direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen Dukenburg - 8 (Skaeve Huse, Stadbroekseweg)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP4008-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 19 november 2008 is het Stedelijk Kompas vastgesteld door de gemeenteraad. Dit is een belangrijk beleidskader voor huisvestingsvoorzieningen in ons maatschappelijk opvangbeleid. Een aantal van de huisvestingsvoorzieningen van het Kompas zoals het Domushuis, de medische heroïne unit en de verbouwing van het MFC, is de afgelopen jaren al gerealiseerd. Skaeve huse zijn bedoeld voor mensen die moeilijk passen in een gewone woonomgeving. Zij kunnen aantoonbaar niet functioneren in groepen of in een omgeving met veel mensen om zich heen, vaak vanwege een psychiatrische stoornis of aandoening. Meestal zijn zij al lang dakloos en heeft het lange zwerven zijn tol geëist t.a.v. hun gezondheid en functioneren. Vaak zijn alle andere mogelijkheden om hen weer onder dak te krijgen al uitgeprobeerd, zonder succes. Het zijn individualisten die zich niet kunnen aanpassen aan hun omgeving en het beste gedijen in een omgeving met ruimte om zich heen waar de negatieve prikkels die zij ervaren in de maatschappelijke opvang of door het moeten leven in een groep, afwezig zijn. Ervaringen elders leren dat mensen die zijn gehuisvest in Skaeve huse over het algemeen flinke vooruitgang in hun situatie boeken. De problematiek waar de mensen eerder mee te maken hadden, wordt in de meeste gevallen in hun nieuwe woonomgeving aanzienlijk gedempt, doordat zij in een rustige stabiele omgeving verblijven waar hulp en begeleiding aanwezig is. Er zijn nog steeds meer dan genoeg mogelijke bewoners van de Skaeve huse. Zij leven nu veelal op straat.

De gemeente is lang op zoek geweest naar twee geschikte locaties. Er zijn in de bestaande stad 23 locaties onderzocht, waarna uiteindelijk tot voorliggende locatie is besloten. In Nijmegen Noord zoeken we nog naar een locatie.

1.2 Ligging

De locatie voor Skaeve Huse aan de Stadbroekseweg ligt aan de zuidwest rand van de stad in de royale groenzone tussen de wijken Aldenhof, Weezenhof en de A 73. De groene zone heeft deels een recreatief en deels een agrarisch karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP4008-ON01_0001.png"

Figuur 1: Luchtfoto ligging plangebied

1.3 Bestaande situatie

In de bestaande situatie maakt de locatie onderdeel uit van een agrarisch gebied dat gelegen is tussen de wijk Weezenhof en A73. Tussen de Weezenhof en het plangebied is een tuindersbedrijf gesitueerd. De locatie en zijn omgeving kennen een landelijk karakter met een sterke begrenzing aan de zuidwestzijde van het agrarische gebied. Deze wordt gevormd door een grondlichaam met daarop geluidsschermen en bosschages ten behoeve van geluidsoverlast van de A73.

Net ten oosten van de overkluizing (Sint Walrickstraat) over de A73, ter hoogte van de entree van het plangebied, bevind zich het beginpunt van een recreatieve fietsroute (Stadbroekseweg) richting Malden. Deze route loopt aan de zuidkant van de Sint Walrickstraat en ten oosten van de A73 en gaat over in de Burchtselaan. Tussen de fietsroute en het geluidwerende grondlichaam, voorzien van geluidsschermen, bevindt zich een waterloop.

1.4 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt een klein deel van het agrarisch gebied omgezet naar een hoofdzaklijke groen bestemming. In deze bestemming zijn acht woonunits en één kantoorunit geprojecteerd. De kantoorunit is ten behoeve van de begeleiding van de bewoners van Skaeve Huse. Het perceel met de woonunits grenst direct aan het perceel van het tuindersbedrijf en aan de fietsroute (Stadbroekseweg) waarop het perceel tevens ontsloten wordt. De ontsluitingsweg die aantakt op de fietsroute loopt parallel aan de noordelijke perceelgrens en eindigt in een keerlus die centraal tussen de woonunits ligt.

De woonunits zijn zodanig gesitueerd dat alle achtergevels richting de A73 liggen om de geluidsoverlast binnen de woonunits te beperken. De units bestaan uit 1 laag en hebben een woonoppervlakte van circa 40m2. Ze worden voorzien van een terras aan de voorzijde en worden landschappelijk ingepast. Zo wordt voorzien in een dicht bosschage tussen de Stadbroekseweg en het perceel. Daarnaast wordt er ten zuiden en ten oosten een meer transparante rand met beplanting (bosschages en bomen) geprojecteerd om een natuurlijke overgang te creëren tussen het agrarisch gebied en het plangebied. In aansluiting hierop worden binnen het perceel o.a. boomgroepen, solitaire bomen en bosschages geprojecteerd. Tussen het tuindersbedrijf en het perceel wordt gezocht naar een groene afscherming. Gedacht wordt aan een afscheiding in de vorm van een lage grondwal (eventueel voorzien van onderbegroeiing) of heesterbeplanting met daarachter een groepering van bomen. Bij de situering van deze bomen is rekening gehouden met schaduwwerking op het terrein van het tuindersbedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP4008-ON01_0002.png"

Figuur 2: impressie inrichting plangebied

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Het Rijksbeleid staat de ontwikkeling van het plangebied niet in de weg.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte)

In het Barro zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit Ruimtelijke Ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

In het Barro zijn geen onderwerpen die het plangebied beïnvloeden.

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden.

Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe is in artikel 3.1.6 van het Bro een lid ingevoegd, op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen. In de toelichting bij een bestemmingsplan die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In dit bestemmingsplan moet dus voldaan worden aan deze duurzaamheidsladder. Hieronder wordt ingegaan op de duurzaamheidsladder.

Sub a. (Actuele) regionale behoefte

De Skaeve Huse voorzien in een behoefte, namelijk mensen die in een gewone woonomgeving niet of nauwelijks functioneren. Zij kunnen aantoonbaar niet functioneren in groepen of in een omgeving met veel mensen om zich heen, vaak vanwege een psychiatrische stoornis of aandoening. Meestal zijn zij al lang dakloos en heeft het lange zwerven zijn tol geëist t.a.v. hun gezondheid en functioneren. Vaak zijn alle andere mogelijkheden om hen weer onder dak te krijgen al uitgeprobeerd, zonder succes. Het zijn individualisten die zich niet kunnen aanpassen aan hun omgeving en het beste gedijen in een omgeving met ruimte om zich heen waar de negatieve prikkels die zij ervaren in de maatschappelijke opvang of door het moeten leven in een groep, afwezig zijn. Ervaringen elders leren dat mensen die zijn gehuisvest in Skaeve huse over het algemeen flinke vooruitgang in hun situatie boeken. De problematiek waar de mensen eerder mee te maken hadden, wordt in de meeste gevallen in hun nieuwe woonomgeving aanzienlijk gedempt, doordat zij in een rustige stabiele omgeving verblijven waar hulp en begeleiding aanwezig is. Er zijn meer dan genoeg mogelijke bewoners van de Skaeve huse. Zij leven nu veelal op straat. Het gaat om mensen die daarnaast niet in een zorginstellingen terecht kunnen en daarom tussen wal en schip vallen. Met de Skaeve Huse wordt een trede in de woonladder ingevuld die momenteel ontbreekt in Nijmegen (terreinbewoning, zie onderstaand figuur 3). Met de realisatie van de Skaeve Huse zijn alle treden van de woonladder aanwezig in Nijmegen. De corporaties die aangesloten zijn bij dit initiatief geven ook aan dat de mogelijkheden ontbreken om dergelijke mensen te huisvesten in Nijmegen. Daarom werken ze ook mee aan het initiatief.

