Plan: | Nijmegen Mercuriuspark |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP37000-VG01 |
Nu de aanleg de stadsbrug "De Oversteek" met toeleidende wegen is gerealiseerd, kan het bedrijventerrein Mercuriuspark opnieuw worden ingericht. Voor het realiseren van de stadsbrug is het voormalige bedrijventerrein namelijk grotendeels gesaneerd. Er is sprake van gewijzigde inzichten ten opzichte van het bestemmingsplan Stadsbrug over de wijze waarop het bedrijventerrein Mercuriuspark kan worden ingericht. Het bestemmingsplan maakt de transformatie mogelijk naar een nieuw, modern en gemengd bedrijventerrein. Ook ligt het tracé van de stadsbrug nu vast en kan de exacte ligging op de verbeelding worden ingetekend. Verder is het terrein van de Vasim (Winselingseweg 41) meegenomen om het huidig gebruik en gewenste toekomstige invulling mogelijk te maken.
Het plangebied ligt in Nijmegen-West tussen het Industrieplein en de Waal. Het plangebied wordt begrensd door de Winselingseweg en de Waal in het noorden; de Winselingseweg, Waalbandijk, De Oversteek en de Mercuriusstraat in het oosten (het terrein met het transformatorgebouw aan de Weurtseweg 400 maakt geen deel uit van het plangebied); Kanaalstraat en het Industrieplein in het zuiden; de Cargadoorweg, Koopvaardijweg en het terrein van de electriciteitscentrale aan de westzijde.
In april 2008 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Stadsbrug en Energieweg tussen Neerbosscheweg en Industrieplein" vastgesteld. De doelstelling van dit bestemmingsplan was realisering van de stadsbrug, inclusief inpassing van toeleidende wegen. De stadsbrug is inmiddels gerealiseerd en in november 2013 officieel geopend. Met het bestemmingsplan Mercuriuspark wordt het gedeelte tussen Industrieplein en Waal herzien. Het deelgebied gelegen tussen Beurtvaartweg, Cargadoorweg en Koopvaardijweg wordt niet meegenomen omdat hier geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. Voor dit deelgebied blijft het bestemmingsplan Stadsbrug gelden.
De Vasim (Winselingseweg 41) valt buiten het bestemmingsplan Stadsbrug. Voor dit deelgebied geldt nog het bestemmingsplan Haven- en Industriegebied Nijmegen-West 1979-XXXX dat in september 1998 is vastgesteld. Dit deelgebied is in het bestemmingsplan Mercuriuspark meegenomen. Met het bestemmingsplan Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979-55, vastgesteld in november 2009, is een nieuwe verkeersontsluiting mogelijk gemaakt. Deze bestemmingsplannen komen met de vaststelling van het bestemmingsplan Nijmegen Mercuriuspark te vervallen.
Daarnaast heeft de gemeenteraad in juni 2014 het facetbestemmingsplan Archeologie vastgesteld. De regeling ter bescherming van de archeologische waarden is, voor zover van toepassing, in het bestemmingsplan Nijmegen-Mercuriuspark overgenomen.
In hoofdstuk 2 wordt de ruimtelijke structuur van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het ruimtelijk beleid en vindt een onderbouwing in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking plaats. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende functies in het plangebied. Hoofdstuk 5 gaat in op de verschillende milieuaspecten. In hoofdstuk 6 wordt de plansystematiek toegelicht. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Samenhang en flexibiliteit
Het bedrijventerrein wordt een belangrijk onderdeel van de stedelijke structuur. In het gebied komen hoofdwegen, zoals de Weurtseweg, de Verlengde Energieweg/De Oversteek samen. Daarnaast grenst het gebied aan het ontwikkelingsgebied Waalfront en Park West. Het Mercuriuspark wordt daardoor sterk 'beleefbaar' en dit vraagt om een zorgvuldige en aantrekkelijke ruimtelijke inrichting.
Het plangebied is ruimtelijk gezien complex. Rond het Mercuriuspark komen werk-, woon- en groengebieden samen. Verder wordt het maaiveld onderbroken door de aanleg van de aardebaan voor de stadsbrug. Tot slot is er sprake van ruimtelijke versnippering door bestaande en nieuwe infrastructuur.
Bij de herziening van het bestemmingsplan is het de wens om meer flexibiliteit ten aanzien van de vestigingsmogelijkheden op te nemen. Bedoeld wordt een grotere variatie aan functies, grotere en kleinere bedrijfsvolumes, intensief en extensief bebouwde terreinen. Daarbij is het een opgave om een chaotisch beeld te voorkomen en samenhang te creëren.
De aanleg van het zuidelijke Stadsbrugtracé is een belangrijke ingreep in Nijmegen-West en onderlegger voor het toekomstige bedrijventerrein Mercuriuspark. Het Stadsbrugtracé ten zuiden van de Waal heeft een lange lineaire structuur, lopend van Neerbosch tot over de Waal. Het tracé is gesitueerd in drie verschillende gebieden: de omgeving van de bestaande Energieweg, de doorsnijding van het gebied Mercuriuspark en de oeverwal met reliëf en aanbruggen. De gebieden hebben een eigen karakteristiek.
Energieweg
Na de tweede Wereldoorlog is de Energieweg aangelegd als onderdeel van een nieuw wegennetwerk in Nijmegen-West. Dit was noodzakelijk in verband met de aanleg van nieuwe woon- en werkgebieden. De Energieweg werd gesitueerd op de agrarische gronden achter het dorp Hees en was een belangrijke ontsluitingsweg voor nieuwe bedrijven langs het Maas-Waalkanaal. In de 70'er jaren werd de Energieweg aangesloten op de nieuwe Neerbosscheweg en daarmee op het regionale en landelijke wegennetwerk.
Zuidoostelijk van de Energieweg ligt het karakteristieke Hees. Er is zicht op de achterzijde van de dorpsstructuur, afgewisseld met enkele grote bouwvolumes (scholen, kantoren) en stevige groenzones (Laarse Dam, Bosje van de Baron). De westzijde en de noordoostzijde van de Energieweg hebben een industriële uitstraling met een sterke menging van verschillende bouwvolumes, functies, rooilijnverspringingen, kleurgebruik en reclame-uitingen. De bebouwde omgeving van de Energieweg is levendig en toont een chaotisch beeld met veel dynamiek. In de Nijmeegse situatie is deze hoofdweg vrij uniek en daarom ook karakteristiek.
De samenhang van de omgeving Energieweg is vooral terug te vinden in de inrichting van de onlangs opgeleverde openbare ruimte: doorgaande verharding, begeleid met laanbeplanting en onderbegroeiing, evenals eenheid in materialen en erfafscheidingen.
Bedrijventerrein Mercuriuspark
Voorheen had deze noordwesthoek van de bestaande stad een geïsoleerde ligging. Na sanering van diverse bedrijven en de aanleg van het tracé Stadsbrug ontstaat een nieuwe situatie. Het gebied wordt veel toegankelijker en wordt een belangrijke stadspoort naar de bestaande stad.
Tot de aanleg van het tracé Stadsbrug kende dit verouderde bedrijvengebied tussen Weurtseweg en Kanaalstraat een rechthoekig stratenpatroon. Inmiddels is het nieuwe tracé Stadsbrug vanaf het Industrieplein diagonaal door dit rechthoekige patroon aangelegd. Daarvoor zijn diverse bedrijven gesaneerd. Door de combinatie van rechthoekige en diagonale structuren zijn nieuwe, uit te geven gebieden ontstaan met complexe vormen. Daarnaast is de sanering van bedrijven beperkt tot het hoogst noodzakelijke.
Bijzonder element in het Mercuriuspark is het geleidelijk oplopende tracé naar de Stadsbrug op een aardebaan. Hierdoor wordt de relatie op maaiveld tussen het oostelijk en westelijk deel van het Mercuriuspark beperkt. De onderdoorgang ter plaatse van de Weurtseweg heeft een geringe hoogte en legt geen visuele relatie tussen delen van het Mercuriuspark. Echter, dalend vanaf de Stadsbrug, krijgt men een totaaloverzicht over het gehele Mercuriuspark.
Nieuwe planopzet Bedrijventerrein
Het oorspronkelijke plan voor het Mercuriuspark, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Stadsbrug, gaat uit van een stedelijk vormgegeven "Verlengde Energieweg" vanaf het Industrieplein. De bedrijfswanden zijn nadrukkelijk op het nieuwe tracé georiënteerd met dwingende rooilijnen en bebouwingshoogten. Ter plaatse van de aftakking van de Waalbandijk waaieren de bedrijfswanden uiteen. De oplopende aardenbaan van het nieuwe tracé zou komen te liggen in een laaggelegen 'natte' kom. Hier moest ruimte komen voor afkoppeling van water, groenaanleg en losse, alzijdig ontworpen bedrijfsgebouwen.
Inmiddels is duidelijk dat deze planopzet nodige beperkingen kent. Door de aarden baan is de uitwisseling tussen het oostelijke en noordwestelijke deel beperkt. De voorgestelde continue wandvorming leidt tot ingewikkelde uitgiftepatronen en moeilijk te ontwikkelen bebouwingshoeken. Dit wordt mede veroorzaakt door de diagonale doorsnijding van het bestaande gebied. Daarbij komt de wens tot een grotere mate van vrijheid en flexibiliteit in het Mercuriuspark. Dit alles leidt heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Uitgangspunten nieuwe planopzet Mercuriuspark
Het nieuwe tracé Stadsbrug is een diagonale doorsnijding van de oudere, rechthoekige verkavelingsstructuur. In de nieuwe situatie kan dit gegeven zichtbaar worden gemaakt:
Oeverwal
Op de oeverwal tussen Weurtseweg en Waal staan verspreid grote, losse bedrijfsgebouwen, zoals de electriciteitscentrale, hoogspanningsmasten, de Vasim, en bedrijven en kantoren langs de Winselingseweg en Weurtseweg. Langzaam stijgend doorkruist het tracé Stadsbrug de oeverwal. Eerst op een aardenbaan en vervolgens op aanbruggen, die aansluiten op de imposant gesitueerde nieuwe stadsbrug "De Oversteek". Het uitzicht over de Waal en zeker vanaf De Oversteek is groots. Op de oeverwal is ook de nieuwe Waalbandijk aangelegd. Het reliëf is hier goed voelbaar met hoogteverschillen tot 5 meter. De Waalbandijk maakt het gebied ook veel meer openbaar, zoals goed zichtbaar is bij de Vasim. De oeverwal sluit aan op het ontwikkelingsgebied Waalfront. Ook binnen de oeverwal vinden nieuwe ontwikkelingen plaats, zoals bij de Vasim.
Stedenbouwkundige toelichting
Het oude NYMA-complex (oprichting 1928) neemt door haar ligging in dit deel van de stad een bijzondere positie in. De omgeving van dit oude industriecomplex vormt de overgang van het woongebied (Waalfront) naar het achtergelegen bedrijven -en industrieterrein Noord-Oostkanaalhavens.
Van het oude NYMA-complex is nog een aantal gebouwen aanwezig. Het noordelijk deel, aan de Waal, was als chemisch-concern in bedrijf (CP-Kelco). Inmiddels staat het complex leeg en oriënteert de eigenaar zich op een nieuwe invulling. De watertoren in dit complex is aangewezen als gemeentelijk monument. Het zuidelijk deel (nu bekend als de Vasim) was, na afstoting door de NYMA, in gebruik als een vliegas verwerkend bedrijf (de Vasim).
Voor Nijmegen heeft het gebied rond de brug De Oversteek een bijzondere betekenis; in 1944 zijn hier de Amerikaanse soldaten de rivier zijn overgestoken voor de verovering van de Waalbrug. Bij de ontwikkeling van het gebied dient dit aspect aandacht te krijgen.
De gebouwen van het NYMA-complex ( in het bijzonder het Vasimgebouw) en De Oversteek geven het gebied een bijzondere uitstraling. Deze bijzondere locatie vraagt om een bijzondere invulling. Er wordt ingezet op het creëren van een bruisende en 'lifestyle plek' (cultuur, ambacht en leisure) waar mensen graag naar toe gaan en willen verblijven. Het gebied kan zich ontwikkelen tot een bruisende, ambachtelijke en culturele hotspot in Nijmegen.
Stedenbouwkundige opzet (uitgaande van culturele en Leisure invulling)
Voor de plannen van het Vrijheidsmuseum is de ruimtelijke structuur voor het plangebied onderzocht. Het niet door gaan van het Vrijheidsmuseum, lijdt niet tot andere een andere visie op de gewenste ruimtelijke structuur De ruimtelijke structuur komt voort uit de fysieke situatie en het beoogde gebruik. Beiden zijn grotendeels ongewijzigd.
Voor het plangebied is een aantal deelgebieden te onderscheiden (zie ook onderstaande kaart):
De herbestemming van het CP-Kelcoterrein wordt niet in dit bestemmingsplan meegenomen, maar is wel in de ruimtelijke visie meegenomen (gebied A).
Dijkzone
De dijk die het oude NYMA-complex scheidt is onderdeel van een historische lijn die vroeger de bedrijfscomplexen ontsloot (nu Winselingseweg). De dijk sluit aan op een toekomstige route die door het Waalfront loopt en doorgetrokken wordt tot aan de Waalhaven. Aan deze as dient zich een aantrekkelijke zone te ontwikkelen met afwisselende (open-gesloten) ruimten. Dit biedt de mogelijkheid voor een eigentijdse interpretatie van de historische fabrieksstraat.
De zone wordt beoogd als een 'levendige' zone met bijzondere functies. De zone dient met name gebruikt te worden als langzaam-verkeerszone. De relatie met de Waal is in deze zone voelbaar en zichtbaar.
Gebied A
Op het terrein van CP Kelco staan de oudste gebouwen van het voormalige NYMA-complex. De oude gebouwen zorgen voor een industriële sfeer. Voor de industriële uitstraling van het gebied is het wenselijk om de oude fabrieksgebouwen te behouden. De gebouwen staan aan de randen van dit perceel. Het middengebied en de Waaloever zijn open. In dit midden gebied is het toevoegen van bebouwing denkbaar. Deze nieuwe bebouwing dient aan te sluiten op de industriële sfeer.
Het is van belang om vanaf de dijkzone contact met de rivier te maken. Hiervoor zijn noord-zuid corridors van belang. Dit deelgebied maakt echter geen onderdeel uit van het plangebied.
Gebied B (20 Septemberplein)
Hier is een open, parkachtige ruimte voorzien. In dit gebied gaan de rivier en De Oversteek een samenspel aan. Beiden kunnen hier optimaal beleefd worden. De zichtlijn tussen de pijlers is een belangrijk onderdeel hiervan.
Op of aan het plein is ruimte voor paviljoenachtige gebouw(en) onder/aan de brug. Ter hoogte van het stijgpunt is een groter bouwvolume mogelijk, bij voorkeur, in combinatie met het stijgpunt/lift. Vanaf de Weurtseweg en Winselingseweg dient er zicht te zijn op het stijgpunt van de brug. De wandelaar/fietser dient op een vanzelfsprekende wijze naar het stijgpunt worden geleid.
Gebied C
Het gebied aan de oostzijde van het Vasimgebouw is de ruimte waar het Vasimgebouw en de stad elkaar ontmoeten. Het dient een sfeer te krijgen van een ontmoetingsruimte met een kleinere schaal. Deze intimiteit kan bereikt worden door aan de randen aan de oostzijde van De Oversteek bebouwingsmassa toe te voegen. Deze bebouwing dient een 'open' relatie aan te gaan met de pleinruimte. Aan de Winselingseweg kent dit gebied kent een 'groene' overgang van Koningsdaal gelegen in het Waalfront naar het Vasim-terrein. Het doortrekken van het groen van het Westerpark dient hierbij worden meegenomen.
De pleinruimte kan ook gebruikt worden voor evenementen en manifestaties. Bij de aard van deze activiteiten dient rekening gehouden te worden met de toekomstige bewoners van Koningsdaal. Voor het 20 Septemberplein en het gebied C geldt dat gebruik gemaakt dient te worden van de unieke kwaliteiten van De Oversteek (bouwen aan- en onder de brug). Voor de ontwikkelingen aan en rondom de brug wordt nog een nadere visie opgesteld.
Gebied D
In deze zone kan met bebouwing de kom van de Vasim worden afgerond. Deze bebouwing vormt een wand rond het evenementenplein (E). De bebouwing aan de dijkzone heeft een relatie met deze zone en het evenementenplein. In deze zone is de dijk, door de grote ruimte tussen de bouwklokken, nog goed waarneembaar.
De bebouwing aan de Hollandiaweg richt zich op het evenementenplein, maar heeft aan de Hollandiaweg-zijde geen 'achterkant', alleen voorkanten. De bebouwing zorgt door zijn open structuur dat er vanuit het evenementenplein voldoende zicht is op het industriële achterland. De bebouwing mag de zon op het evenementenplein niet wegnemen.
Evenementenplein (E)
Dit plein is een open ruimte voor (grootschalige) evenementen en manifestaties.
Vasimgebouw
Het Vasimgebouw vormt de spil tussen het Evenementenplein en het plein aan de oostzijde. Het gebouw is alzijdig. Er dient met zorg omgegaan te worden met de architectonische kwaliteiten en cultuurhistorische waarde van het gebouw. De kop van de Vasim (zuidzijde) dient in zijn presentatie aan de Waalbandijk aandacht te krijgen. Het Vasimterrein aan deze zijde heeft een open structuur.
Voor het bedrijventerrein Mercuriuspark is een beeldkwaliteitplan opgesteld. In het beeldkwaliteitplan worden uitspraken gedaan over de verkavelingsopzet en de beeldkwaliteitseisen van de gebouwen en (private) buitenruimte. Het beeldkwaliteitplan wordt tegelijkertijd met het bestemmingsplan vastgesteld.
De belangrijkste onderdelen van het beeldkwaliteitsplan zijn:
Het plangebied is onderverdeeld in de verschillende percelen (vlekken). In de verschillende toelichting en planregels wordt naar onderstaande vlekkenkaart verwezen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit tot 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.
De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor de topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn. En deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health Valley.
Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:
Op de kaart bij de SVIR staat naast het plangebied een teken voor vestigingsplaats voor energieproductie. Het betreft de naastgelegen energiecentrale van Electrabel. Het bijbehorend gebied wat moet worden vrijgehouden voor energieproductie raakt het plangebied niet en vormt daarom geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Mercuriuspark wordt voldaan aan de rijksdoelstelling om de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te vergroten.
In het Barro zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere planolgische kernbeslissingen (pkb's) en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen volgen de nahangprocedure en kunnen vervolgens in werking treden. Het betreft de volgende onderdelen:
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe is in artikel 3.1.6 van het Bro een artikellid ingevoegd (artikel 3.1.6, tweede lid, nieuw), op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen. In paragraaf 3.5 Ladder voor duurzame verstedelijking wordt hier verder op ingegaan.
Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie vervangt de huidige omgevingsplannen: het Waterplan, Gelders Milieuplan, Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, de Structuurvisie en de Reconstructieplannen.
Er komt een sterker accent te liggen op stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. Dit zijn de gebieden, waar nu al de meeste mensen wonen en werken en die ook in de toekomst met name veel jongeren zullen trekken. Voor de versterking van (boven)regionale voorzieningen ligt de focus op drie stedelijke netwerken: dit zijn sterk verstedelijkte zones die de vorm aannemen van een netwerk van grotere en kleinere compacte steden, elk met een eigen karakter en profiel binnen het netwerk. Stedelijke netwerken zijn van groot belang voor Gelderland als geheel: als motor voor de economie en vanwege de voorzieningen voor de gehele regio. In Gelderland zijn drie stedelijke netwerken:
De zes regio's in de provincie Gelderland krijgen aandacht in de Omgevingsvisie. Voor de stadsregio zijn de speerpunten: innovatie en economische structuurversterking. Binnen deze speerpunten zijn de volgende clusters geformuleerd: energie- en milieutechnologie, logistiek, agrotoerisme, sociaal- economische vitaliteit en verstedelijking en het benutten van gebiedskwaliteiten.
De Provincie richt zich meer op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds minder aan de orde zal zijn. De transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen, centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen is essentieel. De provincie ondersteunt partijen graag om tot goede invullingen en keuzes te komen via procesondersteuning, faciliteren en/of kwaliteitsateliers. De Provincie zet zich in voor de aanpak van leegstaand vastgoed en overcapaciteit, zonder de verantwoordelijkheid daarvoor weg te nemen bij vastgoedeigenaren en gemeenten.
Goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw in landelijk en stedelijk gebied zijn belangrijk. Het uitgangspunt is dat grote ontwikkelingen in of dichtbij stedelijke gebieden plaatsvinden. De ontwikkeling van het Mercuriuspark voldoet hieraan. Ook zorgt dit voor de economische structuurversterking en ligt het binnen een prioritair gebied (stedelijk netwerk) in Gelderland. Dit bestemmingsplan voldoet daarmee aan het provinciale beleid.
De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland. Op 24 september 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.
In de verordening zijn ten aanzien van regionale bedrijfsterreinen, waartoe het Mercuriuspark behoort, bepalingen opgenomen die aangeven dat bedrijven uit de categorie 1 en 2 niet zijn toegestaan. In afwijking van het bepaalde kan in een bestemmingsplan de mogelijkheid van vestiging van bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 worden toegestaan op locaties waar dit vanwege de milieuzonering of vanuit overwegingen van ruimtelijke kwaliteit gewenst is. In de toelichting bij het bestemmingsplan dient dit te worden onderbouwd.
