direct naar inhoud van Toelichting (ontwikkel-/postzegelplannen)
Plan: Landschapszone - 10 (ontsluitingen)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP24010-VG01

Toelichting (ontwikkel-/postzegelplannen)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met het plan wordt beoogd om omwonenden van de Van Boetzelaerstraat, Notensteinstraat en hulpdiensten veilig de wijk in en uit te laten rijden. De Van Boetzelaerstraat is een bestaande oude landweg. Het oude karakter van de Van Boetzelaerstraat dient zo veel mogelijk te worden behouden, waarop de Notensteinstraat als ontwerp op aan zal sluiten.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is de Van Boetzelaerstraat en Notensteinstraat. Het plangebied ligt tussen de Griftdijk Noord en Huis Oosterhout in en ligt ten zuiden van de Gladiusstraat.

De gronden in het plangebied vallen als klein deelgebied onder de volgende kadastraal percelen: D2602, D2643 en D2864. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 4200m².

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP24010-VG01_0001.png"

Luchtfoto 2018

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied ligt op dit moment in twee verschillende bestemmingsplannen. De vigerende bestemmingsplannen betreffen:
1) het bestemmingsplan Landschapszone. Dit bestemmingsplan is door de raad op 16 december 2009 vastgesteld; het plan is op 22 december 2010 onherroepelijk geworden.
2) het bestemmingsplan Nijmegen Woonpark Oosterhout 2013. Dit bestemmingsplan is door de raad op 14 mei 2013 vastgesteld; het plan is op 26 juni 2013 onherroepelijk geworden.

De beoogde ontwikkeling past niet in de vigerende bestemmingsplannen, omdat binnen de bestemming groen het niet mogelijk is om een ontsluitingsweg aan te leggen.

Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

Het plangebied is momenteel in gebruik als weg en braakliggend terrein. De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door een overgangszone van de noordelijk gelegen woonwijk naar een open en parkachtig landschap naar het zuiden en westen gericht.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

Aan de Van Boetzelaerstraat en Notensteinstraat worden maximaal 14 vrijstaande woningen gebouwd, welke voor verkeer ontsloten moeten worden op de Van Boetzelaerstraat en Volsellastraat. Het gebied houdt een landelijk karakter met veel groen (o.a. knotwilgen). De Van Boetzelaerstraat en Notensteinstraat sluiten hier op aan door een "karrenspoor" indeling. De oostelijke verbindingsweg tussen de Van Boetzelaerstraat en Notensteinstraat wordt een fietsverbinding van Oosterhout naar Lent. Op dit stuk is de auto 'te gast'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP24010-VG01_0002.png"

2.3 Stedenbouwkundige karakteristieken

De Van Boetzelaerstraat en Notensteinstraat krijgen hetzelfde wegprofiel (het 'karrenspoor'): Een weg van 4 meter en 60 centimeter breed waarvan de middelste 60 centimeter een groene uitstraling krijgt door het gebruik van grasbetontegels. Er komen geen separate voet- en of fietspaden langs de twee straten, waardoor het landelijke karakter versterkt wordt.

De verbindingsweg tussen de Van Boetzelaerstraat en Notensteinstraat is een zogenoemde 'fietsstraat', waar gemotoriseerd verkeer ondergeschikt is aan de fietser.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Relevant rijksbeleid

3.1.1 Rijksbeleid

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met dit plan wordt een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de bereikbaarheid. Het plan draagt daardoor bij aan het Rijksbeleid .

3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking

Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte'). Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan . Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming.

Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen (ook al lijkt artikel 3.1.6, lid 2, Bro anders te suggereren).

De derde trede van de eerdere Ladder onderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is geschrapt.

Er is een nieuw onderdeel toegevoegd aan artikel 3.1.6 (lid 3) Bro waarmee de Laddertoets bij flexibele planvormen (wijzigings- of uitwerkingsplan) kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.

De in het plan voorziene ontwikkeling kan niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is. In dit bestemmingsplan wordt alleen de ontsluiting geregeld van de 14 woningen. De mogelijkheid voor woningbouw is planologisch al vastgesteld in het bestemmingsplan Landschapszone.

3.1.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat er geen woningen worden toegevoegd en er geen nationale belangen worden geschaad. 

3.2 Relevant provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gelderland (december 2015) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsvisie relevant:

Natuur- en landschapsbeleid

De provincie spant zich in voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het uitgangspunt is dat in het GNN geen nieuwe initiatieven plaatsvinden, behalve ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan. In de GO is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals de weidevogelgebieden en de rustgebieden voor winterganzen. De provincie treft maatregelen vanwege de bescherming, de instandhouding of het herstel van biotopen, leefgebieden, een gunstige staat van instandhouding en het Natuurnetwerk Nederland. De provincie beschermt de achttien Natura2000 gebieden die in het GNN liggen. Verder richt het beleid zich op behoud van de basiskwaliteit van landschappen in Gelderland. Voor de landschappen van bovenregionale waarde geldt een beschermingsregiem met kernkwaliteiten en met een juridisch vangnet in de verordening, zodat de provincie in gesprek kan komen indien het provinciaal belang in het geding raakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP24010-VG01_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP24010-VG01_0004.png"

De locatie ligt buiten het GNN en of GO. De impact van de planologische ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt is verwaarloosbaar klein op deze natuurgebieden.

