Plan: | Nijmegen Prins Mauritssingel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP32000-VG01 |
Het bestemmingsplan heeft betrekking op de Prins Mauritssingel, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen (beiden voorzover gelegen ten noorden van Knoop Lent) en op het noordelijke deel van de Westelijke Parallelroute (thans Margaretha van Mechelenweg genoemd). Het plangebied is voor het overgrote deel in gebruik voor verkeersdoeleinden (waaronder spoorwegdoeleinden). Met het bestemmingsplan wordt de thans bestaande situatie vastgelegd en wordt tevens de aanleg van een extra rijstrook stadinwaarts tussen de Ovatonde en Knoop Lent mogelijk gemaakt.
Voor het plangebied gelden (delen van) de volgende bestemmingsplannen:
Voor het gebied gelden dus deels verouderde bestemmingsplannen, zodat actualisatie van het planologische regime nodig is. Hoewel recent voor de geluidsschermen langs het spoor Nijmegen-Arnhem een bestemmingsplan is vastgesteld, wordt dit plan toch meegenomen in het actualisatieplan. Het spoor en de geluidsschermen aan weerszijden daarvan, liggen namelijk tussen de Prins Mauritssingel en het noordelijke deel van de Westelijke Parallelroute. Op 6 juli 2011 is door de gemeenteraad voor het zuidelijke deel van de Westelijke Parallelroute een nieuw bestemmingsplan vastgesteld (bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 26 (Westelijke Parallelroute)). Dit deel van de Westelijke Parallelroute wordt niet meegenomen in het bestemmingsplan Prins Mauritssingel.
De Prins Mauritssingel doorkruist het Waalspronggebied. Bijna het gehele tracé van de Prins Mauritssingel wordt met het onderhavige bestemmingsplan geactualiseerd. Alleen het deel ter hoogte en ten zuiden van Knoop Lent maakt geen onderdeel uit van het plangebied. Knoop Lent bestaat onder andere uit het splitsingspunt Lent, het nieuwe station Nijmegen Lent, het nog te bouwen hotel Van der Valk nabij het station, en een fiets- en voetgangerstunnel onder de Prins Mauritssingel. Ter plaatse van het splitsingspunt splitst de Prins Mauritssingel zich enerzijds richting de nieuwe stadsbrug de Oversteek (via de Graaf Alardsingel) en anderzijds richting de Waalbrug. Dit is planologisch geregeld in het onherroepelijke bestemmingsplan Graaf Alardsingel.
Op onderstaande luchtfoto is de begrenzing van het plangebied (in blauw) aangegeven.
Begrenzing van het plangebied
Ten oosten van het plangebied liggen de (bestemmingsplan)gebieden Laauwik, Landschapszone en Bedrijvenlocatie Ressen (vlek 14). De bestemmingsplannen voor Laauwik en de Landschapszone zijn onherroepelijk en bevinden zich in de uitvoeringsfase. De planvorming over de Bedrijvenlocatie Ressen bevindt zich nog in de ontwikkelfase.
Ten westen van het plangebied liggen de (bestemmingsplan)gebieden Broodkorf/Woenderskamp, Landschapszone en Groot Oosterhout. Het bestemmingsplan voor Broodkorf/Woenderskamp moet nog opgestart gaan worden. Het merendeel van het bestemmingsplan voor Groot Oosterhout is onherroepelijk.
Ten oosten van de Ovatonde zal in de toekomst de Dorpensingel-Oost worden aangelegd. Op 6 juli 2011 is door de raad de beoogde verkeersstructuur voor autoverkeer in Nijmegen Noord vastgesteld. Daarin is onder andere besloten tot aanleg van de Dorpensingel-Oost vanaf 2015. Het aanleggen van de Dorpensingel-Oost wordt in een seperaat bestemmingsplan geregeld; het onderhavige bestemmingsplan regelt dit niet. Alleen de aansluiting van de toekomstige Dorpensingel-Oost op de Prins Mauritssingel ter hoogte van het transferium wordt in dit bestemmingsplan meegenomen. Dit geldt ook voor de aansluiting van de Keizer Hendrik VI Singel op de Prins Mauritssingel. Op onderstaande luchtfoto is de ligging van het plangebied in breder perspectief aangegeven.
Ligging van het plangebied in breder perspectief
In hoofdstuk 1 van de plantoelichting is de ligging van het plangebied zelf en in breder perspectief beschreven en is aangegeven welke bestemmingsplannen op dit moment vigeren. In hoofdstuk 2 is het ruimtelijk beleidskader en in hoofdstuk 3 het sectorale beleidskader beschreven. In hoofdstuk 4 is ingegaan op de milieuaspecten die samenhangen met het bestemmingsplan. In de hoofdstukken 5 en 6 zijn respectievelijk de bestaande en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 7 is de plansystematiek en de juridische vormgeving beschreven. In hoofdstuk 8 ten slotte is aandacht besteed aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:
In het Barro zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet. Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere pkb's en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen volgen de nahangprocedure en kunnen vervolgens in werking treden. Het betreft de volgende onderdelen:
Daarnaast zijn er recent onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
De Wet ruimtelijke ordening geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de Ruimtelijke Verordening zijn gebaseerd op de provinciale Structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. De RVG wordt binnenkort vervangen door de Omgevingsverordening.
In september 2013 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong. Duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie en kent een brede invulling. In de structuurvisie is gekozen voor duurzame stedelijke ontwikkeling als leidend principe en de speerpunten Typisch Nijmegen, Economische structuurversterking en Karakteristieke wijken.
In 2004 is door de partners in de regio, in overleg met het Rijk, een gemeenschappelijke visie voor de hoofdinfrastructuur in het KAN-gebied vastgesteld. Hierbij is voor het Waaloverkruisend autoverkeer gekozen voor een verdubbeling van de A50 en de aanleg van een nieuwe tweede stadsbrug bij Nijmegen. De gemaakte keuzes zijn erop gericht de doorstroming en bereikbaarheid van de Nijmeegse regio te verbeteren.
Eind 2006 heeft de gemeente Nijmegen een MER verkeersstructuur 2006 opgesteld. In het MER verkeersstructuur 2006 staat de inrichting en de structuur van de hoofdwegen centraal. Hierbij gaat het om de A325, de Prins Mauritssingel, de gebiedsontsluitingswegen en de aansluitingen hiertussen.
Nijmegen Duurzaam Bereikbaar
Op 12 oktober 2011 heeft de Raad de nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar vastgesteld, waarin het verkeersbeleid voor de komende jaren wordt beschreven. De gemeente stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal, waarbij de reiziger een keuze tussen een aantal aantrekkelijke alternatieven wordt aangeboden. Soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van vervoerswijzen. Daarnaast treft de gemeente diverse maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken.
Hierbij is de samenhang tussen mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en het openbaar vervoer. Bedrijventerreinen worden zoveel mogelijk aan de rand van de stad gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen mogelijk is op HOV.
Autoverkeer
Een goede bereikbaarheid van Nijmegen per auto is in de eerste plaats gediend met een goede en betrouwbare afwikkeling van het verkeer op de autosnelwegen rondom de stad. Al het doorgaande verkeer gaat dan buiten de stad om, terwijl het bestemmingsverkeer de stad vanuit de beste windrichting kan benaderen. Met de opening van de tweede stadsbrug (De Oversteek) in november 2013 is de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderd. De aanleg van De Oversteek is door de gemeente aangegrepen om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren. Accent komt hierbij te liggen op de Groene Route; in Nijmegen-Noord is dat de route tussen beide bruggen, via de Graaf Alardsingel, Splitsingspunt en Prins Mauritssingel-Zuid. De Prins Mauritssingel-Noord is ingedeeld als invalsweg. Mocht de doorstroming op de Groene Route tijdens piekmomenten in gevaar komen, dan zal het inkomende verkeer op de invalswegen worden gedoseerd.
De Westelijke Parallelroute (thans Margaretha van Mechelenweg genoemd) is primair bedoeld als bypass voor de Prins Mauritssingel tijdens de spitsperiodes. We verwachten dat de Margaretha van Mechelenweg tijdens de spitsperiodes voldoende aantrekkelijk wordt om een aandeel van het verkeer (vooral met bestemming Nijmegen-West, via de Stadsbrug) daadwerkelijk van de Prins Mauritssingel af te leiden. Buiten de spitsperiodes is de doorstroomroute Prins Mauritssingel – Graaf Alardsingel een snellere verbinding naar de Stadsbrug. De Margaretha van Mechelenweg is secundair bedoeld voor de ontsluiting van de toekomstige woonwijk Broodkorf. Het grootste aandeel van het verkeer op de Margaretha van Mechelenweg (circa 90%) zal doorgaand verkeer zijn tussen Ovatonde en De Oversteek. De combinatie van beide functies (verbinding en wijkontsluiting) is conform wat de raad in 2007 heeft besloten: de Margaretha van Mechelenweg wordt zo optimaal mogelijk ingepast, met 2x1 rijstroken met optelstroken op de kruisingen met verkeersregelinstallaties.
Fietsverkeer
Nijmegen gaat de komende jaren door met het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. Snelfietsroutes zijn lange, doorlopende en aantrekkelijke fietsroutes dwars door de stad. Snelfietsroutes verbinden woonlocaties met belangrijke stedelijke bestemmingen, ook vanuit de regio. Snelfietsroutes zijn zo direct mogelijk en bieden de fietser extra kwaliteit in de vorm van doorstroming (voorrang, minder oponthoud, groen bij verkeerslichten), vlakke verharding (asfalt) en aantrekkelijkheid (autoluw, schone lucht, sociale veiligheid, omgeving). Door de snelfietsroutes willen wij meer forenzen op de (elektrische) fiets krijgen.
Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. De kracht van het openbaar vervoer ligt vooral bij zoveel mogelijk gebundelde vervoersstromen. De bestaande spoorwegen vormen de ruggengraat van het openbaar vervoer (Regiorail). Het HOV-lijnennet gaat voorts de knooppunten, de transferia en de omliggende woongebieden met elkaar verbinden.
Parkeren
Bij de ontwikkeling van nieuwe functies of verbouw van bestaande functies is het gemeentelijk beleid dat er voldoende nieuwe parkeergelegenheid op eigen terrein wordt aangelegd. De parkeernormen voor Nijmegen zijn gebaseerd op de richtlijnen van de CROW (publicatie 182) en worden gebruikt als kentallen voor de parkeerbehoefte. In oktober 2012 zijn de Parkeervisie 2012 en de Nota Parkeernormen Gemeente Nijmegen door de gemeenteraad vastgesteld. Voor fietsparkeren geldt als uitgangspunt dat de vaste stallingsbehoefte op eigen terrein en bij voorkeur inpandig moet worden opgelost bij nieuwbouw. Voorts geldt dat er voldoende fietsparkeervoorzieningen bij openbare gelegenheden worden gerealiseerd.
Raadsbesluit Verkeersstructuur Waalsprong, mei 2007
De gemeenteraad heeft op 9 mei 2007 het besluit ‘Verkeersstructuur Waalsprong’ genomen. Het oorspronkelijke raadsvoorstel van 27 maart 2007 kende de volgende beslispunten:
Tijdens de raadsvergadering is het amendement ‘Draagvlakalternatief heeft een streepje vóór’ aangenomen. Hiermee zijn de beslispunten als volgt gewijzigd:
1a. Voor de uitvoering van de verkeersstructuur Waalsprong voor de westelijke kant te kiezen voor het draagvlakalternatief d.w.z.:
1b. Voor de oostelijke kant niet te kiezen voor de Dorpensingel Oost en vooralsnog te kiezen voor de inzet van de oostelijke parallelroute (Vossenpelsestraat) en het treffen van maatregelen op deze route (collegealternatief);
2. Voor de lange termijn worden geen initiatieven genomen die de Dorpensingel Oost ruimtelijk onmogelijk maken omdat ontwikkelingen voor de oostelijke kant van de Waalsprong tot een andere afweging kunnen leiden.
Daarnaast zijn er twee moties aangenomen:
1. Motie: Inzet voor goede fietsverbindingen: Voortvarend een plan aan de raad voor te leggen voor realisering van doorgaande fietsverbindingen aan de noordkant van de Waal. Hiervan dienen oost-westverbindingen binnen dit gebied en een logische aansluiting met de Snelbinder en beide stadsbruggen onderdeel te zijn. De dekking hiervan dient integraal onderdeel te zijn van de voor de verkeersstructuur benodigde financiering.
2. Motie: Geen goede bereikbaarheid zonder goed openbaar vervoer: Gelijktijdig met de geplande verbetering van de bereikbaarheid per auto zal worden geïnvesteerd in realisering van (hoogwaardig) openbaar vervoer aan de noordkant van de Waal. Hiervoor wordt minimaal 5 miljoen euro extra aangewend, als integraal onderdeel van de voor de bereikbaarheid benodigde financiering.
Raadsbesluit Dorpensingel Oost, juli 2011
De gemeenteraad heeft op 6 juli 2011 het besluit Dorpensingel Oost genomen. Daarin heeft de raad het volgende besloten:
De aansluitingsvariant
Met de voorbereidingen om te komen tot een bestemmingsplan voor de Dorpensingel-Oost, is een aanvang gemaakt.
Raadsbesluit HOV (juni 2012)
De gemeenteraad heeft op 27 juni 2012 het besluit 'Nota Voorkeursbeslissing HOV' genomen. Daarin heeft de raad het volgende besloten:
Voor het trajectdeel Knoop Lent – Ressen bestaat het voorkeurstracé feitelijk uit twee trajectdelen:
De route over de Prins Mauritssingel is gelijk aan de huidige busverbinding RijnWaalSprinter (Brengdirectlijn). Bij de ontwikkeling van Knoop Lent is rekening gehouden met de toekomstige HOV-baan via de Graaf Alardsingel richting Griftdijk. Op de Prins Mauritssingel wordt op het splitsingspunt (Knoop Lent) rekening gehouden met een vrijliggende busbaan stadinwaarts. Op de Prins Mauritssingel wordt in de toekomst een vrijliggende nieuwe HOV-baan aan de westzijde aangelegd tussen de Ovatonde en Knoop Lent. Dit is noodzakelijk bij uitbreiding van de Prins Mauritssingel van 2x2 rijstroken naar 2x3 rijstroken in verband met de aanleg van de nieuwe Stadsbrug. Aan de oostzijde van de Prins Mauritssingel is een vrijliggende busbaan ruimtelijk niet mogelijk; de doorstroming aan deze zijde (stad-uitwaarts) zal echter gegarandeerd worden aan de hand van verkeerslichten.
Met de opening van de Stadsbrug eind 2013 in combinatie met de rijstrookindeling van het splitsingspunt (Knoop Lent) zijn er op de Prins Mauritssingel tussen Vrouwe Udasingel en splitsingspunt eind 2013 al 2x3 rijstroken (feitelijk opstelstroken) aanwezig; op dit wegvak is op dat moment dus ook een nieuwe busbaan stad-inwaarts nodig. Met de verwachte opening van de Dorpensingel rond 2016 zijn op de Prins Maurissingel tussen Ovatonde en Vrouwe Udasingel uiterlijk in 2016 ook 2x3 rijstroken met busbaan stad-inwaarts nodig. De busbaan langs de Prins Mauritssingel stad-inwaarts zal worden aangelegd in het kader van het HOV-raadsbesluit, als onderdeel van 'faseringsstap 1: verbeteren doorstroming HOV-bus (2013 - 2017)'.
Dit bestemmingsplan voorziet in de aanleg van de hierboven genoemde nieuwe vrijliggende HOV-baan aan de westzijde van de huidige Prins Mauritssingel tussen de Ovatonde en Knoop Lent. De aanleg hiervan is noodzakelijk in verband met de uitbreiding van de Prins Mauritssingel van 2x2 rijstroken naar 2x3 rijstroken vanwege de aanleg van de nieuwe Stadsbrug en de daarmee samenhangende reconstructie van het splitsingspunt Lent.
Uit het meest recente verkeersmodel 2012-2022 blijkt dat in de toekomst de volgende verkeersintensiteiten worden verwacht op de Prins Mauritssingel:
Prins Mauritssingel (PMS) | Etmaalintensiteit 2012 | Etmaalintensiteit 2022 |
A15-afrit Keizer Augustusplein | 46.835 | 88.260 |
Afrit Keizer Augustusplein-Oprit PMS | 41.601 | 68.835 |
Oprit PMS-Vrouwe Udasingel | 42.229 | 75.331 |
Vrouwe Udasingel-Graaf Alardsingel | 39.668 | 68.960 |
Graaf Alardsingel-Laauwikstraat | 45.205 | 55.441 |
Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat er sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wet geluidhinder. Bij een aantal woningen neemt de geluidsbelasting namelijk toe met 2 dB of meer. Voor de woningen waarbij de geluidsbelasting toeneemt ten opzichte van de eerder verleende hogere waarden, zijn bij besluit van 1 juli 2014 door het college nieuwe hogere waarden vastgesteld. Dit besluit is inmiddels onherroepelijk. Het is daarom niet nodig om bij dit bestemmingsplan hogere waarden vast te stellen.
Collegebesluit 'Uitvoeringsplan Fietsinfrastructuur Waalsprong' (november 2011)
Het college van B&W heeft in november 2011 het besluit 'Uitvoeringsplan Fietsinfrastructuur Waalsprong' genomen. Daarin heeft de raad (onder andere) het volgende besloten:
Groen
De Prins Mauritssingel valt onder de primaire bomenstructuur van de Waalsprong.
Europees beleid
Natura2000
Natura2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden (habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. Rondom Nijmegen gaat het om de Natura2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
De Vogelrichtlijn bevat een lijst van 187 zeldzame of bedreigde vogelsoorten. Voor deze vogelsoorten en voor belangrijke overwinteringsgebieden van trekvogels zijn Speciale Beschermingszones aangewezen waaronder de Uiterwaarden van de Waal.
In de Habitatrichtlijn staat de bescherming van natuurlijke en half-natuurlijke habitats (door mensen bewoonde gebieden) centraal. In de bijlagen van de Habitatrichtlijn worden 500 plantensoorten, 200 diersoorten (geen vogels, omdat die al onder de vogelrichtlijn vallen) en 198 habitats genoemd. Voor de Habitatrichtlijn zijn Speciale beschermingszones aangewezen waaronder de Gelderse Poort.
De uitvoeringsinstrumenten voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 (of kortweg Nb-wet 1998) en Flora- en faunawet (Ff-wet). De Nb-wet regelt gebiedsbescherming, terwijl de Ff-wet de soortbeschermingsaspecten van de Nederlandse natuur beschermt.
Nationaal beleid
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de wet:
Flora en Faunawet
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten.