In dit bestemmingsplan worden bedrijven uit de categorie 1-4 mogelijk gemaakt. Op grond van het vigerende bestemmingsplan konden al bedrijven uit de eerste twee categorieën gevestigd worden. Het is daarmee een voortzetting van het huidige planologische regime. Daarnaast brengen we een milieuzonering aan in het plan: aan de westzijde van het plangebied kunnen de zwaardere bedrijven (milieucategorie 2-4) zich vestigen, aan de oostzijde, grenzend aan de woongebieden, bedrijven in categorie 1-3. Bedrijven uit de lichtere categorie passen bovendien goed bij het karakter van Mercuriuspark, namelijk dat van overgangsgebied tussen het bedrijfsterrein Noord-Oost Kanaalhavens en de woongebieden van Nijmegen-West, zoals het Waterkwartier en het nieuw te bouwen Waalfront. Daarom willen we ook ruimte bieden aan diverse functies zoals een wegrestaurant, een benzineverkooppunt, horeca, leisure en maatschappelijke voorzieningen maar ook aan bedrijven in categorie 1 en 2. Ons inziens komen dergelijke bedrijven ten goede aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Bovendien passen dergelijke bedrijven, zeker wanneer ze groter van omvang zijn, beter op een terrein als het Mercuriuspark dan bijvoorbeeld in woonwijken.
De Stadsregio Arnhem Nijmegen legt in het Regionaal Plan (2005) de gemeenschappelijke ambities vast voor de ontwikkeling van de regio Arnhem-Nijmegen. Het Regionaal Plan laat zien hoe de betrokken gemeenten binnen de Stadsregio streven naar hoogwaardige regionale ontwikkeling van het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen als geheel. Met dit Regionaal Plan ontwikkelt de stadsregio ruimtelijk beleid en ruimtelijk relevant beleid voor de lange termijn tot 2020. De hoofdlijnen:
De Verstedelijkingsvisie is een integrale visie waarin de hoofdlijnen van het Regionaal Plan worden herbevestigd. De Stadsregio streeft naar een sterke koppeling tussen de ambities voor wonen, werken en mobiliteit. De Stadsregio legt prioriteit bij de afronding van de al ingezette ontwikkeling op uitleglocaties, zoals de Vinex-locaties Schuytgraaf, Westeraam en Waalsprong. Uit WoON 2009 (woningbehoefteonderzoek) blijkt dat 75 % van de externe woningzoekenden zich wil vestigen in het stedelijk kerngebied tussen Arnhem, Nijmegen en Overbetuwe. In de Verstedelijkingsvisie verwacht de Stadsregio Arnhem Nijmegen, op basis van de huidige prognoses, dat een uitbreiding van de huidige regionale woningvoorraad met ca 26.000 woningen nodig is.
De Stadsregio (her)bevestigt de keuze uit het Regionaal Plan voor de verdere ontwikkeling van de S-as. Dit is de centrale spooras (www.stadsregiorail.nl) en tevens de ruimtelijk economische ontwikkelas die loopt van Zevenaar/Didam naar Wijchen, via de twee economische motoren Arnhem en Nijmegen. Het verbinden van de S-as met gebieden buiten de Stadsregio, zoals de Randstad, Schiphol en Brabant, staat hoog op de agenda om de positie van de Stadsregio verder uit te bouwen. Doel van de versterking van de S-as is de ontwikkeling rond wonen, economie en mobiliteit zoveel mogelijk te bundelen en te verknopen en te concentreren rond belangrijke knooppunten en schakels van het openbaar vervoer.
De Structuurvisie Nijmegen 2013 geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong. Duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie en kent een brede invulling. In de Structuurvisie is gekozen voor duurzame stedelijke ontwikkeling als leidend principe en de speerpunten Typisch Nijmegen, Economische structuurversterking en Karakteristieke wijken.
Onder het thema economische structuurversterking komt het Mercuriuspark terug. Te lezen is dat na het gereedkomen van "de Oversteek" wordt gestart met de uitgifte van Mercuriuspark, een plek voor een modern en gemengd hoogwaardig bedrijventerrein aan het nieuwe tracé van de stadsbrug.
Het Mercuriuspark is een van de twee bedrijventerreinen die de gemeente de komende jaren nog wil ontwikkelen. De tweede is de Grift. De ambitie wat betreft bedrijventerreinen is om voldoende en kwalitatief geschikte ruimte te hebben voor bedrijvigheid zonder overaanbod te creëren. Daarom wordt gekozen om zoveel mogelijk bestaand bedrijventerrein eerst te benutten, dan wel te herstructureren voordat wordt overgaan tot de aanleg van nieuw bedrijventerreinen. Nieuwe plannen bovenop de ontwikkeling van de Grift en Mercuriuspark zijn niet meer aan de orde. De ontwikkeling van de Grift is op basis van marktonderzoek ook verkleind. Afgezien wordt van de ontwikkeling van een bedrijventerrein aan de A73 (Bijsterhuizen noord).
De coalitie wil initiatieven van inwoners, ondernemers en organisaties aanmoedigen. Nijmegenaren krijgen de ruimte om met initiatieven te komen, de rol van de coalitie is het verbinden van initiatiefnemers en het stimuleren van partnerships. De afgelopen jaren zijn al belangrijke stappen gezet om onze stad nog groener en duurzamer in te richten. Dit proces wordt voortgezet. Er is veel draagvlak en initiatief bij bewoners, grote en kleine bedrijven om duurzamer te bouwen en meer natuur en landbouw binnen onze stadsgrenzen te brengen. De coalitie ondersteunt deze initiatieven, geeft ruimte en legt verbindingen.
De ambitie van de coalitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke woon- en groeistad blijft. Betaalbaarheid en kwaliteit van woningen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Door een goede samenwerking met partners werken we aan een evenwichtige woningvoorraad in Nijmegen. Samen met hen pakken we de bouwopgave om Nijmegen in de toekomst te kunnen laten groeien voortvarend op, met prioriteit voor de Waalsprong en Waalfront. Dat betekent echter niet dat de ontwikkeling van de bestaande stad tot stilstand komt. Maar er wordt scherper beoordeeld wat de toegevoegde waarde van een project is op basis van de criteria die door de Raad zijn vastgesteld: strategische maatschappelijke relevantie, versterking voorzieningen, leefbaarheid, verbetering differentiatie woningaanbod, doelgroepenbeleid, stadium ontwikkeling, financieel.
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Daartoe is een artikellid ingevoegd op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen.
Recent is er aan artikel 3.1.6 van het Bro een nieuw lid toegevoegd met als doel om buiten twijfel te stellen dat aan het stellen van regels in onder andere een bestemmingsplan slechts ruimtelijke ordeningsmotieven ten grondslag mogen liggen, en dus geen economische gronden.
Mercuriuspark is opgenomen in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB). In het RPB. In december 2011 is het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) van de stadsregio vastgesteld door de Stadregioraad. In het RPB gaat het om de afstemming tussen vraag en aanbod, zorgvuldig ruimtegebruik, intensivering, fasering, profilering/segmentering, kwaliteit en de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen. Doel van het RPB betreft het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling van de juiste kwaliteit en het voorkomen van overaanbod en leegstand. Hierdoor zijn plannen aangemerkt die kunnen doorgaan en plannen die 'on hold' worden gezet. Mercuriuspark is een plan wat kan doorgaan en wat juist goed bijdraagt aan een belangrijke doelstelling van het RPB, om verouderde bedrijfsterreinen te herstructureren. Bij het RPB wordt ook voorgesteld om met een SER ladder te werken, die beoogt om eerst naar bestaande bedrijfsterreinen te kijken voordat wordt overgegaan tot aanleg van nieuwe terreinen. De ontwikkeling van Mercuriuspark is een uitstekend voorbeeld van een plan wat voldoet aan de SER ladder omdat het een herstructurering betreft. Er hoeft dan ook niet getoetst te worden aan het protocol toepassing SER ladder.
Het bestemmingsplan maakt de transformatie mogelijk van een bestaand bedrijventerrein naar een nieuw, modern en gemengd bedrijventerrein. Deze transformatie is ingegeven door de komst van de nieuwe brug over de Waal, De Oversteek. Hierdoor is het gebied op de schop gegaan. Het betreft dus een binnenstedelijke locatie die wordt geherstructureerd. In het vigerende bestemmingsplan Stadsbrug waren al diverse bedrijfsbestemmingen mogelijk. In de ontwikkeling van het Mercuriuspark komen minder hectare bedrijfsterrein terug dan oorspronkelijk. Ten opzichte van dit bestemmingsplan is er wel sprake van een verruiming van de bestemmingen.
In het bestemmingsplan voor Mercuriuspark is een zonering aangebracht. Aan de westzijde van het plangebied kunnen de zwaardere bedrijven (milieucategorie 2-4) zich vestigen. Aan de oostzijde, grenzend aan de woongebieden, bedrijven in milieucategorie 1-3. Het Mercuriuspark is een overgangsgebied tussen het bedrijfsterein Noord-Oost Kanaalhavens, waar zware bedrijven gevestigd zijn en kunnen worden, en de woongebieden van Nijmegen-West, zoals het Waterkwartier en het nieuw te bouwen Waalfront. Om deze reden willen we ruimte bieden aan meer functies dan alleen bedrijven. Hiermee kan het gebied een functie voor bedrijvigheid hebben, maar ook voor de aanliggende woonwijken en vormt het een soort buffer tussen woongebied en (zwaar) industriegebied. Daarnaast is het gebied door de komst van stadsbrug De Oversteek uitstekend ontsloten en daarmee in trek bij een breed scala aan bedrijven en andersoortige functies. Wij willen deze functies de ruimte bieden op het bedrijventerrein Mercuriuspark. Het gaat dan om bijvoorbeeld perifere detailhandel, leisure voorzieningen, wegrestaurants, een benzineverkooppunt en een hotel.
In 2013 is het Regionaal Programma Detailhandel vastgesteld. Dit is een visie op de ontwikkelingsrichting voor de detailhandelsstructuur in de Stadsregio Arnhem Nijmegen op basis van de uitganssituatie en de kansen en bedreigingen. De visie is vertaald in richtlijnen voor het omgaan met nieuwe detailhandelsontwikkelingen. Daarnaast is aangegeven wanneer en hoe er regionale afstemming plaatsvindt. Het gaat ook in op detailhandel op perifere locaties, in het bijzonder op bedrijfsterreinen. Hoofddoelstelling is ruimte te bieden aan branches en soorten winkels die vanwege het volumineuze karakter van de gevoerde artikelen en/of de aard en de schaal van de zaak niet of zeer moeilijk inpasbaar zijn in of aan de rand van de bestaande winkelcentra.
Wel wordt gewaarschuwd voor een overschot aan detailhandel op perifere locaties en dat er terughoudend mee moet worden omgegaan. Dit is in een verantwoordelijkheid van de gemeente en de Stadsregio. Met de mogelijkheid voor perifere detailhandelsvoorzieningen (PDV) in dit bestemmingsplan wordt ons inziens geen overschot gecreëerd.
In paragraaf 4.1 wordt verder op de verschillende economische functies ingegaan. Geconcludeerd kan worden dat aan stap 1 en 2 van duurzaamheidsladder wordt voldaan. Stap 3 is niet van toepassing.
Regionale programmeringsafspraken
De regionale programmeringsafspraken uit het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) met betrekking tot de fasering van bedrijventerreinen (die tevens onderdeel uitmaken van de Bestuursovereenkomst Verstedelijking en Mobiliteit) betekenen voor Nijmegen het volgende:
Bedrijventerreinenbeleid
Jaarlijks wordt de vraag en aanbod naar bedrijventerreinen gemonitord. De afgelopen periode wordt een veranderende en stagnerende vraag naar bedrijventerreinen geconstateerd. Dat is aanleiding geweest om een uitgebreidere vraag- en aanbodanalyse van de markt voor bedrijventerreinen te maken. Het college heeft in februari 2014 de notitie "Vraag- een aanbodanalyse: Een actualisatie van het bedrijventerreinbeleid" vastgesteld.
De lokale vraag naar bedrijventerreinen is zowel kwantitatief als kwalitatief door middel van een stakeholdersanalyse onder een aantal marktpartijen verkend. Daarnaast is het aanbod in de gemeentelijke planexploitaties inzichtelijk gemaakt. Vraag- en aanbod zijn naast elkaar gelegd en dit resulteert in een totaalbeeld op basis waarvan conclusies zijn getrokken ten aanzien van omvang, fasering, segmentering, het anders invullen van terreinen en de daartoe te ondernemen acties.
De belangrijkste conclusies uit de vraag- aanbodanalyse:
Bij de aanlanding van de stadsbrug in de Noord- en Oostkanaalhavens is circa 15 hectare bedrijventerrein geherstructureerd, waarvan 6,5 hectare uitgeefbaar terrein. Dit gebied heeft de werktitel Mercuriuspark. Uit de stakeholdersanalyse van de vraag- en aanbodanalyse komt naar voren dat het gebied minder geschikt is voor de grotere bedrijven, zoals bedrijven uit de logistiek. Daarvoor is er te weinig ontwikkelingsruimte. De belangrijkste kwaliteit van Mercuriuspark is het lokaal en regionaal klantenpotentieel vanwege de ligging binnen het stedelijk gebied en de verwachte verkeersstroom door het gebied. Mercuriuspark biedt ruimte voor bedrijven die georiënteerd zijn op de stroom van consumenten die de Energieweg passeren en het klantenpotentieel in de onmiddellijke omgeving.
In dit bestemmingsplan worden bedrijven uit de categorie 1-4 mogelijk gemaakt. Daarbij brengen we een milieuzonering aan in het plan: aan de westzijde van het plangebied kunnen de zwaardere bedrijven (milieucategorie 2-4) zich vestigen, aan de oostzijde, grenzend aan de woongebieden, bedrijven tot en met categorie 3. Bedrijventerreinen waar bedrijvigheid tot en met milieucategorie 4 is toegestaan zijn schaars en voorzien in een behoefte voor vestiging van zwaardere bedrijvigheid. Daarnaast blijft er ruimte voor hoogwaardige bedrijven die zichtbaar aan het nieuwe stadsbrugtracé gevestigd willen worden.
De toekomstige inrichting van het Mercuriuspark is nog niet uitgekristalliseerd maar actualisatie van het bestemmingsplan geeft mogelijkheden voor inpassing van andere bedrijfsfuncties door veranderende marktomstandigheden. Het terrein is uitermate geschikt voor verschillende economische functies waarbij de bestaande mogelijkheden voor bedrijfsfuncties in ieder geval behouden blijven (industrie, groothandel, bouw en bepaalde vormen van dienstverlening) en de mogelijkheden voor vestiging van andere bedrijven worden verruimd. Zie ook de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarin is aangegeven welke bedrijven binnen de verschillende milieucategorieën zijn toegestaan.
Perifere detailhandel
Nijmegen is in het verleden altijd terughoudend omgegaan met vestiging van perifere detailhandel op bedrijventerreinen. Het aanbod aan tuincentra in de stad is momenteel zeer beperkt. Het verdient dan ook aanbeveling het aanbod in de stad uit te breiden met een tuincentrum met vooral een lokaal verzorgend karakter.
In dit bestemmingsplan wordt de vestiging van perifere detailhandel mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij om detailhandel die niet of moeilijk inpasbaar is in bestaande en/of traditionele winkelcentra vanwege de volumineuze aard van de goederen en vanwege de benodigde (wijze van) bevoorrading, zoals detailhandel in auto's, boten, caravans, keukens en tegels en sanitair, tuincentra en tuininrichtingsartikelen, bouwmarkten en woninginrichting.
Horeca
In de horecanota Gastvrij Nijmegen (2007) zijn de beleidslijnen opgenomen voor het toestaan van nieuwe horeca-ontwikkelingen in Nijmegen. Mercuriuspark is gelegen aan een verkeersradiaal buiten het stadscentrum. Langs verkeersradialen heeft horeca vaak een stedelijke functie. Hier zijn grote horecabedrijven toegestaan die een bovenwijkse functie hebben. Bij Mercuriuspark kan gedacht worden aan maximaal twee grotere restaurants (fastfood, wegrestaurant).
In 2008 is door de gemeente een hotelonderzoek uitgevoerd. Conclusie van deze analyse was dat er in Nijmegen ruimte is voor nieuwe hotels, zowel voor in het hogere 4-sterren segment, als in het lagere segment. We hebben -nu nog- weinig hotels in vergelijking met andere steden. Gezien de ruimte op de Nijmeegse hotelmarkt, zowel voor kleinschalige als grotere nieuwe hotelinitiatieven, is in 2008 de beleidslijn vastgesteld voor hotels dat nieuwe initiatieven positief worden benaderd en op eigen merites worden beoordeeld.
Na het hotel-onderzoek uit 2008 is er nog een recenter onderzoek geweest, waarin is gekeken naar verblijfssector in de Stadsregio. Het betreft de laatste toeristisch-recreatieve monitor van de regio Arnhem-Nijmegen is uitgebracht door het RBT-KAN en dateert van mei 2012. Doel van deze monitor is inzicht geven in de economische betekenis van toerisme en recreatie in de regio. In de toeristisch recreatieve monitor van het RBT-KAN staat ook een overzicht met het aantal bedden in de regio. Hieruit blijkt dat Nijmegen nog steeds achterblijft in aantal (875 bedden) in vergelijking tot een stad als Arnhem ( 1344 bedden). In de monitor wordt ook geconstateerd dat als het gaat het om verblijfstoerisme Nijmegen in de Stadsregio vier andere deelgebieden voor moet laten gaan. De oorzaak is, volgens de onderzoekers, het relatief beperkte hotel-aanbod in Nijmegen.
In vervolg op de monitor heeft het RBT-KAN de Strategische Marketingvisie 2013-2016 uitgebracht. Het RBT-KAN geeft daarin als doelstelling aan om door middel van vernieuwende marketing- en promotie-inspanningen meer bezoekers te genereren die langer blijven, meer besteden en tot herhalingsbezoek overgaan, om zo het toeristisch marktaandeel van de regio Arnhem-Nijmegen in het bijzonder en dat van diverse deelgebieden in het bijzonder te vergroten. Als ambitie voor de komende vier jaar is geformuleerd het dag-bezoek te verlengen naar meerdaags bezoek, waarmee de regio Arnhem-Nijmegen als verblijfsregio groeit.
Na oplevering van het hotel-onderzoek in 2008 heeft Nijmegen er slechts beperkte hotel-capaciteit bij gekregen. Het gaat daarbij met name om de komst van een klein stadshotel in het hogere segment (14 bedden) en B&B's. De komst van grotere hotels is vooralsnog uitgebleven. Met de realisatie van een Van der Valk-hotel (140 kamers) en het stadshotel Opus (80 kamers) wordt in een leemte op de Nijmeegse hotelmarkt, die er nog steeds is, deels voorzien. Kijkend naar Nijmegen (875 bedden) en Arnhem (1344 bedden), dan blijft er ook na de komst van deze nieuwe hotels nog ruimte op de markt.
In dit bestemmingsplan wordt de vestiging van één hotel mogelijk gemaakt.
Leisure
Leisurefuncties komen steeds vaker op bedrijventerreinen voor. Voorbeelden zijn een schaats- en klimhal, sport- en fitnesscentrum, kartbaan, etc.. Dit soort veelal grootschalige functies kunnen moeilijk in de bestaande stad terecht. We willen dit soort bedrijvigheid mogelijk maken op Mercuriuspark. Argumenten daarvoor zijn centrale ligging in de stad en de goede verkeersontsluiting en bereikbaarheid.
In dit bestemmingsplan worden leisurefuncties mogelijk gemaakt. Deze leisurefuncties vallen onder de definitie van sportvoorzieningen.
Cultuur en ontspanning
Culturele voorzieningen worden mogelijk gemaakt ten behoeve van de herontwikkeling van het Vasim-terrein. Het Vasim-terrein wordt getransformeerd van een terrein met een industriële functie naar een terrein met een maatschappelijke en culturele invulling. Met de tijdelijke invulling van de Vasim met culturele ondernemers is een aanzet gemaakt voor deze omvorming. Het terrein rond het Vasimgebouw wordt ingezet als multifunctionele ruimte voor onder meer parkeren en evenementen. Ook onder de bogen van De Oversteek en op het 20 Septemberplein is het voornemen om culturele en maatschappelijke activiteiten te laten plaatsvinden, zoals manifestaties en concerten.
Overige commerciële functies
Onder de bogen van de aanbrug van de stadsbrug of in de directe nabijheid van de Vasim worden ruimten voor commerciële functies mogelijk gemaakt. Daarbij denken we aan:
Ondergeschikte detailhandel
Productiegebonden en ondergeschikte detailhandel is bij (groothandels)bedrijven onder een aantal voorwaarden toegestaan. Zo mag de oppervlakte ervan niet meer bedragen dan 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf met een maximum verkoopvloeroppervlakte van 100 m² en dient er een directe relatie te zijn met de bedrijfsvoering/productie. Ondergeschikte detailhandel voor groothandelsbedrijven is niet mogelijk voor de foodcategorieën. Hieronder worden groothandelsbedrijven in dagelijkse artikelen, zijnde voedings- en genotmiddelen, verstaan. Vanwege mogelijke effecten op de voorzieningenstructuur, met name op winkelcentra die een belangrijke functie hebben op het gebied van boodschappen doen, wordt deze categorie uitgesloten.