3.2.2 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid. Het provinciaal belang voor Natuur en Landschapsbeleid wordt niet geschaad.

3.3 Relevant gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Nijmegen 2013

De structuurvisie Nijmegen 2013 bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en geeft de keuzes weer die de gemeente Nijmegen maakt in het ruimtelijk beleid. Met de Structuurvisie wordt invulling gegeven aan de ruimtelijke ambities, die zijn vertaald in een uitvoeringsprogramma. De Structuurvisie kent een planhorizon van 10 jaar.

In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Structuurvisie relevant:

Waalsprong
In 2007 is het eerste Ontwikkelbeeld voor de Waalsprong opgesteld. Veel van de ambities daaruit zijn waargemaakt, maar de tijd is veranderd: de economische crisis en de situatie op de woningmarkt betekenden het einde voor de PPS-constructie in de Waalsprong. De regie is meer dan voorheen in handen van de gemeente Nijmegen. Alles tesamen noodzaakt dat een nieuwe kijk op de opgaven in de Waalsprong. Het resultaat is een geactualiseerd Ontwikkelbeeld. Een Ontwikkelbeeld dat geen gedetailleerd eindplaatje biedt, maar dient als kapstok voor de verdere ontwikkeling van de Waalsprong. Op onderdelen worden andere accenten gelegd: met duurzame stedelijke ontwikkeling als basisprincipe, meer vraaggericht en organisch ontwikkelen, ruimte voor ontmoeting in de woonwijken en meer ruimte voor experimenten. Het raamwerk van groen, infrastructuur en water in de Waalsprong is inmiddels grotendeels aangelegd of in ontwikkeling. Binnen dit raamwerk zetten we in op een meer organische en vraaggestuurde ontwikkeling. Zo ontstaat een veelkleurig mozaïek van woonbuurten met variatie in identiteiten, dichtheden en woonvormen. Bij een aantrekkelijk stadsdeel met hoogwaardige kwaliteit hoort uiteraard ook een aantrekkelijk aanbod van economische functies, goed bereikbare en toegankelijke voorzieningen en een zorgvuldige ingerichte openbare ruimte die bewegen, spelen, sporten, recreëren en ontmoeting stimuleert. De opgave is om de komende vijftien jaar in de Waalsprong nog zo'n 8.000 woningen te bouwen. Het Ontwikkelbeeld geeft hiervoor de richting aan, maar biedt geen blauwdruk met precieze aantallen woningen per deelgebied. Door veelsoortige kleinere projecten naast elkaar te ontwikkelen kan het tempo van woningbouw in de Waalsprong hoog blijven. Uitgangspunt daarbij is de realisatie van kwalitatief hoogwaardige en afgeronde woonwijken en woonbuurten, aansluitend op bestaande woongebieden. Beeldbepalend voor de Waalsprong zal de ontwikkeling zijn van het gebied van de stedelijke Knoop Lent met winkels en ondersteunende voorzieningen tot aan de horeca op de nieuwe kade aan de Waal en de recreatieve invulling van het stadseiland Veur Lent en de nevengeul. In de tussentijd bieden we waar mogelijk ruimte voor experimenten, bijvoorbeeld via tijdelijk anders gebruik/bestemmen. We willen waar mogelijk bewonersinitiatief stimuleren en de beschikbare ruimte flexibel benutten.

3.3.2 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Stedenbouwkundige/landschappelijke aspecten

De ontsluitingswegen worden ingepast in het omringende landschap. Dit is in paragraaf 2.3 beschreven van deze toelichting.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

In de omgeving liggen geen bedrijven die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling.

4.3 Geluid

Er zijn geen (bijzondere) akoestische eisen aan de onsluitingswegen. De maximale snelheid op de ontsluitingswegen is 30 km/uur of minder. Daarmee wordt eventuele geluidhinder voorkomen.

4.4 Luchtkwaliteit

De verhoging van het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen is dermate laag dat dit geen meetbaar effect zal hebben op de luchtkwaliteit.

4.5 Geur

Er zijn geen activiteiten in de omgeving die van invloed kunnen zijn op geuroverlast.