Op 19 november 2008 is het Stedelijk Kompas vastgesteld door de gemeenteraad. Dit is een belangrijk beleidskader voor huisvestingsvoorzieningen in ons maatschappelijk opvangbeleid. Een aantal van de huisvestingsvoorzieningen van het Kompas zoals het Domushuis, de medische heroïne unit en de verbouwing van het MFC, is de afgelopen jaren al gerealiseerd, zie onderstaande tabel die de stand van zaken weergeeft van 2013.

Wat   Voor Wie   Aantal   Realisatie  
Nachtopvang jongeren   zwerfjongeren   5 plaatsen   Ja, wordt uitgebreid tot 10 plaatsen  
Sancta Maria   zwerfjongeren   Van 20 naar 24 en begeleid wonen   Ja (6 pl. crisisopvang + 18 pl. 24-uursopvang)
begeleid wonen is beschikbaar. In ontwikkeling: Kamers met Kansen voor zwaardere doelgroep  
Differentiëren aanbod crisisopvang   Mensen in crisis   n.n.b.   Nee. toekomst  
Toekomstplannen MFC   Verslaafden dak- en thuislozen en prostituees   20+5 plekken
10 plekken  
7 januari jl. open gegaan: 25 pl. voor mannen en 10 voor vrouwen  
Differentiatie begeleid wonen   Tienermoeders   10 plekken   ja, is beschikbaar  
Differentiatie begeleid wonen   Lichtverstandelijke gehandicapte jongeren met psychiatrie   30 plekken
 
6 plaatsen  
Differentiatie begeleid wonen   Extreem overlastgevende verslaafden   2x 18 plaatsen   Domushuis is gerealiseerd (24 plaatsen)  
Skaeve Huse   Zorgmijders / overlastgevenden   3 x 5   8 in 2014  
Continueren en uitbreiden veelplegers   Nazorg gedetineerden en veelplegers   30 plekken   6 plaatsen kortdurende opvang
8 trajecten begeleid wonen
Casemanagement
Budgetbeheer, geen middelen voor uitbreiding.  

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP4008-ON01_0003.png"

Figuur 3: Een afbeelding van de Woonladder uit het stedelijk kompas.

Sub b: Binnen bestaand stedelijk gebied

In het rapport locatieafweging zorgwoningen (Skaeve Huse) van maart 2013 wordt de werkwijze beschreven die heeft geleid tot de locatiekeuze aan de Stadbroekseweg. Daarin wordt duidelijk dat er 23 locaties zijn onderzocht die aan de hand van twee sets criteria (uitsluitingscriteria en kwaliteitscriteria) zijn beoordeeld. Uit het rapport blijkt ook dat het realiseren van deze voorziening in een bestaand stedelijk gebied niet mogelijk is, door de aard van de bebouwing en bewoners. Het is niet mogelijk de Skaeve Huse te realiseren op industrieterreinen vanwege de geluidszonering. Daarnaast is veel groen in Nijmegen bestemd als EHS of Natura 2000 waar de ontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. Het realiseren van deze voorziening in woonwijken of bestaande bouw wordt ook afgeraden door onder andere de Stichting Experimenten Volkshuisvesting. Hierdoor moeten al snel de randen van de stad worden opgezocht. In Nijmegen Noord zoeken we nog naar een locatie.

De ervaring leert dat het niet mogelijk is om Skaeve huse te realiseren in leegstaande panden. In appartementen wonen de bewoners te dicht op elkaar. Dit geeft bij de doelgroep te veel negatieve prikkels. Eengezinswoningen zijn veel te groot voor mensen uit de doelgroep voor Skaeve huse. Het risico is dan groot dat zij zich angstig of onprettig gaan voelen en weer gaan zwerven. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat sommigen van de bewoners, die veel ruimte hebben, allerlei spullen gaan verzamelen die niet nodig zijn en waardoor er een rommelige situatie ontstaat

De gemeente vindt bovendien dat een dergelijke voorziening in de gemeente Nijmegen thuishoort. Het is een grootstedelijke problematiek die ons inziens primair in de stad opgelost dient te worden en niet op de regio kan en mag worden afgewenteld. Het zoeken naar plekken buiten de gemeentegrenzen (bijvoorbeeld in andere gemeenten zoals Wijchen, Beuningen etc.) is dan ook niet gewenst. Bovendien is in het Coalitieakkoord besloten dat deze voorzieningen in de gemeente Nijmegen wordt gerealiseerd.

Voor meer informatie verwijzen wij naar het rapport Locatieafweging zorgwoningen (Skaeve Huse) dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen.

Sub c: Passend ontsloten

De locatie ligt op een grasland grenzend aan het bestaand stedelijk gebied, de wijk Weezenhof, en tussen de Weezenhof en de A73 in. De locatie is middels verschillende modaliteiten ontsloten. Zo loopt direct langs de locatie een fietspad, een belangrijke recreatieve fietsroute richting Malden en Heumen. Het eerste deel van deze fietsroute wordt opgewaardeerd naar een auto-ontsluiting om de locatie bereikbaar te maken voor de auto. Daarnaast is er in de directe nabijheid een bushalte (lijn 9 vanuit Grave op enkele honderden meters). De locatie is dus door fiets, auto en OV bereikbaar en daarmee ons inziens passend ontsloten. Daarmee wordt voldaan aan artikel 3.1.6, lid 2, sub c.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Ruimtelijke Verordening Gelderland geconsolideerd (RVG)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft de Provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de Provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Provincie richt zich daarbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Deze wordt binnenkort vervangen door de Omgevingsverordening, echter op dit moment is de ruimtelijke verordening geconsolideerd (2) van kracht.

In artikel 2.2 is te lezen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts is toegestaan binnen de woningbouwcontour:

In een bestemmingsplan is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts toegestaan:

  • a. binnen bestaand stedelijk gebied,
  • b. binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen,
  • c. binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90% van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector, met dien verstande dat voor de gemeente Doesburg een percentage van 70 geldt,
  • d. binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen,
  • e. binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking, zoals opgenomen in bijlage 8.

De geometrische plaatsbepaling van het gestelde onder b, c, d en e is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVRVGcons2-vst1 en verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Verstedelijking.

In artikel 2.6 van de vigerende ruimtelijke verordening Gelderland is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen:

In afwijking van het bepaalde in 2.2 kan in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing tevens mogelijk worden gemaakt indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat sprake is van een ontwikkeling die redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de in 2.2 genoemde gebieden en indien deze ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

De gemeente wil gebruik maken van deze afwijkingsmogelijkheid. Ons inziens wordt voldaan aan beide voorwaarden die gelden voor de afwijking.

