeve Husen”.
De resultaten van dit onderzoek zijn uitgewerkt in de rapportage “Onderzoek naar driftblootstelling van omstanders en omwonenden door boomgaard bespuitingen, project Skaeve Husen in de gemeente Nijmegen” (WUR rapport 568, 2014). Uit dit onderzoek is gebleken dat bij de variant praktijksituatie 3, beschreven op blz. 25 van het onderzoek, een minimum afstand van 15 meter aangehouden moet worden, welke afstand in dit project ruim wordt gehaald.
Op grond hiervan kan dan ook veilig worden geconcludeerd dat, ook rekening houdend met de “representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden van een bestemmingsplan”, voor de tuinderij van de heer Kokke, de realisatie van de “Skaeve Husen mogelijk blijft.
De voorschriften tot het aanleg en onderhoud van deze windhagen zijn opgenomen in de planregels.
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende onderzoek:
Bodemonderzoek Stadbroekseweg ong. te Nijmegen, MWH B.V., projectnummer M13B0116, d.d.14 juni 2013.
Uit dit bodemonderzoek blijkt:
De aangetroffen lichte tot matige verontreinigingen in het grondwater vormen geen risico voor het beoogde gebruik van de locatie als woonlocatie. De bodemkwaliteit op de locatie vormt daarom geen belemmering bij het realiseren van de gewijzigde bestemming.
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig.
De nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies liggen binnen de zones van de A73 en Staddijk. Voor beide wegen is akoestisch onderzoek verricht.
De voorkeurswaarde uit de Wgh voor wegverkeer bedraagt 48 dB. Deze waarde mag bij voorkeur niet worden overschreden. Als de voorkeurswaarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hoge waarde worden vastgesteld.
Uit akoestisch onderzoek blijkt dat bij de nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies, woonwagens, de voorkeurswaarde van 48 dB vanwege wegverkeer niet wordt overschreden. Omdat de geluidsbelasting niet boven de voorkeurswaarde uitkomt hoeft er geen hogere waarde procedure te worden doorlopen. De geplande woningen kunnen worden gerealiseerd.
Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende 2 zaken:
ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
De plannen betreffen nieuwbouw van 8 woonunits en 1 kantoorunit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgaan, indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven dus niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van circa 7500 motorvoertuigen per etmaal. Het zal duidelijk zijn dat dit plan een verkeersaantrekkende werking zal hebben, die ruim onder bovenstaande grens blijft. Het plan is derhalve niet in betekenende mate (NIBM) en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.
ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. Woningen worden niet genoemd.
Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt.
Omdat woningen niet genoemd zijn, voldoet het plan aan het gestelde in het besluit. Overigens wordt bij de geplande woningen de grenswaarde van 40 ug/m3 voor stikstofdioxide niet overschreden (zie figuur 5 ). Ook voor fijnstof wordt de grenswaarde niet overschreden.
Figuur 5: stikstofdioxide 2011
Ook in de recent gepubliceerde landelijke berekeningen in de zgn. monitoringstool blijken ter plaatse geen overschrijdingen van grenswaarden. In de volgende figuur zijn de rekenresultaten voor PM10 (jaar 2012)en NO2 (jaar 2015) weergegeven (de resultaten van de Monitoringsronde 2013 zijn toegankelijk via de website www.nsl-monitoring.nl)
De Nijmeegse berekeningen en de landelijke monitoringstool gebruiken dezelfde invoergegevens en zijn beiden conform de wettelijke rekenregels. In de Nijmeegse berekeningen wordt extra aandacht besteed aan uitstoot door industrie en scheepvaart. Bovendien wordt in de Nijmeegse berekeningen op meerdere afstanden van de weg gerekend en niet alleen op de formele toetspunten. Daardoor kan met de Nijmeegse berekeningen kaarten zoals in figuur 5 geconstrueerd worden.
De landelijke GGD heeft in de “GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid” het volgende geadviseerd ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs snelwegen en drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
Gemeente Nijmegen conformeert zich zoveel mogelijk aan deze landelijke niet-wettelijke GGD-richtlijn. De geplande nieuwbouw betreft geen gevoelige bestemmingen en voldoet daarmee ook aan dit aspect.