Gelet op de herpositionering van het gebied zijn slechts 2 garagebedrijven toegestaan. Vestiging van bedrijven in de sector transport en opslag wordt niet mogelijk gemaakt. Deze bedrijfsfuncties waren ook niet mogelijk in het bestemmingsplan Stadsbrug en dit blijft gehandhaafd.
Kantoren
Zelfstandige kantoorvestiging wordt in principe niet toegestaan op een bedrijventerrein. Volgens de definitie is een zelfstandige kantoorvestiging: "een gebouw of gebouwencomplex welke door haar aard en indeling is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of wetenschappelijke arbeid, en welke door aard en omvang een zelfstandig karakter heeft". Nieuwbouw van kantoren wordt in woonwijken toegestaan (tot 500 m2) en langs hoofradialen in de stad (tot 1.000 m2). In het kader van behoud waardevolle panden (kloosters, scholen e.d.) wordt een omzetting naar kantoorbestemming mogelijk gemaakt tot 1.500 m2. Nieuwe kantoorontwikkelingen groter dan 1.500 m2 dienen in de directe nabijheid van een centraal station plaats te vinden. In de Structuurvisie van Nijmegen is uitgesproken dat er naast kantoorontwikkeling in het Stationsgebied (CS) ook mogelijkheden zijn bij het station van Lent. De Brabantse Poort is ook een locatie voor grotere kantoorontwikkelingen maar deze is bijna gevuld. Nieuwbouw van een zelfstandige kantoorvestiging wordt op Mercuriuspark niet toegestaan. Alleen onder de bogen van de aanbrug van de stadsbrug of in de directe nabijheid van de Vasim worden kleinschalige kantoren toegestaan (in units tot max 200 m2).
Voor Mercuriuspark willen we wel rekening gehouden met hergebruik van een voormalig bedrijfskantoor aan de Weurtseweg 478. Het gaat daarbij om een kantoor bij een inmiddels gesloopt bedrijfspand dat nu leeg staat en gezien de solitaire ligging op het bedrijventerrein moeilijk inzetbaar of te hergebruiken is voor een bedrijfsbestemming. In de bestaande bebouwing is een kantoor toegestaan. Sloop en herbouw van het kantoor ten behoeve van een nieuw zelfstandig kantoor is niet toegestaan.
Commerciële dienstverlening.
In 2011 is de notitie "Een bruisende binnenstad" vastgesteld, waarin vestigingsregels voor commerciële dienstverlening in de binnenstad zijn opgenomen. Het toestaan van commerciële dienstverlening buiten het stadscentrum wordt per wijk bekeken. Bij commerciële dienstverlening kan gedacht worden aan een adviesbureau, kapper, pedicure, accountants, ontwerpers, architecten etc. Het gaat vaak om kantoorachtige bedrijvigheid die we niet op een bedrijventerrein willen vestigen.
Grootschalige detailhandel (GDV)
Voor grootschalige detailhandelsvestigingen (> 1500 m2) met een bovenlokale functie geldt dat deze dienen aan te sluiten bij bestaande detailhandelsconcentraties of terecht kunnen op specifieke daarvoor aangewezen locaties. Voorbeelden van GDV zijn: Decathlon en Mediamarkt. In het Regionaal Plan Detailhandel zijn, naast de binnensteden, locaties aangewezen waar dergelijke grote winkels zijn toegestaan. GDV wordt in Mercuriuspark niet toegestaan.
Detailhandel voor de dagelijkse boodschap
Nijmegen kent een fijnmazig netwerk aan buurt- en wijkwinkelcentra in de stad. De buurt- en wijkwinkelcentra zijn er vooral voor het doen van de dagelijkse boodschap. Bewoners hebben graag een buurt- of wijkwinkelcentra in de directe nabijheid. Uitgangspunt van beleid is dan ook dat iedere wijk zijn eigen bewoners voorziet van een basispakket aan voorzieningen. Om voldoende draagvlak te krijgen voor een buurtwinkelcentrum is concentratie van winkelvoorzieningen een vereiste. Dit bepaalt dat individuele locaties niet kunnen worden bestemd voor de functie detailhandel, dus ook niet in Mercuriuspark. Voor de dagelijkse boodschap in de omgeving van Mercuriuspark kunnen consumenten terecht in het nabijgelegen wijkwinkelcentrum Nieuwe Voorstad.
Algemeen
In oktober 2011 heeft de gemeenteraad de nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar vastgesteld. Deze nota beschrijft het verkeersbeleid van de gemeente Nijmegen en vervangt de Nota Mobiliteit in Balans uit 2001.
De gemeente Nijmegen stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal, waarbij de reiziger een keuze wordt aangeboden uit een aantal aantrekkelijke alternatieven: soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van vervoerswijzen. Daarnaast neemt de gemeente maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken. Hierbij is de samenhang tussen het mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en met het openbaar vervoer. Ook nieuwe grootschalige woning- bouwontwikkelingen zoals de Waalsprong moeten goed ontsloten worden voor fiets, openbaar vervoer en auto. Voor bedrijventerreinen geldt dat deze zoveel mogelijk aan de rand van de stad worden gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen op het HOV mogelijk is. Bij elke geplande nieuwe ontwikkeling wordt onderzocht wat de effecten zijn op de bereikbaarheid. Dat kan leiden tot extra maatregelen, de keuze voor een andere locatie of in het meest extreme geval tot het niet doorgaan van de ontwikkeling. Tenslotte richt het beleid zich op maatregelen die leiden tot een betere benutting van de bestaande infrastructuur en het stimuleren van duurzame vervoerswijzen. Waar al deze maatregelen onvoldoende soelaas bieden, komt het vergroten van de capaciteit als optie in beeld.
Met de ingebruikname van de stadsbrug (De Oversteek) eind 2013 is de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderd. Hierdoor en door de maatregelen op het rijkswegennet (verbreding A50) verschuift de doorstromingsproblematiek van het gebied ten noorden van de Waal naar de zuid- en westflank van de stad. In het gebied ten zuiden van de Waal en ten oosten van het Maas-Waalkanaal is nu al sprake van hoge verkeersdruk. De ruimtelijke mogelijkheden om nieuwe infrastructuur te bouwen zijn hier beperkt. De aanleg van De Oversteek wordt door de gemeente Nijmegen aangegrepen om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren.
Autoverkeer
Een goede bereikbaarheid van Nijmegen per auto is in de eerste plaats gediend met een goede en betrouwbare afwikkeling van het verkeer op de autosnelwegen rondom de stad. Het is van groot belang dat deze autowegen goed functioneren. Er is dan namelijk geen noodzaak om dóór Nijmegen te rijden als je niet ín Nijmegen moet zijn. Al het doorgaande verkeer gaat buiten de stad om, terwijl het bestemmingsverkeer de stad vanuit de beste windrichting kan benaderen. Binnen de stad hanteren we 3 beleidslijnen:
Openbaar vervoer
Het OV moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. Het streven is een toename van het gebruik van het OV. De kracht van het OV ligt vooral bij zoveel mogelijk gebundelde vervoersstromen.
De bestaande spoorwegen vormen de ruggengraat van het OV. Om regionale verplaatsingen beter te kunnen bedienen, wordt StadsregioRail ontwikkeld. StadsregioRail voorziet in meer regionale treinen per uur en extra stations op de verbinding tussen Duiven, Arnhem, Nijmegen en Wijchen. In aanvulling hierop wordt een netwerk van Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) ontwikkeld. Het HOV bedient de belangrijkste knooppunten en bestemmingen in Nijmegen en omgeving en is vooral geschikt voor afstanden tussen de 3 en 10 kilometer. De stadsregio heeft zes te ontwikkelen regionale HOV-lijnen vastgelegd, waarvan er vier liggen op Nijmeegs grondgebied. Als eerste zal de lijn Heijendaal - Nijmegen Centraal - Centrum - Waalsprong worden ontwikkeld. De andere twee HOV-lijnen lopen van Nijmegen Centraal Station, via Plein '44 naar Beuningen en van de Waalsprong naar Nijmegen-Dukenburg. Het HOV-lijnennet gaat de knooppunten, transferia en omliggende woongebieden met elkaar verbinden. Hiervoor is ook het normale, onderliggende lijnennet van belang voor de verbinding van de knopen met de wijken en de wijken onderling. De fijnmazigheid van een openbaar vervoer netwerk is van belang voor de bereikbaarheid, maar zorgt er ook voor dat het openbaar vervoer een aantrekkelijk alternatief is voor de auto.
Langzaam verkeer
In Nijmegen liggen veel bestemmingen op korte afstand van elkaar. De fiets is hier een goed alternatief voor de auto. Van alle korte ritten (tot 7,5 kilometer) wordt 37% per fiets afgelegd. Dit percentage willen we laten toenemen. De gemeente gaat daarom de komende jaren door met het opwaarderen van het fietsroutenetwerk en het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. Snelfietsroutes zijn doorlopende en aantrekkelijke fietsroutes dwars door de stad, die woonlocaties verbinden met belangrijke stedelijke bestemmingen, ook vanuit de regio. Snelfietsroutes zijn zo direct mogelijk en bieden de fietser extra kwaliteit in de vorm van doorstroming (voorrang, minder oponthoud, groen bij verkeerslichten), vlakke verharding en aantrekkelijkheid (autoluw, schone lucht, sociale veiligheid, omgeving). Door de snelfietsroutes willen wij meer forenzen op de (elektrische) fiets krijgen. Ook werken wij de komende jaren aan de rest van het fietsnetwerk. Naast de hoofdfietsroutes moet het fietsverkeer aantrekkelijker worden door de inrichting van parallelle (schone lucht) routes en fijnmazige verbindingen door de verblijfsgebieden. Een fijnmazig fietsnetwerk is belangrijk, omdat de fiets een belangrijk onderdeel moet gaan uitmaken van de vervoersketen, het wisselen van vervoerssysteem, bijvoorbeeld van fiets op trein. Minstens zo belangrijk als goede fietsverbindingen zijn tenslotte goede en veilige stallingen.
Parkeren
Eind 2012 is een nieuwe Parkeernota en de Nota Parkeernormen vastgesteld. De Nota Parkeernormen is gebaseerd op de CROW-kencijfers. In de Nota Parkeernormen staat ook het beleid beschreven ten aanzien van dubbelgebruik, afwijkingen en ontheffingsmogelijkheden.
Expeditieverkeer
Op het gebied van (beroeps)goederenvervoer streeft Nijmegen naar een marktconform beleid, waarbij de overheid de randvoorwaarden schept om de markt tot kwalitatieve oplossingen te verleiden. Het streven is om tot een reductie van het aantal verkeersbewegingen te komen en daarbij zowel CO2-reductie als een gezonde businesscase te realiseren. Dit wordt bereikt door transportbedrijven die voorop durven lopen extra te belonen in de vorm van specifieke privileges. Daarnaast is ook afstemming op regionaal niveau van belang. Dit gebeurt door continue afstemming met de markt en omliggende gemeenten (vooral Arnhem). De gemeente Nijmegen werkt mee aan het stimuleringsprogramma Lean & Green en kent tenslotte ook nog de Groene Hub. Dit is een project voor het verduurzamen van het goederen- en busvervoer. In dit project zorgen deelnemers uit de regio Arnhem-Nijmegen ervoor dat lokaal opgewekt groen gas gebruikt wordt voor het openbaar vervoer.
Het plangebied maakt onderdeel uit van industrieterrein Noord Oost Kanaalhavens. De ontsluiting vond plaats via Weurtseweg, Kanaalstraat en Scheepvaartweg. In november 2013 is stadsbrug De Oversteek geopend waarmee ook de ontsluiting van het plangebied is veranderd. Door deze ontwikkeling is doorstroomroute S100 (Verlengde Energieweg) gerealiseerd en de rotonde Nijmaplein aangelegd die via de aansluiting van de Waalbandijk zorgdraagt voor de ontsluiting van een groot gedeelte van het plangebied. Langs de Weurtseweg en Waalbandijk is de snelfietsroute Beuningen - Nijmegen gerealiseerd.
Verkeersontsluiting
Het Mercuriuspark wordt ontsloten vanaf de Verlengde Energieweg (S100) en Waalbandijk. De ontsluiting van en naar het centrum loopt nu via de Weurtseweg. In de toekomst wordt met de ontwikkeling van het Waalfront deze route verlegd via de Waalbandijk richting Hezelpoort. De Weurtseweg kruist de Oversteek met een viaduct dat in hoogte beperkt is. Het gebruik van deze route is alleen geschikt voor personenauto's, voetgangers en fietsers. Vrachtverkeer maakt gebruik van de route Winselingseweg-Waalbandijk.
Door de belangrijke verkeersfunctie van de doorstroomroute S-100, de verkeersregelinstallatie op het kruispunt Weurtseweg/Waalbandijk en de ligging van de in twee richtingen bereden snelfietsroute is ontsluiting van de uit te geven percelen beperkt in de mogelijkheden. Op de verbeelding is aangegeven waar geen rechtstreekse ontsluitingen zijn toegestaan. Voor nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient de planontwikkelaar verkeerskundig onderbouwd aan te tonen dat deze ontwikkeling op de voorgestelde locatie de bereikbaarheid en verkeersdoorstroming niet beperkt. Voor deze berekeningen dient het vigerende verkeersmodel Nijmegen gehanteerd te worden. Voor de ritgeneratie dient de actuele CROW-rekentool Verkeersgeneratie en Parkeren gehanteerd te worden.
Langzaam verkeer
Het plangebied wordt doorsneden door de snelfietsroute Beuningen-Nijmegen. Deze verbinding vormt een goede ontsluiting voor het plangebied richting oost en west. Stadsbrug de Oversteek vormt de verbinding naar noord. Vanuit zuidelijke richting is de ontsluiting voor fietsers en voetgangers wat beperkter. Vanaf de Industrieweg is het noordelijke deel van het plangebied bereikbaar via het viaduct Weurtseweg/De Oversteek en via de met verkeerslichten geregelde oversteek bij de Scheepvaartweg/Energieweg.
Openbaar vervoer
Door het plangebied lopen geen routes van het openbaar vervoer. Het openbaar vervoer maakt gebruik van de route Energieweg- Industrieweg-Waterstraat/Marialaan en van de route Industrieweg-Waterstraat-Industrieweg richting Weurt. Haltevoorzieningen bevinden zich op de Industrieweg ter hoogte van huisnummer 50 (kantoor Pluryn), op de Industrieweg ter hoogte van de sluis en op de Energieweg ter hoogte van de Scheepvaartweg.
Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels Parkeren (februari 2013). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Rest bebouwde kom". Alle benodigde parkeerplaatsen moeten op eigen terrein worden aangelegd. De noodzakelijke parkeerbehoefte wordt tijdens de procedure van de omgevingsvergunningen getoetst aan de dan geldende normen. Expeditie dient op eigen terrein plaats te vinden waarbij de toegang tot het terrein geen stagnatie mag veroorzaken op de openbare weg.
Verkeersveiligheid
Aan de hand van de wegencategoriseringskaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidsregime er geldt. Op de gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de erftoegangswegen binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. Voor het gedeelte van de Weurtseweg tussen de Waalbandijk en Mercuriusstraat geldt een regime van 30km/h. Voor de overige wegen binnen het gebied geldt 50km/u.
Natura 2000
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:
In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen Natura 2000-gebieden of beschermde natuurmonumenten.
Flora- en faunawet
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.
Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.
Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd (Bureau Waardenburg, 26 september 2013). Uit dat onderzoek blijkt dat de herverkaveling en herinrichting van het plangebied geen negatief effect heeft op strikt beschermde soorten van tabel 2 en 3 van de Flora-en faunawet als bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening gehouden wordt met broedende vogels. Een ontheffing van de Flora-en faunawet wordt niet noodzakelijk geacht.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005-2015) door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang. Dit bestemmingsplan ligt niet in de EHS. Derhalve is de EHS niet van toepassing.
De Provinciale Omgevingsvisie Gelderland introduceert het zogenoemde Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone, waarmee het begrip EHS wordt losgelaten. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een zoekgebied van 7.300 ha voor de te realiseren 5.300 ha nieuwe natuur. Buiten dit Natuurwetwerk geldt onder meer de Groene Ontwikkelingszone.
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau. Park West behoort tot de Hoofdgroenstructuur en valt buiten dit bestemmingsplan.
Handboek stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud en ontwikkeling. De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.
Hoofdbomenstructuur is aan de orde op de Weurtseweg en de Kanaalstraat. Er staan geen bomen van de lijst 'waardevolle en monumentale bomen' in dit gebied. Op vlek 7 wordt een oude bomenlaan in stand gehouden.
Waterplan Nijmegen (2001)
Het in juni 2001 vastgestelde Waterplan Nijmegen vormt voor de Nijmeegse waterpartners de inhoudelijke en procesmatige basis voor het samen werken aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving in Nijmegen tegen de laagste maatschappelijke kosten. Het plan geeft vanuit een visie op de lange termijn (50 jaar) een beschrijving van het totale waterbeleid voor de middellange termijn (15 jaar) met een programma voor de eerste 5 jaar. Belangrijke doelstellingen zijn:
De doelstellingen uit het Waterplan zijn grotendeels overgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). In 2011-2012 is het Waterplan geactualiseerd met een uitvoeringsprogramma tot 2015. In 2015 wordt naar verwachting een nieuw Waterplan opgesteld.
Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2016
Het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2010-2016 geeft invulling aan de wettelijke gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater(overlast). Het GRP beschrijft welke activiteiten en hoeveel geld en personeel nodig zijn om deze zorgplichten uit te voeren.
In het GRP 2010-2016 ligt het accent op meer en beter beheren. Dit betekent onder andere: gegevens goed op orde krijgen en houden, gericht meten aan de riolering en grondwater, en meer maatwerk bij het vaststellen van de juiste maatregelen op het juiste tijdstip. Een aantal andere belangrijke uitgangspunten en activiteiten in het GRP 2010-2016 is:
Nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2013)
Het gemeentelijk beleid voor het afkoppelen van hemelwaterafvoer is opgenomen in vastgesteld beleid: Nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2013). Na de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 is de beleidsnota aangepast naar de nieuwe wetgeving. De beleidsnota geeft invulling aan hoe bij omgevingsvergunningen een bouwende partij aantoont dat deze naar redelijkheid regenwater op eigen terrein kan verwerken. Daarnaast geeft de beleidsnota regels voor het concrete ontwerp van infiltratievoorzieningen in de openbare ruimte.
Belangrijkste wijziging ten opzichte van 2010 is dat functionele eisen gesteld worden aan het ontwerp van verwerking regenwater op particulier terrein en dat de nota van toepassing is op geheel Nijmegen. Tot dusver waren de regels voor de Waalsprong afwijkend van het overige Nijmegen. Conform het Bouwbesluit is er geen verschil meer in wel of niet verwerken van regenwater bij verschillende rioolstelseltypen. Voor alle riolering geldt dat in principe naar redelijkheid het regenwater op eigen terrein verwerkt dient te worden.
Primaire waterkering
Algemeen
Door het plangebied loopt een primaire waterkering en deze bestaat uit een groene dijk. De waterkering beschermt het achterliggende gebied bij hoogwater. De hoogte van de groene dijk ligt de hoogte op 15,20 m+NAP. Het overstromingsrisico is daardoor minder dan eenmaal per 1250 jaar.
De waterkering bij het Waalfront maakt deel uit van dijkring 41 - Land van Maas en Waal. De Waterwet schrijft voor dat het toetsen van de veiligheid van de waterkering elke zes jaar plaatsvindt. De conclusie van de 3e toetsronde voor de primaire waterkering in het plangebied is dat deze niet veilig is in verband met gevaar op piping. Piping is het uitspoelen van gronddeeltjes onder een dijk bij hoogwater, een dijk kan uiteindelijk hierdoor bezwijken.
Voor de toekomst wordt binnen het nationale Deltaprogramma in het deelprogramma Rivieren een langetermijnstrategie (Deltabeslissing) ontwikkeld met als tijdshorizon het jaar 2100. De definitieve langetermijnstrategie verschijnt in 2015. De stuurgroepen Delta Rijn en Delta Maas hebben in het voorlopige advies van april 2013 hun steun uitgesproken voor overstap naar een risicobenadering van waterveiligheid waarbij naast de kans op overstroming ook naar de eventuele gevolgen achter de dijk wordt gekeken.
Beleid Waterkeringen
Waterschap Rivierenland voert zijn taken onder andere uit op grond van een wet (verordening) genaamd: de Keur Waterschap Rivierenland. Hierin staat wat er gedaan moet worden (geboden) en wat er niet mag (verboden) bij een water of bij een waterkering (dijken e.d.).
Watervergunning
Voor alle uit te voeren activiteiten die de Keur verbiedt en die niet onder de algemene regels vallen, moet een watervergunning worden aangevraagd. De aanvrager dient duidelijk te maken waarom de activiteit voor hem van belang is. Het Waterschap moet alle betrokken belangen afwegen. Als het belang van de aanvrager niet duidelijk is, of als het Waterschap het belang niet zwaar genoeg vindt ten opzichte van het belang van het Waterschap of derden (buren e.d.), wordt een watervergunning geweigerd. De Waterwet stelt in dit verband dat een besluit op grond van de Keur het zogenaamde 'nee-tenzij' principe kent.