Ontwikkeling past niet binnen woningbouwcontour

In het rapport locatieafweging zorgwoningen (Skaeve Huse) van maart 2013 wordt de werkwijze beschreven die heeft geleid tot de locatiekeuze aan de Stadbroekseweg. Daarin wordt duidelijk dat er 23 locaties zijn onderzocht die aan de hand van twee sets criteria (uitsluitingscriteria en kwaliteitscriteria) zijn beoordeeld. Uit het rapport blijkt ook dat het realiseren van deze voorziening in een bestaand stedelijk gebied niet mogelijk is, door de aard van de bebouwing en bewoners. Het is niet mogelijk de Skaeve Huse te realiseren op industrieterreinen vanwege de geluidszonering. Daarnaast is veel groen in Nijmegen bestemd als EHS of Natura 2000 waar de ontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. Het realiseren van deze voorziening in woonwijken of bestaande bouw wordt ook afgeraden door onder andere de Stichting Experimenten Volkshuisvesting. Hierdoor moeten al snel de randen van de stad worden opgezocht. En juist de woningbouwcontour ligt strak om het stedelijk gebied van Nijmegen (zie onderstaand figuur). Dat geldt niet voor Nijmegen Noord, daar ligt de woningbouwcontour wat ruimer. Echter daar zoeken we nog naar een locatie.

De gemeente vindt bovendien dat een dergelijke voorziening in de gemeente Nijmegen thuishoort. Het is een grootstedelijke problematiek die ons inziens primair in de stad opgelost dient te worden. Het zoeken naar plekken buiten de gemeentegrenzen (bijvoorbeeld in andere gemeenten zoals Wijchen, Beuningen etc.) is in deze fase dan ook nog niet gewenst. Bovendien is in het Coalitieakkoord besloten dat deze voorzieningen in de gemeente Nijmegen wordt gerealiseerd.

Voor een verdere onderbouwing waarom de Skaeve Huse niet binnen de woningbouwcontour kan worden gerealiseerd, verwijzen wij naar het rapport Locatieafweging zorgwoningen (Skaeve Huse) dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP4008-ON01_0004.png"

Figuur 4: grenzen woningbouwcontour

2.3 Toekomstig Provinciaal beleid

2.3.1 (ontwerp) provinciale Omgevingsvisie Gelderland

De provincie Gelderland heeft een opvolger gemaakt van de algemene structuurvisie, namelijk de (ontwerp) Omgevingsvisie Gelderland die medio 2013 ter visie heeft gelegen.

De Omgevingsvisie vervangt de huidige omgevingsplannen: het Waterplan, Gelders Milieuplan, Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, de Structuurvisie en de Reconstructieplannen.

Aandacht voor steden

Er komt een sterker accent te liggen op stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. Dit zijn de gebieden, waar nu al de meeste mensen wonen en werken en die ook in de toekomst met name veel jongeren zullen trekken. Voor de versterking van (boven)regionale voorzieningen ligt de focus op drie stedelijke netwerken: dit zijn sterk verstedelijkte zones die de vorm aannemen van een netwerk van grotere en kleinere compacte steden, elk met een eigen karakter en profiel binnen het netwerk. Stedelijke netwerken zijn van groot belang voor Gelderland als geheel: als motor voor de economie en vanwege de voorzieningen voor de gehele regio. In Gelderland zijn drie stedelijke netwerken:

a.Apeldoorn-Zutphen-Deventer

b.Arnhem-Nijmegen

c.Ede-Wageningen

De zes regio's in de provincie Gelderland krijgen aandacht in de Omgevingsvisie. Voor de stadsregio zijn de speerpunten: innovatie en economische structuurversterking. Binnen deze speerpunten zijn de volgende clusters geformuleerd: energie- en milieutechnologie, logistiek, agro, toerisme, sociaal- economische vitaliteit en verstedelijking en het benutten van gebiedskwaliteiten.

De Provincie richt zich meer op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds minder aan de orde zal zijn. De transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen, centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen is essentieel. De provincie ondersteunt partijen graag om tot goede invullingen en keuzes te komen via procesondersteuning, faciliteren en/of kwaliteitsateliers. De Provincie zet zich in voor de aanpak van leegstaand vastgoed en overcapaciteit, zonder de verantwoordelijkheid daarvoor weg te nemen bij vastgoedeigenaren en gemeenten. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik helpt bij het motiveren van locatiekeuzes.

Goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw in landelijk en stedelijk gebied zijn belangrijk. Het uitgangspunt is dat (grote) ontwikkelingen in of dichtbij stedelijke gebieden plaatsvinden. De ontwikkeling van Skaeve Huse, hoewel geen grote ontwikkeling, voldoet wel hieraan (dichtbij stedelijk gebied). Ook ligt het binnen een prioritair gebied (stedelijk netwerk) in Gelderland. Het voldoet daarmee aan het provinciale beleid.

2.3.2 (ontwerp) Omgevingsverordening

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie worden juridisch vertaald in de (ontwerp) Omgevingsverordening. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

In de Omgevingsverordening wordt de woningbouwcontour die momenteel van kracht is in de Stadsregio verlaten en wordt de Gelderse Ladder voor duurzame verstedelijking ingevoerd.

De Omgevingsverordening stelt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voorziet in een motivering van de behoefte en locatiekeuze volgens de volgende voorkeursvolgorde:

  • 1. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte. Onder paragraaf 3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening hebben we de behoefte beschreven.

  • 2. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1 blijkt dat sprake is van een actuele behoefte, wordt beschreven in hoeverre in de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gebouwen door herstructurering, transformatie of anderszins. Zie hiervoor ook de paragraaf 3.1.3. Besluit ruimtelijke ordening.

  • 3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet middels benutting van beschikbare gebouwen kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre in de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door nieuwbouw op beschikbare gronden. De gemeente vindt dat een dergelijke voorziening in de Gemeente Nijmegen thuishoort. Zie hiervoor ook paragraaf 3.1.3. Besluit ruimtelijke ordening.

  • 4. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 3, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de desbetreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre in de behoefte kan worden voorzien door benutting van bestaande bebouwing in het landelijk gebied door hergebruik, herstructurering, transformatie of anderszins, die gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. De gemeente Nijmegen kent nauwelijks landelijk gebied, slechts het (kleine) deel van de Ooijpolder wat op Nijmeegs grondgebied ligt. Bij 2 is bovendien al aangegeven dat de ervaring leert dat bestaande bebouwing niet geschikt is voor de doelgroep. De vraag of deze passend ontsloten zijn is daarmee dan ook niet aan de orde.

  • 5. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 4, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet middels benutting van bestaande bebouwing in het buitengebied van de desbetreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre kan worden voorzien in de behoefte op locaties aansluitend op het bestaand stedelijk gebied die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. De beoogde locatie sluit aan op het bestaand stedelijk gebied (grenzend aan de wijk Weezenhof). Daarnaast is de locatie middels diverse modaliteiten ontsloten. Langs het plangebied ligt de Staddijk (auto) en een fietsroute. Tot slot is er een busverbinding in de buurt van het plangebied. Daarmee voldoet de ontwikkeling dus aan deze stap van de ladder.

  • 6. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 5, blijkt dat de stedelijke
    ontwikkeling niet aansluitend op het bestaand stedelijk gebied van de
    desbetreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre kan worden
    voorzien in de behoefte op locaties die niet aansluiten op het bestaand stedelijk
    gebied, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend
    ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Dit is niet meer aan de orde want de ontwikkeling voldoet aan stap 5 van de ladder.