De locatie is gelegen nabij de A73. Dit is een route waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt. De plaatsgebonden risicocontour van de A73 bedraagt 13 meter, gemeten vanaf het midden van de weg. De woonunits liggen ruim buiten deze contour. Verder moet groepsrisico worden verantwoord indien er sprake is van een groep zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid; er moeten dan voorzieningen aanwezig zijn voor het verblijf van minimaal tien personen. Omdat de locatie geen permanente bewoning van tien mensen of meer mogelijk maakt is er dan ook geen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
De A73 heeft 30 meter invloedgebied van brandbare vloeistoffen. De woningen liggen ook buiten deze zone. Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling van deze locatie.
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving.
Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen bouwwerken onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Dit specifieke geval betreft het woonunits. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater voor bouwwerken (woonwagens in dit geval). De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor deze objecten minimaal 30 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de toegangen van de woonunits dient maximaal 40 meter te bedragen. In geval men kiest voor een geboorde put als voorziening dan dient hierbij een opstelplaats te zijn.
Hier dient in de verdere uitwerking van het project rekening mee gehouden te worden.
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de woonunits vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze toegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn.
Daarnaast is het van belang dat er een keervoorziening is voor de brandweervoertuigen.
Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen beperkingen; bij verdere uitwerking dient met de bereikbaarheid rekening gehouden te worden.
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen.
Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek omgezet worden tot een energiescan. Daarmee kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
Het op hoog niveau renoveren van een deel van de gebouwen, het introduceren van nieuwe woonvormen en nieuwe functies en het hergebruiken van materialen uit de openbare ruimte dragen bij aan de duurzaamheid van dit plan.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.
Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Staddijk. In deze omgeving is dat het regionale watersysteem met sloten en A-watergangen (zie figuur 6). Het plangebied ligt dus buiten het stedelijk watersysteem van Dukenburg. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016” dus minder relevant. Wel relevant zijn het Bouwbesluit en het Waterbeheerplan van het waterschap. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
Figuur 6: uitsnede Legger wateren (Waterschap Rivierenland)
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig, erbuiten wel.
Kwalitatief
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig, nabij het plangebied wel. Langs de snelweg ligt parallel een A-watergang van het waterschap, die het inlaatwater uit het Maas-Waalkanaal doorvoert naar het achterland. De waterkwaliteit van deze watergang is niet erg hoog. Maar omdat het regenwater wordt vastgehouden en geborgen in het plangebied worden de nabijgelegen watergangen ook niet belast met het hemelwater afkomstig van het plangebied.
Kwantitatief
De gemeente heeft het stedelijk oppervlaktewater overgedragen aan het Waterschap Rivierenland. Het regenwater wordt echter niet op het nabijgelegen watergangen geloosd. In dit geval wordt het regenwater binnen het plangebied verwerkt/geïnfiltreerd. Aan de lozing van water stelt het waterschap eisen.
Als kwantitatief gezien sprake is van een toename van verhard oppervlak kleiner dan 500 m2 hoeft geen extra berging te worden gerealiseerd. In de nieuwe situatie wordt ca. 760m2 verhard oppervlak aangelegd. Bij de omgevingsaanvraag dient een watervergunning te worden aangevraagd.
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Figuur 7: Grondwaterwingebied
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen.
Dit kan bereikt worden door:
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
In het provinciaal beleid worden de waardevolle “Natte Natuurparels” beschermd door er een beschermingszone om heen te leggen, die moet voorkomen dat een ingreep het hydrologisch systeem beïnvloedt. De Hatertse Vennen zijn ook zo'n Natte Natuurparel. De gemeente Nijmegen heeft van de provincie gedaan gekregen dat die beschermingszone niet over de wijk Weezenhof gelegd werd, omdat zij anders geen maatregelen zou kunnen treffen om grondwateroverlast te voorkomen. Dit plangebied ligt wel in de beschermingszone en dus moet worden aangetoond dat de stedenbouwkundige ontwikkeling geen invloed heeft op de natte natuur bij de Hatertse Vennen. Deze vennen zijn hooggelegen op een vroegere rivierduin van de Maas. De vennen worden regenwater gevoed en kunnen dus niet beïnvloed worden door een stedenbouwkundige ontwikkeling. Rondom de vennen ligt kwelafhankelijke natuur, die afhankelijk is van uit de hoger gelegen vennen uitredend grondwater. Ze zijn dus niet afhankelijk van grondwater dat uit de stuwwal onder de snelweg door de grondwaterstand zou kunnen beïnvloeden. Deze stedenbouwkundige ontwikkeling kan geen invloed hebben op de natte natuurwaarden aan de andere zijde van de snelweg.
De riolering wordt uitgevoerd als gescheiden stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater wordt verplicht op het openbaar riool aan te sluiten. Hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater'. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen.