Watervergunningen worden alleen verleend als het belang van de waterkering of het waterberging niet in het gedrang komt. Beleidsregels regelen de uitoefening van bevoegdheden. Om duidelijk te maken hoe het waterschap omgaat met het verlenen van vergunningen, zijn beleidsregels opgesteld. Hierin zijn duidelijke, vaste uitgangspunten omschreven over wat belangrijk is bij veel voorkomende activiteiten. Op deze manier is het ook voor de burger duidelijk aan welke voorwaarden hij moet voldoen om een watervergunning te krijgen.
Waterkeringen zijn ontworpen om bescherming te bieden tegen een maatgevende afvoer te kunnen weerstaan. Ze zijn in het algemeen niet sterker gemaakt dan hiervoor nodig is. Bij het ontwerpen van waterkeringen is in het verleden weinig rekening gehouden met eventuele toekomstige niet-waterkerende elementen zoals bomen, gebouwen en andere objecten. Later in de kern- of beschermingszone aangebrachte niet-waterkerende elementen hebben invloed op de kwaliteit van de waterkering doordat ze:
Afmetingen en zonering van waterkering volgens legger en Keur
Bij alle waterkeringen wordt rekening gehouden met het behoud van de waterkerende functie en het kunnen uitvoeren van doelmatig beheer en onderhoud. Bovendien wordt bij een aanvraag getoetst in hoeverre ruimte is gereserveerd voor toekomstige aanpassingen en/of versterkingen aan de waterkering.
In de leggers zijn de noodzakelijke afmetingen van de waterkering vastgelegd. In de legger waterkering zullen de beschermzones rond de primaire kering nog worden aangepast bij keringen waarbij piping een rol kan spelen. De aangepaste beschermzones zijn echter nog niet vastgesteld zodat daar in dit bestemmingsplan nog geen rekening mee is gehouden. In het bestemmingsplan is wel rekening gehouden met de huidige beschermingszones.
In de Keur staat vermeld dat de kernzone en de beschermingszone samen het waterstaatswerk (waterkering) vormen. Daarnaast wordt ook een buitenbeschermingszone onderscheiden. Exacte afmetingen van de zoneringen zijn beschreven in de legger. Voor de situatie waar geen legger aanwezig is, is de overgangsbepaling van artikel 7.3 van de Keur van toepassing. Hierin is voor waterkeringen, waarvoor het vaststellen van een legger niet is voorgeschreven, en/of waarvoor het vaststellen van een legger wel is voorgeschreven maar deze nog niet is vastgesteld, een zonering benoemd.
Iedere zone kent beperkingen ten aanzien van de activiteiten die in deze zones mogen plaatsvinden. De beperkingen zijn groter naarmate de afstand tot de waterkering kleiner wordt. De volgende zone worden onderscheiden:
Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Haven- en Industrieterrein. Voor dit gebied zijn het "Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016" relevant. Voor het ontwerp van de waterhuishouding zijn de volgende rapporten van toepassing:
De gemiddelde kans dat een bepaalde regenbui of waterstand op kan treden wordt uitgedrukt in de herhalingstijd T. Bij T=10 wil het dan zeggen dat gemiddeld 1x per 10 jaar er een kans op het optreden van die gebeurtenis.
Drooglegging is de afstand tussen het optredende waterpeil en de maaiveldhoogte. Inundatie is het overstromen van een gebied. Het waterschap hanteert voor gebieden een maximale afvoer om te voorkomen dat gebieden benedenstrooms onderlopen.
De benodigde hoeveelheid berging hangt samen met drie eisen:
Het gebied is gedeeltelijk heringericht door de bouw van de Stadsbrug. Het gebied rond de Stadsbrug wordt geschikt gemaakt voor bedrijvigheid. In kader van de Watertoets heeft overleg plaatsgevonden met het Waterschap Rivierenland over de voorgenomen ontwikkeling. Afgesproken is dat het Waterhuishoudkundigplan Stadsbrug niet wordt aangepast. De effecten van de veranderde hoeveelheden afwaterend oppervlak wordt meegenomen in de update van het Waterplan Waalfront omdat zowel het Stadsbruggebied als het Waalfrontgebied afwateren naar het Westerpark.
Waterhuishouding-huidige situatie
Rond het plangebied is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van de rivier de Waal, het Maas-Waalkanaal en watergangen van het waterschap Rivierenland. De verwerking van regenwater in het gebied valt uiteen in drie afvoerrichtingen.
a. Vasim-terrein
In het Waterhuishoudkundigplan Stadsbrug werd gedacht dat het terrein afwaterde naar het bestaande verbeterd gescheiden stelsel. In 2009 is uit veldonderzoek gebleken dat het terrein van circa 4 ha afwatert naar een betonnen goot en met behulp van een rioolpomp wordt afgevoerd naar de Waal. De verharding bestaat uit zowel daken als bestrating.
b. Stadsbrug
Het deelgebied met het Vasim-terrein watert af naar de Waal. De Stadsbrug zelf watert af via infiltratievoorzieningen, de berging in het Westerpark en de overstortberging de Biezen af naar de A-watergang langs de Energieweg. In de rest van het gebied ligt een verbeterd gescheiden systeem dat voor het grootste deel afwatert naar Oostkanaalhavens.
Voor de Stadsbrug is de Energieweg afgelopen jaren heringericht. Voor de Energieweg is een gemiddelde infiltratieberging van 4 mm aangebracht, vergelijkbaar met een verbeterd gescheiden stelsel. De afvoer uit het gebied is gemaximaliseerd op 1,5 l/sec.ha. Voor de herinrichting hebben ook waterhuishoudkundige ingrepen plaatsgevonden met duikers en watergangen. De details zijn uitgewerkt in het rapport Riolering en Waterhuishouding Energieweg (14 maart 2011).
Het verhard oppervlak (2,4 ha) van de Stadsbrug watert primair af naar een samengesteld systeem van wadi's, infiltratieriool en grindkoffers met in totaal ca. 50 mm berging. Het aantal kuubs berging wordt bepaald door 50 mm te vermenigvuldigen over het aangesloten verharde oppervlak. Vanuit dit samengestelde systeem vindt de secundaire afvoer plaats naar de (infiltratie) berging in het Westerpark. Bij T=10 +10% vindt een afvoer plaats van 8,3 l/sec.ha. De waterberging van het Westerpark dient in 24 uur minimaal 1400 m3 op te vangen om de afvoer naar de A-watergang via het overstortbassin de Biezen te reduceren tot 1,5 l/s/ha. In het Westerpark is bij T=10+10% ruim 7000 m3 berging beschikbaar.
Vanaf het overstortbasin de Biezen vindt vanaf 8,50 m+NAP afvoer plaats naar de A-watergang langs de Energieweg. De A-watergang loopt daarna naast de Ambachtsweg en komt parallel aan het Maas-Waalkanaal uit bij Neerbosch-Oost. Het uitwateringsgemaal van waterschap Rivierenland beheert het waterpeil op 7,60 m+NAP. In praktijk zijn de watergangen noordelijk van de Neerbosschebrug vaak niet watervoerend en in de zomer vallen ze zeker droog en fungeren als zaksloten. Op de A-watergang van het Waterschap zit benedenstrooms in Neerbosch-Oost een aantal kleinere overstorten van bemalingsgebied de Biezen. Bovenstrooms bevinden zich twee grotere overstorten (Energieweg/dr. Blécourtweg en de Laarsedam uit hetzelfde bemalingsgebied). Daarnaast wordt de A-watergang belast met regenwater uit het verbeterd gescheiden stelsel van het bedrijventerrein Oostkanaalhavens.
c. Mercuriuspark
In de huidige situatie is het terrein deels bebouwd en watert af naar het verbeterd gescheiden stelsel.
Waterhuishouding-toekomstige situatie en ontwikkelingen
a. Vasimterrein
Het Vasim-terrein is momenteel verhard tot ca 4 ha. Het huidige afvoersysteem naar de Waal is hier op uitgelegd. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat een deel van de terreinverharding wordt omgezet naar bebouwing. Het totale verharde oppervlak mag niet verder toenemen dan de huidige 4 ha. Voor de omzetting is een waterhuishoudkundig plan vereist als uitwerking van het watersysteem.
b. Stadsbrug De Oversteek
Volgens het Waterplan Waalfront 2014 is er restcapaciteit aanwezig in de beschikbare berging in infiltratievoorzieningen. Vanuit het Waalfront zal de Waalfrontweg via een eigen infiltratiesysteem gekoppeld worden aan het systeem van de Stadsbrug. Dit systeem wordt weer doorgekoppeld en voert bij hevige neerslag af op de grote berging in het Westerpark.
c. Mercuriuspark
De veranderingen voor het Mercuriuspark is dat het gebied wordt herontwikkeld en op korte termijn nieuwe bedrijven worden gevestigd. Voor alle nieuwe bebouwing en terreinverharding gaat gelden dat het regenwater op eigen terrein verwerkt wordt. In praktijk zal conform de beleidsnota Afkoppelen en Infiltratie hemelwaterafvoer minimaal 10 mm infiltratieberging worden gerealiseerd. De gemeente kan toestaan dat bypasses voor extreme neerslag afvoeren via het aanwezige verbeterd gescheiden stelsel (VGS). Afhankelijk van de benodigde capaciteit en bereikbaarheid zal uitbreiding van het bestaande VGS-systeem kunnen plaatsvinden.
Een deel van het gebied Mercuriuspark bestaat uit de Mercuriusstraat en de Weurtseweg direct grenzend aan het Westerpark. Bij herinrichting zal maximaal 1,6 ha van beide straten direct gaan afwateren naar het Westerpark.
d. Stedelijke Waterberging Nationaal Bestuursakkoord Water
Het Waterschap Rivierenland voert in 2013 meerdere studies uit naar de stedelijke waterberging bij een T=10 en T=100 situatie. Eén van de studies gaat over de A-watergang vanaf overstortbassin de Biezen tot het uitwateringsgemaal in Neerbosch-Oost. Het Waterplan Waalfront toont aan dat de berging bij T=10 en T=100 ruim voldoende is. Echter bij hoogwater in de Waal en een neerslagsituatie op de stad, schiet de berging tekort. Gemeente Nijmegen heeft het Waterschap Rivierenland gevraagd om voor de studie aanvullend te kijken naar deze belastingssituatie in hoeverre deze kritisch is voor de waterberging.
Ten opzicht van de situatie voor de bouw van de Stadsbrug zou volgens het Waterhuishoudingsplan Stadsbrug het verhard oppervlak met circa 4 ha afnemen. Door de nieuwe plannen neemt het totale verharde oppervlak nog iets verder af van 189.151 naar 148.292 m2. De verharde oppervlaktes zijn bepaald op maximaal 80% van het perceelsoppervlak. Verhard oppervlak is de optelsom van bestrating en dakoppervlak.
Grondwater
Het plangebied bevindt zich in niet een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Het grondwaterregime in het plangebied Stadsbrug is zodanig dat normaal gesproken in het gehele gebied wordt voldaan aan de ontwateringseis van 70 cm beneden maaiveld. De grondwaterstanden worden echter in sterke mate beïnvloed door de Waal. Sinds 2006 heeft de gemeente Nijmegen gemeten aan het grondwater. Op basis daarvan geldt het volgende globaal:
Door de aanleg van de stadsbrug zijn de laagst gelegen gedeelten van het plangebied opgehoogd naar 11 à 12 m+NAP. Dit geldt niet voor het Vasim-terrein. Een Waalstand van 12 m+NAP komt gemiddeld 1x per 2 jaar voor. De hierbij optredende grondwaterstanden leiden dan niet tot een overschrijding van de ontwateringseis van 70 cm. Bij extreem hoge waalstanden kan incidenteel de norm voor de ontwateringsdiepte worden overschreden.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het Waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
Afvalwater
Waalfront
Het geproduceerde afvalwater in het Waalfrontgebied is kleinschalig en humaan van oorsprong. In het gebied zal door de bedrijvigheid geen grootschalige aanvoer van afvalwater plaatsvinden anders dan van de bedrijfspanden. Het geproduceerde afvalwater wordt afgevoerd via het vuilwaterriool of indien aanwezig het gemengde riool naar het eindgemaal van bemalingsgebied de Biezen. Voor het Waalfront is een rioleringsplan ontwikkeld waarin de aansluitpunten zijn aangegeven.
Mercuriuspark
De aanwezige riolering in het gebied Mercuriuspark is verbeterd gescheiden, aan de oostkant is ook gemengd riool aanwezig. Het eindgemaal van het gemengde bemalingsgegbied de Biezen ligt nabij de Kanaalstraat en is eigendom van het Waterschap Rivierenland. Het eindgemaal pompt normaliter het afvalwater naar de Rioolwater Zuiveringsinstallatie in Weurt. In geval van nood wordt afvalwater naar de Waal gepompt. Hiervoor ligt een persleiding van 1,5 m in doorsnee vanaf de Kanaalstraat door het Waalfront naar de rivier de Waal. Een klein deel van deze leiding ligt in het plangebied. Voor dergelijke persleidingen geldt een beschermingszone van 6 meter aan weerszijden van de buis, gerekend vanaf de buitenkant van de buis.
Vasimterrein
Het afvalwater van het Vasim-terrein en Burghouts voert af naar een een vuilwater-rioolaansluiting op het riool in de Winselingseweg. Een toename van de productie afvalwater vraagt mogelijk om aanpassing van de afvalwater inzamelstructuur.
Rijksbeleid
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 .
Gemeentelijk beleid
Op 15 mei 2013 heeft de gemeenteraad de Nota Cultureel Erfgoed vastgesteld. In deze nota presenteert de gemeente Nijmegen haar erfgoedbeleid en ambities. De nota omvat zowel het archeologische, gebouwde als historisch-geografisch erfgoed. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening heeft elke gemeente de verplichting om bij het opstellen van bestemmingsplannen zowel archeologische waarden als cultuurhistorische waarden te inventariseren en daaraan consequenties te verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden. Omdat de verplichtingen met betrekking tot archeologische waarden een andere uitwerking vragen dan de verplichting voor de overige cultuurhistorische waarden (gebouwd erfgoed, cultuurlandschappelijke waarden) zijn twee instrumenten ontwikkeld, namelijk de archeologische beleidskaart en de cultuurhistorische beleidskaart. Beide kaarten samen geven een goed beeld van de gebieden waar waardevol erfgoed aanwezig is.
Het plangebied ligt volgens de beleidskaart van de gemeente Nijmegen in een zone met waarde 3 en heeft daarmee een zeer hoge archeologische waarde. Het plangebied ligt ten westen van de Romeinse stad Ulpia Noviomagus. Rond het jaar 100 kreeg deze hoofdplaats van het stamgebied van de Bataven van keizer Marcus Ulpius Traianus (98-117) zijn naam en stads- en marktrechten. Opgravingen hebben aangetoond dat op tal van plaatsen in Nijmegen-West nog substantiële resten van de Romeinse gebouwen, wegen, verdedigingswerken en grafvelden in de bodem aanwezig zijn. Buiten de begrenzing van de Romeinse stad kunnen sporen van wegen en begravingen aangetroffen worden.
In 1997 en in 2009 is op verschillende plekken in het plangebied en in de directe omgeving een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (Archeologische Berichten Nijmegen rapport 19: Proefsleuvenonderzoek en waarnemingen in het plangebied stadsbrug en Park West, april 2010). Daarbij zijn bewoningssporen aangetroffen uit de Romeinse tijd en middeleeuwen. Op verschillende plekken is een grindpakket gezien dat wordt geïnterpreteerd als een restant van een Romeinse wegtracé.
Rijksbeleid
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen gebouwen, objecten en structuren met cultuurhistorische waarde te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.
De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Rijksmonumenten komen in het Mercuriuspark niet voor en ook niet in de nabije omgeving. Er lopen geen procedures om te komen tot aanwijzing van rijksmonumenten. Voor het Mercuriuspark is geen procedure voor aanwijzing als rijksbeschermd stadsgezicht in voorbereiding.
Gemeentelijk beleid
Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest om ook het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.
De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit van de locatie te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
De Monumentenverordening is de juridische basis om monumenten en gebieden te kunnen beschermen. De aanwijzing tot gemeentelijk monument wordt ingezet voor objecten en gebouwen die dusdanig belangrijk en karakteristiek zijn voor Nijmegen dat ongewenste wijzigingen en sloop op voorhand voorkomen moeten worden. Niet alle cultuurhistorisch waardevolle objecten zijn beschermd. Daarom heeft de gemeente ter completering van het monumentenbestand een aandachtslijst in voorbereiding, die begin 2014 zal worden vastgesteld. Op de aandachtslijst staan alle gebouwen, objecten en terreinen die in aanmerking komen voor plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst, als gemeentelijk of archeologisch monument of als identiteitsbepalend object. De aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsbeeld wordt ingezet voor (delen van) buurten/wijken met een bijzondere verkaveling, een vanuit cultuurhistorisch belangwekkend stratenplan of stedenbouwkundige structuur. Onder de bescherming kunnen onder meer voor- en zijgevels vallen, erfafscheidingen, straatprofielen en straatmeubilair.
Mercuriuspark
Het noordoostelijk deel van het bestemmingsplangebied, dat wordt begrensd door de Winselingseweg en de Waalbandijk (vlek 8 en 9), vallen binnen gebiedstype 3 van de cultuurhistorische beleidskaart. Het gebied dat wordt begrensd door de Winselingseweg, Waalbandijk en Weurtseweg valt binnen gebiedstype 2 van de cultuurhistorische beleidskaart. De overige terreinen behoren tot gebiedstype 1 (vlek 1 t/m 7) van de beleidskaart.
In gebiedstype 3 (vlek 8 en 9) is sprake van een rijke cultuurhistorische gelaagdheid. Het gaat om zowel de grotere schaal, zoals het stedenbouwkundige plan en/ of historische structuren, als om specifieke objecten en om de samenhang tussen de structuren, bebouwing en/of cultuurlandschap. Bij de bebouwing die geen beschermde status heeft gaat het niet zozeer om de architectuur en het beeld, maar om het silhouet, zoals de situering, de nok- en goothoogte en de nokrichting. Zowel de zichtbare als de niet-zichtbare geschiedenis van het gebied zal uitgangspunt moeten zijn bij ontwikkelingen. In gebiedstype 3 zijn cultuurhistorische waarden een middel om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kwaliteit te geven en de identiteit van een gebied herkenbaar en het verleden zichtbaar te houden en te versterken. Er is daarom veel aandacht voor cultuurhistorie bij ruimtelijke plannen in gebiedstype 3. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk, maar worden afgestemd op het karakter van het gebied.
Bij gebiedstype 2 gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. De belangrijkste objecten zijn reeds beschermd als gemeentelijk of rijksmonument of staan op de aandachtslijst. De monumenten geven aanknopingspunten om de geschiedenis zichtbaar te houden. Er zal daarom in deze gebieden geen afzonderlijke aandacht zijn voor individuele bebouwing. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt vooral de impact van deze ontwikkelingen op de directe omgeving van de beschermde monumenten meegenomen. Met andere woorden: een ontwikkeling in de directe omgeving van een monument moet passen bij het monument.
Bij gebiedstype 1 is er hoofdzakelijk sprake van woonwijken die in de afgelopen 50 jaar tot stand zijn gekomen en moderne bedrijventerreinen en industriegebieden, zoals in het geval van het Mercuriuspark. In deze gebieden zijn cultuurhistorisch waardevolle elementen in mindere mate aanwezig. Bij ruimtelijke plannen zal daarom alleen gestreefd worden naar behoud en herkenbaarheid van historische structuren. Dit is voor deze gebieden voldoende om verwijzingen naar het verleden levend te houden. Particuliere initiatieven voor behoud en visualisatie van de geschiedenis worden toegejuicht en de gemeente zal er zoveel mogelijk aan meewerken.
Het landschap voor de verstedelijking
In de periode vanaf de late middeleeuwen tot het einde van de negentiende eeuw bevond de schaarse bewoning in dit gebied zich op de hogere gronden van de oeverwal, die gevormd was door rivierafzettingen langs de Waal. Langs de Weurtseweg lag in de negentiende eeuw de herberg ´Salaadben´, die mogelijk een laatste restant was van een burcht van de Duitse Orde (Schalunenberg) bij Hees. De ontginningen in het gebied vonden plaats in het tweede kwart van de veertiende eeuw (F. Gorissen, 1956, p. 38). Het toponiem 'De Biezen' dat reeds in 1359 werd vermeld, verwijst naar de moerasachtige gesteldheid van het landschap in het verleden. De gronden nabij de rivier waren natter en werden gebruikt als weide en hooiland. Op de hogere delen van de oeverwal lagen de bouwlanden ('Haaische Veld'). De verkavelingsstructuur was zowel blokvormig als langgerekt. Percelen werden van elkaar gescheiden door sloten en houtsingels.