2.4 Gemeentelijk beleid

In de structuurvisie Nijmegen 2013 wordt het begrip ruimtelijke kwaliteit beschreven:

Ruimtelijke kwaliteit is een begrip waarvoor geen scherpe definitie bestaat. Het kan omschreven worden als een goede balans tussen de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Deze drie basisbegrippen gelden op alle schaalniveaus: van het ontwerpen van een woonhuis tot het maken van een ontwikkelingsplan voor een complete wijk. Bij gebruikswaarde gaat het om de functionaliteit en de bruikbaarheid, om het nut en de noodzaak van het programma, om de bereikbaarheid en om een doelmatig gebruik en beheer. De belevingswaarde van een gebouw of plek is meer dan alleen het uiterlijk aanzien. Hierbij spelen de herkenbaarheid, identiteit en structuur en de betekenis van een plek een belangrijke rol. Onder toekomstwaarde wordt verstaan de doelmatigheid in de tijd, de aanpasbaarheid en duurzaamheid van gebieden en gebouwen. Nijmegen kent op veel plekken een hoge ruimtelijke kwaliteit. Bij toekomstige ontwikkelingen en in uitbreidingslocaties en bestaande stad streven we naar (behoud van) hoge ruimtelijke kwaliteit.

Gebruikswaarde (nut en noodzaak van het programma)

In paragraaf 3.1.3. is beschreven wat de nut en noodzaak is van de komst van 8 woonunits.

Belevingswaarde (uiterlijk aanzien, herkenbaarheid, identiteit, betekenis plek).

Momenteel is de beoogde locatie een monofunctioneel (kaal) grasland. Met de beoogde ontwikkeling wordt naast de komst van de units ook landschappelijke elementen toegevoegd zoals een struik- en boomlaag. Dit biedt kansen voor meer biodiversiteit want meer dieren kunnen gebruik maken van de locatie dan in de huidige situatie. Denk aan kleine zoogdieren, vogels, insecten. Daarnaast zorgt deze toegevoegde elementen ook voor een goede landschappelijke inpassing en worden de units aan het zicht onttrokken. Dit zorgt voor een goed uiterlijk aanzien en geeft identiteit en betekenis aan de plek.

Het deel van het plangebied is nu in gebruik als foerageergebied voor dassen. uit onderzoek van Waardenburg blijkt dat het foerageergebied zeer beperkt verkleind wordt (tussen 0.35-2%). Hiervoor worden mitigerende maatregelen getroffen zodat het foerageergebied voor de das gelijk blijft. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld.

Toekomstwaarde (doelmatigheid in de tijd, aanpasbaarheid en duurzaamheid van gebieden)

Met dit plan voorziet de gemeente in een behoefte. Mocht echter op termijn blijken dat er geen behoefte meer is aan dergelijke voorzieningen dan kunnen de units ook weer relatief gemakkelijk worden verwijderd. Het zijn namelijk verplaatsbare chalets. Daarmee kan het gebied dus gemakkelijk worden aangepast aan eventuele veranderende eisen en weer geheel terugkeren als groengebied. Eventueel kunnen de toegevoegde lagen (bomen, struiken) blijven bestaan zodat een diverser gebied overblijft dan voorheen. Het bestemmingsplan bevat een regeling dat de locatie enkel kan worden gebruikt voor Skaeve huse (wonen met begeleiding).

Hoofdstuk 3 Sectoraal beleid

3.1 Wonen

3.1.1 Woonvisie Nijmegen 2009-2020

Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, Wonen Leeft! In deze nota wordt het woonbeleid uiteengezet tot 2020. In de woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt voor Nijmegen:

Ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen wijken en stadsdelen. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. We richten ons onder andere op binnenwijkse wooncarrières en treden op de woonladder.

In de Woonvisie Nijmegen richten we ons ook op kwetsbare groepen. Door de extramuralisering van de zorg is de rol van corporaties als huisvesters de laatste jaren belangrijker geworden. Dit pakken ze goed op in samenwerking met instellingen die begeleiding verzorgen. Informatie, coördinatie en overleg tussen partijen rond de huisvesting en begeleiding van deze groepen blijft de aandacht vragen. De huisvesting van kwetsbare groepen in het souterrain van de woningmarkt verdient onze aandacht. Het gaat om een breed scala aan groepen: dak- en thuislozen, zwerfjongeren, (ex-) psychiatrische patiënten, re-integrerende verslaafden, ex-delinquenten, asielzoekers, en zorgmijders. Door de extramuralisering van de zorg is de rol van de corporaties als huisvesters van deze groepen de afgelopen jaren flink toegenomen.

Dit pakken ze goed op via de Werkgroep Bijzondere Bemiddeling. Daarnaast wordt met nieuwbouw een goede bijdrage geleverd. De rol van de corporaties in deze richt zich in deze voornamelijk tot huisvesting en fysiek beheer. Begeleiding wordt door andere instanties geleverd, zoals Iriszorg, en de RIBW. In z'n algemeenheid loopt dit goed in Nijmegen. Er zijn diverse samenwerkingsverbanden tussen corporaties en de maatschappelijke opvang. De rol van de gemeente is vooral coördinerend en faciliterend. Daarnaast financieren we voor een deel (woon)begeleiding.

Kernpunt bij het huisvesten van deze groepen is dat instroom, doorstroom en uitstroom uit de diverse woonvormen goed geregeld moet zijn zodat personen over de juiste woonvorm beschikken en er geen opvangplekken onnodig bezet zijn. Het streven bij de maatschappelijke opvang is namelijk gericht op het stijgen op de woonladder: van dakloos, via vormen van begeleid wonen naar een zelfstandige woonvorm (al zal er altijd een groep zijn die de laatste trede nooit zal bereiken, en onderweg blijft steken.

Voor een zeer beperkte groep mensen is “anders wonen” de zogenaamde Skaeve Huse een uitkomst. Skaeve Huse zijn bedoeld voor mensen die niet in te passen zijn in een gewone woonomgeving. Dit geeft te veel negatieve prikkels waardoor zij niet kunnen functioneren. Voor deze mensen is al van alles uitgeprobeerd. Zij wonen in overzichtelijke kleine huisjes met enige afstand tot een woonwijk, maar voorzieningen als winkels etc. zijn wel bereikbaar. Deze mensen ontvangen ambulante begeleiding vanuit een zorginstelling voor een paar uur per week.

Gemeente Nijmegen heeft in samenwerking met verschillende lokale zorginstellingen en woningbouwcorporaties besloten dat ook de stad Nijmegen een dergelijke woonvoorziening nodig heeft.

3.1.2 Conclusie

De realisatie van Skaeve Huse past in het woonbeleid zoals ook opgenomen in de Woonvisie en past op de gevonden locatie.

3.2 Verkeer

3.2.1 Bereikbaarheid
3.2.1.1 Verkeersontsluiting

Het plangebied is voor gemotoriseerd- en langzaamverkeer bereikbaar via de Staddijk aansluiting Stadsbroekseweg en hierdoor goed bereikbaar.

3.2.1.2 Openbaar vervoer

Voor het openbaar vervoergebruik is het plangebied aangewezen op het gebruik van de haltevoorzieningen op de Van Boetbergweg ter hoogte van de aansluiting Weezenhof 10e straat. De loopafstand bedraagt circa 900 meter.