Voor plannen waarbij geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend.
Het plangebied is op dit moment niet voorzien van een riolering systeem. Bij het huis aan Staddijk nummer 2 is er een klein gemaal aanwezig. De afstand tussen het plangebied en dit gemaal is circa 150 meter. Hierbij wordt gekeken of een vuilwaterriool onder vrijverval naar deze gemaal kan worden aangelegd. Als dit niet te realiseren is dan wordt een persleiding vanaf het plangebied naar deze gemaal aangelegd. De nieuwe vuilwaterriool/persleiding zal onder de Stadbroekseweg vanaf het plangebied naar Staddijk worden aangelegd, richting het Gemaal bij huisnummer 2 (Staddijk). Onder deze weg bevindt zich nog geen riolering. De extra benodigde pompcapaciteit voor de afvoer van het vuilwater is ca. 0.30 m³/uur. Hierbij moet de huidige pompcapaciteit van de bestaande gemaal worden aangepast.
Ten aanzien van het duurzaam omgaan met hemelwater wordt, voor wat dit plan betreft, uitgegaan van het vasthouden van het hemelwater. Het watersysteem werkt zo dat het water in beschikbare groene omgeving in het plan gebied wordt geïnfiltreerd. Het water afkomstig van de parkeerplaatsen en de weg wordt in de zaksloten langs de weg en parkeerplaatsen geïnfiltreerd. Daken voeren direct af naar de groen rondom de woningen.
In de ontwerpfase kan worden getoetst aan de infiltratie vermogen van het plangebied. Zo nodig kan extra waterberging in het plangebied worden gerealiseerd conform bouwbesluit. Dit wordt nader uitgewerkt in de omgevingsvergunning.
De maaiveldhoogtes kunnen ook zorgen voor een natuurlijke afwatering van het gebied richting de mogelijk aan te leggen wadi's.
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:
In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.
Dit bestemmingsplan is niet van invloed op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen. Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.
De voorgenomen ingreep is getoetst aan de Flora- en faunawet. In de rapportage “Quickscan beschermde natuurwaarden Skaeve Huse” van 30 januari 2013 staan de volgende conclusies.
Figuur 8: ligging woningen t.o.v. de dasburchten
Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd evenals een nader onderzoek naar de das. Hieruit blijkt dat negatieve effecten met mitigerende maatregelen te zijn voorkomen waardoor de voorgenomen ingreep redelijkerwijs uitvoerbaar is op het gebied van de Flora- en faunawet.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang.
Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bevoegd gezag voor de EHS is de provincie Gelderland.
Figuur 9: Kaart EHS in omgeving plangebied
De geplande planlocatie ligt op ongeveer 100 meter afstand van de Ecologische Hoofdstructuur. In de rapportage “Quickscan beschermde natuurwaarden Skaeve Huse” van 30 januari 2013 staat beschreven dat er geen consequenties zijn van de ingreep op de EHS. Vanwege de mogelijke aanwezigheid van de das, een kenmerkende diersoort voor het Rijk van Nijmegen, is dieper ingegaan op de EHS.
De kernkwaliteiten en ontwikkelopgaven in het kader van de EHS zijn uitgewerkt in de 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur'. Dit deel van de EHS betreft het deelgebied Rijk van Nijmegen binnen het ecologisch en landschappelijk samenhangend gebied Het Rivierengebied.
Het Rijk van Nijmegen als samenhangend geheel van bossen en natuurterreinen met zeer gevarieerde overgangen naar de omringende rivierkleigronden.
Het plangebied valt buiten de begrenzing van de EHS. Er treden geen directe effecten op het ruimtebeslag van dit deel van de EHS. Effecten op deze kwaliteiten zijn dan ook uit te sluiten.
De uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren die de Gelderse Poort en het Rijk van Nijmegen herbergen door de centrale ligging in het Europese natuurnetwerk met verbindingen naar omringende gebieden.
Het plangebied valt buiten de begrenzing van de EHS. Het plangebied wordt echter wel gebruikt door de das, welke een kenmerkende soort is voor het Rijk van Nijmegen. De das is niet enkel gebonden aan de begrenzing van de EHS en is daardoor relevant voor de toetsing. Migratie en uitwisseling van deze soort binnen het Rijk van Nijmegen (en eventueel verder) is dan ook relevant. Binnen het beschermingsregime van de Flora- en faunawet dienen effecten op deze soort voorkomen te worden. Wanneer wordt voldaan aan de Flora- en faunawet past de ontwikkeling binnen het beleid van de provincie omtrent natuurwaarden buiten de EHS.