In de Flora- en Faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
In juni 2013 is door Bureau Waardenburg op basis van bestaande inventarisatiegegevens van beschermde flora en fauna en een aanvullend veldbezoek naar jaarrond beschermde nesten het realiseren van de busbaan getoetst aan de Flora- en faunawet. Geconcludeerd is dat actualisatie van de verspreidingsgegevens van vaatplanten, ongewervelden, vissen, amfibieën, reptielen, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen niet nodig is. Verder is geconcludeerd dat realisatie van de busbaan geen negatieve effecten veroorzaakt voor deze soortgroepen, mits de groenstrook volgens het mitigatieplan voor vleermuizen wordt ingericht. Bij de nestcontrole in 2013 is een roekenkolonie van drie nesten gevonden. Als de bomen gekapt moeten worden, is een ontheffing van artikel 11 van de Flora- en faunawet nodig.
Provinciaal beleid
Ecologische Hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. Landgoed Oosterhout, de uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de EHS.
Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone
Op 14 januari 2014 heeft het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vastgesteld. Deze visie introduceert het zogenoemde Gelders Natuurnetwerk, waarmee het begrip EHS wordt losgelaten. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een zoekgebied van 7.300 ha voor de te realiseren 5.300 ha nieuwe natuur. Buiten dit Natuurwetwerk geldt onder meer de Groene Ontwikkelingszone. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone
Gemeentelijk beleid
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
Voor de Waalsprong ligt de uitdaging in het integreren van het karakter van het oude land in het nieuwe (stedelijke) landschap. Bestaande groene lijnen kunnen zo een rol krijgen in de nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast biedt nieuwbouw bij uitstek de kans om wijken integraal op te zetten en rood en groen in balans vorm te geven. Vanuit ecologisch en recreatief oogpunt is het van belang om goede verbindingen met het omliggende landschap te realiseren.
Handboek Stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen vormt een nadere uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse Groen” ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van ons bomenbestand. Dit Handboek vormt tevens een toelichting op de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), waarin de regels ten aanzien van bomen en groen zijn vastgelegd. Daarmee vormt dit Handboek hèt kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de grenzen van de gemeente Nijmegen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan-, en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. Deze vallen buiten het kader van dit handboek. Voor bomen op gronden in eigendom van de gemeente Nijmegen die zijn gelegen buiten de eigen gemeentegrens (zoals Heumensoord), is de regelgeving van de betreffende gemeente van toepassing.
De hoofdpunten van het beleid zijn als volgt:
De donkere lijnen vormen de primaire structuur, de lichte lijnen vormen de secundaire structuur. In de hoofdbomenstructuur geldt onder andere dat indien een boom gekapt moet worden, deze 1-op-1 gecompenseerd moet worden elders in de hoofdbomenstructuur.
De Prins Mauritssingel valt onder de primaire bomenstructuur van de Waalsprong. Er wordt gestreefd naar actieve versterking/vervolmaking van de hoofdbomenstructuur. Gaafheid en compleetheid van de hoofdbomenstructuur zijn belangrijk om goed aan haar functie te kunnen voldoen.
Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 (WIW)
Voor de ontwikkeling van de Waalsprong is voor water een Masterplan opgesteld. In het Masterplan is het toekomstige watersysteem weergegeven bestaande uit het waterhart (Plassenzone) en het singelsysteem. In het Masterplan zijn de uitgangspunten en hoofdcontouren van dit watersysteem zijn vastgelegd in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009, d.d. 20 november 2009 met kenmerk 9T9874.A0.
Het WIW 2009 is op 26 januari 2010 door het College Burgemeester en Wethouders van gemeente Nijmegen vastgesteld. Op 24 februari 2010 is het WIW 2009 ondertekend door GEM Waalsprong, Waterschap Rivierenland en Gemeente Nijmegen.
Op basis van het Masterplan wordt voor elk te ontwikkelen gebied een Waterplan opgesteld met een detailontwerp. Als basis geldt dat afstromend regenwater zoveel mogelijk gefilterd moet worden door wadi's zodat het oppervlaktewatersysteem de meest optimale kwaliteit kan krijgen.
Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016
Het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2010-2016 geeft invulling aan de wettelijke gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater(overlast). Het GRP beschrijft welke activiteiten en hoeveel geld en personeel nodig zijn om deze zorgplichten uit te voeren. In het GRP 2010-2016 ligt het accent op meer en beter beheren. Dit betekent onder andere:
Een aantal andere belangrijke uitgangspunten en activiteiten in het GRP 2010-2016 is:
Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2010)
Het gemeentelijk beleid voor het afkoppelen van hemelwaterafvoer is opgenomen in vastgesteld beleid: Nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2010). (Afkoppelnota 2010). Tot 1 april 2012 was de verplichting voor infiltratie van hemelwater op privaat terrein ook vastgelegd in de lokale bouwverordening. Per 1 april 2012 is het nieuwe bouwbesluit op landelijk niveau van kracht geworden. Hierin is de plicht tot infiltratie van hemelwater op eigen terrein vastgelegd. Het bouwbesluit overruled de ontheffingsmogelijkheden uit de Afkoppelnota 2010. In de loop van 2012 zal de Afkoppelnota uit 2010 aangepast worden naar het landelijke beleid.
In het kader van de watertoets heeft overleg tussen het waterschap en de gemeente Nijmegen plaatsgevonden. Dit overleg heeft plaatsgevonden in verband met het feit dat het bestemmingsplan een nieuwe busstrook mogelijk maakt en daardoor leidt tot een toename van het verhard oppervlak.
De waterparagraaf is als volgt opgebouwd:
1. Algemeen
De Prins Mauritssingel is de in 2009-2010 omgebouwde voormalige snelweg tussen het centrum van Nijmegen en de Ovatonde. Bij de ombouw is de A325 omgebouwd tot stadsas en voorbereid op de toekomstige aansluiting via Splitsingspunt Lent op de Graaf Alardsingel en de nieuwe Stadsbrug. De ombouw van Splitsingspunt Lent is in 2012 in uitvoering gegaan en valt gedeeltelijk binnen het bestemmingsplan Prins Mauritssingel.
Voor de ontwikkeling van de Waalsprong is een masterplan voor water van toepassing. De meest recente versie is het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong uit 2009 (WIW 2009). Vanuit de Waterplan gedachte is voor de ontwikkeling van de Waalsprong gekozen voor een duurzame ontwikkeling met zoveel mogelijk zichtbaar water van hoge kwaliteit. De leefomgeving van de bewoners van de Waalsprong wordt mede bepaald door de aanwezige vijvers en de zichtbaar afvoerende regenwatersystemen (wadi's). Voor de ontwikkeling van het Splitsingspunt Lent zijn op basis van het WIW 2009 voor waterberging en waterkwaliteit detailafspraken gemaakt tussen de gemeente Nijmegen en het Waterschap Rivierenland. De afspraken zijn voorlopig vastgelegd in:
Voor de ombouw van de A325 tot Prins Mauritssingel is in het verleden geen waterplan opgesteld. Bij de ombouw is de bestaande waterafvoer intact gebleven. Dit betekent dat het grootste gedeelte van de Prins Mauritssingel afwatert naar de berm. Verder zijn her en der kleine zaksloten aanwezig aan de westkant. Volgens de legger van het Waterschap Rivierenland zijn ten noorden van Laauwik C-watergangen aanwezig. In praktijk zijn dit door hoogteligging en grote afstand tot de rivier droogvallende watergangen. Na de ombouw in 2009-2010 zijn er geen klachten van wateroverlast geweest, zodat geconcludeerd mag worden dat het systeem goed werkt. Een deel van de Prins Mauritssingel valt binnen het project Splitsingspunt Lent. In het Waterplan van Splitsingspunt Lent is aangegeven dat dat deel ook afwatert naar de wadi's van Laauwik.
2. Oppervlaktewater
Algemeen beleidskader
Het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem voor de gehele Waalsprong. De uitgangspunten en hoofdcontouren van dit watersysteem zijn vastgelegd in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009, d.d. 20 november 2009 met kenmerk 9T9874.A0. Het WIW 2009 is op 26 januari 2010 door het College Burgemeester en Wethouders van gemeente Nijmegen vastgesteld. Op 24 februari 2010 is het WIW 2009 ondertekend door GEM Waalsprong, Waterschap Rivierenland en Gemeente Nijmegen.
Watersysteem Waalsprong
Het stedelijk watersysteem van de Waalsprong bestaat in de eindsituatie in 2020 uit een netwerk van onderling verbonden singels, sloten en drie grote plassen. De singels hebben een meervoudige functie. Allereerst hebben ze een waterbergende functie om het regenwater op te vangen. Verder hebben ze een transportfunctie om onder natte omstandigheden het teveel aan regenwater af te voeren naar de plassen in de landschapszone. Bij hoge waterstanden voeren ze het kwelwater uit de Waal af naar deze plassen. De singels hebben verder een drainerende functie voor de tussenliggende woongebieden Tenslotte hebben de singels een ecologische functie en bepalen ze sterk de kwaliteit van de leefomgeving. De watergangen en singels zijn in beheer en onderhoud bij Waterschap Rivierenland.
Het watersysteem bestaat uit de plassen in de Landschapzone waarin het waterpeil sterk kan fluctueren, met name over het seizoen. Het singelsysteem heeft een min of meer constant waterpeil van 7,60 m+NAP met een beperkte peilstijging gedurende enkele dagen. Vanuit de plassenzone wordt middels gemalen het singelsysteem doorgespoeld. Het singelsysteem bestaat uit een drietal lussen aan de plassenzone:
- singelsysteem Stadseiland;
- singelsysteem Oosterhout;
- de kleine lus van Laauwik;
Het gehele watersysteem van de Waalsprong heeft voor noodgevallen een uitlaatstuw naar de Linge. De uitlaat bevindt zich aan het einde van de Rietgraaf. In principe wordt er geen water ingelaten in het watersysteem, in de plassenzone vindt seizoensberging van water plaats die het surplus en surmin in waterbehoefte kan opvangen.