3.2.2 Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Rest bebouwde kom". De parkeernormen zijn inclusief de parkeerruimte voor bezoekers. De parkeernorm voor de woonunits valt onder de categorie verzorgd wonen en bedraagt 0,6 parkeerplaats per woonunit. Uitgaande van 8 woonunits en 1 kantoorunit voor begeleiding zijn 5 parkeerplaatsen benodigd.

3.2.3 Verkeersveiligheid

Aan de hand van de wegencategoriseringkaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h.

Voor de Staddijk geldt 50km/h en voor de ontsluitingsweg in het plangebied 30km/h.

3.3 Milieu

3.3.1 Bedrijvigheid

Hoogspanningskabel

In de nabijheid van de locatie ligt een hoogspanningsleiding waar een vrijwaringszone van 50m geldt. Deze raakt de locatie niet. De hoogspanningsleiding is in gebruik en betreft een 150 kV leiding. Door RIVM wordt een indicatieve zone aangegeven van 80 meter aan weerszijde van de mast. In een aanbeveling (1999/519/EG) heeft de Europese Unie een referentieniveau van 100 microtesla voor bescherming van leden van de bevolking vastgelegd. Deze waarde wordt in Nederland op voor het publiek toegankelijke plaatsen niet overschreden, ook niet in de buurt van hoogspanningslijnen (er liggen nu al gevoelige objecten in 80 meter zone van de mast). Het voorzorgsbeleid van het ministerie van VROM uit 2005 gaat een stap verder. Gemeenten en netbeheerders worden geadviseerd nieuwe situaties te voorkomen waarin kinderen langdurig worden blootgesteld aan een veldsterkte die (jaargemiddeld) hoger is dan 0,4 microtesla. In de Skaeve Huse worden echter geen kinderen geplaatst. De hoogspanningskabel is dus geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Milieuzonering

Met betrekking tot hindercirkels die het plan kunnen beïnvloeden het volgende. Tuinderij Kokke heeft een hindercirkel heeft van 30 meter vanaf zijn bedrijfsgebouwen. De Skaeve Huse vallen niet binnen deze cirkel, het bedrijf wordt dus niet beperkt in zijn gebruiksmogelijkheden. Verder is sprake van een tuinderij, waar eventueel gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden gespoten. Omdat er sprake is van een tuinderij/boomgaard van minder dan twee hectare is deze “spuitcirkel” 25 meter. De Skaeve Huse worden buiten deze spuitcirkel geplaatst. De spuitcirkel levert dan ook geen belemmeringen op voor de ontwikkeling van deze locatie.

Aan de Wijchense kant van de A73 ligt op het adres Staddijk 17 een rundveehouderij annex kaasmakerij en manege. De brochure bedrijven en milieuzonering en het Activiteitenbesluit (waar dit bedrijf onder valt) geven aan dat er minimaal een hindercirkel van 100 meter ten opzichte van gevoelige objecten moeten worden aangehouden. Het plan ligt op tenminste 140 meter vanuit dit bedrijf, het bedrijf wordt dus niet beperkt in zijn gebruiksmogelijkheden en leidt dus niet tot belemmeringen voor de ontwikkeling van deze locatie.

3.3.2 Bodem

De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende onderzoek:

Bodemonderzoek Stadbroekseweg ong. te Nijmegen, MWH B.V., projectnummer M13B0116, d.d.14 juni 2013.

Uit dit bodemonderzoek blijkt:

  • De grond is niet verontreinigd met de onderzochte stoffen (standaard analysepakket NEN5740);
  • In de grond is zowel visueel als analytisch geen asbest aangetoond;
  • Het grondwater is licht verontreinigd met barium, zink en plaatselijk met kobalt. Ook is plaatselijk een matig verhoogd gehalte aan nikkel gemeten. Voor deze verontreinigingen is geen directe oorzaak aan te wijzen. Verhoogde gehalten aan metalen en barium komen in het laaggelegen deel van Nijmegen komen vaker voor en zijn vaak van nature is het grondwater aanwezig.

De aangetroffen lichte tot matige verontreinigingen in het grondwater vormen geen risico voor het beoogde gebruik van de locatie als woonlocatie. De bodemkwaliteit op de locatie vormt daarom geen belemmering bij het realiseren van de gewijzigde bestemming.

3.3.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig.

De nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies liggen binnen de zones van de A73 en Staddijk. Voor beide wegen is akoestisch onderzoek verricht.

De voorkeurswaarde uit de Wgh voor wegverkeer bedraagt 48 dB. Deze waarde mag bij voorkeur niet worden overschreden. Als de voorkeurswaarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hoge waarde worden vastgesteld.

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat bij de nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies, woonwagens, de voorkeurswaarde van 48 dB vanwege wegverkeer niet wordt overschreden. Omdat de geluidsbelasting niet boven de voorkeurswaarde uitkomt hoeft er geen hogere waarde procedure te worden doorlopen. De geplande woningen kunnen worden gerealiseerd.

3.3.4 Luchtkwaliteit

Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende 2 zaken:

  • a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
  • b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

ad  a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit

De plannen betreffen nieuwbouw van 8 woonunits en 1 kantoorunit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgaan, indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit is sinds de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) maximaal 3 %, of:
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of:
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert. De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of:
  • de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL, of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven dus niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van circa 7500 motorvoertuigen per etmaal. Het zal duidelijk zijn dat dit plan een verkeersaantrekkende werking zal hebben, die ruim onder bovenstaande grens blijft. Het plan is derhalve niet in betekenende mate (NIBM) en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.

ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. Woningen worden niet genoemd.

Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt.

Omdat woningen niet genoemd zijn, voldoet het plan aan het gestelde in het besluit. Overigens wordt bij de geplande woningen de grenswaarde van 40 ug/m3 voor stikstofdioxide niet overschreden (zie figuur 5 ). Ook voor fijnstof wordt de grenswaarde niet overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP4008-ON01_0005.png"

Figuur 5: stikstofdioxide 2011

De landelijke GGD heeft in de “GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid” het volgende geadviseerd ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs snelwegen en drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • liever niet binnen 300 meter van een snelweg;
  • op minder dan 100 meter van een snelweg wordt sterk afgeraden;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg, dus niet in eerstelijnsbebouwing;
  • aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

Gemeente Nijmegen conformeert zich zoveel mogelijk aan deze landelijke niet-wettelijke GGD-richtlijn. De geplande nieuwbouw betreft geen gevoelige bestemmingen en voldoet daarmee ook aan dit aspect.

3.3.5 Externe veiligheid

De locatie is gelegen nabij de A73. Dit is een route waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt. De plaatsgebonden risicocontour van de A73 bedraagt 13 meter, gemeten vanaf het midden van de weg. De woonunits liggen ruim buiten deze contour. Verder moet groepsrisico worden verantwoord indien er sprake is van een groep zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid; er moeten dan voorzieningen aanwezig zijn voor het verblijf van minimaal tien personen. Omdat de locatie geen permanente bewoning van tien mensen of meer mogelijk maakt is er dan ook geen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

De A73 heeft 30 meter invloedgebied van brandbare vloeistoffen. De woningen liggen ook buiten deze zone. Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling van deze locatie.

3.3.6 Fysieke veiligheid
3.3.6.1 Algemeen

Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.