Op de overgang van de hoger gelegen bouwlanden naar de nattere weidegronden lag van oudsher de Biezenstraat. Het kronkelend beloop van deze weg hing samen met het aanwezig natuurlijk reliëf. Ten noorden van deze weg liep de Weurtseweg (voorheen Koningstraat genaamd). Deze weg was de belangrijkste doorgaande verbindingsroute van Tiel naar Nijmegen en volgde min of meer het tracé van een op de Peutingerkaart aangegeven Romeinse weg. Vanaf de late middeleeuwen werd ten noorden van de Weurtseweg de Waalbandijk aangelegd. Blijkens topografische kaarten uit het begin van de negentiende eeuw had deze bandijk een grillig verloop, hetgeen mede het gevolg was van de vele dijkdoorbraken die hadden plaatsvonden. Ook een gedeelte van de Weurtseweg dat ongeveer ter hoogte van de huidige VASIM-fabriek lag, werd aan het begin van de negentiende eeuw weggespoeld ten gevolge van een dijkdoorbraak. Het nieuwe tracé van de Weurtseweg dat destijds ten zuiden van het wiel werd gekozen, zoals dat wordt weergegeven op de kaart van Tranchot en Von Muffling uit 1820, is in de huidige inrichting nog herkenbaar. Enkele van de wielen die ontstonden door een doorbraak van de dijk, bleven tot in het eerste kwart van de twintigste eeuw aanwezig. Ten behoeve van de afwatering van het binnendijks gebied werd de Schaapswetering gegraven. Het overtollige water werd middels deze wetering in zuidwestelijke richting afgevoerd naar de Nieuwe Wetering, om uiteindelijk bij De Tuut op de Maas te worden geloosd. In het plangebied had de Schaapswetering meerdere vertakkingen. Eén van deze zijtakken was de Tochtsloot, die langs de zuidzijde van de Weurtseweg was aangelegd. Deze gegraven waterloop boog ten westen van het plangebied in zuidelijke richting af naar de Schaapswetering en had aldaar de functie van grenssloot tussen het grondgebied van de dorpen Hees en Weurt. Ook een gedeelte van de Schaapswetering langs de Biezenstraat markeerde deze bestuurlijke grens. Een belangrijke ruimtelijke ingreep in het plangebied werd in de periode 1824-1832 gedaan, toen in het kader van de versterking van de vesting Nijmegen en de daarmee verbonden aanleg van Fort Krayenhoff, een nieuwe dijk (huidige Winselingseweg) werd gebouwd ter vervanging van de kronkelende Waalbandijk. Deze 'defensiedijk' had een kaarsrecht beloop en was georiënteerd op het fort. Met behulp van een sluis die ten oosten van Fort Krayenhoff lag, konden de lagere gronden ten zuiden van de dijk ('De Biezen') geïnundeerd worden.
Veranderingen in het landschap na 1850
In het buitendijks gebied vestigden zich vanaf het midden van de negentiende eeuw enkele steenbakkerijen. Het ontstaan van deze bedrijvigheid kan beschouwd worden als het begin van de industriële ontwikkelingsfase van dit gebied, die zich kenmerkte door een ingrijpende transformatie van het landschap. Overigens werden in het laatste kwart van de negentiende eeuw ook nieuwe boerderijen in dit gebied gesticht, die zich met name in de eerste helft van de twintigste eeuw meer en meer gingen toeleggen op de teelt van fruit. Langs de Biezenstraat ontstond in deze periode een kleine agrarisch bebouwingscluster. Door de aanwezigheid van vruchtbare overslaggronden naast een grote wiel was deze plek uitermate geschikt voor fruitteelt.
Een belangrijke impuls voor ruimtelijke veranderingen werd gegeven door de aanleg van het Maas-Waalkanaal in de jaren twintig van de vorige eeuw. In deze periode werd het westelijk gedeelte van de Weurtseweg verlegd richting een nieuw gebouwde hefbrug, die onderdeel uitmaakte van het sluiscomplex Weurt. Bovendien werd de Weurtseweg aan de oostzijde verschoven in noordelijke richting. In 1928 vestigde de NYMA-fabriek zich buitendijks langs de Winselingseweg. In de jaren dertig werd ten westen van deze locatie de Noordkanaalhaven aangelegd, waaraan in 1934 de centrale 'Gelderland I' van de Provinciale Gelderse Elektriciteits-Maatschappij verrees. Ter ontsluiting van het industriegebied werd in de jaren veertig van de vorige eeuw een goederenspoorlijn aangelegd, die vanaf het inmiddels gesloopte Fort Krayenhoff een ruime bocht naar de NYMA-fabriek maakte en aftakte naar de elektriciteitscentrale. Deze goederenspoorlijn werd in de jaren vijftig verder uitgebreid in het kader van de aanleg van de Oostkanaalhaven. Het zand dat bij het graven van de havenkom vrijkwam, werd blijkens onderstaande luchtfoto uit 1949 opgespoten op de gronden binnen het plangebied. In de jaren zestig werd de Oostkanaalhaven uitgebreid met een tweede havenkom.
Op het nieuwe industrieterrein werden ontsluitingswegen aangelegd, waaronder de Mercuriusstraat en de Koopvaardijweg. Het noordelijk deel van laatstgenoemde weg volgt nog het tracé van de Biezenstraat. In de loop van de jaren vijftig en zestig werden verscheidene fabriekshallen en bedrijfsloodsen op het industrieterrein gebouwd. De gronden ten oosten van de Mercuriusstraat werden bestemd als sportveldencomplex en zijn nadien ingericht als park (Westerpark). Ook ten noorden van de Weurtseweg lag vanaf de jaren zeventig een sportveld, dat tegenwoordig niet meer aanwezig is, maar waarvan de contouren nog wel herkenbaar zijn door het voorkomen van houtsingels. Door uitbreiding van de energiecentrale aan de zuidzijde van de Noordkanaalhaven verdween in de jaren tachtig het bebouwingscluster dat vanaf het einde van de negentiende eeuw langs de oude Weurtseweg was ontstaan.
Gebiedskarakteristiek
In 2007 verscheen het boek 'Nijmegen ontwikkelt, cultuurhistorie aan de Waal', waarin voor het Waalfront en directe omgeving het eerder opgestelde Cultuurhistorisch Profiel op hoofdlijnen wordt beschreven. Blijkens het Cultuurhistorisch Profiel wordt het Waalfront en omgeving gekenmerkt door drie dominante cultuurhistorische lagen: de Romeinse stad, de vestingwerken en de industriële ontwikkeling. Het gebied grenst aan de Romeinse stad Ulpia Noviomagus. Buiten de begrenzing van de Romeinse stad kunnen sporen van wegen en begravingen aangetroffen worden. De middeleeuwse en latere vestingwerken reikten niet tot aan het plangebied. Wel ligt de defensiedijk die gelijktijdig met Fort Krayenhoff is aangelegd binnen het plangebied. Van groot belang voor het plangebied is de laag van het industrieel erfgoed. Het nog herkenbare tracé van de goederenspoorlijn maakt onderdeel uit van deze laag.
Kenmerkend voor het gebied is dat het merendeel van de structuren en elementen die voor het midden van de twintigste eeuw voorkwamen, in de naoorlogse periode is verdwenen. Van de historische wegen resteren slechts enkele tracégedeelten. De oude waterlopen zijn zonder uitzondering gedempt. Hetzelfde geldt voor de wielen.
Monumenten en aandachtspanden
Het Mercuriuspark kent geen gemeentelijke monumenten noch gemeentelijk beschermde gebieden. Direct ten noorden van het plangebied bevindt zich de NYMA-watertoren, die de status van gemeentelijk monument heeft.
Op basis van een eerder uitgevoerd algemeen cultuurhistorisch onderzoek van het Waalfront, waar het noordoostelijk deel van het plangebied deel van uitmaakte, en een bouwhistorische verkenning naar de voormalige NYMAfabriek (Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis, 2006), waar het Vasimgebouw een belangrijk onderdeel van vormde, is vast komen te staan dat de Vasimfabriek grote cultuurhistorische waarde heeft. Vandaar dat het gebied in de Erfgoednota waarde 3 heeft gekregen. Onlangs is de VASIM fabriek aan de Winselingseweg 41 opgenomen in de Aandachtslijst voor Cultureel Erfgoed. Hetzelfde geldt voor het PGEM-verdeelstation aan de Weurtseweg 400, dat ten oosten van het plangebied staat.
Uit de bouwhistorische verkenning blijkt, dat het Vasimgebouw grote cultuurhistorische waarde heeft vanwege de sociaal-economische geschiedenis, de iconografische betekenis voor Nijmegen-West, de constructiewijze en het ontwerp dat in 1947 werd vervaardigd door de landelijk bekende architectencombinatie Zanstra, Giesen en Sijmons. Het weerspiegelt het optimisme van de industriële wederopbouwarchitectuur. De ruimtelijke opbouw, voorgeschreven door de oorspronkelijke functie, is helder en duidelijk. De grote open interieurruimte van 40 x 80 meter, onderverdeeld door de schaaldaken en de luchtkanalen biedt enorme gebruiksmogelijkheden. Aanpassingen aan een toekomstig gebruik (akoestiek, klimaat, toegankelijkheid, etcetera) zijn daarbij onvermijdelijk, maar dienen te geschieden met respect voor de grote schaal en het industriële karakter van het gebouw. Bij nieuwe ontwikkelingen dient de continuspinnerij als een op zich zelf staand, autonoom, sterk beeldbepalend gebouw te worden beschouwd. Tevens dienen nieuwe ontwikkelingen het industriële karakter en daarmee tevens de heldere afleesbaarheid van het oorspronkelijke functionele ontwerp te respecteren. Dat wil zeggen dat toevoegingen die dit karakter of ontwerp verdoezelen of ontkennen vermeden moeten worden. Het is verder van belang dat de oorspronkelijke situering van de continuspinnerij beneden aan de dijk en ter plaatse van een gedempt wiel, zichtbaar en leesbaar blijft. Eventueel aanvullende nieuwbouw binnen de halve cirkel die gevormd wordt door het dijkje van de voormalige goederenspoorlijn zou zeer zorgvuldig moeten worden ingepast en de (post-)industriële sfeer van het gebied moeten versterken. Het heeft de voorkeur om aanvullende bebouwing te plaatsen aan de Winselingseweg ten westen van het Vasimgebouw. Het voordeel hiervan is dat de sterk autonome vorm van het gebouw intact blijft en dat bebouwing op deze plek de kans biedt om het karakter van de Winselingseweg als fabrieksstraat te versterken. Tot slot verdient de visueel-ruimtelijke relatie tussen het NYMA-complex (c.q.de VASIM-fabriek) en het nog herkenbare tracé van de goederenspoorlijn bijzondere aandacht binnen de toekomstige stedenbouwkundige inrichting van het gebied, dit mede vanwege de vroegere functioneel-ruimtelijke relatie tussen het fabriekscomplex en de goederenspoorlijn.
Voor zowel het Vasimgebouw als voor het PGEM-verdeelstation geldt dat behoud gewenst is zowel vanwege de waarde van de individuele objecten als vanwege hun bijdrage aan de totale identiteit van het gebied. Functies, waarbij de genoemde gebouwen integraal behouden kunnen worden zonder al teveel aanpassingen verdienen daarom de voorkeur. Doordat de gebouwen behouden blijven bevestigen en versterken zij de specifieke identiteit van het gebied. Functies die de gebouwen (gedeeltelijk) openbaar toegankelijk maken zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt aantrekkelijk, omdat de monumentale waarde en identiteit van de gebouwen voor een groter publiek beleefbaar is. Bij sloop of ingrijpende wijziging van deze panden gaan cultuurhistorische waarden verloren en lijdt het hele gebied een verlies aan identiteit.
Historische-stedenbouwkundige structuren
De historische wegtracés van vóór 1850, die thans nog voorkomen in en nabij het plangebied, zijn van hoge cultuurhistorische waarde. Het betreft restanten van de Weurtseweg, Biezenstraat en Winselingseweg. Als overblijfselen van de verdwenen inrichting van het vroegere landschap is sprake van zeldzaamheidswaarde. Als oude verbindingsweg heeft de Weurtseweg bovendien een zeer hoge historisch-geografische waarde.
De gedeelten van de Weurtseweg die gerealiseerd werden in de jaren twintig van de vorige eeuw .hebben een lage cultuurhistorische waarde. Hetzelfde geldt voor de wegenstructuur die in de wederopbouwperiode (1940-1965) tot stand is gebracht.
Een historisch waardevolle structuur is de dijk die in het eerste kwart van de negentiende eeuw werd aangelegd in samenhang met het Fort Krayenhoff. Behalve het rechte beloop is het aanwezige reliëf - dat onder meer duidelijk herkenbaar is ter hoogte van de VASIM-fabriek - kenmerkend. De tracés van de goederenspoorlijn die ten noorden van de Weurtseweg nog herkenbaar zijn in de ruimtelijke inrichting zijn als historische structuren van hoge waarde. De ensemblewaarde met de VASIM-fabriek en het PGEM verdeelstation is hoog. Bovendien had de spoorlijn een belangrijke historisch-ruimtelijke relatie met de NYMA-fabriek en de elektriciteitscentrale aan de Noordkanaalhaven. Het in de inrichting van het plangebied herkenbaar houden en accentueren van deze structuur verdient vanuit cultuurhistorisch oogpunt aanbeveling.
Het behoud van de historische wegenstructuur (vóór en na 1850) in het plangebied wordt geborgd door de betreffende gronden te bestemmen voor verkeersdoeleinden. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van invloed kunnen zijn op het historisch beloop van deze wegen. Voor de historische wegen worden geen specifieke regels opgenomen die gericht zijn op het behouden, versterken en benutten van cultuurhistorische waarden. Een kort gedeelte van het oude tracé van de Weurtseweg heeft de bestemming 'groen', waardoor deze historische structuur herkenbaar blijft.
Het noordelijk gedeelte van het plangebied valt binnen gebiedstype 3 van de Cultuurhistorische Beleidskaart. De ambitie is om voor waardevolle historische bebouwing en historisch-stedenbouwkundige structuren maatwerk in bestemmingen en planregels te bieden. Hiervoor is de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie opgenomen.
Voor de laag van het industrieel erfgoed geldt dat de cultuurhistorische waarde van de VASIM-fabriek bij toekomstige ontwikkelingen als uitgangspunt genomen dient te worden. De nog herkenbare structuur van de goederenspoorlijn biedt kansen om het industriële karakter van dit gebied verder te versterken. Het gebogen tracé van de goederenspoorlijn nabij de VASIM-fabriek wordt gewaarborgd door aan de gronden ten westen van de spoorlijn de bestemming groen toe te kennen.
Voor historisch waardevolle groenstructuren die deel uitmaken van de hoofdbomenstructuur wordt in dit bestemmingsplan geen specifieke aanduiding opgenomen. Bescherming van deze groenstructuren is adequaat geregeld middels het gemeentelijk groenbeleid.
Bedrijvigheid is, in de zin van de Wet milieubeheer, die bedrijvigheid die vermeld staat in Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht en als zodanig als inrichting aangemerkt zou kunnen worden. Bij het opstellen van de het bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld worden aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geluid, geur, stof, gevaar (vooral brand- en explosiegevaar), verkeer en visuele aspecten van belang. Uitgangspunt is dat de bedrijvigheid, die is ingedeeld in de hindercategorieën SBI 3.1 en hoger ook passend geacht kan worden binnen het plangebied voor zover het de bedrijfslocaties betreft.
In het gebied Mercuriuspark bevinden zich thans nog slechts enkele bedrijven, het merendeel van de in dit gebied aanwezige bedrijven heeft moeten wijken voor de bouw van de stadsbrug De Oversteek en de toeleidende wegen. Het gebied is wederom bestemd voor de vestiging van bedrijvigheid. In het onderstaande overzicht zijn alleen de bedrijven binnen het plangebied aangegeven die nog aanwezig zijn of zich daar binnenkort zullen vestigen (Weurtseweg 488).
Adres | nr. | Naam inrichting |
SBI- code |
Activiteit | Cat | Hinder-cirkel |
Mercuriusstraat | 1 | Technische Unie b.v. | 5153.6 | Groothandel sanitair | 2 | G30 |
Mercuriusstraat | 7 | Galvanisch Bedrijf Latour b.v. | 2851 | Oppervlakte- behandeling |
3.2 | G100 |
Weurtseweg | 488 | Burghouts Bedrijven b.v. | 4544 | Schildersbedrijf | 3.1 | G30 |
Binnen het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dan wel het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO). Het bestemmingsplan maakt de vestiging van Bevi inrichtingen mogelijk in de vlekken 4 en 7, gelegen ten noordwesten van de Verlengde Energieweg en de Waalbandijk en het verst van de woonwijken verwijderd, Hierop zal in de paragraaf Externe Veiligheid nog nader worden ingegaan.
Buiten het plangebied is één Bevi inrichting aanwezig die van invloed is op het plangebied. Dit betreft TWO Chemical Logistics b.v., De Vlotkampweg 67. Op deze inrichting wordt in de paragraaf Externe Veiligheid nog nader ingegaan
Met betrekking tot beïnvloeding van de in het bestemmingsplan Nijmegen-Kanaalhavens gelegen inrichtingen op het plangebied kan opgemerkt worden dat hier in zijn algemeenheid geen gevoelige bestemmingen zullen worden toegelaten. Een onderlinge beïnvloeding van de bedrijvigheid in het plangebied Mercuriuspark en het plangebied Nijmegen-Kanaalhavens is niet aan de orde gezien de gelijke geaardheid van de activiteiten in de onderscheiden plannen en het ontbreken van gevoelige bestemmingen.
Met betrekking tot de in het bestemmingsplan toe te laten activiteiten dient opgemerkt te worden dat de hindercategorieën 1 tot en met 3.2 geen belemmeringen naar de omgeving opleveren voor wat het gehele bestemmingsplan Mercuriuspark betreft omdat het Westerpark een ruimtelijke scheiding vormt ten opzichte van de (geluid)gevoelige bestemmingen in het Waterkwartier (Rivierenbuurt). Een uitzondering hierop vormt vlek 9, een beperkte strook die ten noorden van de Waalbandijk langs en onder De Oversteek, dat grenst aan het plangebied Brugkwartier. Door hier bedrijvigheid toe te staan tot en met categorie 2 wordt hinder voor de nieuw te bouwen woningen voorkomen.
Het plan wordt aan de noord-, west- en zuidzijde begrensd door vanuit milieuoptiek niet gevoelige bestemmingen, zodat hier bedrijvigheid in de vlekken 4 en 7 gelegen ten noordwesten van de Verlengde Energieweg en de Waalbandijk volgens de categorieën 4.1 en 4.2 mogelijk is.
Bedrijvigheid in de maximaal toegelaten milieucategorie 4.2 heeft een hindercirkel van 300 meter. De bedrijvigheid in deze vlekken zal daarom geen merkbare invloed op gevoelige bestemmingen in het Waterkwartier en Brugkwartier hebben omdat deze gevoelige bestemmingen op tenminste 360 meter uit de vlekken 4 en 7 liggen, dan wel geprojecteerd zijn. Ook op het grondgebied van de gemeente Beuningen zal de geprojecteerde bedrijvigheid in de vlekken 4 en 7 geen invloed kunnen uitoefenen omdat de gemeentegrens op tenminste 680 meter uit de genoemde vlekken is gelegen.
Opgemerkt dient in dit kader te worden dat het gehele Mercuriuspark onderdeel uitmaakt van het gezoneerde industrieterrein Nijmegen-West-Weurt. De te vestigen inrichtingen zullen buiten het hierboven gestelde ook dienen te worden gescreend op hun bijdrage aan de zone. Hierop wordt verder in de paragraaf Geluid op ingegaan.
In de Wet Milieubeheer wordt beschreven dat voor bepaalde activiteiten een Milieueffectrapportage opgesteld moet worden, of dat (bij een bepaalde omvang van die activiteiten) een MER beoordeling gemaakt moet worden. De in dit bestemmingsplan bestemde activiteiten vallen qua aard en omvang niet in deze categorie. In en nabij het plangebied liggen ook geen gevoelige gebieden of bestemmingen die door hun aard een nadere MER beoordeling noodzakelijk maken.
Het bestaande bestemmingsplan wordt gewijzigd. Het bevoegd gezag moet bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaren over relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2 Awb). Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, waaronder de bodem. Ook moet inzicht bestaan over de uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 Bro). Bodemverontreiniging kan hierop van invloed zijn. Daarom beoordelen wij de bodemkwaliteit in relatie tot het bestemmingsplan.
Vlek 1
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
Uit de onderzoeken blijkt dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat geen sterke verontreiniging is aangetroffen. Bij de ontmanteling van het tankstation op Industrieweg 52 is een verontreiniging gesaneerd die is ontstaan na 1987. Daarbij is een kleine restverontreiniging met olieproducten bij kabels en leidingen achtergebleven. In het besluit van 9 oktober 2012, ML12.0015874 (locatiecode: GE026800144) hebben B&W de volgende aanwijzingen opgenomen:
De aangetroffen lichte verontreinigingen en de kleine restverontreiniging vormen geen risico voor het beoogde gebruik. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging. Er zijn wel beperkingen met betrekking tot bemalingen in het gebied. Zie onder kopje kopje "grondwater vlekken 1 t/m 7".
Vlek 2
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
In het oudste onderzoek (1988) wordt op Kanaalstraat 100 een stortlaag aangetroffen die sterk verontreinigd is met chroom, koper, lood en zink. In latere onderzoeken lijkt deze ophooglaag niet meer aanwezig te zijn. Het is onduidelijk of de ophooglaag in het verleden geheel of deels is verwijderd.
Op Kanaalstraat 100 wordt op diverse plaatsen koper in de vaste bodem aangetroffen boven de lokale maximale waarde. In één mengmonster wordt koper aangetroffen boven de interventiewaarde.