Het open, grazige en natte karakter van binnen- en buitendijkse weidevogel- en ganzengebieden. Het huidige plangebied is niet relevant voor weidevogels of ganzen. Effecten op deze kwaliteiten zijn dan ook uit te sluiten.
Het ontwikkelen van het binnendijkse gebied tot een natuurrijk cultuurlandschap met goede ecologische verbindingen tussen rivieren en stuwwallen en met rijke cultuurhistorie. Er vindt geen aantasting van het landschap aan binnen de begrenzing van de EHS. Deze ontwikkelopgave wordt dan ook niet belemmerd.
Het verminderen van verzuring en vermesting van de gevoelige natuur in het Rijk van Nijmegen. Het plangebied grenst aan de EHS. Er wordt (land)bouwland omgezet in een aantal woonunits. Deze ontwikkeling zal naar verwachting zeer lokaal leiden tot minder verzuring en vermesting en is daarmee positief.
Het ontwikkelen van een provinciegrensoverschrijdend netwerk van natuurterreinen en ecologische verbindingszones in het Rijk van Nijmegen.
Het plangebied valt buiten de begrenzing van de EHS en staat de ontwikkeling van een ecologische verbindingen niet in de weg. Het plangebied wordt echter wel gebruikt door de das, welke een kenmerkende soort is voor het Rijk van Nijmegen. De das is niet enkel gebonden aan de begrenzing van de EHS en is daardoor relevant voor de toetsing. Migratie en uitwisseling van deze soort binnen het Rijk van Nijmegen (en eventueel verder) is dan ook relevant. Binnen het beschermingsregime van de Flora- en faunawet dienen effecten op deze soort voorkomen te worden. Wanneer wordt voldaan aan de Flora- en faunawet (mogelijk passende mitigerende maatregelen, na nader onderzoek), dan zal de ontwikkeling geen aantasting van deze kernkwaliteit tot gevolg hebben.
Wanneer wordt voldaan aan de Flora- en faunawet ten aanzien van de das, dan zijn er geen belemmeringen vanuit de EHS. De kernkwaliteiten worden niet aangetast. De ontwikkelopgaven worden niet belemmerd.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat tot en met 2 juli 2013 ligt de Ontwerp Omgevingsvisie Gelderland en Ontwerp Omgevingsverordening Gelderland ter visie lag. Provinciale Staten stellen de omgevingsvisie, samen met de omgevingsverordening, eind 2013 vast. Met deze Omgevingsvisie wordt (o.a.) de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ruimtelijk vastgelegd. Voor de EHS komen straks twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats: het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Groene Ontwikkelingszone. Het meest nabij het plangebied is de Groene Ontwikkelingszone. De Groene Ontwikkelingszone bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan natuur die ruimtelijk vervlochten is met het Gelders Natuurnetwerk. Vooralsnog lijkt deze verandering niet te leiden tot een verdere beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied.
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
In dit bestemmingsplan wordt de hoofdgroenstructuur in stand gehouden.
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen. Het groen van de Staddijk behoort tot de hoofbomenstructuur. De structuur blijft in stand.
In dit bestemmingsplan wordt de hoofdbomenstructuur in stand gehouden.
Om deze woonunits mogelijk te maken is het nodig om de bestaande bestemming van Agrarische doeleinden te wijzigen. De voorgestelde voorziening is noodzakelijk, maar niet te realiseren binnen de bestaande stedelijke bebouwing.
In cultuurhistorisch opzicht zal deze kleinschalige verandering van de groene zone rondom de stadswijk leiden tot een geleidelijke overgang tussen de stad en het buitengebied.
Vanuit cultuurhistorische waarden bestaan geen overwegende bezwaren tegen de voorgestelde partiële herziening van het bestemmingsplan.
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.
Het plangebied ligt in een gebied met een nader te onderzoeken belang (waarde 1). Het gemeentelijk beleid voor dergelijke gebieden houdt in dat bodemingrepen groter dan 2500 m2 in ieder geval voorafgegaan worden door een archeologisch vooronderzoek.
Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang krijgen vooralsnog geen aanduiding in het bestemmingsplan. De archeologische maatregelen moeten via een erfgoedverordening worden geregeld. Een dergelijke verordening is nog niet operationeel.
De bouw van de Skaeve Huse zal nauwelijks of geen bodemingrepen met zich meebrengen. Er gelden daarom geen archeologische beperkingen.
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.