3.3.6.2 Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid

Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving.

Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.

3.3.6.3 Situering van gebouwen

In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen bouwwerken onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Dit specifieke geval betreft het woonunits. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.

3.3.6.4 Bluswatervoorziening

De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater voor bouwwerken (woonwagens in dit geval). De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor deze objecten minimaal 30 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de toegangen van de woonunits dient maximaal 40 meter te bedragen. In geval men kiest voor een geboorde put als voorziening dan dient hierbij een opstelplaats te zijn.

Hier dient in de verdere uitwerking van het project rekening mee gehouden te worden.

3.3.6.5 Bereikbaarheid

Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de woonunits vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze toegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn.

Daarnaast is het van belang dat er een keervoorziening is voor de brandweervoertuigen.

Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen beperkingen; bij verdere uitwerking dient met de bereikbaarheid rekening gehouden te worden.

3.3.6.6 Conclusie

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.

De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.

3.3.7 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.

Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.

In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.

Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.

Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen.

Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.

Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek omgezet worden tot een energiescan. Daarmee kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.

Het op hoog niveau renoveren van een deel van de gebouwen, het introduceren van nieuwe woonvormen en nieuwe functies en het hergebruiken van materialen uit de openbare ruimte dragen bij aan de duurzaamheid van dit plan.

Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.

3.4 Water

3.4.1 De watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.

Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  • Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003)
  • Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009)
  • Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 22 december 2009)

3.4.2 Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Staddijk. In deze omgeving is dat het regionale watersysteem met sloten en A-watergangen (zie figuur 6). Het plangebied ligt dus buiten het stedelijk watersysteem van Dukenburg. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016” dus minder relevant. Wel relevant zijn het Bouwbesluit en het Waterbeheerplan van het waterschap. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP4008-ON01_0006.png"

Figuur 6: uitsnede Legger wateren (Waterschap Rivierenland)

3.4.3 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig, erbuiten wel.

Kwalitatief

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig, nabij het plangebied wel. Langs de snelweg ligt parallel een A-watergang van het waterschap, die het inlaatwater uit het Maas-Waalkanaal doorvoert naar het achterland. De waterkwaliteit van deze watergang is niet erg hoog. Maar omdat het regenwater wordt vastgehouden en geborgen in het plangebied worden de nabijgelegen watergangen ook niet belast met het hemelwater afkomstig van het plangebied.

Kwantitatief

De gemeente heeft het stedelijk oppervlaktewater overgedragen aan het Waterschap Rivierenland. Het regenwater wordt echter niet op het nabijgelegen watergangen geloosd. In dit geval wordt het regenwater binnen het plangebied verwerkt/geïnfiltreerd. Aan de lozing van water stelt het waterschap eisen.

Als kwantitatief gezien sprake is van een toename van verhard oppervlak kleiner dan 500 m2 hoeft geen extra berging te worden gerealiseerd. In de nieuwe situatie wordt ca. 760m2 verhard oppervlak aangelegd. Bij de omgevingsaanvraag dient een watervergunning te worden aangevraagd.

3.4.4 Grondwater

Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP4008-ON01_0007.png" Figuur 7: Grondwaterwingebied

Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen.

Dit kan bereikt worden door:

  • een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  • maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
  • een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)

Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.

In het provinciaal beleid worden de waardevolle “Natte Natuurparels” beschermd door er een beschermingszone om heen te leggen, die moet voorkomen dat een ingreep het hydrologisch systeem beïnvloedt. De Hatertse Vennen zijn ook zo'n Natte Natuurparel. De gemeente Nijmegen heeft van de provincie gedaan gekregen dat die beschermingszone niet over de wijk Weezenhof gelegd werd, omdat zij anders geen maatregelen zou kunnen treffen om grondwateroverlast te voorkomen. Dit plangebied ligt wel in de beschermingszone en dus moet worden aangetoond dat de stedenbouwkundige ontwikkeling geen invloed heeft op de natte natuur bij de Hatertse Vennen. Deze vennen zijn hooggelegen op een vroegere rivierduin van de Maas. De vennen worden regenwater gevoed en kunnen dus niet beïnvloed worden door een stedenbouwkundige ontwikkeling. Rondom de vennen ligt kwelafhankelijke natuur, die afhankelijk is van uit de hoger gelegen vennen uitredend grondwater. Ze zijn dus niet afhankelijk van grondwater dat uit de stuwwal onder de snelweg door de grondwaterstand zou kunnen beïnvloeden. Deze stedenbouwkundige ontwikkeling kan geen invloed hebben op de natte natuurwaarden aan de andere zijde van de snelweg.

3.4.5 Riolering / hemelwater

De riolering wordt uitgevoerd als gescheiden stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater wordt verplicht op het openbaar riool aan te sluiten. Hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater'. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen.

Voor plannen waarbij geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend.

Het plangebied is op dit moment niet voorzien van een riolering systeem. Bij het huis aan Staddijk nummer 2 is er een klein gemaal aanwezig. De afstand tussen het plangebied en dit gemaal is circa 150 meter. Hierbij wordt gekeken of een vuilwaterriool onder vrijverval naar deze gemaal kan worden aangelegd. Als dit niet te realiseren is dan wordt een persleiding vanaf het plangebied naar deze gemaal aangelegd. De nieuwe vuilwaterriool/persleiding zal onder de Stadbroekseweg vanaf het plangebied naar Staddijk worden aangelegd, richting het Gemaal bij huisnummer 2 (Staddijk). Onder deze weg bevindt zich nog geen riolering. De extra benodigde pompcapaciteit voor de afvoer van het vuilwater is ca. 0.30 m³/uur. Hierbij moet de huidige pompcapaciteit van de bestaande gemaal worden aangepast.

Ten aanzien van het duurzaam omgaan met hemelwater wordt, voor wat dit plan betreft, uitgegaan van het vasthouden van het hemelwater. Het watersysteem werkt zo dat het water in beschikbare groene omgeving in het plan gebied wordt geïnfiltreerd. Het water afkomstig van de parkeerplaatsen en de weg wordt in de zaksloten langs de weg en parkeerplaatsen geïnfiltreerd. Daken voeren direct af naar de groen rondom de woningen.

In de ontwerpfase kan worden getoetst aan de infiltratie vermogen van het plangebied. Zo nodig kan extra waterberging in het plangebied worden gerealiseerd conform bouwbesluit. Dit wordt nader uitgewerkt in de omgevingsvergunning.

De maaiveldhoogtes kunnen ook zorgen voor een natuurlijke afwatering van het gebied richting de mogelijk aan te leggen wadi's.

3.5 Natuur & Landschap

3.5.1 Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

3.5.1.1 Conclusie

Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.

3.5.2 Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort'
  • Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')

In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.

3.5.2.1 Conclusie

Dit bestemmingsplan is niet van invloed op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.

3.5.3 Flora en faunawet

Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen. Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.

Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.

De voorgenomen ingreep is getoetst aan de Flora- en faunawet. In de rapportage “Quickscan beschermde natuurwaarden Skaeve Huse” van 30 januari 2013 staan de volgende conclusies.