Op Mercuriusstraat 3 worden in de bovengrond puin en kooldeeltjes aangetroffen. Plaatselijk wordt in de bovenste meter koper aangetoond boven de interventiewaarde. Daarnaast wordt PAK (som) en PCB's aangetoond boven de Lokale Maximale Waarde. Op het terreindeel dat grenst aan de Mercuriusstraat is ter plaatse van een ondergrondse opslag tank voor brandstof in het grondwater minerale olie en aromaten aangetoond in concentraties boven de interventiewaarde. In de grond is geen minerale olie aangetroffen boven de achtergrondwaarde.
Op Kanaalstraat 100 en Mercuriusstraat 3 worden vluchtige organochloorverbindingen (VOCl's), met name PER, in grond en grondwater aangetroffen in concentraties boven de interventiewaarde. De grondwaterverontreiniging is tot op de kleilaag op 20 m -mv aangetroffen. De hoogste concentraties in het grondwater bevinden zich ondiep (tot 5 meter beneden maaiveld). In horizontale richting is de verontreiniging globaal uitgekarteerd. Er is geen sprake van een duidelijke verspreiding in de vorm van een stroombaan en/of pluim. In een bodemvolume van tenminste 160.000 m³ wordt de interventiewaarde voor VOCl's overschreden.
Op 14 februari 2012 hebben B&W in besluit 12.0003579 ingestemd met een saneringsplan voor de ontvettingsmiddelen per en tri (VOCl). De doelstelling is het bereiken van een stabiele eindsituatie in het grondwater. Daarvoor wordt de bovenste meter van de gereinigd totdat de kwaliteit met betrekking tot VOCl voldoet aan de waarden voor Industrie en ook uit het grondwater worden de sterkste verontreinigingen verwijderd. Na afloop van de actieve sanering:
Na afloop van de actieve sanering wordt de kwaliteit van de grond ook voor andere stoffen vastgelegd. Verwacht wordt dat er delen van het terrein verontreinigd zijn met metalen, PCB, olie. Deze kunnen functiegericht worden gesaneerd. Dat wil zeggen dat de maatregelen worden afgestemd op het gebruik en de inrichting van het terrein. De saneringsmaatregelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het verwijderen van verontreinigde grond t.b.v. funderingen en voor het overige afdekken met gebouwen verharding. Een eventuele omgevingsvergunning voor bebouwing op deze verontreinigde grond treedt niet eerder in werking dan dat er een saneringsplan is ingediend bij de gemeente Nijmegen.
Op voormalig Koopvaardijweg 2 (kadastrale percelen 706, 705 en 673) zijn 3 spots aangetroffen waarin olie verhoogd is. Deze lijken klein te zijn maar moeten nog wel worden uitgekarteerd om vast te stellen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Ook hier is het grondwater sterk verontreinigd met VOCl. Deze worden meegenomen in de hiervoor beschreven sanering. Ook zijn hier spots met metalen en olie aanwezig, die functiegericht worden gesaneerd in samenhang met de herinrichting.
Op Koopvaardijweg 4 zijn lichte verontreinigingen in de grond aangetroffen. Het grondwater is matig verontreinigd met VOCl. Deze worden meegenomen in de hiervoor beschreven sanering.
Er zijn beperkingen met betrekking tot bemalingen op vlek 2. Zie onder kopje kopje "grondwater perceel 1 t/m 7".
Vlek 3
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
De puinverharding aan de zuidzijde Fabrieksweg 16 is sterk verontreinigd met metalen (koper zink). Vermoedelijk is deze puinverharding niet meer (geheel) aanwezig. Op het perceel lag een depot dat is afgevoerd in het kader van de sanering Mercuriuspark. Op Mercuriusstraat 9 is de grond licht verontreinigd met lood, zink en PAK. Op beide terreinen is het grondwater sterk verontreinigd met VOCl.
Op basis van het onderzoek concluderen we dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat de puinverharding niet als bodem wordt beschouwd. De grondwaterverontreiniging wordt in het kader van de sanering van vlek 2 aangepakt (zie onder grondwater). De aangetroffen verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik.
Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Er zijn beperkingen met betrekking tot bemalingen in vlek 3. Zie onder kopje kopje "grondwater vlek 1 t/m 7".
Vlek 4
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
Aan de noordzijde van Koopvaardijweg 8 is een zeer klein spotje met koper gevonden. Er is in 2010 een spot met asbest in de bodem gesaneerd. Op Koopvaardijweg 4 zijn lichte verontreinigingen in de bovengrond aangetroffen. In 1 ondergrondmonster is lood boven de interventiewaarde aangetroffen.
Op Koopvaardijweg 10-12/Weurtseweg 263 is een geval van ernstige bodemverontreiniging met metalen aanwezig. Daarnaast is een zeer klein spotje met koper gevonden. Geschat is dat er sprake is van 450 m3 sterk verontreinigde grond. Dit kan functiegericht worden gesaneerd in samenhang met de herinrichting.
Er zijn lichte tot matige VOCl-verontreinigingen in het grondwater aangetroffen. Deze worden in het kader van de sanering van vlek 2 aangepakt (zie onder grondwater).
De aangetroffen verontreinigingen op vlek 4 vormen geen risico voor het beoogde gebruik. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Er zijn beperkingen met betrekking tot bemalingen in vlek 4. Zie onder kopje kopje "grondwater vlek 1 t/m 7".
Vlek 5
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het/de volgende(n) rapport(en):
De grond van vlek 5 is licht verontreinigd. Ook zijn hier in het grondwater lichte verontreinigingen met VOCl aangetroffen. Deze worden in het kader van de sanering van vlek 2 aangepakt (zie onder grondwater).
De aangetroffen verontreinigingen op vlek 5 vormen geen risico voor het beoogde gebruik. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Er zijn beperkingen met betrekking tot bemalingen in vlek 5. Zie onder kopje kopje "grondwater vlekken 1 t/m 7".
Vlek 6
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
In het algemeen zijn lichte verontreinigingen met metalen aangetroffen. Aan de oostgrens van het perceel zijn hogere gehaltes gemeten. Mogelijk is hier sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Als dit zo is kan functiegericht worden gesaneerd in samenhang met de herinrichting. Op het oostelijk terreindeel is in de ondergrond plaatselijk ook een sterke verontreiniging aangetroffen.
In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met VOCl aanwezig. Deze worden in het kader van de sanering van vlek 2 aangepakt (zie onder grondwater).
De aangetroffen verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Er zijn beperkingen met betrekking tot bemalingen in vlek 6. Zie onder kopje kopje "grondwater vlek 1 t/m 7".
Vlek 7
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
In het verleden is op een groot deel van dit perceel de Weurtse kolk aanwezig geweest. De kolk is opgevuld met onbekend materiaal. Uit de bodemonderzoeken blijkt dat dit materiaal voornamelijk grond is en dat er in wisselende mate sprake is van bijmenging met bodemvreemd materiaal (puin, sintels). In de ondergrond worden incidenteel hoge gehalten metalen gemeten. De bovengrond is licht verontreinigd.
In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met VOCl aanwezig. Deze worden in het kader van de sanering van vlek 2 aangepakt (zie onder grondwater).
De aangetroffen verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Er zijn beperkingen met betrekking tot bemalingen in vlek 7. Zie onder kopje "grondwater vlek 1 t/m 7".
Vlek 8
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
In het verleden is op een groot deel van dit perceel de Weurtse kolk aanwezig geweest. De kolk is opgevuld met onbekend materiaal. Uit de bodemonderzoeken blijkt dat dit materiaal voornamelijk grond is en dat er in wisselende mate sprake is van bijmenging met bodemvreemd materiaal (puin, sintels). De bovengrond is overwegend licht verontreinigd met metalen en PAK. De ondergrond is wat sterker verontreinigd. Incidenteel wordt een overschrijding van de interventiewaarde voor metalen, PAK en olie (voormalig Winselingseweg 39) gemeten. Op 11 april 1996 heeft de provincie Gelderland vastgesteld dat in het gebied langs de Waal sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (MW96.7844-6022029). Het betreft een ophooglaag met puin en sintels en dergelijke, waarin metalen en PAK aanwezig zijn. Mogelijk horen de in vlek 8 aangetroffen lichtere verontreinigingen bij dit geval van ernstige bodemverontreiniging. Als dit zo is kan functiegericht worden gesaneerd in samenhang met de herinrichting.
In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met VOCl aanwezig. Deze worden in het kader van de sanering van vlek 2 aangepakt (zie onder grondwater).
De aangetroffen verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Vlek 9
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
In de ondergrond worden zink en PAK aangetroffen boven de interventiewaarden. Op 11 april 1996 heeft de provincie Gelderland vastgesteld dat in het gebied langs de Waal sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (MW96.7844-6022029). Het betreft een ophooglaag met puin en sintels en dergelijke, waarin metalen en PAK aanwezig zijn. De in vlek 9 aangetroffen verontreinigingen met metalen en PAK horen bij dit geval van ernstige bodemverontreiniging. Dit kan functiegericht worden gesaneerd in samenhang met de herinrichting.
In 2012 is op het voormalig. adres Winselingseweg 16 een olieverontreiniging aangetroffen. Deze is zoveel als mogelijk verwijderd.
Ter plaatse van voormalige tanks is tot 5,5 m-mv ontgraven. In de bodem van de ontgraving is nog een gehalte boven de tussenwaarde aanwezig. De putwanden zijn niet bemonsterd. Rondom een gresbuis langs de dijk is eveneens zoveel mogelijk ontgraven. In de putbodem op 2,5 m -mv is nog olie boven de tussenwaarde aanwezig. De grond rondom de gresbuis die aan de oostzijde naar de Waal loopt is nog niet gesaneerd. Dit kan eveneens functiegericht worden gesaneerd in samenhang met de herinrichting.
De voormalige bedrijfsactiviteiten ter plaatse van vlek 2 hebben een grondwaterverontreiniging met de ontvettingsmiddelen per en tri veroorzaakt als weergegeven in de volgende figuur. De verontreiniging strekt zich uit over de vlekken 1 t/m 7. Op 14 februari 2012 hebben B&W in besluit12.0003579 ingestemd met een saneringsplan (VOCl). De doelstelling is het bereiken van een stabiele eindsituatie in het grondwater. Dat betekent dat de omvang én mate van de verontreiniging niet mag toenemen. Dit wordt bereikt door de bron van de verontreiniging in grond en grondwater in vlek 2 tot een bepaald niveau te verwijderen.
Om te voorkomen dat door bemalingen de sterke grondwaterverontreiniging zich alsnog verspreidt, zijn er beperkingen gesteld aan bemalingen. Deze mogen alleen worden toegepast na toestemming van de gemeente Nijmegen in het kader van de Wet bodembescherming.
Industrielawaai en bedrijven
Op basis van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder (Wgh) dient rondom een industrieterrein waarop bepaalde typen lawaaiproducerende bedrijven zijn gevestigd of kunnen worden gevestigd, een geluidzone te worden vastgesteld. Deze bedrijven zijn aangewezen in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningbesluit milieubeheer (Ivb) en werden voorheen aangeduid met het begrip A-inrichtingen.
De geluidzone vormt een bufferzone tussen de bedrijven op het industrieterrein en de geluidsgevoelige bestemmingen in de omgeving. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting vanwege alle bedrijven op het industrieterrein tezamen niet hoger zijn dan 50 dB(A). Binnen de zone gelden beperkingen voor geluidgevoelige bestemmingen. Delen van dit bestemmingsplan zijn ook onderdeel van het geluidgezoneerde industrieterrein Nijmegen-West/Weurt.
De percelen met vleknummers 6, 8 en 9 worden aan het gezoneerde industrieterrein onttrokken. De hindercategorie van de bedrijven die op deze gronden zijn toegestaan vereist geen milieuzonering op grond van de Wet geluidhinder. De bijbehorende 50 dB(A) zonegrens valt buiten de grenzen van dit bestemmingsplan. De 50 dB(A) zonegrens van het geluidgezoneerde industrieterrein Nijmegen-West/Weurt wordt niet aangepast. Op de verbeelding is de begrenzing van het geluidgezoneerde industieterrein en het gedeelte van de geluidzone industrielawaai gelegen binnen het plangebied opgenomen.
Op onderstaand kaartje is zowel de aangepaste industrieterreingrens als de 50 dB(A) zonegrens industrielawaai aangegeven.
Weg- en railverkeer
Volgens de Wet geluidhinder heeft iedere geluidsbron een eigen zone. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied langs een geluidbron. De zonebreedte van een weg is vastgelegd in de Wet geluidhinder. De ruimte boven de weg hoort ook bij de zone. De basis voor het bepalen van de breedte van de zone voor spoor is vastgelegd in artikel 1.4a lid 1 van het Besluit geluidhinder. De breedte van de zone van een spoorweg is afhankelijk van de geluidsbelasting ter plaatse van de referentiepunten.
In het geval van de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geldt voor wegverkeer een voorkeurswaarde van 48 dB en afhankelijk van een binnenstedelijke of buitenstedelijke situatie geldt een maximale grenswaarde van 63 dB en 53 dB. Voor railverkeer geldt een voorkeurswaarde van 55 dB en een maximale grenswaarde van 68 dB. Bij overschrijding van de voorkeurswaarden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden vastgesteld.
Een weg met een maximum snelheid van 30 km/uur heeft geen zone en hoeft dus niet te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Uit jurisprudentie blijkt dat 30 km/uur wegen bij planologische procedures met het oog op 'goede ruimtelijke ordening' toch akoestisch moeten worden onderzocht.
Het bestemmingsplan maakt geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk. Toetsing aan de Wet geluidhinder wat betreft weg- en railverkeerslawaai is niet aan de orde.
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriele regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
Ad a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden voor de volgende stoffen: stikstofdioxide (NO2); fijn stof (PM10); benzeen (C6H6); zwaveldioxide (SO2); koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP). In Nederland worden in het algemeen alleen voor NO2 en PM10 mogelijk overschrijdingen verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.
Getalsmatig kan de normering voor NO2 en PM10 als volgt weergegeven worden:
norm | ingangsdatum | |
jaargemiddelde grenswaarde NO2 | 40 ug/m3 | 1-1-2015 |
jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 ug/m3 | 1-6-2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3 | 1-6-2011 |
Vaststelling van een ruimtelijk plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen indien:
Een IBM-plan mag geen bijdrage leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit op plaatsen waar de grenswaarden overschreden worden of dreigen te worden. Indien door een IBM-plan wel een bijdrage geleverd wordt aan een verslechtering boven de grenswaarde, dan moet aan het plan maatregelen gekoppeld worden om deze bijdrage te compenseren.
Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht geworden. Het NSL is een programma als bedoeld in artikel 5.16 lid 1 onder d Wm. Het NSL bevat een pakket van ruimtelijke ontwikkelingen c.q. projecten (bijvoorbeeld (rijks)wegen, woningen, landbouw en industrie) en maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Met deze maatregelen zal Nederland tijdig aan de Europese luchtnormen voldoen. Deze maatregelen zijn onder meer: nationale, generieke maatregelen van het Rijk (stimulering roetfilters, belastingvoordeel voor schone auto's, etc.) en daarnaast maatregelen op het hoofd- of onderliggend wegennet zoals doorstromingsmaatregelen, snelheidsverlaging en schermen.
Het plangebied Mercuriuspark past binnen het projectgebied "Nijmegen Koers west", dat als IBM-project opgenomen is in dit NSL onder IB-nr. 225. Ten behoeve van de definitieve vaststelling van het NSL is het rekeninstrument Saneringstool (versie 3.1) ontwikkeld. De omvang van "de saneringsopgave" voor luchtkwaliteit wordt met dit instrument op een eenduidige en uniforme wijze in kaart gebracht. Het positieve effect op de luchtkwaliteit van de maatregelen is bepaald door middel van de Saneringstool. In deze Saneringstool leidt het inbrengen van de IBM-projecten in Nijmegen alsmede de voorgestelde maatregelen tot het tijdig oplossen van de knelpunten in de luchtkwaliteit in Nijmegen.
Het onderhavige bestemmingsplan voldoet met haar projectkenmerken aan de in het NSL opgenomen projectkenmerken. In de gebruikte verkeersmodellen voor de Saneringstool zijn de verkeerseffecten opgenomen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in Nijmegen (waaronder de eerdergenoemde in het NSL opgenomen IBM-projecten. Het onderhavige bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitsnormen en kan derhalve worden gerealiseerd.
Ad b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties, maar ook een hotel, worden niet als gevoelige bestemming gezien.
In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
Gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze GGD-richtlijnen. Omdat het plan geen gevoelige bestemmingen mogelijk maakt, is dit aspect niet relevant en levert het geen belemmering op voor dit bestemmingsplan.
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die, in dit geval, voornamelijk ontstaan door een inrichting vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, een spoorlijn, de rivier de Waal en het Maas-Waalkanaal met de aanpalende havenvoorzieningen.
De kans dat er een zwaar ongeval plaatsvindt, is voor alle genoemde risicobronnen zeer klein. De effecten van een dergelijk ongeval kunnen echter zeer groot zijn. In het bestemmingsplan moet van deze kans op een zwaar ongeval rekenschap gegeven worden, dit heet de verantwoording van het risico.
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs) zijn criteria gegeven die betrokken moeten worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht. Tevens is getoetst aan de toekomstige Basisnetten Spoor en Water. De gemeente Nijmegen heeft hiernaast haar eigen beleidsvisie over hoe om te gaan met de verantwoording vastgesteld (Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen, januari 2014).
Binnenplanse risicobronnen
Hoewel thans binnen de plangrenzen geen inrichtingen aanwezig zijn die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) wordt in dit bestemmingsplan de vestiging hiervan wel mogelijk gemaakt in de vlekken 4 en 7. Hierbij wordt uitgegaan van Bevi-inrichtingen met het restrictieniveau 2 volgens de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen. Dit houdt in dat de plaatsgevonden risicocontour (PR 10-6-contour) wel over infrastructuur en groenvoorzieningen mag vallen, maar niet over andere percelen waar bebouwing is toegestaan. Dit beschermingsniveau kan worden toegepast wanneer gekozen wordt ruimte te bieden aan risicovolle inrichtingen, maar de planologische mogelijkheden van aangrenzende percelen ruim moeten blijven.
Op dit moment is uiteraard nog niet aan te geven of, en zo ja, welke Bevi-bedrijvigheid zich voor deze vlekken zal aandienen. Opgemerkt dient te worden dat een dergelijke inrichting te allen tijde door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) aan zal moeten tonen dat hij inderdaad aan het gewenste restrictieniveau van het plaatsgebonden risico (PR) kan voldoen en wat de groepsrisico's (GR) voor de verder van de inrichting gelegen omgeving voorstelt, evenals de mogelijke maatregelen om bij een dergelijke inrichting de veiligheidsrisico's zoveel als mogelijk te beperken.
Elk bedrijf dat onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt is vergunningplichtig. Voor het verkrijgen van de omgevingsvergunning dient het bedrijf aan te tonen dat zij de best beschikbare technieken gebruikt om een zo laag als mogelijk risiconiveau te realiseren. Mocht er daarna nog een risicocontour (PR 10-6) resteren die over een naburig bedrijf (meestal een beperkt kwetsbaar object) valt dan is dit volgens het Bevi in beginsel niet toegestaan. De gemeente Nijmegen geeft met de aangeven restrictiniveaus aan dat er geen zwaarwegende argumenten zijn om deze situatie alsnog te vergunnen. De vergunning zal dus worden geweigerd mits het bedrijf instaat is de risicocontour tot het eigen terrein of de omliggende infrastructuur of groenvoorziening te beperken.
Buitenplanse risicobronnen
Met betrekking tot externe risico's kunnen worden onderscheiden:
Ad a) Inrichtingen
Het plangebied bevindt zich in het invloedsgebied van één Bevi-inrichting, TWO Chemical Logistics B.V., een op- en overslagbedrijf voor gevaarlijke stoffen, gelegen aan De Vlotkampweg 67. Het invloedsgebied bedraagt 4250 meter, het plangebied ligt op tenminste 1580 meter afstand van deze inrichting.
Ad b) Vervoer van gevaarlijke stoffen
Binnen en in de nabijheid van het plangebied zijn de volgende transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig:
De waterwegen hebben een invloedsgebied van 1000 meter, de overige routes gevaarlijke stoffen hebben een invloedsgebied van 1500 meter.
Ad c) Hogedrukaardgastransportleiding
In het plangebied is geen hogedrukaardgastransportleiding meer aanwezig. Langs de Energieweg-Industrieplein-Industrieweg ligt wel een hogedrukaardgastransportleiding. Het betreft een 12" 40 bar leiding met een invloedsgebied van 140 meter ter weerszijden van de leiding. Deze leiding ligt 35 meter buiten het plangebied.
Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden aangegeven. Met betrekking tot het plaatsgebonden risico van de onderscheiden bronnen kan worden opgemerkt dat deze wordt getoetst aan de 10-6 risicocontour als grens- cq richtwaarde voor respectievelijk (zeer)kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten:
Inrichtingen
TWO Chemical Logistics B.V., gelegen aan De Vlotkampweg 67: de plaatsgebonden 10-6 risicocontour bevindt zich in de onmiddellijke omgeving van het terrein van deze inrichting zelf en is voor dit plangebied niet van belang.