4.6 Externe veiligheid

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. Over het plangebied liggen de invloedsgebieden van het spoor van Nijmegen naar Arnhem en van de Betuwespoorlijn. De afstand van deze spoorlijnen tot het plangebied is echter dusdanig groot dat alleen een zeer onwaarschijnlijk toxisch scenario kan optreden. Hiervoor is in de beleidsvisie van de gemeente Nijmegen (februari 2014) een standaard verantwoording opgesteld op pagina 33.

Doorwerking plangebied

Op grond van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de planontwikkeling.

4.7 Bodem

Het inzicht in de bodemkwaliteit hoeft in dit bestemmingsplan alleen bekend te zijn op locaties waar nog gebouwd gaat worden. Aangezien er niet gebouwd gaat worden is aanvullend bodemonderzoek niet nodig. Wel kan gesteld worden vanuit onderzoeken uit de omgeving dat het grondwater waarschijnlijk licht verontreinigd zal zijn, welke geen risico's vormen voor wonen.

4.8 Water

De zeer beperkte verhoging van oppervlakte verharding heeft geen negatieve invloed op het infiltreren van regenwater in de bodem. Er zijn voldoende sloten en greppels in de omgeving om water op te vangen.

4.9 Flora en Fauna

De bescherming van plant- en diersoorten is geregeld in de Flora- en faunawet. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en Faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de regel dat het kappen van bomen alleen mag plaatsvinden buiten het broedseizoen.

4.10 Cultuurhistorie en archeologie

In het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten of objecten die op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed zijn geplaatst. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Nijmegen wordt het grootste deel van het projectgebied aangeduid met 'waarde 0'. Er is geen archeologisch onderzoek nodig binnen het gebied. Alleen de Van Boetzelaerstraat valt daar buiten. Dit deel is gelegen binnen de "Wetgevingzone – waarde archeologie 1". Gronden binnen deze wetgevingzone hebben een lage, middelhoge of nog onbekende archeologische verwachtingswaarde. Voor deze gronden geldt dat het verboden is om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bodemingrepen te (laten) doen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 2500 m² en dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld, tenzij op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

4.11 Verkeer en parkeren

In het plan zijn voldoende parkeerplaatsen opgenomen. Aan het westelijk deel van de Notelsteinstraat worden zogenoemde 'langsparkeervakken' aangelegd. De wegen in het plan zijn verdeeld in twee categorieën: fietsstraat en woonerf.

4.12 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied bevinden zich ondergrondse 50KV hoogspanningskabels van Liander.
Deze kabels worden via een dubbelbestemming beschermd tegen graaf- en bouwactiviteiten. De kabels zelf vormen geen risico voor de omgeving.

4.13 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat, de duurzaamheidsagenda 2011-2015 en de nota Duurzaamheid in Uitvoering 2013-2017 vastgelegd.

Hoofddoelstelling is dat Nijmegen op termijn energieneutraal wordt en dat de stad zich voorbereidt op klimaatverandering. Kernbegrippen hierbij zijn mitigatie en adaptatie.

Mitigatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.

Opwekking duurzame energie en duurzame mobiliteit

Nijmegen wil in 2045 een stad zijn die in zijn eigen energiebehoefte voorziet. Energiebesparing en duurzame energie zijn de leidraad en iedereen in de stad kan straks meewerken aan deze lange termijn energievisie. Inzetten op duurzaamheid is tegelijk een belangrijke kans voor economische groei. Nijmegen kan in 2045 een energieneutrale stad zijn door 50% energie te besparen en 50% energie duurzaam op te wekken (ten opzichte van totaal stedelijk energieverbruik 2009). Het plan biedt ruimte om duurzame energie op daken op te wekken.

De woningen zullen via het warmtenet van duurzame warmte en warm water voorzien worden. Duurzame elektriciteit kan o.a. met zonnecellen opgewekt worden. Gezien de behoefte die ook voor duurzame elektriciteit ontstaat om elektrische voertuigen op te laden heeft het de voorkeur dakvomen en oriëntaties zoveel mogelijk op een optimale zonne-expositie af te stemmen.

Het ontwikkelgebied rond de openbaar vervoersknoop station Lent, waar ook meerdere fietsroutes samenkomen, leent zich uitermate voor woonvormen met beperkter autogebruik; voor dit soort ontwikkelingen biedt het parkeerbeleid de mogelijkheid om met maatwerk lagere parkeernormen vast te stellen. Daarnaast is het juist in deze omgeving gewenst voldoende laadmogelijkheden voor elektrische voertuigen te realiseren.

Klimaataspecten

In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.

Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Door groenontwerp en waterhuishouding te combineren kunnen de aanwezige en potentiële ecologische waarden van het gebied vergroot worden.

In de Waalsprong zijn de grotere groen- en waterstructuren gekoppeld. Het regenwater wordt grotendeels afgekoppeld en over het oppervlak naar wadi's afgevoerd. Omdat deze afvoerstructuur niet door de maatvoering van buizen beperkt wordt, is ze uitermate geschikt om zwaardere buien tijdelijk in de openbare ruimte op te vangen.