Watersysteem Prins Mauritssingel
Het watersysteem van de Prins Mauritssingel bestaat niet uit oppervlaktewater. Het is wel direct en indirect verbonden aan het oppervlaktewatersysteem van de Waalsprong. Het systeem is verbonden aan het wadi-systeem van Laauwik, het watersysteem van Splitsingspunt Lent en direct aan de Landschapszone.
3. Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. De afstand ten opzicht van de Waal is ca 1 tot 2 km en de invloed van de kwel is in de bestaande situatie aanwezig. In het plangebied zijn geen watergangen aanwezig met een watertransporterende functie.
Hoogteligging
De gemeente Nijmegen maakt voor de hoogtegegevens gebruikt van de zogenaamde puntenwolk, een met een vliegtuig ingevlogen hoogtemeting. Zichtbaar is dat het huidige maaiveld tussen de Ovatonde en de fietstunnel van de Vrouwe Udasingel redelijk vlak ligt tussen de 10,3 en 10,5 m+NAP. De fietstunnel is geïntegreerd in de spoordijk en aangeaard, bovenop de fietstunnel is het maaiveld ca 11,30 m+NAP. Vanaf de fietstunnel loopt het huidige maaiveld langzaam af in de richting van het Splitsingspunt Lent naar 10,7 a 10,8 m+NAP.
Deklaag
Voor de MER-studie dijkteruglegging Lent is in 2009 grondonderzoek naar de diepe bodemopbouw uitgevoerd. Duidelijk was dat nabij de rivier de deklaag ca 1 m bedraagt en in noordelijke richting met de komgronden tot 5 m kan uitgroeien. Voor het ontwerp van het watersysteem van Splitsingspunt Lent is een groot onderzoek uitgevoerd naar de doorlatendheid en samenstelling van deklaag van het gebied. De deklaag van klei/ leem ter plaatse van de Lentse Lus en ten zuidoosten daarvan bedraagt gemiddeld 1 m. Voor het Splitsingspunt Lent is op basis van recente van gevalideerde meetgegevens een inschatting gemaakt van de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG).
Huidig grondwatersituatie
In de Waalsprong wordt voor de grondwateronttrekkingsvergunning voor het bouwen in de Waalsprong sinds 2000 gemeten. Voor de MER dijkteruglegging Lent wordt sinds maart 2009 de grondwaterstand gemeten nabij de projectlocatie. Grondwatergegevens laten zien dat het grondwater gemiddeld rond 7,5 à 8 m+NAP zich bevind. Bij hoge afvoeren in de Waal boven de 12 m+NAP stijgt het grondwater ongeveer tot 9 m+NAP. Bij de droogteperiode in 2003 zakte het grondwater uit tot 6,6 m+NAP.
Toekomstige grondwatersituatie
Als gevolg van de dijkteruglegging bij Lent met de aanleg van een kwelscherm en de inrichting van het watersysteem Waalsprong zal het grondwaterregime in de toekomst veranderen. De verandering en het effect van het kwelscherm zal gevolgd worden door monitoring. Gemeente Nijmegen en Waterschap Rivierenland hebben een gezamenlijk Meetplan stedelijk Water opgesteld met monitoringsactiviteiten. Vanuit het nationale project Ruimte voor de Waal wordt het effect van het kwelscherm en eventuele aanvullende maatregelen gevolgd gedurende 25 jaar.
4. Hemelwater
Het watersysteem van de Prins Mauritssingel bestaat niet uit oppervlaktewater. Het is wel direct en indirect verbonden aan het oppervlaktewatersysteem van de Waalsprong. De hoofdbaan van de Prins Mauritssingel watert af naar zaksloten, C-watergangen of naar de wadi's van Laauwik. Via de filtering door de wadi komt het water van de Prins Mauritssingel terecht in het WIW-systeem. Voor de afwatering van de hoofdbaan aan de westkant is voorzien in de omvang van de nieuwe zaksloot. Voor de afwatering van de hoofdbaan naar de oostkant (boven Laauwik) geldt dat bij toekomstige ontwikkelingen de afwatering en berging in stand moet blijven.
De nieuwe busstrook watert af naar zaksloten. Er ligt een afstromingsscheiding bij de fietstunnel van de Vrouwe Udasingel onder de spoordijk door. Het noordelijke deel wordt geborgen in een zaksloot met een minimale berging van 10 mm. Het noordelijke deel heeft een bypass naar de duiker onder de spoordijk die twee plassen van de Landschapszone met elkaar verbindt. Het zuidelijke deel watert af en is verbonden aan het watersysteem van Splitsingspunt Lent. Voor de toename van het verhard oppervlak dient compenserende waterberging gerealiseerd te worden. Deze berging mag gerealiseerd worden in droogvallende zaksloten parallel aan de HOV voorziening. Met het Waterschap is afgesproken dat 64 mm berging wordt gerealiseerd (conform de vuistregel voor de bui van T=100+10%). Het Splitsingspunt Lent heeft een bypass naar de A-watergang van het waterschap westelijk van de Spoordijk (de Rietgraaf).
De zaksloten filteren het hemelwater van nutriënten en zware metalen. Voor het geval van extreme neerslag is bij de zaksloten een bypass aanwezig. De bypass watert direct af naar oppervlaktewater. De afvoercapaciteit van de bypass dient te voldoen aan de minimale afvoercapaciteit uit de meeste recente versie van de “Beleidsnota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer”. Parallel aan de busstrook wordt voor een groot deel een strook van 1,5 m grond vastgelegd voor de infiltratiefunctie. Voor zaksloten geldt dat er geen bebouwing of bomen in geplaatst mogen worden.
Ten behoeve van de busstrook van de Prins Mauritssingel dient voor aanleg een waterhuishoudkundig ontwerp en een waterplan te worden gemaakt en ter goedkeuring aan het Waterschap Rivierenland worden aangeboden.
5. Afvalwater
Binnen het gebied wordt geen afvalwater geproduceerd of getransporteerd als gevolg van activiteiten. Voor afvalwater vormt het gebied ten oosten van de spoordijk en ten westen van de spoordijk een apart rioolgebied. Nabij de Ovatonde komen de westelijke- en de oostelijke afvoer van afvalwater bij elkaar. Vanuit daar wordt het afvalwater in noordelijke richting verpompt naar de rioolwaterzuivering in Arnhem-Zuid.
Binnen het gehele plangebied komen géén beschermde monumenten voor. Op één punt doorsnijdt het plangebied wel de waardevolle historische structuur van de Ressensewal. Dit is geen nieuw gegeven en de invloed van dit bestemmingsplan daarop is marginaal. Het bestemmingsplan vormt geen bedreiging voor deze beschermde structuur.
Inleiding
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Het archeologiebeleid is op 30 januari 2013 vastgesteld (Nota nieuw beleid Archeologie) en vervolgens opgenomen in de Nota Cultureel Erfgoed (vastgesteld 15 mei 2013). In beide nota's is de Archeologisch Beleidskaart opgenomen. De beleidskaart kent vijf verschillende waarden, die met kleuren worden aangegeven. Aan de verschillende waarden is een archeologische maatregel gekoppeld. De beleidskaart legt de stand van kennis vast en vormt dus altijd een momentopname. Door nieuw onderzoek en uitwerking van oude onderzoeksgegevens zullen steeds nieuwe inzichten worden verkregen, wat ertoe kan leiden dat de begrenzing van de terreinen ruimer of beperkter wordt of zelfs terreinen van de kaart verdwijnen. Een regelmatige bijstelling van de archeologische beleidskaart is dan ook noodzakelijk. Onderstaand is de actuele beleidskaart opgenomen.
Waarde 4: archeologische rijksmonumenten
De rode terreinen (1% van het Nijmeegse grondgebied) bevatten zulke belangrijke nationale archeologische resten dat ze zijn beschermd op grond van de Monumentenwet 1988. Behoud van deze resten staat voorop. Voor ontwikkelingen op deze terreinen dient, via de gemeente, bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een monumentenvergunning ex artikel 11 van de Monumentenwet te worden aangevraagd.
Waarde 3: terreinen van zeer grote archeologische waarde
Voor de terreinen, aangegeven met de bruine kleur (20% van het Nijmeegse grondgebied), staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden en daarom dient in alle gevallen waarbij de grond wordt verstoord en behoud of inpassing van de archeologische waarden (behoud in situ) niet mogelijk is, archeologisch onderzoek plaats te vinden. Voor deze categorie gelden geen archeologische maatregelen bij ingrepen in de bodem met een oppervlak kleiner dan 50 m².
Waarde 2: terreinen met een hoge archeologische verwachting
De terreinen, aangegeven met de lichtbruine kleur (16% van het Nijmeegse grondgebied), onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten. Het betreft het gebied ten zuiden van de Waal, met name de vermoedelijke tracés van verschillende Romeinse wegen. Ten noorden van de Waal betreft het vooral ook het terreinen waar, op grond van de directe nabijheid van een bekende archeologische vindplaats, een hoge archeologische verwachting geldt. Voor deze categorie gelden geen archeologische maatregelen bij ingrepen in de bodem met een oppervlak kleiner dan 100 m².