Routes gevaarlijke stoffen
Voor de rivier de Waal en het Maas-Waalkanaal geldt dat de plaatsgebonden 10-6 risicocontour valt binnen de begrenzingen van de transportassen zelf (oeverlijn). Dit betekent voor de rivier de Waal en het Maas-Waalkanaal, dat deze contour respectievelijk op de plangrens en op 500 meter uit de plangrenzen ligt en voor dit plan niet van belang is.
De spoorlijn Arnhem-Nijmegen-'s-Hertogenbosch ligt op 1120 meter afstand van het plangebied. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour ligt echter binnen het baanlichaam zelf. Deze contour reikt daarmee niet aan de plangrenzen.
De gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, Neerbosscheweg-Energieweg-Verlengde Energieweg-Waalfrontweg-Waalbandijk-Havenweg maakt (gedeeltelijk) onderdeel uit van het plan. Deze gemeentelijke route beschikt echter niet over een 10-6 plaatsgebonden risicocontour, omdat het vervoer van gevaarlijke stoffen hiervoor te laag is.
De hogedrukaardgastransportleiding ligt op 35 meter buiten het plangebied. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour ligt op de leiding zelf en reikt daarmee niet tot de plangrens.
Met betrekking tot de plaatsgebonden risico's van alle genoemde risicobronnen kan de conclusie worden getrokken dat die voor dit plangebied niet van belang zijn. Aan het plaatsgebonden risico zal (PR) daarom onderstaand geen aandacht meer worden besteed.
Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het groepsrisico wordt verantwoord aan de hand van oriënterende waarden.
Zone-indeling risicocontouren groepsrisico (GR)
Hieronder worden de onderscheiden risico's voor de Bevi inrichting en de onderscheiden routes gevaarlijke stoffen verantwoord.
Voor de risicobronnen zijn in de "Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen" zijn drie zones opgenomen waarbinnen bepaalde verantwoordingsniveaus gelden. De zones zijn globaal gebaseerd op de reikwijdte van incidenten met gevaarlijke stoffen. Omdat verschillende risicobronnen verschillende rampscenario's (kunnen) hebben, verschilt ook de zone-indeling per risicobron. De zone indeling is schematisch weergegeven in onderstaande figuur:
|
Zone 1 | Zone 2 | Zone 3 |
Rijks- en spoorwegen, provinciale- en gemeentelijke wegen |
30 meter (invloedsgebied plasbrand) |
200 meter (invloedsgebied blève) |
1500 meter (invloedsgebied toxisch) |
Vaarwegen | 25 meter (invloedsgebied plasbrand) |
90 meter (invloedsgebied blève) |
1000 meter (invloedsgebied toxisch) |
Aardgastransport- leidingen |
PR 10-6 contour | 100% letaalgrens | 1% letaalgrens |
LPG tankstations | PR 10-6 contour | 150 meter (invloedsgebied) |
- |
LNG tankstations | PR 10-6 contour | 330 meter (invloedsgebied) |
- |
Overige Bevi-inrichtingen | PR 10-6 contour | PR 10-8 contour | Invloedsgebied |
Inrichtingen en bedrijven
Het plangebied ligt voor wat bedrijvigheid betreft binnen het invloedsgebied van TWO Chemical Logistics B.V., De Vlotkampweg 67. Het plangebied ligt buiten de 10-8 contour in zone 3, waar alleen een toxisch scenario van toepassing is.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Met betrekking tot de boven aangevoerde routes gevaarlijke stoffen, kan opgemerkt worden dat het plangebied voor het Maas - Waalkanaal en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen-'s-Hertogenbosch in zone 3 ligt waar alleen een toxisch scenario van toepassing is.
Voor de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, Neerbosscheweg-Energieweg-Verlengde Energieweg-Waalbandijk-Havenweg geldt dat het plangebied zich zowel in zone 1, het plasbrandaandachtsgebied, in zone 2, het blève-invloedsgebied, als wel in zone 3 het toxisch invloedsgebied bevindt.
Met betrekking tot de rivier de Waal ligt het plangebied gedeeltelijk binnen het 25 meter invloedsgebied plasbrand (zone 1), het invloedsgebied blève (zone 2) en het invloedsgebied toxisch (zone 3)
De hogedrukaardgastransportleiding ligt op 35 meter uit de plangrens (vlek 1). Deze ligt daarmee binnen de 100% letaalgrens (zone 2) en binnen de 1% letaalgrens (zone 3) van de leiding.
De gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Neerbosscheweg-Energieweg-Verlengde Energieweg-Waalbandijk-Havenweg
Deze route maakt gedeeltelijk onderdeel uit van het plangebied (Verlengde Energieweg-Waalbandijk). Opgemerkt dient te worden dat de vervoersstromen over deze gemeentelijke route gevaarlijke stoffen als zeer marginaal kunnen worden aangemerkt. Het betreft hier vooralsnog voornamelijk kleine hoeveelheden ammoniak voor de koelinstallaties van Vleeshandel Hilckmann Nijmegen B.V. (Slachthuis Nijmegen B.V.) en een zeer beperkte hoeveelheid tot vloeistof verdichte brandbare gassen ten behoeve van de verkoop door het bunkerschip Neptun. Hoewel in het bestemmingsplan een beperkte mogelijkheid is opgenomen om in de toekomst ook Bevi inrichtingen een plaats te geven, verwachten wij niet, analoog aan andere gemeentelijke routes gevaarlijke stoffen, dat dit zal leiden tot een significante toename van de over deze as vervoerde gevaarlijke stoffen en een daarmee gepaard gaande verhoogd groepsrisico.
Uit kwantitatieve risico analyse blijkt dat het groepsrisico, ook in het invloedsgebied plasbrand en het invloedsgebied blève (zones 1 en 2) nihil is (QRA Externe veiligheid Waalfront Brugkwartier, 15 oktober 2013). Een groepsrisicoverantwoording is dan ook voor deze route gevaarlijke stoffen niet aan de orde.
Het Maas-Waalkanaal, de Waal, TWO Chemical Logistics B.V en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen
Het Maas- Waalkanaal en het invloedsgebied toxisch van de Waal
Voor het Maas-Waalkanaal en de Waal geldt het voor het invloedsgebied toxisch (zone 3) van 90 meter tot 1000 meter uit de as van deze vaarwegen geldt dat uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs) blijkt dat het Maas-Waalkanaal en de Waal gecategoriseerd zijn als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute). Het risicoplafond is voor het Maas-Waalkanaal en de Waal vastgesteld op 2.710 cq 13.958 schepen brandbaar gas/jaar. Het invloedsgebied van de vaarwegen is 1000 meter. Groepsrisicoberekening is alleen nodig wanneer de bevolkingsdichtheid binnen het invloedsgebied hoger is dan 1.500 pers./ha. dubbelzijdig of 2.250 pers./ha. enkelzijdig. Hieraan voldoen de vaarwegen niet, zodat een verantwoording van het groepsrisico voor het invloedsgebied toxisch ( zone 3), niet kwantitatief hoeft plaats te vinden, maar kwalitatief kan worden uitgevoerd.
TWO Chemical Logistics B.V.
Het plangebied bevindt zich op grote afstand (1580 meter) van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario (zone 3) maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of blève reiken niet tot het plangebied.
De spoorlijn Arnhem-Nijmegen-'s-Hertogenbosch
Het plangebied bevindt zich op grote afstand (1120 meter) van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario (zone 3) maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of blève reiken niet tot het plangebied.
Gezien het gegeven dat bij de bovenstaande risicobronnen het toxisch scenario maatgevend is, wordt de verantwoording groepsrisico gecombineerd uitgevoerd.
Verantwoording groepsrisico voor Maas-Waalkanaal, de Waal, TWO Chemical Logistics B.V. en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen-'s'Hertogenbosch
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich op grote afstand van de risicobronnen. Op deze afstand is voor de bovenstaande bronnen het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of blève reiken niet tot het plangebied.
Ontwikkeling groepsrisico
Vanwege de afstanden tot de risicobronnen zal een toe- of afname van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden voor de bovengenoemde risicobronnen volledig kwalitatief uitgevoerd.
Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze afstand tot een risicobron geen onderwerp van afweging. Zoals gesteld heeft op de betreffende afstanden een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen in het plangebied zijn daarom niet realistisch.
De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobronnen wordt daarom niet verder beschouwd.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.
Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn. Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.
Conclusie
De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt binnen de onderscheiden afwegingsgebieden niet overschreden. Door de planvorming zal geen significante verhoging van het groepsrisico optreden omdat de bestemming bedrijfsterrein/industriegebied was en dit in de nieuwe situatie ook het geval zal zijn. Een mogelijke verdichting van het aantal aanwezigen binnen de betreffende invloedsgebieden zal daarom marginaal zijn.
Verantwoording invloedsgebieden plasbrand en blève (zone 1 en 2) voor de Waal
Bij onderstaande verantwoording komen in volgorde de afwegingspunten aan de orde als opgenomen in de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen. Bovendien worden voor de onderscheiden gebieden het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid behandeld (18 december 2013). Het advies van Veiligheidsregio Gelderland-Zuid is opgenomen in Bijlage 1 Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.
Invloedsgebied plasbrand
Het invloedsgebied plasbrand (zone1), tot 25 meter uit de oeverlijn, ligt ter plaatse van de nieuwe ontwikkeling geheel binnen het bestemmingsplan. Rekening is gehouden met het realiseren van maatschappelijke doeleinden, waaronder ook (zeer) kwetsbare bestemmingen kunnen vallen. Binnen dit invloedsgebied plasbrand is echter het realiseren van zeer kwetsbare bestemmingen niet mogelijk gemaakt.
Buiten de onderstaande verantwoording en de eventueel aanvullende maatregelen die de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid adviseert en die zoveel als doenlijk in de verantwoording zijn verwerkt, houdt dit eveneens in dat er vanuit de het Basisnet Water en de daarop geënte regelgeving vanuit de Bouwverordening, vanaf 1 januari 2014 aanvullende eisen worden gesteld aan de gevels binnen dit invloedsgebied plasbrand.
Invloedsgebied blève
Het invloedsgebied blève (zone 2) ligt ter plaatse van de nieuwe ontwikkeling geheel binnen het bestemmingsplan. In tegenstelling tot het invloedsgebied plasbrand mogen in zone 2 wel zeer kwetsbare bestemmingen worden gerealiseerd, wat echter deugdelijk dient te worden gemotiveerd.
Algemeen
Uit de recente kwantitatieve risicoanalyse (QRA) betreffende het gebied net naast het Mercuriuspark gelegen, blijkt dat de personendichtheid van het totale invloedsgebied, dus zone 1, 2 en 3, van het plangebied Brugkwartier stijgt van rond de 55 aanwezigen naar 85 aanwezigen per ha. in de maatgevende nachtperiode. Een en ander geeft echter geen aanleiding tot een ook maar enigermate significante stijging van het groepsrisico, dat, ook voor de zones 1 en 2, rekenkundig gefixeerd blijft op maximaal 0.01 maal de oriënterende waarde, hoewel in de bijgeleverde fN curve een marginale toename van het groepsrisico waarneembaar is. Het risico neemt in de toekomst bovendien niet toe omdat thans al gerekend is met het risicoplafond uit het toekomstig Basisnet Water. Gezien het zeer lage groepsrisico zullen nauwelijks tot geen aanvullende maatregelen nodig zijn buiten het gestelde in het Basisnet Water om. Een enigermate significante invloed hiervan op het groepsrisico is niet te verwachten.
Met betrekking tot de beperkte naastgelegen strook behorend tot het Mercuriuspark is echter geen stijging van personendichtheden te verwachten. Het bovenstaande gaat hier dus in versterkte mate op. Een verhoging van het groepsrisico is hier dan ook niet aan de orde.
Noodzaak ontwikkeling
Met betrekking tot de ontwikkeling op deze locatie kan opgemerkt worden dat in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat de veiligheidsrisico´s van de locatie ook binnen de zones 1 en 2 als relatief laag ingeschat kunnen worden. Dit gegeven afgezet tegen de mogelijke stedenbouwkundige invullingen van het totale Waalfront ten westen van de Spoorbrug kan opgemerkt worden dat een dergelijke werklocatie elders binnen Nijmegen niet te vinden is. Veiliger alternatieven voor een dergelijke invulling van een restrook als vlek 9 zijn dan ook niet aan te geven.
Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen
Zowel de beperking van de ontwikkeling als wel een groter afstand tot de rivier de Waal zal het plan voor een aanzienlijk deel van zijn stedenbouwkundige impact beroven en kan daarom alleen al niet aan de orde zijn, zeker gezien het lage en in het geheel niet toenemende groepsrisico van het Mercuriuspark.
Opgemerkt dient dan wel te worden dat de bebouwing, gezien de eraan te stellen eisen in het invloedsgebied plasbrand, waarbij de gevels gezien de marginale afstand tot de oeverlijn wel een bepaalde uitrichting op de risicobron zullen kennen. Verdere maatregelen liggen niet voor de hand. Het realiseren van voldoende van de risicobron afleidende vluchtwegen zal goed te realiseren zijn in de planvorming.
Bronmaatregelen
Deze zijn vanuit het bestemmingsplan niet te realiseren omdat de vaarweg niet tot de competentie van de gemeente Nijmegen behoort.
Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen
Buiten de al eerder genoemde te stellen extra geveleisen tengevolge van het bouwen in het invloedsgebied plasbrand (zone1) tot 25 meter van de oeverlijn, kunnen geen aanvullende bouwkundige voorzieningen door de gemeente worden geëist en zal een en ander in overleg met de projectontwikkelaar(s) moeten worden opgelost. De aanbevelingen van de gemeente Nijmegen zullen echter zeker wat betreft interne ontvluchtingsroutes, ontruimingsplannen, alarmering, eventuele te entameren rampoefeningen en centraal afsluitbare ventilatiesystemen in ruime mate onder de aandacht van de ontwikkelaar(s) worden gebracht. De wettelijke mogelijkheden tot het afdwingen van maatregelen ontbreken echter vooralsnog.
Verantwoording hogedrukaardgastransportleiding
Uit de verbeelding van het bestemmingsplan blijkt dat Vlek 1 van het bestemmingsplan zich gedeeltelijk binnen de 100% letaalgrens (zone 2) en de 1% letaalgrens (zone 3) van de hogedrukaardgastransportleiding bevindt. In het onderstaande wordt het groepsrisico van de hogedrukaardgastransportleiding verantwoord.
Algemeen
De hogedrukaardgastransportleiding loopt op een afstand van 35 meter over een lengte van 100 meter langs het plangebied. Hiermee ligt tevens een deel van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van de leiding, dat loopt tot 140 meter ter weerszijden van deze leiding.
Gebruik is in het onderstaande gemaakt van de recente kwantitatieve risicoanalyse voor het bestemmingsplan Hees-Heseveld 24, Locatie Breed (QRA Externe veiligheid bestemmingsplan Hees-Heseveld-24, 4 februari 2013). In deze QRA is aangegeven wat het groepsrisico's met betrekking tot deze leiding zijn in de nabijheid van het plangebied Mercuriuspark. Er zullen zich met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleiding in de (voorzienbare) toekomst geen wijzigingen van belang voordoen. Een substantiële stijging van de aantallen aanwezigen tengevolge van het realiseren van de gewijzigde plannen binnen het afwegingsgebied is niet aannemelijk. Er kan daarom nu en in de toekomst rekenkundig nauwelijks iets significants aan het groepsrisico worden toegevoegd. Niettemin zal in het onderstaande expliciet ingegaan worden op de verantwoording van het groepsrisico.
Bij onderstaande verantwoording komen in volgorde de afwegingspunten aan de orde als opgenomen in de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen. Bovendien zal voor het gebied Mercuriuspark nader worden ingegaan op het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) met betrekking tot bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Groepsrisicoverantwoording hogedrukaardgastransportleiding
Algemene beschouwing
Met betrekking tot de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding gelegen deel van het plangebied kan opgemerkt worden dat deze gezien de invulling van dit bestemmingsplan slechts marginaal zal wijzigen en nu en in de toekomst stabiel zal blijven.
Het groepsrisico bedraagt beduidend minder dan 0.1 x de oriënterende waarde. Deze waarde is zowel in- als exclusief de realisatie van de planvorming. Hieruit kan opgemaakt worden dat uit de planinvulling geen significante wijzigingen van het groepsrisico kan voortkomen. Ook in de toekomst behoren op basis van dit bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding significante wijzigingen niet tot de mogelijkheden.
Met betrekking tot de te nemen maatregelen zijn vooral die voortvloeiende uit het beheer van de leiding en het op een juiste manier handhaven van de zakelijk rechtstrook van 4 meter ter weerszijden van de leiding van belang. Hier zijn vooral regelingen als de Grondroerdersregeling van belang. Het falen van hogedrukaardgastransportleidingen wordt in overwegende mate door beschadigingen door derden veroorzaakt. Opgemerkt dient wel te worden dat een juist beheer van de leiding niet behoort tot de competentie van de gemeente Nijmegen maar tot die van de Gasunie, de eigenaar van de leiding.
De invulling van het plangebied en de naaste omgeving daarvan omvatten binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding in overwegende mate beperkt kwetsbare bestemmingen, voornamelijk bestaande uit bedrijfspanden. Ook wordt een hotel mogelijk gemaakt. Woningen/verblijfsruimten voor beperkt zelfredzame personen zijn binnen en in de omgeving van het plangebied binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding niet mogelijk.
Noodzaak
Het plan beoogt het de invulling van een reststrook die is vrijgevallen bij de realisering van de Verlengde Energieweg en de stadsbrug. Vlek 1 heeft al jarenlang, ook in de voorgaande bestemmingsplannen een bestemming gehad waar de vestiging van bedrijvigheid mogelijk was. De gekozen invulling is daarom planologisch als logisch aan te duiden. Gezien de slechts zeer marginale risico's met betrekking tot het plangebied is de gekozen invulling als zeer verdedigbaar aan te merken. Vanuit ruimtelijk oogpunt zijn in verband met het bovenstaande geen alternatieven aan te dragen. In het verlengde daarvan kan een andere invulling dan ook niet aan de orde zijn.
Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen
De hogedrukaardgastransportleiding loopt over een lengte van ongeveer 100 meter op een afstand van 35 meter langs het bestemmingsplan. Gezien de invulling ter plaatse, de Energieweg en Verlengde Energieweg vormen een hoofdaanvoerroute van "De Oversteek", zijn ruimtelijke maatregelen in het kader van dit bestemmingsplan niet te treffen en gezien de zeer beperkte risico's ook niet nodig. Een significante daling van de risico's kan, gezien de al zeer lage risico's niet meer bereikt worden. Mogelijkheden om de afstanden van de bebouwing tot de hogedrukaardgastransportleiding te vergroten zijn slechts marginaal aanwezig en afhankelijk van de nadere invulling van vlek 1. Hiermee is bovendien geen significante veiligheidswinst meer te behalen.
Met betrekking tot de oriëntatie van de bebouwing tot de hogedrukaardgastransportleiding kan opgemerkt wordt dat de afstand tot (beperkt)kwetsbare opstallen ten minste 40 meter bedraagt. Overdrachtsbeperkende maatregelen die een significante veiligheidswinst opleveren zijn binnen het overdrachtsgebied ten behoeve van het plangebied niet te treffen. Er zijn met betrekking tot de (beperkt)kwetsbare bestemmingen meerdere van elkaar onafhankelijke ontvluchtingsmogelijkheden van de hogedrukaardgastransportleiding af aanwezig.
Bronmaatregelen
Met betrekking tot de mogelijke bronmaatregelen wordt opgemerkt dat het beheer en alles wat daartoe behoort niet tot de competenties van de gemeente Nijmegen behoort. Zij kan hierop nauwelijks invloed uitoefenen. Wel kan de kans op een calamiteit beperkt worden door het inachtnemen van ondermeer het volgende: in de strook van 4 meter ter weerszijden van de hogedrukaardgastransportleiding dienen alle handelingen achterwege te blijven die een veilig en bedrijfszeker gastransport in gevaar kunnen brengen. Deze leiding, inclusief beschermingszone, ligt buiten het plangebied.
Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen
Het bestemmingsplan maakt binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding gemengde doeleinden mogelijk. Binnen een bestemmingsplan kan, behalve de ligging van de opstallen (bebouwingsgrenzen), nauwelijks iets geëist worden met betrekking tot externe veiligheid. Wel zal aan de architect en de ontwikkelaar de overweging worden meegegeven de naar de leiding toe gelegen geveldelen zo dicht mogelijk uit te voeren en in het bijzonder de toegangen te situeren aan de van het Industrieplein afgelegen gevelzijde. Nadere bouwtechnische voorzieningen zijn niet/nauwelijks af te dwingen. Een en ander geldt ook voor de vluchtroute/procedures bedrijfsintern. Ook hier dienen ontvluchtingsmogelijkheden naar de noordoostzijde van de bebouwing te worden gerealiseerd.
