direct naar inhoud van 3.2 Flora en Fauna
Plan: Nijmegen Sportpark Oosterhout - 1 (Griftdijk 93)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP34001-OH01

3.2 Flora en Fauna

De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).

3.2.1 Zorgplicht en Verbodsbepalingen

In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.

Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de Flora en Fauna wetgeving. Dit kan aan de hand van een flora en fauna onderzoek. De uitgangspunten uit een reeds uitgevoerd of een nog uit te voeren flora en fauna onderzoek dienen als randvoorwaarden te worden meegenomen.

3.2.2 Voorwaarden werkzaamheden

Uit het onderzoek van Bureau Waardenburg(rapport nr.08-014) is naar voren gekomen dat er wel beschermde en of bijzondere flora en fauna in het onderzoeksgebied aanwezig zijn. Een ontheffing van de Flora en Faunawet aanvragen is dan ook nodig. Hieronder zijn de conclusies van het rapport weergegeven.

Soort   Voorkomen   Verbodsbepaling   Ontheffing Nodig  
Kleine modderkruiper   verwacht   vernietiging verblijfplaatsen   ja, lichte toets  
Bermpje   zeker   geen   nee  
Bittervoorn   zeker   vernietiging verblijfplaatsen   ja, uitgebreide toets  
Patrijs   zeker   geen   nee  
Veldleeuwerik   mogelijk   geen   nee  
Graspieper   mogelijk   geen   nee  

Nader veldonderzoek in het plangebied wordt niet nodig geacht. De verzamelde informatie over de aanwezigheid van beschermde soorten is voldoende voor onderbouwing van de ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en faunawet.

Aanbevelingen

Zwanenbloem

Aanbevolen wordt om het beheer van de nieuw aan te leggen sloten voor waterberging aan te passen aan de zwanenbloem. Dit houdt in dat de water- en oevervegetatie gefaseerd en niet te kort wordt gemaaid(elk jaar slechts een zijde van de sloot schonen, het volgende jaar de andere zijde afmaaien op minimaal 10 centimeter boven de bodem).

Kleine Modderkruiper, bittervoorn en amfibieën

Om te voorkomen dat vissen gedood worden tijdens de slootdempingswerkzaamheden wordt aanbevolen om een ruime verbinding te creëren tussen de sloten en de Rietgraaf. Aanbevolen wordt om nieuwe sloten, met vergelijkbare diepte en breedte als de te dempen sloten, waar mogelijk met flauwe natuurvriendelijke oevers aan te leggen. Het beheer kan worden uitgevoerd zoals hierboven beschreven. Het overzetten van water- en oeverplanten vanuit de bestaande sloten zal het ontstaan van geschikt nieuw leefgebied voor vissen en amfibieën versnellen.

Zoogdieren

In het plangebied kunnen holen en legers van allerlei kleine zoogdieren voorkomen. Om te voorkomen dat er onnodige slachtoffers vallen wordt aanbevolen om zoveel mogelijk buiten de voortplantingsperiode van de meeste zoogdieren graafwerkzaamheden uit te voeren.

Vleermuizen

Als de werkzaamheden in de periode van maart tot november plaatsvinden wordt aanbevolen na zonsondergang geen verlichting te gebruiken in of nabij het plangebied. Het donker houden van de omgeving is overigens ook gunstig voor andere zoogdieren en vogels die in de omgeving van het plangebied voorkomen.

Vogels

Om te voorkomen dat nesten van broedende vogels worden verstoord of vernietigd wordt aanbevolen buiten het broedseizoen van vogels te slopen, grondwerk te verrichten en vegetatie te verwijderen. Aanbevolen wordt de omgeving aan te passen aan de wensen van de patrijs en de graspieper. Dat wil zeggen hoogopgaande begroeiing zoals inheemse bes- of vruchtdragende bomen en struiken.