Waarde 1: zone met lage, middelhoge archeologische of onbekende verwachting
In het gebied aangegeven met een witte kleur (58% van het Nijmeegse grondgebied) is nog geen onderzoek gedaan en is het onbekend waar archeologische resten zich kunnen voordoen. De archeologische verwachting voor deze gebieden is laag tot middelhoog te noemen, maar dat betekent niet dat er geen relevante archeologische sporen, met name uit de prehistorie en Romeinse tijd, kunnen worden aangetroffen. Daarom kiezen wij ervoor dat bij bodemingrepen die een oppervlak van 2500 m² of groter betreffen, er tenminste een archeologisch vooronderzoek moet worden uitgevoerd. In plangebieden met een dergelijke omvang of groter bestaat een gerede kans dat bij het uitvoeren van een inventariserend booronderzoek of een proefsleuvenonderzoek nog onbekende archeologische resten worden ontdekt en gewaardeerd.
Waarde 0: zone zonder waarde/verwachting
Op de groene terreinen gelden geen restricties (5% van het Nijmeegse grondgebied). Hier is de bodem door eerdere graafwerkzaamheden zodanig verstoord dat er geen archeologische waarden aangetroffen kunnen worden.
Voor de Waarden 1 t/m 3 geldt dat geen archeologische maatregelen noodzakelijk zijn voor ingrepen in de bodem die niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld. Deze 30 cm is de gemiddelde dikte van de bouwvoor op het (voormalig) platteland, en is, in de jarenlange ervaring van de Nijmeegse archeologen, de gemiddelde diepte van de verstoorde bovengrond in de stad.
Plangebied
Het plangebied kent verschillende archeologische waarden die op de archeologische beleidskaart zijn vastgelegd. Het zuidelijk deel van het plangebied ligt in een zone met een nader te onderzoeken belang (waarde 1). In het noordelijke deel van het plangebied ligt een zone van archeologisch belang (waarde 2). Deze zone ligt ingeklemd tussen de archeologische rijksmonumenten Zuiderveld-oost en Zuiderveld-west (zie hierna). In deze zone kunnen onder het wegcunet (nederzettings)sporen uit het midden-neolithicum, de middenbronstijd, de vroege ijzertijd en mogelijk Romeinse tijd worden verwacht.
Ten noorden en ten oosten van de archeologische rijksmonumenten ligt een gebied van zeer hoge archeologische waarde (waarde 3), dat wordt gekarakteriseerd als een van de archeologisch rijkste gebieden van Nijmegen-Noord. Het gemeentelijk beleid voor dergelijke terreinen/gebieden is behoud in situ. Dit betekent dat de archeologische bodemschatten ter plekke in de bodem behouden moeten blijven. Indien behoud in situ niet mogelijk blijkt, moeten alle werkzaamheden in de bodem beneden 30 cm voorafgegaan worden door archeologisch onderzoek.
In het noordelijke deel van het plangebied liggen de archeologische rijksmonumenten Zuiderveld-oost en Zuiderveld-west (waarde 4 op de archeologische beleidskaart). Deze terreinen zijn op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd. Voor ontwikkelingen op deze terreinen dient bij het bevoegd gezag een monumentenvergunning ex artikel 11 van de Monumentenwet te worden aangevraagd.
Regeling
Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang (waarde 1) krijgen een aanduiding op de verbeelding (wetgevingzone – waarde archeologie 1). Bij bodemingrepen groter dan 2500 m2 dient er archeologisch vooronderzoek plaats te vinden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek neemt het Bevoegd Gezag een besluit over eventueel vervolgonderzoek. De terreinen/gebieden met waarde 2 en 3 krijgen de dubbelbestemming waarde - archeologie 2 of waarde - archeologie 3 met bijbehorende regels. Doel van deze maatregel is om de (verwachte) archeologische waarden in de bodem te beschermen. Door het opnemen van deze dubbelbestemming zullen aanvragen van een omgevingsvergunning en sloopmeldingen voor het betreffende gebied eerst beoordeeld moeten worden op hun archeologische waarde. Blijkt dat de bescherming van de verwachte waarden niet of onvoldoende mogelijk is dan dient voorafgaand aan verdere planvorming en uitvoering een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek neemt het bevoegd gezag (gemeente Nijmegen) het besluit of archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe). Voor ontwikkelingen op de archeologische rijksmonumenten Zuiderveld-oost en Zuiderveld-west (waarde 4) dient bij de minister een monumentenvergunning ex artikel 11 van de Monumentenwet te worden aangevraagd. Aan de desbetreffende gronden is op de verbeelding de aanduiding 'wetgevingzone – waarde archeologie 4' gegeven.
Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988) bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Bedrijvigheid is in de zin van de Wet milieubeheer die bedrijvigheid die vermeld staat in het Inrichtingen en vergunningen Besluit (Bor-IvB) en als zodanig als inrichting aangemerkt zou kunnen worden. In het nieuwe bestemmingsplan zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld worden aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar (vooral brand- en explosiegevaar), verkeer en visuele aspecten van belang. De Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is een verbijzonderde afgeleide van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering”.
In het navolgende overzicht zijn alleen die bedrijven binnen het plangebied aangegeven die niet onder de categorieën horeca, sportvoorzieningen, kantoren, woongebouwen, opleidingsinstituten, detailhandel en medische praktijken vallen.
Straat | Huis nr. | Naam | SBI | SBI Omschrijving | Cat | Milieuaspect |
Dijkstraat | ong. | KPN | 61.A | Telecommunicatiebedrijf | 1 | G-10 |
Een grondwaterzuiveringsinstallatie zoals aan de Dijkstraat 1A wordt niet genoemd in de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” en ook niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Installaties die erop lijken (pompen, luchtbehandeling) vallen onder categrorie 1 met een grootste afstand van 10 meter. De grondwaterzuiveringsinstallatie is in dit bestemmingsplan door middel van de bestemming Bedrijf positief bestemd. Aan de UMTS/GSM-mast aan de Dijkstraat is, binnen de bestemming Verkeer, de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' gegeven, zodat deze positief bestemd is.
Voor dit bestemmingsplan is geen bodemonderzoek nodig, omdat er geen (woning)bouwactiviteiten plaatsvinden. Binnen het plan is ter plaatse van de uitbreiding voor de busbaan geen verdachte bodemactiviteit aanwezig, zodat er geen sterke bodemverontreiniging aanwezig is. Ter plaatse van de nog aan te leggen Westelijke Parallelroute blijkt uit bodemonderzoek dat bodemsanering noodzakelijk is (Envita, Verkennend en nader bodemonderzoek Westelijke Parallelroute in Lent, 201971-10/R01, 12 maart 2012) . De rapportage is digitaal te bekijken via http://145.11.60.41/IMAP/multimedia/bodemonderz/5068.pdf. De saneringskosten zijn al in dat project verwerkt. Daarom zullen er voor zover het de bodem betreft geen bijzondere financiële of milieutechnische problemen bestaan.
Het bestemmingsplan maakt stadinwaarts een extra busbaan naast de bestaande Prins Mauritssingel mogelijk. Deze fysieke wijziging van de weg is getoetst aan de Wet geluidhinder. Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat er sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wet geluidhinder. Bij een aantal woningen neemt de geluidbelasting toe met 2 dB of meer. Voor de woningen waarbij de geluidsbelasting toeneemt ten opzichte van de eerder verleende hogere waarden moeten nieuwe hogere waarden worden vastgesteld. De hoogste geluidbelasting bedraagt 63 dB vanwege de Prins Mauritssingel. Bij besluit van 1 juli 2014 heeft het college de noodzakelijke hogere waarden vastgesteld. Dit besluit is inmiddels onherroepelijk. Het is daarom niet nodig om bij dit bestemmingsplan hogere waarden vast te stellen.
Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriele regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit en
b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden voor de volgende stoffen: stikstofdioxide (NO2); fijn stof (PM10); benzeen (C6H6); zwaveldioxide (SO2); koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP). In Nederland worden in het algemeen alleen voor NO2 en PM10 mogelijk overschrijdingen verwacht.
De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.
Getalsmatig kan de normering voor NO2 en PM10 als volgt weergegeven worden:
norm | Ingangsdatum | |
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 | 40 ug/m3 | 1-1-2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 ug/m3 | 1-6-2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3 | 1-6-2011 |
Vaststelling van een ruimtelijk plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen indien:
Een IBM-plan mag geen bijdrage leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit op plaatsen waar de grenswaarden overschreden worden of dreigen te worden. Indien door een IBM-plan wel een bijdrage geleverd wordt aan een verslechtering boven de grenswaarde, dan moet aan het plan maatregelen gekoppeld worden om deze bijdrage te compenseren.
Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht geworden. Het NSL is een programma als bedoeld in artikel 5.16 lid 1 onder d Wm. Het NSL bevat een pakket van ruimtelijke ontwikkelingen c.q. projecten (Bijvoorbeeld (rijks)wegen, woningen, landbouw en industrie) en maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Met deze maatregelen zal Nederland tijdig aan de Europese luchtnormen voldoen. Deze maatregelen zijn onder meer: nationale, generieke maatregelen van het Rijk (stimulering roetfilters, belastingvoordeel voor schone auto's, etc.) en daarnaast maatregelen op het hoofd- of onderliggend wegennet zoals doorstromingsmaatregelen, snelheidsverlaging en schermen.
Het plangebied Nijmegen Prins Mauritssingel past binnen het woningbouwproject “Nijmegen Waalsprong”, dat als IBM-project opgenomen is in dit NSL onder IB-nr. 279. Tevens is de hoofdinfrastructuur van de Waalsprong (o.a. Nijmegen Stadsas onder IB-nr. 298, nu geheten Prins Mauritssingel) onderdeel van het NSL.