Gezien de aard van de bebouwing binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgas-transportleiding, onder andere de beperkte bebouwingsoppervlakte, zijn interne ontruimingsplannen gezien de beperkte schaal van vlek 1 en de daaruit resulterende korte ontvluchtingsroutes niet als een nuttige toevoeging ter verhoging van de veiligheid aan te merken. Actieve risicocommunicatie levert naar verwachting wel een positieve bijdrage aan het maken van een juiste gevaarinschatting door werknemers en bedrijfscoördinatoren die werken en verblijven in de directe omgeving van de hogedrukaardgastransportleiding. Een juiste gevaarinschatting draagt bij aan de zelfredzaamheid van personen. Met betrekking tot het bestemmingsplan dat (gedeeltelijk) binnen het invloedsgebied van 140 meter vanaf de hogedrukaardgastransportleiding is gelegen zal specifieke voorlichting worden verstrekt over de risico's van een calamiteit met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleiding en hen te (laten) informeren over hoe te handelen in geval van een incident met de hogedrukaardgastransportleiding. De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) is daartoe in samenwerking met alle regiogemeenten een risicocommunicatiecampagne gestart. Onder de naam "Gelderland-Zuid denkt vooruit" zijn er diverse tools ontwikkeld om de inwoners te informeren over de mogelijke risico's en zijn er voor de twee belangrijkste handelingsperspectieven, te weten vluchten en schuilen, instructiekaarten aangemaakt. Verder zal in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd worden door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding.
Het bestemmingsplangebied ligt voor wat betreft de hogedrukaardgastransportleiding niet binnen het invloedsgebied van een toxisch scenario, een centraal afsluitbaar ventilatiesysteem levert daarom vanuit de veiligheidsproblematiek van hogedrukaardgastransportleidingen geen nuttige bijdrage aan de veiligheid van de betrokken verblijvenden/ aanwezigen (maar kan dit uiteraard wel doen vanuit de optiek van de andere in deze verantwoording beschouwde risicobronnen).
Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid
Zelfredzaamheid
Het uitsluiten van functies specifiek gericht op verminderd zelfredzamen is alleen van toepassing in het plasbrandinvloedsgebied (zone 1) tot 25 meter van de waterlijn af. Volgens de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen is het echter wel mogelijk buiten het plasbrand-invloedsgebied, maar binnen het blève-invloedsgebied (zone 2), dus van 25 meter tot 90 meter uit de waterlijn van de Waal, voorzieningen voor beperkt zelfredzamen te realiseren. Dit dient echter nader gemotiveerd te worden.
Wij achten de hiervoor aangevoerde motivatie, mede gezien het zeer lage groepsrisico en gezien de slechts marginale en nauwelijks nog kwantitatief aantoonbare stijging van dit groepsrisico, voldoende om ook in dit blève-invloedsgebied het realiseren van voorzieningen voor beperkt zelfredzamen te kunnen realiseren.
De ontvluchtingsvoorzieningen zullen met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleiding en de zones 1 en 2 van de Waal, in de vlek 1 en 9, door de aanwezigheid van meerdere van de risicobron aflopende ontvluchtingsroutes in voldoende mate gewaarborgd zijn. Bovendien bevinden zich in vlek 9 ook onder de opritten van De Oversteek nog schuilmogelijkheden.
Actieve risicocommunicatie levert in zijn algemeenheid een positieve bijdrage aan een juiste gevaarinschatting door burgers en bedrijfshulpverleners bij calamiteiten en verhoogt daarmee de zelfredzaamheid. Aan de planontwikkelaars zal daarom door ons met klem worden aanbevolen om aan de (toekomstige) bewoners en gebruikers van het plangebied een actieve voorlichting te geven over de risico's binnen het plangebied en hen in een geval van een optredende calamiteit een handelingsperspectief te bieden. Dit klemt het meest met betrekking tot verblijvenden/aanwezigen in vlek 1 het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding en in vlek 9 het invloedsgebied van de Waal met betrekking tot de zones 1 en 2, dus tot 90 meter afstand van de rivier.
Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen op het water is de beschikbaarheid van voldoende blus- en koelwater ruim voldoende. Echter vormt hier de beperking de inzetbaarheid van een blusboot, die afhankelijk van de aanwezigheid hiervan op zich kan laten wachten. Hetzelfde kan gesteld worden bij een calamiteit en de inzet van de hulpdiensten met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleiding.
De bestrijdbaarheid zal dan ook in beide gevallen voornamelijk bestaan uit effectbestrijding en het daarmee zoveel mogelijk voorkomen van slachtoffers. Denkbaar zijn daarbij calamiteiten waarbij zulke aantallen slachtoffers zullen vallen dat de capaciteit van de hulpverlening tekortschiet. Deze effectbestrijding zal zich echter voornamelijk voordoen in de plasbrand- en blève- invloedsgebieden (zones 1 en 2) van de Waal en de 100% letaalgrens, zone 2, van de hogedrukaardgastransportleiding.
In het invloedsgebied toxisch (zone 3) van de divers risicobronnen zal niet tot nauwelijks bestrijdbaarheid van calamiteiten tengevolge van toxische stoffen mogelijk zijn. Hier is het van belang dat aanwezigen/verblijvende de mogelijkheid hebben te schuilen. Hierbij dient eventueel aanwezige mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen te zijn. Dit laatste is in het bijzonder van belang voor grotere complexen, is echter ook afhankelijk van de wijze van beheer van de installaties en of er bij continubedrijf gedurende 24-uur per dag hiervoor aangewezen personen aanwezig zijn. Ook hier is een goede risicocommunicatie van groot belang. De toekomstige werknemers/gebruikers van de panden zullen hierop worden gewezen.
Cumulatie groepsrisico's
Het plangebied ligt binnen de elkaar gedeeltelijk overlappende invloedsgebieden van een inrichting, de rivier de Waal, het Maas-Waalkanaal, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen en de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Neerbosscheweg-Energieweg- Verlengde Energieweg - Waalfrontweg-Waalbandijk-Havenweg en een aardgastransportleiding.
Cumulatie van risico's is het optellen van het risico van afzonderlijke bronnen. Voor cumulatie van risico's geldt dat kwantificering lastig, dan wel onmogelijk is. Tevens bestaat er geen landelijk toetsingskader waaraan getoetst kan worden. Afwegen van cumulatie is onderdeel van de groepsrisicoverantwoording. Indien relevant, wordt dit aspect in de verantwoording kwalitatief beschouwd bij de interpretatie van fN-curves. Gelet op de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied en de hoogte van de onderscheiden groepsrisico's, is hier geen sprake van relevantie. Geen van de bovenaangehaalde risicobronnen springt er uit met betrekking tot het groepsrisico. Deze groepsrisico's zijn, gezien de bovenstaande verantwoordingen, zeer laag en benaderen in alle gevallen de oriënterende waarden niet. Zij kunnen daarom kwantitatief in feite niets aan de cumulatie toevoegen. Daarom is binnen het plangebied het toegevoegde risico van cumulatie zeer beperkt. Dit aspect werkt daarom niet door in de groepsrisicoverantwoording.
In het bovenstaande zijn de relevante wegingspunten voor alle risicobronnen opgevoerd met betrekking tot het plangebied. Uit de afwegingen blijkt dat er nauwelijks/geen beïnvloeding van het bestemmingsplan op het groepsrisico sprake is.
Het bestemmingsplan is acceptabel vanwege de onderstaande redenen:
Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van de bovenstaande afweging evenals het advies van de Veiligheidsregio Gelderland Zuid, en achten het groepsrisico, dat tengevolge van het bestemmingsplan niet significant stijgt, nu en in de in de toekomst, aanvaardbaar. Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.
Gelet op het gegeven dat er een risico voor wat betreft externe veiligheid bestaat, dit echter zo laag is dat dit nauwelijks nog kwantitatief in berekeningen kan worden vervat, dit echter niet nul zal zijn, zal er een zogenaamd restrisico overblijven. Dit restrisico wordt door de gemeente geaccepteerd.
De bovenstaande verantwoording groepsrisico dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen en de daarin gemaakte keuzes.
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden hieronder genoemd. Het advies van de Regionale brandweer Gelderland-Zuid (15 augustus 2013) is ook opgenomen in Bijlage 2 Advies Regionale Brandweer Gelderland-Zuid.
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving.
Op basis van het huidige plan ziet de regionale brandweer geen beperkingen.
Situering van gebouwen
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Bij de verdere inrichting van het terrein is dit thema een aandachtspunt. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
Op basis van het huidige plan ziet de regionale brandweer geen beperkingen, behoudens het hierboven genoemde aandachtspunt.
Bluswatervoorziening
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor de panden in het plangebied minimaal 60 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. Deze capaciteit zal binnen de gestelde maximale afstand niet voor alle bouwwerken in het plangebied door middel van brandkranen geleverd kunnen worden. Op die locaties waar brandkranen geen optie zijn, dient gekeken te worden naar alternatieve voorzieningen (bijvoorbeeld een geboorde put).
Op basis van het huidige plan ziet de regionale brandweer geen beperkingen, behoudens het hierboven genoemde aandachtspunt.
Bereikbaarheid
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang/brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn.
Op basis van het huidige plan ziet de regionale brandweer geen beperkingen.
Conclusie
Vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid ziet de regionale brandweer geen beperkingen ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd.
Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Op dit bedrijventerrein kan in de onbebouwde ruimte groen voor een betere uitstraling en een gezonder verblijsklimaat zorgen als de volgende maatregelen worden genomen:
Voor utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw. Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
Voor de bebouwing geldt dat op dit specifieke bedrijventerrein het dakenlandschap zeer zichtbaar is vanwege de verhoogde ligging van de Stadsbrug. Dit is een belangrijke reden om de daken vergroend of voorzien van zonne-energiepanelen uit te voeren. Vergroenen van de daken heeft daarnaast positieve effecten op het micro-klimaat, de isolatiewaarde en levensduur van de onderliggende daken en de waterhuishouding van het gebied.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Stadsregionaal verband wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen in beeld te brengen. Deze software staat via de gemeente Nijmegen ter beschikking aan ontwikkelaars in dit gebied. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren en te toetsen op bouwbesluitaspecten zoals energieprestatie en materiaalprestatie.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
Dit bestemmingsplan maakt de transformatie mogelijk naar een nieuw, modern en gemengd bedrijventerrein. Ook ligt het tracé van de stadsbrug nu vast en kan de exacte ligging op de verbeelding worden ingetekend. Verder wordt het terrein van de Vasim (Winselingseweg 41) meegenomen om de huidig gebruik en gewenste toekomstige invulling mogelijk te maken. Tevens is rekening gehouden met bestaande planologische mogelijkheden.
Voor het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen en dubbelbestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan) en de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de SVBP 2012 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.
Inleidende regels
Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.
Bestemmingsregels
In dit bestemmingsplan komen de volgende enkelbestemmingen voor: Gemengd, Groen en Verkeer. Daarnaast komen de volgende dubbelbestemmingen voor: Leiding-Hoogspanning, Leiding-Riool, Waarde-Cultuurhistorie, Waarde-Archelogie 3, Waterstaat-Waterkering en Waterstaat-Waterstaatkundige functie.
Gemengd
Voor zowel het bedrijventerrein Mercuriuspark als het Vasim is de bestemming Gemengd opgenomen. Binnen de bestemming Gemengd is onderscheid gemaakt in 4 aanduidingen: 'specifieke vorm van Gemengd-1', 'specieke vorm van Gemengd-2', 'specifieke vorm van Gemengd-3 en 'specifieke vorm van Gemengd-4'. '
De aanduiding 'specifieke vorm van Gemengd-1' is opgenomen voor vlek 4 en 7. Binnen deze aanduiding zijn bedrijven toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie 2 tot en met 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Tevens zijn perifere detailhandel en sportvoorzieningen toegestaan.
De aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-2' is opgenomen voor vlek 1, 2, 3, 5 en 6. Hier zijn bedrijven toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Tevens zijn perifere detailhandel en sportvoorzieningen toegestaan. Voor vlek 6 zijn de aanduidingen 'hotel' en 'kantoor' opgenomen. Een kantoor is alleen mogelijk in de bestaande bebouwing (Weurtseweg 478).
De aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-3' is opgenomen voor vlek 8 (Vasim). Hier zijn bedrijven toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Tevens zijn voorzieningen gericht op cultuur- en ontspanning, cursus en praktijkruimten en sportvoorzieningen toegestaan. Voor het Vasimgebouw zijn de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - evenementenhal' en 'horeca' opgenomen
De aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-4' is opgenomen voor vlek 9 (onder en nabij de brug). Hier zijn bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan. Tevens zijn kleinschalige horeca, kleinschalige detailhandel, kleinschalige kantoren, voorzieningen gericht op cultuur- en ontspanning en sportvoorzieningen toegestaan.
Binnen de bestemming Gemengd zijn verder aanduidingen opgenomen ten behoeve van een 'brug' voor de stadsbrug met bijbehorende toe- en afritten opgenomen en is met de aanduidingen ´ontsluiting uitgesloten´ en ´specifieke vorm van gemengd-ventweg' aangegeven dat ter plaatse van deze aanduidingen geen ontsluiting dan wel ontsluiting alleen is toegestaan door middel van een ventweg.
Groen
De in het plangebied voorkomende grotere groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de overige bestemmingen zijn echter ook groenvoorzieningen mogelijk. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemd hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers, rioolbuffers en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In de bestemming Groen is parkeren niet toegestaan, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen.
Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor de openbare weg in brede zin. Hieronder wordt verstaan wegen, pleinen, busbanen, fiets- en voetpaden, bruggen, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Binnen de bestemming Verkeer zijn ook bijhorende voorzieningen zoals groen-, sport- en speelvoorzieningen, taluds en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting uitgesloten' is geen ontsluiting van het naastgelegen perceel toegestaan. Ook binnen de andere bestemmingen zijn verkeersvoorzieningen mogelijk.
Leiding-Hoogspanning (dubbelbestemming)
Met deze dubbelbestemming zijn de ondergrondse hoogspanningsleidingen door het plangebied aangegeven. De ondergrondse hoogspanningsleidingen lopen in noordzuid richting door het plangebied. Veelal liggen deze leidingen onder de wegen. In vlek 6 doorkruist een leiding het perceel. Voor de zakelijk rechtstrook is de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning opgenomen (2,5 meter aan weerszijden van elke hoogspanningsleiding). Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van de leiding hierdoor niet wordt geschaad. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Voorafgaand wordt advies gevraagd bij de leidingbeheerder. Liander N.V. is de beheerder van de hoogspanningsleidingen.
Leiding-Riool (dubbelbestemming)
Met deze dubbelbestemming is de rioolpersleiding van 1,5 meter in doorsnee vanaf de Kanaalstraat door het Waalfront naar de rivier de Waal aangegeven. Een klein deel van deze leiding ligt in het plangebied. Voor dergelijke persleidingen geldt een beschermingszone van 6 meter aan weerszijden van de buis, gerekend vanaf de buitenkant van de buis. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van het riool hierdoor niet wordt geschaad. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Voorafgaand wordt advies gevraagd bij de leidingbeheerder. De gemeente is de beheerder van dit riool.
Waarde-Archeologie 3 (dubbelbestemming)
In gebieden met waarde 3 (terreinen van zeer grote archeologische waarde ) geldt een archeologische dubbelbestemming. De dubbelbestemming Waarde-Archeologie 3 is opgenomen voor vlekken 2 t/m 6 en een gedeelte van vlek 7. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht waarvoor grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder het maaiveld, dient op basis van archeologisch onderzoek of anderszins te worden aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, omgevingsvergunning worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist.
Waarde-Cultuurhistorie (dubbelbestemming)
De dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie is opgenomen voor gebiedstype 3 van de cultuurhistorische beleidskaart. Dit betreft het noordoostelijk deel van het bestemmingsplangebied, dat wordt begrensd door de Winselingseweg en de Waalbandijk (vlek 8 en 9). Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij het gaat om bestaande bouwwerken. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de cultuurhistorische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. Bevoegd gezag wint vooraf schriftelijk advies in bij de Commissie Beeldkwaliteit omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning cultuurhistorische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.
Waterstaat-Waterkering (dubbelbestemming)
De dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering is opgenomen voor de kernzone van de waterkering langs de Waal. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder (Waterschap Rivierenland). Daarbij zal getoetst worden aan de Keur van het Waterschap.
Waterstaat-Waterstaatkundige functie (dubbelbestemming)
De dubbelbestemming Waterstaat-Waterstaatkundige functie is opgenomen voor de buitendijks gelegen gronden. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van de waterbergingscapaciteit hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, zal advies worden ingewonnen bij de rivierbeheerder (Rijkswaterstaat). Daarbij zal getoetst worden aan de Beleidslijn grote rivieren.
Algemene regels
De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (regels voor beeldende kunst, bouwwerken ten algemenen nutte en ondergronds bouwen), algemene gebruiksregels (regels voor evenementen en ondersteunende horeca), algemene aanduidingsregels (geluidgezoneerd industrieterrein, geluidzone industrie, vrijwaringszone-dijk, vrijwaringszone-vaarweg en wetgevingszone-waarde archeologie 1), algemene afwijkingsregels en overige regels (parkeerregels, berging van hemelwater en voorrangsregeling bestemmingen).
Overgangs- en slotregels
Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels (naam bestemmingsplan).
Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouw- en gebruiksmogelijkheden reeds bieden, kunnen extra mogelijkheden worden geboden via een omgevingsvergunning en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden, de zogenaamde flexibiliteitsbepalingen. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen bij de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 3. Verder zijn in dit bestemmingsplan mogelijkheden opgenomen om met een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels.
Wijzigingsbevoegdheden
Bij de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 3 en de aanduiding Wetgevingszone-waarde archeologie 1 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze dubbelbestemming of aanduiding te kunnen laten vervallen of juist een dubbelbestemming op te kunnen nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Omgevingsvergunning
Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (voormalige aanlegvergunning) en/of een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (voormalige sloopvergunning) alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.
De voorgestelde wijziging maakt de realisering mogelijk van een bedrijventerrein nabij het zuidelijk aanlandingspunt van de brug De Oversteek. Het bedrijventerrein is eigendom van de gemeente Nijmegen, uitgezonderd de percelen Weurtseweg 478 en 488, Mercuriusstraat 1, 3a, 3b, 5 en 7. In het bestemmingsplan Nijmegen Mercuriuspark zijn ook deze percelen bestemd.
De kosten voortvloeiende uit aanpassingen, noodzakelijk om bouwrijpe grond aan te bieden, zoals o.a. kosten van de inrichting van het openbaar gebied en de gemeentelijke plankosten, zijn verantwoord in de vastgestelde gemeentelijke planexploitatie Stadsbrug (Rapportage grote projecten, G801 Stadsbrug, 15 oktober 2013). Ook de eventuele risico's zoals planschadeclaims komen ten lasten van deze exploitatie. Dekking van de te maken kosten vindt plaats door de verkoop van bouwrijpe grond ten behoeve van het te realiseren bedrijfsterrein.
Aangezien de grond van de percelen, waarvoor bovengenoemde kosten worden gemaakt, al eigendom is van de gemeente Nijmegen, is vaststelling van een exploitatieplan op grond van art. 6.12 Wro niet noodzakelijk.
Bovenstaande overwegingen tonen aan dat de economische uitvoerbaarheid van de elementen betrekking hebbend op dit plan voldoende zijn gewaarborgd en het onderhavige bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.
Het concept bestemmingsplan is aan de diverse instanties voorgelegd. De resultaten van dit overleg zijn, voor zover reacties zijn ontvangen, hieronder vermeld.
Rijkswaterstaat Oost Nederland heeft geen opmerkingen over het bestemmingsplan.
Overlegreactie
De overlegreactie is opgenomen in Bijlage 3 Overlegreactie Provincie Gelderland.
Beoordeling
Onder leisure worden in dit geval grootschalige sportvoorzieningen verstaan. Hiervoor is bij de begripsbepalingen in de regels een definitie van sportvoorzieningen opgenomen. In paragraaf 4.1 van de toelichting is een onderbouwing opgenomen voor leisurevoorzieningen en één hotel. In paragraaf 3.5 van de toelichting is een onderbouwing opgenomen in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Het concept bestemmingsplan is voorgelegd aan het Intergemeentelijk Overleg Detailhandel van de Stadsregio. De terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan is aan de provincie kenbaar gemaakt.
Overlegreactie
De overlegreactie is opgenomen in Bijlage 4 Overlegreactie Stadsregio Arnhem-Nijmegen.
Beoordeling
Het concept bestemmingsplan is voorgelegd aan het Intergemeentelijk Overleg Detailhandel van de Stadsregio. In paragraaf 3.5 van de toelichting is een onderbouwing opgenomen voor detailhandelsvoorzieningen (perifere detailhandelsvoorzieningen) in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Overlegreactie
Opgemerkt wordt dat in de plantoelichting wel wordt ingegaan op de relatie van het plangebied met de woonwijken van Nijmegen-West, zoals het Waterkwartier, en het nieuw te bouwen Waalfront, maar niet op de relatie met de woonwijken in Weurt. We stellen het op prijs als dat alsnog gebeurt op de relevante milieu- en veiligheidsaspecten.
Beoordeling
In paragraaf van 5.1 van de toelichting van het bestemmingsplan is ingegaan op de relatie van het plangebied met de woonwijken in Weurt.
Overlegreactie
De overlegreactie is opgenomen in Bijlage 5 Overlegreactie Waterschap.
Beoordeling
Initiatiefnemers zullen er bij de aanvraag van een omgevingsvergunning op gewezen worden ook een watervergunning aan te vragen.
Van Tennet is geen overlegreactie ontvangen.
Overlegreactie
Liandon had in eerste instantie aangegeven geen opmerkingen te hebben over het bestemmingsplan. Tegen het ontwerp bestemmingsplan is echter alsnog een zienswijze ingediend. Deze zienswijze is opgenomen in Bijlage 6 Zienswijze Liandon.
Beoordeling
In de zienswijzennota is ingegaan op deze zienswijze.