  • Broedende vogels Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het plangebied voor en tijdens de bouwfase, kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden.
  • Vleermuizen Er zijn geen effecten op vleermuizen. Uitgangspunt hierbij is dat de werkzaamheden overdag uitgevoerd worden en dat er in de avond- en nachtelijke uren geen bouwverlichting wordt gebruikt.
  • Das Binnen de planlocatie kan de das voorkomen. De Flora- en faunawet gaat uit van het voorzorgsbeginsel en stelt dat een overtreding van verbodsbepalingen met zekerheid moet kunnen worden uitgesloten. Uitsluitsel is alleen mogelijk op basis van voldoende en actuele gegevens. Wanneer negatieve effecten op soorten mogelijk zijn, en wanneer op basis van het oriënterend veldbezoek of actuele verspreidingsgegevens niet met zekerheid vast te stellen is of een soort aanwezig is, is daarom nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten noodzakelijk. Ook bij het aanvragen van een eventuele ontheffing of indienen van een mitigatieplan dient de aanwezigheid van de betreffende soort aangetoond te worden. Hierbij geldt een 'omgekeerde bewijslast waarbij de initiatiefnemer verantwoordelijkheid draagt. Er wordt nader onderzoek naar de das uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek kan bepaald worden of de ontwikkeling tot een overtreding van de Flora- en faunawet leidt en of mitigerende maatregelen noodzakelijk en mogelijk zijn. Eventuele negatieve effecten zijn met mitigerende maatregelen te voorkomen waardoor de voorgenomen ingreep redelijkerwijs uitvoerbaar is op het gebied van natuurbescherming.
    • 1. In 2013 is nader onderzoek uitgevoerd naar de das. In de rapportage “Dassenonderzoek Skaeve Huse, Nijmegen” van 18 juni 2013 staat dat net buiten het plangebied zich een dassenburcht bevindt. De burcht maakt onderdeel uit van een netwerk aan dassenburchten en functioneert als bijburcht. Het graslandperceel waar de woonunits zijn voorzien vormt jaarrond foerageergebied voor de das en wordt gebruikt voor dagelijkse bewegingen tussen verblijfplaats en voedselgebieden. Met het realiseren van Skaeve Huse kunnen effecten optreden door verlies aan oppervlakte foerageergebied en aantasting/verstoring van de burcht. Met het treffen van mitigerende maatregelen kunnen deze effecten en het overtreden van de Flora- en faunawet worden voorkomen. De mitigerende maatregelen moeten worden vastgelegd in een mitigatieplan en onderdeel uitmaken van de ingreep. Het aanvragen van een ontheffing voor de Flora- en faunawet is dan niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP4008-ON01_0008.png"

Figuur 8: ligging woningen t.o.v. de dasburchten

3.5.3.1 Conclusie

Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd evenals een nader onderzoek naar de das. Hieruit blijkt dat negatieve effecten met mitigerende maatregelen te zijn voorkomen waardoor de voorgenomen ingreep redelijkerwijs uitvoerbaar is op het gebied van de Flora- en faunawet.

3.5.4 Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang.

Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bevoegd gezag voor de EHS is de provincie Gelderland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP4008-ON01_0009.png"

Figuur 9: Kaart EHS in omgeving plangebied

De geplande planlocatie ligt op ongeveer 100 meter afstand van de Ecologische Hoofdstructuur. In de rapportage “Quickscan beschermde natuurwaarden Skaeve Huse” van 30 januari 2013 staat beschreven dat er geen consequenties zijn van de ingreep op de EHS. Vanwege de mogelijke aanwezigheid van de das, een kenmerkende diersoort voor het Rijk van Nijmegen, is dieper ingegaan op de EHS.

De kernkwaliteiten en ontwikkelopgaven in het kader van de EHS zijn uitgewerkt in de 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur'. Dit deel van de EHS betreft het deelgebied Rijk van Nijmegen binnen het ecologisch en landschappelijk samenhangend gebied Het Rivierengebied.

3.5.4.1 Kernkwaliteiten van het Rivierengebied

Het Rijk van Nijmegen als samenhangend geheel van bossen en natuurterreinen met zeer gevarieerde overgangen naar de omringende rivierkleigronden.

Het plangebied valt buiten de begrenzing van de EHS. Er treden geen directe effecten op het ruimtebeslag van dit deel van de EHS. Effecten op deze kwaliteiten zijn dan ook uit te sluiten.

De uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren die de Gelderse Poort en het Rijk van Nijmegen herbergen door de centrale ligging in het Europese natuurnetwerk met verbindingen naar omringende gebieden.

Het plangebied valt buiten de begrenzing van de EHS. Het plangebied wordt echter wel gebruikt door de das, welke een kenmerkende soort is voor het Rijk van Nijmegen. De das is niet enkel gebonden aan de begrenzing van de EHS en is daardoor relevant voor de toetsing. Migratie en uitwisseling van deze soort binnen het Rijk van Nijmegen (en eventueel verder) is dan ook relevant. Binnen het beschermingsregime van de Flora- en faunawet dienen effecten op deze soort voorkomen te worden. Wanneer wordt voldaan aan de Flora- en faunawet past de ontwikkeling binnen het beleid van de provincie omtrent natuurwaarden buiten de EHS.

Het open, grazige en natte karakter van binnen- en buitendijkse weidevogel- en ganzengebieden. Het huidige plangebied is niet relevant voor weidevogels of ganzen. Effecten op deze kwaliteiten zijn dan ook uit te sluiten.

3.5.4.2 Ontwikkelingsopgaven van het Rivierengebied

Het ontwikkelen van het binnendijkse gebied tot een natuurrijk cultuurlandschap met goede ecologische verbindingen tussen rivieren en stuwwallen en met rijke cultuurhistorie. Er vindt geen aantasting van het landschap aan binnen de begrenzing van de EHS. Deze ontwikkelopgave wordt dan ook niet belemmerd.

Het verminderen van verzuring en vermesting van de gevoelige natuur in het Rijk van Nijmegen. Het plangebied grenst aan de EHS. Er wordt (land)bouwland omgezet in een aantal woonunits. Deze ontwikkeling zal naar verwachting zeer lokaal leiden tot minder verzuring en vermesting en is daarmee positief.

Het ontwikkelen van een provinciegrensoverschrijdend netwerk van natuurterreinen en ecologische verbindingszones in het Rijk van Nijmegen.

Het plangebied valt buiten de begrenzing van de EHS en staat de ontwikkeling van een ecologische verbindingen niet in de weg. Het plangebied wordt echter wel gebruikt door de das, welke een kenmerkende soort is voor het Rijk van Nijmegen. De das is niet enkel gebonden aan de begrenzing van de EHS en is daardoor relevant voor de toetsing. Migratie en uitwisseling van deze soort binnen het Rijk van Nijmegen (en eventueel verder) is dan ook relevant. Binnen het beschermingsregime van de Flora- en faunawet dienen effecten op deze soort voorkomen te worden. Wanneer wordt voldaan aan de Flora- en faunawet (mogelijk passende mitigerende maatregelen, na nader onderzoek), dan zal de ontwikkeling geen aantasting van deze kernkwaliteit tot gevolg hebben.