In het NSL zijn tevens maatregelen opgenomen om de doorstroming op de Prins Mauritssingel te verbeteren, zoals:
Het onderhavige bestemmingsplan maakt deze maatregelen niet onmogelijk.
Ten behoeve van de definitieve vaststelling van het NSL is het rekeninstrument Saneringstool (versie 3.1) ontwikkeld. De omvang van “de saneringsopgave” voor luchtkwaliteit wordt met dit instrument op een eenduidige en uniforme wijze in kaart gebracht. Het positieve effect op de luchtkwaliteit van de maatregelen is bepaald door middel van de Saneringstool 3.1. In deze Saneringstool leidt het inbrengen van de IBM-projecten in Nijmegen alsmede de voorgestelde maatregelen tot het tijdig oplossen van de knelpunten in de luchtkwaliteit in Nijmegen.
Het onderhavige bestemmingsplan voldoet met haar projectkenmerken aan de in het NSL opgenomen projectkenmerken. In de gebruikte verkeersmodellen voor de Saneringstool (versie 3.1) zijn de verkeerseffecten opgenomen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in Nijmegen (waaronder de eerdergenoemde in het NSL opgenomen IBM-projecten. Het onderhavige bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitsregelgeving.
Ad b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
Gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze GGD-richtlijnen.
In dit plan worden geen gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt danwel komt door het bestemmingsplan de relevante weg (Prins Mauritssingel) niet binnen 50 meter van gevoelige bestemmingen te liggen, zodat dit aspect niet relevant is en geen belemmering oplevert voor het plan.
Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden:
a) externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven en;
b) externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen.
De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's. Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden aangegeven. Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het groepsrisico wordt getoetst aan de hand van oriënterende waarden.
Ad a)
De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Dit besluit kent een verdeling naar plaatsgebonden risico's en groepsgebonden risico's, zoals hierboven aangegeven. Een inrichting waarop het besluit van toepassing zou zijn is binnen het plangebied niet aanwezig. Er zijn ook buiten het plangebied geen inrichtingen gelegen waarvan de invloedssfeer tot in het plangebied reikt.
Ad b)
Voor de externe veiligheid door vervoer van gevaarlijke stoffen over transportwegen geeft voor wegen, vaarwegen en buisleidingen het rapport van Arcadis "Bouwstenen voor een inhaalslag" (16 januari 2003) een indicatie met betrekking tot de veiligheidsrisico's. Voor vervoer over het spoorvervoer in de Waalsprong wordt hiervoor echter uitgegaan van het rapport Externe veiligheid spooromgeving Waalspronggebied (24 oktober 2008). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen zijn/worden Algemene Maatregelen van Bestuur opgesteld. Het “Besluit externe veiligheid buisleidingen” is op 1 januari 2011 van kracht geworden, het “Besluit transportroutes externe veiligheid” zal naar verwachting nog in 2012 van kracht worden.
Binnen het plangebied zijn de spoorlijn Arnhem – Nijmegen en de Prins Mauritssingel aanwezig waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied wordt voorts gekruist door een hogedrukgasleiding van de Gasunie. Het zuidelijk deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de rivier de Waal (1500 meter).
Plaatsgebonden risico (PR)
Voor al de boven beschreven risicobronnen geldt dat de onderscheiden plaatsgebonden risico's dermate laag zijn dat een PR 10-6–contour niet kan worden berekend. Het PR vormt daarom ook geen beperking voor de planontwikkeling.
Groepsrisico (GR)
Het plan omvat alleen een vastlegging van de huidige situatie voor wat betreft de spoorlijn en de hogedrukgasleiding en een beperkte wijziging voor wat betreft het aantal rijstroken voor de Prins Mauritssingel stadinwaarts, dit ten behoeve van het openbaar vervoer. Het plan ligt aan de periferie van het invloedsgebied van de rivier de Waal. Een relevante verhoging van de vervoersstromen met gevaarlijke stoffen maakt geen onderdeel uit van het onderhavige bestemmingsplan. Voorts kan opgemerkt worden dat binnen het plangebied slechts één woning aanwezig is en het plan ook verder niet voorziet in het realiseren van (beperkt) gevoelige bestemmingen. Weliswaar zullen binnen het plangebied personen aanwezig kunnen zijn, deze worden echter nagenoeg totaal gekwalificeerd als voorbijgangers/reizigers. Binnen het plangebied is het aantal aanwezigen/verblijvenden minder dan 10 personen.
Ondergrens van groepsrisicoverantwoording
Wanneer zich binnen het invloedsgebied van een risicobron binnen het plangebied niet meer dat tien personen bevinden, is er geen sprake van groepsrisico en kan verantwoording geheel achterwege blijven. Deze situatie doet zich binnen het onderhavige plangebied voor, een nadere verantwoording van het groepsrisico is daarom niet aan de orde.
Advies Veiligheidsregio Gelderland Zuid
De Veiligheidsregio Gelderland Zuid (sector Brandweer) heeft laten weten in dit specifieke geval geen gebruik te zullen maken van het adviesrecht over de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid. De reden daarvoor is dat het bestemmingsplan een actualisatie betreft van een plan met overwegend een verkeersfunctie. Deze functie wijzigt niet in de toekomstige versie. De invloed van de actualisatie op het externe veiligheidsrisico is dan ook verwaarloosbaar. Bijkomstige reden is het gegeven dat de functie verkeer niet of nauwelijks bijdraagt aan de omvang van het groepsrisico.
Conclusie
Externe veiligheid vormt binnen dit plan geen obstakel voor het realiseren van het bestemmingsplan, ook omdat een en ander niet leidt tot meer dan 10 aanwezigen/verblijvenden binnen het plangebied. De bovenstaande verantwoording groepsrisico dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen (vastgesteld door de gemeenteraad op 12 februari 2014) en de daarin gemaakte keuzes.
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt hier voorwaarden aan de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
Bereikbaarheid
Het plangebied kent met name een verkeersfunctie; namelijk de Westelijke Parallelroute, het spoor Arnhem-Nijmegen en de Prins Mauritssingel. Zowel de Westelijke Parallelroute als de Prins Mauritssingel zijn van belang voor de bereikbaarheid van het spoor in geval van calamiteiten. Het spoor wordt hier in de toekomst voorzien van geluidsschermen met (vlucht)deuren om de 100 meter. Van belang is dat deze deuren bereikbaar blijven voor hulpverleners (v.a. Westelijke Parallelroute/busbaan Prins Mauritssingel). De panden die in het plangebied liggen moeten tot 10 meter te benaderen te zijn door brandweervoertuigen.
Bluswatervoorziening
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Bij de panden in het plangebied dient binnen 40 meter van de toegang tot het pand een primaire bluswatervoorziening te liggen (over het algemeen een brandkraan met een capaciteit van 30 m3/h voor woningen en 60 m3/h voor overige functies). Gezien de ligging van het spoor tussen de Prins Mauritssingel en de Westelijke Parallelroute ligt het voor de hand om langs deze wegen de primaire bluswatervoorziening dusdanig in te richten dat men bij incidenten op het spoor voldoende bluswater heeft. Hierover zou nader overleg plaats moeten vinden. De algemene voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in artikel 6.30 en 6.37 van het Bouwbesluit en de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan, wanneer bij de verdere uitwerking van het plan aandacht wordt besteed aan de bovengenoemde aandachtspunten.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. Zeker in de relatief stenige omgeving rond dit project kan het microklimaat extremer zijn en tot hinder leiden. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Desondanks blijft dit een locatie met bronnen voor luchtverontreiniging, zoals door verkeer opwervelend stof. Hierin kan in het ontwerp rekening gehouden worden door te zorgen voor het afvangen van luchtverontreiniging (hagen, boombeplanting etc.).
In het plangebied is sprake van een aantal leidingen die planologisch relevant zijn. Deze leidingen zijn opgenomen op de verbeelding en voorzien van een dubbelbestemming. In de dubbelbestemming is de bescherming van de leidingen gewaarborgd door een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden.
Het betreft de volgende leidingen:
Het merendeel van het plangebied is in gebruik voor infrastructuur. Dit betreffen de Prins Mauritssingel, de Margaretha van Mechelenweg, en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. Hierna zal het huidige profiel van de Prins Mauritssingel en de Margaretha van Mechelenweg worden beschreven.
Prins Mauritssingel
Stadinwaarts
De Prins Mauritssingel heeft stadinwaarts het volgende profiel:
- twee rijstroken, een uitvoegstrook voor autoverkeer richting ovatonde, in-uitvoegstrook voor de bus.
- twee rijstroken en een invoegstrook op de Prins Mauritssingel die overgaat in een vrijliggende busbaan.
- twee rijstroken, vrijliggende busbaan, een afslag richting tijdelijke bouwweg.
- twee rijstroken, vrijliggende busbaan en afslag richting Vrouwe Udasingel.
- twee rijstroken en een vrijliggende busbaan.
Staduitwaarts
De Prins Mauritssingel heeft staduitwaarts het volgende profiel:
- drie rijstroken.
- twee rijstroken met busbaan/uitvoegstrook naar tijdelijke bouwweg.
- twee rijstroken met eerst vrijliggende busbaan die overgaat in een uitvoegstrook naar ovatonde; halverwege de uitvoegstrook begint een vrijliggende busbaan naar de ovatonde.
- twee rijstroken, invoegstrook op de Prins Mauritssingel richting A15-Bemmel, uitvoegstrook voor de bus.
Margaretha van Mechelenweg
De Margaretha van Mechelenweg vormt de verbindingsweg tussen de ovatonde in het noorden en de Graaf Alardsingel in het zuiden en ligt ten westen van en parallel aan de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. De weg bestaat uit 2x1rijstroken.