Het doel van onderhavig bestemmingsplan is het juridisch kader scheppen voor het gebruik van de gebouwen en bijbehorende gronden ten behoeve van het wonen.
Het bestemmingsplan kent de bestemmingen "Groen", "Maatschappelijk", "Wonen - Woonwagenstandplaats", "Verkeer".
Groen
De in het plangebied voorkomende groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de meeste overige bestemmingen zijn ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat niet al het groen ook als groen bestemt hoeft te worden. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemt hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen als sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers, rioolbuffers en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In de bestemming Groen is parkeren alleen toegestaan binnen de aanduiding 'parkeerterrein'.
Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk is opgenomen om één kantoorunit mogelijk te maken. De kantoorunit dient ten behoeve van de begeleiding van de bewoners van Skaeve Huse.
Wonen - Woonwagenstandplaats
De woonunits zijn verplaatsbare units op wielen zodat, mede daardoor, is gekozen voor de bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats. Binnen de bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats is een aanduiding 'bouwvlak' opgenomen waarbinnen de woonunit mag worden opgericht.
Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor de openbare weg. Binnen de bestemming Verkeer zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals groen-, sport en speelvoorzieningen, taluds en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk.
De betreffende locatie is eigendom van de gemeente Nijmegen. De grondexploitatie bevat de beëindiging van de pacht, de inrichting van de nieuwe openbare ruimte en de gemeentelijke plankosten. Dekking vindt plaats door een bijdrage vanuit de gemeente Nijmegen. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar is. Het kostenverhaal is anderszins verzekerd en daarom hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
Voor dit bestemmingsplan is op 2 oktober een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende 6 weken (van 31 oktober tot en met 11 december 2013) ter visie gelegd. De kennisgeving van de terinzagelegging heeft plaatsgevonden via de website van de gemeente Nijmegen (http://bekendmakingen.nijmegen.nl) en de Staatscourant. De stukken zijn fysiek ter inzage worden gelegd bij de informatiebalie van de gemeente Nijmegen. Tijdens de tervisielegging zijn er 8 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn verwerkt in de zienswijzennota (bijlage) en hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Bij email van 8 oktober 2013 heeft de Provincie Gelderland geschreven dat het provinciale beleid goed is verwerkt in het bestemmingsplan. De provincie stelt zich wel de vraag of de huidige ontsluiting gebruikt kan worden voor hulpdiensten.
Reactie gemeente
In de randvoorwaarden en richtlijnen bluswatervoorziening en bereikbaarheid van de Brandweer staat er de rijbaanbreedte tenminste 4,5 meter moet zijn, waarvan 3,5 meter verhard. Het vigerende bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg voorziet in de mogelijkheid om te realiseren.
Bij brief van 30 september 2013 heet het Waterschap Rivierenland geschreven dat zij positief adviseren over het bestemmingsplan, mits bij de omgevingsvergunning een watervergunning wordt aangevraagd.
Reactie Gemeente
Deze opmerking is verwerkt in paragraaf 4.4. Water.
Per émail van 9 oktober 2013 heeft het Ministerie laten weten dat zij geen op of aanmerkingen hebben op het bestemmingsplan.
Bij brief van 17 september 2013 heeft de Gemeente Wijchen aangegeven dat zij geen op- of aanmerkingen hebben op het plan. Wel verzoeken zij in het kader van zorgvuldigheid om direct omwonenden aan Wijchense zijde van de gemeentegrens te informeren.
Reactie Gemeente
De direct omwonenden aan Wijchense zijde worden per brief geïnformeerd.
Bij email van 12 september 2013 heeft het college van de gemeente Heumen geschreven dat zij positief tegenover de inspanning staat die de Gemeente Nijmegen verricht om voor een moeilijk te huisvesten groep inwoners een passende woonomgeving te creëren.
Wel vraagt het college rekening te houden met de (veiligheids)beleving van de gebruikers van de fietsverbinding tussen Nijmegen en Heumen/Malden die vlak langs het plangebied voert. Deze verbinding wordt zowel benut voor utilitair als recreatief fietsverkeer. Hierbij kan gedacht worden aan een afscheiding door middel van een ruimere groenstrook tussen de nieuwe woningen en het fietspad.
Tevens wordt gevraagd rekening te houden met de jongerenopvang enkele honderden meters verderop op Heumens grondgebied.
Voor het overige geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie Gemeente
Bij de inrichting van het plangebied zal rekening worden gehouden met de opmerkingen van de gemeente Heumen.