3.5.4.3 Conclusie

Wanneer wordt voldaan aan de Flora- en faunawet ten aanzien van de das, dan zijn er geen belemmeringen vanuit de EHS. De kernkwaliteiten worden niet aangetast. De ontwikkelopgaven worden niet belemmerd.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat tot en met 2 juli 2013 ligt de Ontwerp Omgevingsvisie Gelderland en Ontwerp Omgevingsverordening Gelderland ter visie lag. Provinciale Staten stellen de omgevingsvisie, samen met de omgevingsverordening, eind 2013 vast. Met deze Omgevingsvisie wordt (o.a.) de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ruimtelijk vastgelegd. Voor de EHS komen straks twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats: het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Groene Ontwikkelingszone. Het meest nabij het plangebied is de Groene Ontwikkelingszone. De Groene Ontwikkelingszone bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan natuur die ruimtelijk vervlochten is met het Gelders Natuurnetwerk. Vooralsnog lijkt deze verandering niet te leiden tot een verdere beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied.

3.5.5 Groenplan De groene draad (2007)

Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.

3.5.5.1 Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt de hoofdgroenstructuur in stand gehouden.

3.5.6 Handboek stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.

De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.

De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

  • Optimale inzet van middelen.
  • Waarborgen van een vitaal bomenbestand.
  • Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
  • Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.

Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.

In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen. Het groen van de Staddijk behoort tot de hoofbomenstructuur. De structuur blijft in stand.

3.5.6.1 Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt de hoofdbomenstructuur in stand gehouden.

3.6 Archeologie en Cultuurhistorie

3.6.1 Cultuurhistorische waarden

Om deze woonunits mogelijk te maken is het nodig om de bestaande bestemming van Agrarische doeleinden te wijzigen. De voorgestelde voorziening is noodzakelijk, maar niet te realiseren binnen de bestaande stedelijke bebouwing.

In cultuurhistorisch opzicht zal deze kleinschalige verandering van de groene zone rondom de stadswijk leiden tot een geleidelijke overgang tussen de stad en het buitengebied.

3.6.1.1 Conclusie

Vanuit cultuurhistorische waarden bestaan geen overwegende bezwaren tegen de voorgestelde partiële herziening van het bestemmingsplan.

3.6.2 Archeologie
3.6.2.1 Inleiding

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.

3.6.2.2 Plangebied

Het plangebied ligt in een gebied met een nader te onderzoeken belang (waarde 1). Het gemeentelijk beleid voor dergelijke gebieden houdt in dat bodemingrepen groter dan 2500 m2 in ieder geval voorafgegaan worden door een archeologisch vooronderzoek.

Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang krijgen vooralsnog geen aanduiding in het bestemmingsplan. De archeologische maatregelen moeten via een erfgoedverordening worden geregeld. Een dergelijke verordening is nog niet operationeel.

3.6.2.3 Voorwaarden

De bouw van de Skaeve Huse zal nauwelijks of geen bodemingrepen met zich meebrengen. Er gelden daarom geen archeologische beperkingen.

3.6.2.4 Informatieplicht

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

Hoofdstuk 4 Plansystematiek

Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.

Het doel van onderhavig bestemmingsplan is het juridisch kader scheppen voor het gebruik van de gebouwen en bijbehorende gronden ten behoeve van het wonen.

Het bestemmingsplan kent de bestemmingen "Groen", "Maatschappelijk", "Wonen - Woonwagenstandplaats", "Verkeer".

Groen

De in het plangebied voorkomende groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de meeste overige bestemmingen zijn ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat niet al het groen ook als groen bestemt hoeft te worden. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemt hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen als sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers, rioolbuffers en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In de bestemming Groen is parkeren aleen toegestaan binnen de aanduiding 'parkeerterrein'.

Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is opgenomen op één kantoorunit mogelijk te maken. De kantoorunit is ten behoeve van de begeleiding van de bewoners van Skaeve Huse.

Wonen - Woonwagenstandplaats

De woonunits zijn verplaatsbare units op wielen mede daardoor is gekozen voor de bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats. Binnen de bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats is een aanduiding 'bouwvlak' opgenomen waarbinnen de woonunit mag worden opgericht.

Verkeer

De bestemming Verkeer is opgenomen voor de openbare weg. Binnen de bestemming Verkeer zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals groen-, sport en speelvoorzieningen, taluds en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De betreffende locatie is eigendom van de gemeente Nijmegen. De grondexploitatie bevat de beëindiging van de pacht, de inrichting van de nieuwe openbare ruimte en de gemeentelijke plankosten. Dekking vindt plaats door een bijdrage vanuit de gemeente Nijmegen. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Het kostenverhaal is anderszins verzekerd en daarom hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor dit bestemmingsplan is op 2 oktober een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter visie worden gelegd. De kennisgeving van de terinzagelegging zal plaats vinden via de website van de gemeente Nijmegen (http://bekendmakingen.nijmegen.nl) en de Staatscourant. De stukken zullen fysiek ter inzage worden gelegd bij de informatiebalie van de gemeente Nijmegen.

Hoofdstuk 6 Vooroverleg

6.1 Provincie Gelderland

Bij email van 8 oktober 2013 heeft de Provincie Gelderland geschreven dat het provinciale beleid goed is verwerkt in het bestemmingsplan. De provincie stelt zich wel de vraag of de huidige ontsluiting gebruikt kan worden voor hulpdiensten.

Reactie gemeente

In de randvoorwaarden en richtlijnen bluswatervoorziening en bereikbaarheid van de Brandweer staat er de rijbaanbreedte tenminste 4,5 meter moet zijn, waarvan 3,5 meter verhard. Het vigerende bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg voorziet in de mogelijkheid om te realiseren.

6.2 Waterschap

Bij brief van 30 september 2013 heet het Waterschap Rivierenland geschreven dat zij positief adviseren over het bestemmingsplan, mits bij de omgevingsvergunning een watervergunning wordt aangevraagd.

Reactie Gemeente

Deze opmerking is verwerkt in paragraaf 4.4. Water.

6.3 Ministerie Verkeer en Infrastructuur

Per émail van 9 oktober 2013 heeft het Ministerie laten weten dat zij geen op of aanmerkingen hebben op het bestemmingsplan.

6.4 gemeente Wijchen

Bij brief van 17 september 2013 heeft de Gemeente Wijchen aangegeven dat zij geen op- of aanmerkingen hebben op het plan. Wel verzoeken zij in het kader van zorgvuldigheid om direct omwonenden aan Wijchense zijde van de gemeentegrens te informeren.

Reactie Gemeente

De direct omwonenden aan Wijchense zijde worden per brief geïnformeerd.

6.5 gemeente Heumen

Bij email van 12 september 2013 heeft het college van de gemeente Heumen geschreven dat zij positief tegenover de inspanning staat die de Gemeente Nijmegen verricht om voor een moeilijk te huisvesten groep inwoners een passende woonomgeving te creëren.

Wel vraagt het college rekening te houden met de (veiligheids)beleving van de gebruikers van de fietsverbinding tussen Nijmegen en Heumen/Malden die vlak langs het plangebied voert. Deze verbinding wordt zowel benut voor utilitair als recreatief fietsverkeer. Hierbij kan gedacht worden aan een afscheiding door middel van een ruimere groenstrook tussen de nieuwe woningen en het fietspad.

Tevens wordt gevraagd rekening te houden met de jongerenopvang enkele honderden meters verderop op Heumens grondgebied.

Voor het overige geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie Gemeente

Bij de inrichting van het plangebied zal rekening worden gehouden met de opmerkingen van de gemeente Heumen.

 

Bijlagen bij toelichting

Bijlage 1 Overzicht onderzoeksrapporten