Spoorlijn Arnhem-Nijmegen
De spoorlijn Arnhem-Nijmegen betreft een geëlectrificeerd spoor en bestaat in het plangebied grotendeels uit twee sporen. Ten noorden van de ovatonde bestaat de spoorbaan uit drie sporen in verband met de zuidelijke boog van de Betuweroute.
Op de gronden aan de noordgrens van het plangebied, tussen de spoorlijn Arnhem-Nijmegen en de Prins Mauritssingel, staat een voormalige agrarische bedrijfswoning. Verder zijn in het zuidelijke deel van het plangebied, direct aan de Magaretha van Mechelenweg, een grondwaterzuiveringsinstallatie en een UMTS/GSM-mast aanwezig.
Prins Mauritssingel
Stadinwaarts
Het profiel van de Prins Mauritssingel stadinwaarts zal op één onderdeel worden aangepast. Op het gedeelte van de Prins Mauritssingel tussen de ovatonde en Knoop Lent zal een vrijliggende busbaan worden aangelegd. Daardoor zal het wegprofiel op dit wegvak in de toekomst bestaan uit drie rijstroken voor autoverkeer en een vrijliggende busbaan. Hieronder is het beoogde dwarsprofiel weergegeven.
Beoogd dwarsprofiel van de nieuwe busbaan tussen de Ovatonde en de fietstunnel Vrouwe Udasingel-Margaretha van Mechelenweg
Beoogd dwarsprofiel van de nieuwe busbaan tussen de fietstunnel Vrouwe Udasingel-Margaretha van Mechelenweg en Knoop Lent
Staduitwaarts
Staduitwaarts zal het profiel van de Prins Mauritssingel niet gewijzigd worden. Er komt geen rijstrook bij.
Margaretha van Mechelenweg
De Margaretha van Mechelenweg bestaat uit twee rijstroken met aan één zijde een vrijliggend fietspad.
Spoorlijn Arnhem-Nijmegen
Langs een deel van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen zijn geluidsschermen geplaatst. Het tracé waarlangs de geluidsschermen zijn dan wel worden gerealiseerd, loopt van de spoorbrug over de Waal (km 15.480 in de kilometrering die ProRail hanteert) tot het bestaande scherm nabij de Stationsweg in Ressen (km 12.180). Langs het zuidelijk deel van het tracé worden aan twee zijden van de spoorlijn geluidswerende voorzieningen worden aangebracht. Langs het noordelijk deel van het tracé is alleen aan de westzijde van de spoorlijn een geluidsscherm gerealiseerd. De geluidsschermen hebben, afhankelijk van het gedeelte van het traject waar ze worden geplaatst, een hoogte die varieert van 1,5 tot 3 meter (gemeten ten opzichte van bovenkant spoorstaaf).
Een agrarische bedrijfswoning is in het bestemmingsplan als zodanig bestemd. De grondwaterzuiveringsinstallatie en de UMTS/GSM-mast aan de Magaretha van Mechelenweg blijven gehandhaafd en zijn positief bestemd.
De planvorm moet erop gericht zijn alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat enerzijds in zekere mate ontwikkelingen mogelijk zijn en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Uitgangspunt is een flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan. Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld.
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht) en de bijlagen (met de Staat van bedrijfsactiviteiten en de Staat van horeca-activiteiten).
Inleidende regels
Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.
Enkelvoudige bestemmingen
De bestemmingen Agrarisch, Bedrijf, Groen, Tuin, Verkeer en Water zijn allemaal enkelvoudige bestemmingen. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar slechts één hoofdfunctie is toegestaan.
Dubbelbestemmingen
De bestemmingen Leiding - Gas, Leiding - Hoogspanning, Leiding - Riool, Waarde Archeologie - 2, Waarde Archeologie - 3, Waterstaat - Waterbergingsgebied, en Waterstaat - Waterlopen zijn dubbelbestemmingen. Deze bestemmingen vallen samen met enkelvoudige bestemmingen. De dubbelbestemmingen kunnen onderling ook samenvallen. Er gelden dan meerdere dubbelbestemmingen voor dezelfde gronden. Bij de algemene regels is een voorrangsregeling opgenomen voor de situatie dat dubbelbestemmingen samenvallen.
Algemene regels
De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (zoals beeldende kunst, ondergronds bouwen), algemene gebruiksregels (zoals aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven) en overige regels.
Overgangs- en slotregels
Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels (naam bestemmingsplan).
Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouwmogelijkheden reeds bieden, zijn er extra mogelijkheden onder voorwaarden. Deze extra mogelijkheden kunnen worden geboden via een omgevingsvergunning en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden, de zogenaamde flexibiliteitsbepalingen. Met de gemeenteraad is echter afgesproken dat in nieuwe actualisatie bestemmingsplannen in beginsel geen gebruik meer wordt gemaakt van de mogelijkheid om wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden op te nemen. De raad wil namelijk zelf de plannen kunnen vaststellen waarin nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit houdt in dat voor ontwikkelingen die niet in dit bestemmingsplan zijn opgenomen een postzegelbestemmingsplan moet worden opgesteld. Er zijn nog wel wijzigingsbevoegdheden opgenomen bij de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en 3.
Wijzigingsbevoegdheden
Bij de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en 3 zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om deze dubbelbestemming te kunnen laten vervallen of juist op te nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Omgevingsvergunning
Het aantal mogelijkheden om een omgevingsvergunning (vml binnenplanse ontheffing) te verlenen is in dit bestemmingsplan beperkt. Uitgangspunt is zoveel mogelijk rechtstreekse flexibiliteit (bouw- en gebruiksmogelijkheden) te bieden ter voorkoming van extra procedures.
Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (vml aanlegvergunning) en/of het slopen van een bouwwerk (vml sloopvergunning) alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.
In het plangebied is één agrarische bedrijfswoning aanwezig. Aan deze agrarische bedrijfswoning en bijbehorend perceel is de bestemming Agrarisch en de bestemming Tuin gegeven. Binnen de bestemming Agrarisch is een bouwvlak opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw mag worden opgericht. Binnen het bouwvlak mogen ook bijgebouwen en aan- en uitbouwen worden gerealiseerd. De bestemming Tuin ligt aan de voorzijde van de woning. Binnen de bestemming Tuin zijn slechts beperkte bebouwingsmogelijkheden opgenomen.
Op grond van de algemene regel "Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten" zijn in woningen alsmede in aan- en uitbouwen onder voorwaarden andere functies toegestaan in de vorm van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan in (vrijstaande) bijgebouwen. In de regels is onder de begrippen gedefiniëerd wat onder aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten moet worden verstaan.
Verder is in het plangebied, aan de Dijkstraat, een grondwaterzuiveringsinstallatie aanwezig. Op de desbetreffende grond is in het bestemmingsplan de bestemming Bedrijf gelegd, inclusief een bouwvlak. De hoofdbebouwing van de grondwaterzuiveringsinstallatie ligt binnen dit bouwvlak. Aan een deel van het perceel is, afgezien van de bestemming Bedrijf, tevens de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterzuiveringsinstallatie' toegekend. Op dit deel van het perceel mogen maximaal vier (zee)containers worden geplaatst ten behoeve van de grondwaterzuiveringsinstallatie.
Tevens staat aan de Dijkstraat een UMTS/GSM-mast met enkele kleine bijbehorende gebouwtjes. De UMTS/GSM-mast is positief bestemd door daaraan, binnen de bestemming Verkeer, de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' te geven. De maximaal toegestane hoogte van de mast bedraagt 30 meter. De kleine bijbehorende gebouwtjes zijn niet specifiek bestemd; deze vallen onder de regeling omtrent de (bouw)werken ten algemenen nutte en zijn op die manier positief bestemd.
De openbare ruimte in het bestemmingsplangebied wordt voor het overgrote deel benut ten dienste van de functie verkeer. Dit betreft niet alleen autoverkeer op de Prins Mauritssingel en de Margaretha van Mechelenweg, maar ook railverkeer op het spoor Arnhem-Nijmegen. Een beperkt deel van de openbare ruimte in het plangebied bestaat uit groen en water.
Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor de Prins Mauritssingel (inclusief Ovatonde), de Margaretha van Mechelenweg en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. Onder de bestemming Verkeer worden geregeld wegen, pleinen, busbanen, fiets- en voetpaden, bruggen, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Op de gronden met de aanduiding 'railverkeer' zijn ook railverkeersvoorzieningen en daartoe benodigde gebouwen, bouwwerken, spoorwegwerken en werken waaronder kunstwerken, zoals bruggen en viaducten, toegestaan. Binnen de bestemming Verkeer zijn ook bijhorende voorzieningen zoals groen-, sport- en speelvoorzieningen, taluds en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Daarnaast zijn op basis van de algemene regel "(Bouw)werken ten algemene nutte" tevens straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, transformatorhuisjes e.d. toegestaan. Op grond van de definitiebepaling van straatmeubilair behoren ook de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bewegwijzering, verlichting, afvalinzamelsystemen, informatie- en reclameobjecten, e.d. tot de mogelijkheden. Deze aanvullende bepaling geldt overigens voor alle bestemmingen. Ook is er een algemene regel opgenomen voor "Beeldende kunst". Binnen alle bestemmingen is het oprichten van beeldende kunst tot een maximale bouwhoogte van 10 meter toegestaan. Verder zijn er bij de algemene regels "Parkeerregels" opgenomen. Wanneer er gebouwd wordt dan wel het gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken wijzigt, dient voldaan te worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.
