direct naar inhoud van 2.6 Archeologie en Cultuurhistorie
Plan: Nijmegen Dukenburg - 7 (Meijhorst 60-10)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP4007-ON01

2.6 Archeologie en Cultuurhistorie

2.6.1 Cultuurhistorische waarden

Binnen het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten. Het perceel ligt niet binnen een van rijkswege beschermd Stads- of Dorpsgezicht en ook niet binnen een door de Raad aangewezen beschermd Stadsbeeld.


De vijver, waarlangs het terrein ligt, is een belangrijke rest, het Grand Canal, van het voormalige landgoed Dukenburg. Deze historische structuur houdt de herinnering aan de bijzondere 17e eeuwse landschappelijke aanleg van het landgoed levend. De voorgestelde nieuwbouw ligt in de zelfde rooilijn als het bestaande gebouw. Daardoor blijft de oeverwand van de vijver intact en zo blijft de functie van de vijver als historische herinnering in stand.

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is er geen bezwaar om mee te werken aan de voorgestelde herziening van het bestemmingsplan.


2.6.2 Archeologie

1.1 Inleiding


Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).


Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.


Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.


1.2 Plangebied


De locatie Meijhorst 60-10 ligt in een gebied met een nader te onderzoeken archeologisch belang. Er geldt een lage archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische sporen uit de prehistorie en Romeinse tijd.


1.3 Voorwaarden


Het plangebied Meijhorst ligt in een gebied met een nader te onderzoeken belang.
Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang krijgen geen aanduiding in het bestemmingsplan. De archeologische maatregelen moeten via een erfgoedverordening worden geregeld. Een dergelijke verordening is nog niet operationeel.


1.4 Informatieplicht


Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.