Op een kleiner schaalniveau moet het optreden van hitte-eilanden voorkomen worden. Dit geldt in het bijzonder voor versteende delen van het plangebied, zoals door bebouwing omsloten parkeerterreinen. Waar mogelijk moeten deze door beplanting in de vorm van bomen en/of pergola's beschaduwd worden.

Voor woningbouw en utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.

Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. Nijmegen en de corporaties hebben het Groen Akkoord ondertekend, dat voorziet in het gebruik van de GPR-methodiek om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen, voor zorgwoningen is een aanvullende checklijst opgesteld.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de StandaardVergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP), de verbeelding is getekend conform Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012) en wordt uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012)

5.2 Systematiek van de planregels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).

5.3 Beschrijving per bestemming

In het plangebied is de bestemming Verkeer dominant aanwezig. Deze bestemming laat functies als verblijf, verplaatsing en verkeerswegen e.d. toe. Daarnaast is er de mogelijkheid om te parkeren en kunstwerken voor waterstaatkundige toepassingen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Kostenverhaal

De voorgestelde bestemmingsplanwijziging maakt het mogelijk een Verkeersbestemming in het plangebied te realiseren. De gemeente is eigenaar van het gehele gebied.

Het plangebied maakt deel uit van de grondexploitatie Waalsprong. Dit heeft tot gevolg, dat de financiële regie via een gemeentelijke grondexploitatie loopt.

Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar is. Via verkoop van omliggende gronden is het kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.

6.2 Financiële haalbaarheid

Het plan wordt gemaakt in opdracht en op kosten van de gemeente Nijmegen.

De betreffende locatie is eigendom van de gemeente Nijmegen. Dekking van de te maken kosten vindt plaats door de verkoop van bouwrijpe kavels. Derhalve kan gesteld worden dat dit (postzegel)bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is. Aangezien het gehele terrein in eigendom van de gemeente is en door de grondopbrengsten uit de omgeving het kostenverhaal verzekerd is, hoeft bij vaststelling van het plan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

Derhalve kan gesteld worden, dat het plan financieel-economisch uitvoerbaar is

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Voor de procedure heeft het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van 6 weken (van 13 juni t/m 24 juli 2019) ter inzage gelegen. Tegen dit plan zijn door twee partijen zienswijzen ingediend.

In de Nota zienswijzen zijn de zienswijzen beschreven en van reactie van het college voorzien.
De zienswijzen hebben geleid tot het wijzigen van een aantal regels en de verbeelding.

Verbeelding:

1. Er is meer bestemming Groen toegevoegd aan de verbeelding aan de noord-oost zijde van de Van Boetzelaerstraat. Dit heeft tot doel om het groen te borgen in het bestemmingsplan.

2. De bestemming Verkeer is verkleind ten gunste van de bestemming Groen aan de westzijde van de Notensteinstraat. Dit heeft tot doel om 'dwarsparkeren' onmogelijk te maken. Er wordt alleen 'langsparkeren' toegestaan.

Regels:

1. Hoofdstuk 1 (Inleidende regels), artikel 1 (begrippen): art. 1.21 'belemmerende strook' is toegevoegd.

2. Hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels), artikel 5 Leiding - Hoogspanning: art. 5.1 is gewijzigd in:
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding, met de daarbij behorende:

  • a. Belemmerde strook;
  • b. Voorzieningen.

3. Hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels), artikel 5 Leiding - Hoogspanning: art. 5.4 is gewijzigd in:


5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in lid 5.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen, het planten of kappen van bomen en het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 0,80 meter onder maaiveld;
  • e. het uitvoeren van grondbewerking , waartoe worden gerekend afgravingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, dieper dan 0,80 meter;
  • f. het aanleggen van rioleringen, drainage, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • g. het opslaan van zaken en goederen (waaronder begrepen afvalstoffen en (brandbare) stoffen en of materialen);
  • h. het aanleggen van opstallen;
  • i. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur.

5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad.

5.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Bijlage bij de regels:

1. In de drie dwarsprofielen worden de (grijsgekleurde) grasbetontegels aangepast en verdiept weergegeven. Dit heeft tot doel om de tekeningen in overeenstemming met het plan te krijgen. De grasbetontegels worden verdiept aangelegd zodat deze niet zichtbaar zijn in het straatbeeld.

Toelichting:

1. Hoofdstuk 4 (sectorale aspecten), artikel 4.11 (Verkeer en parkeren); 'Aan het westelijk deel van de Notelsteinstraat worden zogenoemde 'langsparkeervakken' aangelegd' toegevoegd.

7.2 Overleg

Er spelen geen rijks-, water- dan wel provinciale belangen. Vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is niet nodig.

Bijlagen bij toelichting

Er zijn geen bijlagen bij de toelichting