Groen
De in het plangebied voorkomende grotere openbare groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de meeste overige bestemmingen zijn ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat niet al het groen ook als groen bestemd hoeft te worden. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemd hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers, rioolbuffers en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In de bestemming Groen zijn parkeervoorzieningen niet toegestaan.
Water
Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, is de bestemming Water toegekend. In dit geval is daarvan alleen sprake ter plaatse van het perceel waarop de grondwaterzuiveringsinstallatie is gevestigd. In andere gevallen valt water onder de bestemming Verkeer dan wel Groen. Gronden met de bestemming Water zijn bestemd voor de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en -berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken, kunstwerken zoals bruggen, duikers en andere waterstaatkundige werken. Ook zijn bijbehorend voorzieningen zoals groen, sport- en speelvoorzieningen mogelijk.
Leiding - Gas
Met de dubbelbestemming Leiding-Gas is de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding aangegeven. In het bestemmingsplan is rondom de leiding een zone van in totaal circa 17 meter aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Er kan wel een omgevingsvergunning, na advies van de leidingbeheerder, worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
Leiding - Hoogspanning
Met de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning is de ondergrondse hoogspanningsleiding aangegeven. In het bestemmingsplan is rondom de leiding een zone van in totaal circa 20 meter aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Er kan wel een omgevingsvergunning, na advies van de leidingbeheerder, worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
Leiding - Riool (dubbelbestemming)
Met de dubbelbestemming Leiding-Riool is de rioolwatertransportleiding aangegeven. In het bestemmingsplan is rondom de leiding een zone van in totaal circa 7 meter aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Er kan wel een omgevingsvergunning, na advies van de leidingbeheerder, worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)
In gebieden met een archeologisch belang (waarde 2) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 30 cm, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, ontheffing worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningen- en een sloopvergunningenstelsel opgenomen.
Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)
In gebieden met waarde 3 (terreinen van zeer hoge archeologische waarde ) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht waarvoor grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder het maaiveld, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, ontheffing worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningen- en een sloopvergunningenstelsel opgenomen.
Waterstaat - Waterlopen (dubbelbestemming)
De dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen is opgenomen voor de A-watergangen van het Waterschap. Dat wil zeggen dat zowel de hoofdbestemming Water hieronder valt als de aangrenzende oevers, die onder de beschermingszone vallen. Ook voor duikers in de watergang is deze bestemming opgenomen. In het bestemmingsplan is een zone van minimaal 1,5 meter aan weerszijden van de watergang aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Van deze bepaling kan wel worden afgeweken, na advies van de waterbeheerder(s). Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
Beeldende kunst
Bij de algemene regels is een regeling opgenomen ten behoeve van beeldende kunst. Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten, haltes, en schuilgelegenheden, is, onder voorwaarden, binnen alle bestemmingen toegestaan.
Ondergronds bouwen
Bij deze algemene regel staan de regels voor ondergronds bouwen aangegeven. Bij alle bestemmingen is ondergronds bouwen toegestaan, met dien verstande dat de dubbelbestemmingen onverkort van toepassingen blijven. Ondergrondse parkeervoorzieningen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan.
Archeologisch rijksmonument
Voor de gebieden met waarde 4 is geen dubbelbestemming opgenomen omdat deze gebieden al als archeologisch rijksmonument zijn aangewezen en daarmee voldoende beschermd zijn. Omdat het wel gewenst is om bij het raadplegen van het bestemmingsplan deze gebieden inzichtelijk te maken, is hiervoor een gebiedsaanduiding opgenomen. Voor ontwikkelingen op deze terreinen dient bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.
Met het bestemmingsplan wordt de thans bestaande situatie vastgelegd en wordt tevens de aanleg van een extra rijstrook stadinwaarts tussen de Ovatonde en Knoop Lent mogelijk gemaakt. De kosten (plankosten, bouwkosten etc) van een extra rijstrook worden gedekt uit het Programma Mobiliteit. In het Programma Mobiliteit is daarvoor budget gereserveerd. Ook de eventuele risico's zoals planschadeclaims komen ten lasten van dit budget. Aangezien de grond al eigendom is van de gemeente Nijmegen is vaststelling van een exploitatieplan op grond van art. 6.12 Wro niet noodzakelijk.
Bovenstaande overwegingen tonen aan dat de economische uitvoerbaarheid van de elementen betrekking hebbend op dit plan voldoende zijn gewaarborgd en het onderhavige bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.
In het kader van het vooroverleg zijn de volgende instanties in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het conceptontwerp-bestemmingsplan:
Van onderstaande instanties is een reactie binnengekomen. De reacties zijn hieronder opgenomen en van een gemeentelijke reactie voorzien.
Tennet / Alliander
Op de verbeelding staat een hoogspanningstracé getekend, echter deze is niet compleet. Wij verzoeken u om het volledige hoogspanningstracé op de verbeelding op te nemen.
Reactie Gemeente
Conform verzoek is het volledige hoogspanningstracé op de verbeelding opgenomen.
Gasunie
De Gasunie heeft de volgende opmerkingen over het bestemmingsplan:
Verbeelding
De gasleidingen lijken goed opgenomen op de verbeelding; de exacte ligging kan echter vanaf een pdf-bestand niet worden bepaald. Dit geldt ook voor de belemmeringenstrook, die 5 meter aan weerszijden van de betreffende leidingen dient te zijn.
Reactie Gemeente
De ligging van de gasleidingen is overgenomen uit een digitaal bestand waarop de leidingen zijn opgenomen. Aan weerszijden van de leidingen is een belemmeringenstrook opgenomen van 5 meter breed.
Planregels
Conform artikel 14 Bevb wordt verzocht om aan artikel 10.3.2 toe te voegen dat er geen kwetsbaar object mag worden toegestaan. Verder wordt verzocht om aan artikel 10.4.1 toe te voegen dat naast het aanbrengen van diepwortelende beplanting ook het rooien hiervan omgevingsvergunningsplichtig is.
Reactie Gemeente
Deze opmerkingen zijn verwerkt, met dien verstande dat het niet toestaan van kwetsbare objecten is opgenomen in (het voormalige) artikel 10.3.1 in plaats van artikel 10.3.2.
Plantoelichting
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard, maar er bestaat wel de mogelijkheid om een extra rijbaan aan te leggen. Verzocht wordt om hierover technisch overleg te hebben met de tracébeheerder, om zo de veiligheid van de leiding en de omgeving te waarborgen.
Reactie Gemeente
Uit het technisch overleg is gebleken dat het aanleggen van de busbaan geen raakvlak heeft met de aanwezige leidingen van de Gasunie. De feitelijke werkzaamheden in verband met de nieuwe busbaan vinden ten zuiden van de gasleiding plaats. Op de plaats van de gasleiding vinden dus geen werkzaamheden plaats.
Waterschap
Het Waterschap heeft de volgende opmerkingen over het concept-bestemmingsplan Prins Mauritssingel.
Plantoelichting:
In de toelichting is correct aangegeven dat voor de Waalsprong het WIW 2009 geldt. De infrastructuur, waaronder tevens de HOV begrepen is, valt echter niet onder het WIW. Dat betekent dat voor uitbreiding van verharding van de infrastructuur, alsnog compenserende waterberging gerealiseerd moet worden. Wel zal deze waterberging afwateren op het watersysteem Waalsprong dat onder het WIW valt. Voor het splitsingspunt bij knooppunt Lent is de nieuwe waterhuishouding in een waterhuishoudingsplan vastgelegd. Ook voor de HOV bij Woenderskamp is de berging en afvoer van het hemelwater separaat geregeld, door berging in zaksloten te realiseren waarbij een bui van T=100+10% niet tot inundatie mag leiden. Ook voor de HOV bij de Prins Mauritssingel geldt deze situatie. Graag daarom toevoegen dat voor de toename van het verhard oppervlak compenserende waterberging gerealiseerd dient te worden. Deze berging mag gerealiseerd worden in droogvallende zaksloten parallel aan de HOV voorziening, en dient minimaal 64 mm te kunnen bevatten (conform de vuistregel voor de bui van T=100+10%) .
In de toelichting wordt voorts niet gesproken over de aanwezige rioolwatertransportleiding ter hoogte van de westzijde van de ovatonde. Graag toevoegen. Dit zou kunnen in de paragraaf kabels en leidingen op pagina 34. De daar genoemde rioolwaterpersleidingen ten zuiden van de ovatonde, wijken af van de ten westen van de ovatonde gelegen leiding van het waterschap.
Reactie Gemeente
Deze opmerkingen zijn verwerkt in de plantoelichting, paragraaf 3.2.2 (de watertoets) en in paragraaf 4.8 (Kabels en leidingen).
Verbeelding:
Reactie Gemeente:
De rioolwatertransportleiding aan de westzijde van de ovatonde, voorzover gelegen binnen het plangebied, is op de verbeelding opgenomen.
Veiligheidsregio Gelderland Zuid
De Veiligheidsregio Gelderland Zuid (sector Brandweer) heeft laten weten in dit specifieke geval geen gebruik te zullen maken van het adviesrecht over de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid. De reden daarvoor is dat het bestemmingsplan een actualisatie betreft van een plan met overwegend een verkeersfunctie. Deze functie wijzigt niet in de toekomstige versie. De invloed van de actualisatie op het externe veiligheidsrisico is dan ook verwaarloosbaar. Bijkomstige reden is het gegeven dat de functie verkeer niet of nauwelijks bijdraagt aan de omvang van het groepsrisico.
Reactie Gemeente
De reactie van de Veiligheidsregio wordt opgenomen in de paragraaf externe veiligheid.